Gemeenteblad van Breda
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2018, 141272 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2018, 141272 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018
Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 14 juni 2018 de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018 heeft vastgesteld.
De verordening wordt van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.
Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.
De raad van de gemeente Breda;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 februari 2018;
Gelet op de artikelen 147 en 149 Gemeentewet;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:5 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing, ongeregeldheden en straatintimidatie
Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw in groepsverband, dan wel afzonderlijk onnodig op te dringen, anderen uit te jouwen of met aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen dan wel door anderszins uitdagend gedrag, vanuit het oogpunt van onder andere ras, godsdienst, levensovertuiging, seksuele geaardheid, politieke gezindheid, strafrechtelijk verleden, geslacht of gezondheid, anderen te intimideren, dan wel anderszins lastig te vallen of aanleiding te geven tot mogelijke ongeregeldheden.
Artikel 2:2 Melding betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, doet daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 72 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijke melding aan de burgemeester.
Afdeling 4. Bruikbaarheid van de weg
Artikel 2:4A Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
De vergunning kan worden geweigerd:
indien niet is voldaan aan reclame in de openbare ruimte conform het gestelde in het beleidsplan Buitenreclame 2020. Het college kan hiertoe nadere regels stellen ten aanzien van de uitvoering.
Onder reclame in de openbare ruimte verstaan: elke actuele aanduiding van commerciële of niet-commerciële aard in de vorm van een opschrift, aankondiging en/of mededeling al dan niet in combinatie met een attentie-element (object of een uitstalling) voor zover deze in de openbare ruimte is geplaatst.
Artikel 2:5 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Verordening wegen Noord-Brabant, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de meest actuele versie van de op de Telecommunicatiewet gebaseerde verordening van de gemeente Breda.
Artikel 2:6 Maken, veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de meest actuele versie van de op de Telecommunicatiewet gebaseerde verordening van de gemeente Breda.
Artikel 2:11 Organiseren evenement
Het college stelt jaarlijks een reserveringskalender vast voor het volgende kalenderjaar met in acht name van door het college vastgestelde beleidsregels en de afstemming met de nood- en hulpdiensten. Degene die voornemens is een A-, B-, of C- evenement te organiseren kan het college jaarlijks voor 1 oktober verzoeken een evenement te plaatsen op de kalender van het volgende jaar. Een dergelijk verzoek is geen aanvraag als bedoeld in het eerste lid. Aan de plaatsing van een evenement op de kalender kunnen geen rechten worden ontleend als bedoeld in het eerste lid.
Afdeling 7. Bescherming woon – en leefklimaat en tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Artikel 2:15 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Inrichting: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, alsmede een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden, uitgezonderd inrichtingen waarvoor een vergunning verplicht is als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:16 Gebiedsaanwijzing
De burgemeester kan ter bescherming van de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid gebieden aanwijzen waarbinnen het verbod als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid, van toepassing is.
Artikel 2:20 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester de in artikel 2:17, eerste lid, bedoelde vergunning weigeren:
indien de exploitant of de leidinggevende(n) binnen 3 jaar voor de aanvraag een inrichting heeft geëxploiteerd die op grond van (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde, dan wel aantasting van het woon- en leefklimaat, dan wel op grond van artikel 13b van de Opiumwet, gesloten is geweest;
Artikel 2:21 Vergunningverlening
De burgemeester verleent op de aanvraag als bedoeld in artikel 2:18 de vergunning als er geen weigeringsgronden zijn als genoemd in artikel 2:20.
Artikel 2:23 Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is verboden een overeenkomstig artikel 2:22 gesloten inrichting te betreden of daarin te verblijven.
Artikel 2:24 Aanwezigheid leidinggevende in inrichting
Het is verboden een inrichting voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of leidinggevende aanwezig is.
Artikel 2:25 Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 wordt de vergunning, als bedoeld in artikel 2:17, eerste lid, door de burgemeester ingetrokken indien:
aannemelijk is dat de exploitant of leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 2:27:A: Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een inrichting geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 2:28 Overgangsbepaling
Bij een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 2:16 geldt, in afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 2:17, het hierin genoemde verbod voor de in deze paragraaf genoemde inrichtingen, 3 maanden na de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van de inwerkingtreding van het besluit tot het weigeren of intrekken van een aangevraagde vergunning voor zover dat eerder is.
Paragraaf 7B. Overige bedrijven
Artikel 2:30 Gebiedsaanwijzing
De burgemeester kan ter bescherming van de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid in de gemeente of een deel daarvan of in en rondom een gebouw, bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod als bedoeld in artikel 2:31 van toepassing is voor:
Artikel 2:31 Vergunningsplicht
Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
in een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet handelingen en/of werkzaamheden worden verricht die zijn aan te merken als het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als smartshop, headshop, belshop of internetcafé;
Artikel 2:34 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in artikel 2:31 weigeren indien:
indien het een bedrijf betreft als bedoeld in artikel 2:29, onder a, de exploitant en de beheerder/leidinggevende niet 18 jaar of ouder zijn of niet voldoen aan de bij of krachtens artikel 8, lid 1, aanhef en onder b en c en lid 2, van de Drank- en Horecawet aan beheerder/leidinggevende gestelde eisen;
de exploitant of beheerder/leidinggevende(n) binnen 3 jaar voor de aanvraag het bedrijf een bedrijf of inrichting heeft geëxploiteerd die op grond van (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde, dan wel aantasting van het woon- en leefklimaat, dan wel op grond van artikel 13b van de Opiumwet, gesloten is geweest;
Artikel 2:35 Vergunningverlening
De burgemeester verleent op de aanvraag als bedoeld in artikel 2:32 de vergunning als er geen weigeringsgronden zijn als genoemd in artikel 2:34.
Artikel 2:37 Aanwezigheid in gesloten bedrijf
Het is verboden een overeenkomstig artikel 2:36 gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
Artikel 2:38 Aanwezigheid leidinggevende in bedrijf
Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder/leidinggevende aanwezig is.
Artikel 2:39 Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in artikel 2:31 intrekken of wijzigen:
indien aannemelijk is dat de exploitant of beheerder/leidinggevende van het bedrijf betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit het bedrijf die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting; of
Artikel 2:41 College als bevoegd orgaan
Indien een inrichting geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 2:42 Overgangsbepaling
Bij een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 2:30 geldt, in afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 2:31, het hierin genoemde verbod voor de in het aanwijzingsbesluit genoemde bedrijfsmatige activiteiten, 3 maanden na de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van de inwerkingtreding van het besluit tot het weigeren of intrekken van een aangevraagde vergunning voor zover dat eerder is.
Artikel 2:43 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
stadion: het voetbalstadion gelegen aan Stadionstraat 23, inclusief het gebied dat wordt omsloten door de parallelweg Lunetstraat (vanaf hoek Spinveld) en de Valveeken, voor zover deze parallel loopt met de Lunetstraat, de spoorlijn Breda-Breda Prinsenbeek en de Westerparklaan, met de daarbij behorende bermen.
Indien de melding, gelet op het tijdstip waarop de speeldatum wordt vastgesteld, niet ten minste 30 dagen voor de vastgestelde speeldag van de voetbalwedstrijd kan worden gedaan, doet de organisator onmiddellijk na de vaststelling van de speeldatum schriftelijk melding daarvan aan de burgemeester, met dien verstande dat dit ten minste 1 week voor de speeldatum dient te geschieden.
Artikel 2:45 Opvolgen aanwijzingen van ambtenaar
Personen, die zich door kleding, uitrusting of gedragingen als voetbalsupporters, en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven en te blijven op de wedstrijddag.
Artikel 2:46 Ordeverstoring, onnodig opdringen, uitdagend gedrag e.d. bij een betaald voetbalwedstrijd
Artikel 2:48 Supportersstromen
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te bezoeken wedstrijd zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet om hun weg naar het stadion te vervolgen zodra ze de gemeente bereiken.
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet om direct na afloop van de wedstrijd te vertrekken en weg te blijven uit de gemeente.
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de wedstrijd alsmede op een of andere wijze de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren dan wel racistisch gedrag vertonen of racistische uitlatingen doen zijn verplicht zich in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet op eerste aanzegging van de politie buiten de gemeentegrenzen te begeven in de door de politie aan te geven route en richting, behalve indien zij woonachtig zijn in de gemeente Breda.
Afdeling 9. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:50 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen
Voor zover deze middelen of voorwerpen worden aangeplakt of aangebracht met het doel goederen, diensten of activiteiten aan te prijzen dan wel voor zover het verkeer alleszins in gevaar komt of dreigt te komen.
Artikel 2:52 Bezit van inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden op een openbare plaats te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:56 Hinderlijk drankgebruik op een openbare plaats en in een door het college aangewezen gebied
Het is verboden op een openbare plaats alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins overlast dan wel hinder veroorzaken aan weggebruikers of bewoners van nabij gelegen woningen of een gerechtvaardigde vrees daarvoor is.
Artikel 2:59 Hinder in verband met bedreiging van de openbare orde (samenscholing)
Het is verboden op of aan een openbare plaats, die door de burgemeester is aangewezen omdat het belang van de bescherming van de openbare orde dit naar zijn oordeel nodig maakt, deel te nemen aan een groep van meer dan vier personen, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat deze groep een bedreiging van de openbare orde met zich meebrengt.
Artikel 2:61 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op de weg of op een andere voor publiek toegankelijke plaats of van daar zichtbaar, zijn natuurlijke behoefte te doen elders dan in de daarvoor bestemde plaatsen.
Afdeling 10. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:70 Drugsoverlast op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 12. Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen en/of erven op basis van wapens, illegaal gokken e.d.
Artikel 2:71 Sluiting voor publiek toegankelijke gebouwen en/of erven
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten, als daar:
zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van het voor publiek toegankelijk gebouw en/of het bij dat gebouw behorende erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid.
Afdeling 13. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen en woonoverlast
Artikel 2:72 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1; 2:14; 2:46; 2:47 of 2:54 van de onderhavige verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:73 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:74 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op openbare plaatsen, in de gehele gemeente Breda. Voor gebieden waar de bebouwing primair en uitsluitend wordt gebruikt voor bewoning, gelden de volgende voorwaarden:
Artikel 2:75 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
h. een verklaring en het rapport van de GGD dat de seksinrichting , zijnde een prostitutiebedrijf of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar, dan wel met een seksbioscoop, seksautomatenhal of sekstheater, voldoet aan de vereisten zoals vastgesteld in de door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde beleidsregeling in verband met gezondheid en zedelijkheid.
Artikel 3:3 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:6 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie ; en
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden en door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel uit te lokken dan wel op deze uitnodiging of uitlokking in te gaan.
Met het oog op de in artikel 3:10, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren of een daartoe aangewezen Buitengewoon opsporingsambtenaar aan personen die zich bevinden op of aan de wegen en bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:10, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3:8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijken
Het verbod in het voorgaande lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:2, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, achterwege worden gelaten, in het belang van:
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:10, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en de natuur
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:1:a Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
geluidsgevoelige gebouwen: Woningen en verblijfsruimten binnen onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, psychiatrische inrichting en kinderdagverblijven. Onder verblijfsruimte wordt verstaan:
onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede ruimten voor patiëntenhuisvesting van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven ;
Artikel 4:1:b: Aanwijzing collectieve dagen voor inrichtingen met als hoofdfunctie “Horeca” binnen de singels (centrumhoreca) en buurthuizen
De geluidnorm als bedoeld in het vierde lid heeft betrekking op versterkte muziek, waarbij nog gecorrigeerd moet worden voor muziekgeluid (10 dB) alvorens getoetst wordt aan de grenswaarde. Correctie voor het feit dat de inrichting niet een gehele etmaalperiode in bedrijf is (bedrijfsduurcorrectie) is op deze waarde niet van toepassing.
Artikel 4:1:c: Kennisgeving incidentele festiviteiten (sport-, recreatieinrichtingen, horecagelegenheden buiten de singels en buurthuizen)
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste drie werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Afdeling 2. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2:1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Afzetten: onderhouds- c.q. beheermaatregel binnen een Landschapselement, in de vorm van het periodiek kappen van hakhout ter uitvoering van regulier onderhoud, waarbij de houtopstand tot op enkele (tientallen) centimeters boven de grond wordt afgezaagd met als doel, naast eventuele houtoogst, het verjongen van de houtopstand ter verbetering en bestendiging van het ecologisch functioneren van de houtopstand.
Boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven met een minimale hoogte van 200 centimeter en een duidelijke - al dan niet betakte - stam en een duidelijke kroon, met dien verstande dat, indien een duidelijke kroon ontbreekt als gevolg van het knotten deze houtopstand tevens wordt aangemerkt als boom.
Dunnen: onderhouds- c.q. beheermaatregel binnen een Landschapselement, in de vorm van kap als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei en instandhouding van de overblijvende houtopstand waardoor een betere structuur in de houtopstand wordt gecreëerd, met als doel, naast eventuele houtoogst, het bevorderen van de groeiomstandigheden (zowel boven- als ondergronds) van de overblijvende houtopstanden en eventueel het beïnvloeden van de soortensamenstelling ter verbetering en bestendiging van het ecologisch functioneren van de houtopstand, een en ander met behoud van het boskarakter.
Vellen: rooien; kappen; kandelaberen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van knotten of kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die tot de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand kunnen leiden.
Artikel 4:9 Ambtshalve of op verzoek aanwijzen Waardevolle houtopstanden
Voor houtopstanden waarvoor een verzoek dan wel een ambtshalve voornemen als bedoeld in lid 1 van toepassing is, treedt een verbod op het (doen) vellen van de houtopstanden in werking vanaf de dag waarop het verzoek of het ambtshalve voornemen bekend is gemaakt. Dit verbod wordt opgeheven indien het college de houtopstanden niet aanwijst als Waardevolle houtopstand.
Artikel 4:10 Verbod op het vellen van Waardevolle houtopstanden
Het in het eerste lid bedoelde verbod op het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden is niet van toepassing op:
houtopstanden waarvoor een vergunningplicht geldt voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald (artikel 2.1, eerste lid onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht);
Afhankelijk van de reden van aanvraag om een ontheffing als bedoeld in lid 1, moet de aanvraag voorzien zijn van:
een deskundigenrapportage over de vitaliteit en/of de stabiliteit van de Waardevolle houtopstand, om aan te tonen dat en in welke mate er sprake is van een verminderde vitaliteit en/of stabiliteit bij de Waardevolle houtopstand waar de aanvraag betrekking op heeft. Tevens moet uit deze deskundigenrapportage blijken wat de oorzaak is van de verminderde vitaliteit of stabiliteit;
Indien de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1, op het moment van aanvraag redelijkerwijs, bijvoorbeeld bij acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid, niet beschikt over een herplantplan en de wel verstrekte gegevens voldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag wordt, in afwijking van hetgeen bepaald in lid 3 van dit artikel, het herplantplan op een later tijdstip, doch niet later dan 6 weken na de beslissing op de aanvraag, overlegd.
Artikel 4:12 Herplant-/instandhoudingsplicht
Aan de omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden overgegaan tot geheel of gedeeltelijke herplant, al dan niet overeenkomstig het bij aanvraag overlegde en door het college goedgekeurde Herplantplan.
Indien redelijkerwijs niet (volledig) kan worden voldaan aan de herplantplicht kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel en aan de omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van houtopstanden het voorschrift verbinden dat een financiële bijdrage wordt gestort.
Artikel 4:13 Moment benutting omgevingsvergunning
Aan de omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden die is verleend in relatie tot (bouw)werkzaamheden, het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat pas mag worden overgegaan tot het (doen) vellen van houtopstanden bij het starten van de (bouw)werkzaamheden.
Artikel 4:14 Illegaal vellen / tenietgaan van houtopstanden
Als zonder omgevingsvergunning voor het (doen) vellen van Waardevolle houtopstanden is overgegaan tot het (laten) vellen van deze Waardevolle houtopstanden, dan wel dat deze Waardevolle houtopstanden op andere wijze teniet zijn gegaan, kan het bevoegd gezag aan de eigenaar of aan de overtreder indien deze niet de eigenaar van de Waardevolle houtopstand is, de verplichting opleggen dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen moet worden herplant.
Indien redelijkerwijs niet (volledig) kan worden voldaan aan de herplantplicht uit lid 1, kan het bevoegd gezag, in afwijking van lid 1, aan de eigenaar of aan de overtreder indien deze niet de eigenaar van de Waardevolle houtopstand is, de verplichting opleggen dat moet worden overgegaan tot het storten van een financiële bijdrage.
Afdeling 4. Algemene bepalingen betreffende houtopstanden
Artikel 4:17 Bestrijding van boomziekten
Als zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten en schimmels, is de eigenaar, als hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Hoofdstuk 5. Overige te regelen onderwerpen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op 3 achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:18 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:20 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is voorts niet van toepassing voor zover de Scheepsvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Verordening water Noord-Brabant, de Telecommunicatiewet of de op de Telecommunicatiewet gebaseerde verordening van de gemeente Breda van toepassing is.
Artikel 5:21a Wachtlijst ligplaatsvergunning
Indien een plaats vrijkomt, stelt het college de op de wachtlijst geplaatste gegadigden, te beginnen met de hoogst geplaatste, in de gelegenheid een aanvraag voor een ligplaatsvergunning in te dienen. Na vergunningverlening wordt de vermelding op de wachtlijst doorgehaald. Indien aan personen aan wie reeds eerder een ligplaatsvergunning is verleend, een nieuwe ligplaatsvergunning wordt verleend, komt de eerder verleende vergunning te vervallen.
Afdeling 6. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:29 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 7. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:2 Toezichthouders en politie
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aangewezen personen en de politie.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. De Algemene wet binnentreden is altijd van toepassing.
Nu een nieuwe APV wordt vastgesteld is het noodzakelijk overgangsrecht op te nemen, om te voorkomen dat bevoegde organen die in het verleden nadere regels, beleidsregels, vrijstellingen, aanwijzingsbesluiten e.d., op basis van de oude APV hebben vastgesteld, nieuwe regels moeten vaststellen. Op grond van dit overgangsrecht blijven genomen besluiten geldig.
Besluiten, genomen krachtens de Algemene plaatselijke verordening Breda 2014, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Transponeringstabel APV Breda 2014 naar APV Breda 2018
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-141272.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.