Gemeenteblad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Gemeenteblad 2018, 140729 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Gemeenteblad 2018, 140729 | Verordeningen |
BELEIDSREGEL ONDERWIJS GEMEENTE UTRECHT 2019 Goed onderwijs voor de Utrechtse jeugd
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;
• artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 lid 2 Algemene subsidieverordening 2014 (ASV 2014)
besluit vast te stellen de volgende beleidsregel: BELEIDSREGEL ONDERWIJS GEMEENTE UTRECHT 2019, Goed onderwijs voor de Utrechtse Jeugd.
Artikel 2. Wat willen we bereiken?
Artikel 3. Hoe realiseren we het beoogde effect?
Artikel 6. Voorbereiden op startkwalificatie - 0-12
Artikel 6.1.Versterken van taal
Artikel 6.2.Taalschool: taal onderwijs voor nieuwkomers van 4 t/m 12 jaar
Artikel 6.3. Begeleiding zorgpeuter/kleuter bij overgang naar (speciaal) basisonderwijs
Artikel 6.4. Leerlingbegeleiding PO
Artikel 6.5.Tegemoetkoming loonkosten conciërge in vaste dienst PO
Thema: Talentontwikkeling 0-12
Artikel 6.6.Combinatiefunctie Brede School en activiteiten Talentontwikkeling Primair Onderwijs
Artikel 7. Behalen van startkwalificatie - 12-23
Artikel 7.1.Internationale Schakel Klassen (ISK): taal onderwijs voor nieuwkomers (VO) van 12 t/m 18 jaar
Artikel 7.2.OPDC De Utrechtse school
Thema: Talentontwikkeling 12-23
Artikel 7.3.Combinatiefuncties Brede School en activiteiten Talentonwikkeling VO
Artikel 7.4.Overgang primair onderwijs (PO) naar voortgezet onderwijs (VO)
Artikel 7.5.Stedelijke coördinatie loopbaanoriëntatie Voortgezet Onderwijs (VO) naar Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO)
Artikel 7.6. Regionale aanpak schooluitval (aanpak VSV) en jongeren in kwetsbare positie
Artikel 7.7 Loopbaanoriëntatie in een doorgaande leerlijn in PO en VO
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
aanvrager: Een (rechts-)persoon die op de voorgeschreven wijze een aanvraag indient om subsidie te verkrijgen.
actieve kunstbeoefening: Het zelf beoefenen van een kunst- of cultuurdiscipline, zoals schilderen, toneelspelen of zingen.
brede School PO: Een samenwerkingsverband van één of meer basisscholen met andere organisaties gericht op een zo optimaal mogelijke ontwikkeling van het kind. Speerpunten binnen deze samenwerking zijn Brede talentontwikkeling, een eenduidig pedagogisch klimaat en versterken van ouderbetrokkenheid
brede School VO: Is een VMBO school of VO school met VMBO als onderdeel die naast het schoolcurriculum in samenwerking met partners van zowel binnen als buiten het onderwijs brede talentontwikkeling aanbiedt/stimuleert, hetzij binnenschools hetzij buitenschools. De Brede School VO heeft daarbij indien mogelijk een relatie met de wijk.
college: Het college van burgemeester en wethouders.
combinatiefunctionaris (CF): Een combinatiefunctie is een functie waarbij een werknemer, de combinatiefunctionaris, in dienst is bij één werkgever maar werkzaamheden verricht ten behoeve van een combinatie van minimaal twee werkvelden/sectoren, waaronder het onderwijs.
cultuureducatie: Alle vormen van educatie waarbij cultuur als doel of als middel wordt ingezet. Cultuureducatie laat kinderen kennismaken met kunst- en cultuuruitingen en verdiept het inzicht daarin. Cultuureducatie is een overkoepelend begrip voor kunsteducatie, literatuureducatie, erfgoededucatie en media-educatie en wordt aangeboden als apart vak.
cultuuronderwijs: Onderwijs dat cultuur (wat mensen doen en maken) centraal stelt en dat het vermogen van leerlingen ontwikkelt om te reflecteren op cultuur. Bij cultuuronderwijs is cultuureducatievolledig geïntegreerd in het curriculum van de school.
culturele organisatie: Een organisatie die op professionele basis een cultureel aanbod verzorgt.
doorgaande leerlijn: Verdeling van de lesstof over de schooljaren waarbij leerstof en het onderwijsresultaat van verschillende schooltypen (primair onderwijs, voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs) naadloos op elkaar aansluiten.
doorgaande leerlijn cultuureducatie: Verdeling van de lesstof over de schooljaren waarbij de leerervaringen cumulatief zijn en dus op elkaar voortbouwen. Binnen de uitwerking van de doorgaande leerlijn cultuureducatie wordt per leerjaar een doel gesteld met betrekking tot wat een leerling aan het eind van het jaar moet kennen en kunnen. Deze uitwerking is gebaseerd op de kerndoelen kunstzinnige oriëntatie en geeft daarnaast zicht op de plaats van cultuur binnen andere vakken, de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs en de aansluiting tussen binnen-schools en buitenschools leren.
fulltime eenheid (fte): Werkweek zoals aangegeven in de desbetreffende CAO, tenzij gespecificeerd bij de desbetreffende activiteit (zie artikel 6, 7 en 8).
gewichtenleerling: Een leerling die valt onder de oude definitie van de 'gewichtenregeling' van het ministerie van OC&W, die door OC&W gehanteerd is tot 1 januari 2019.
inspectie: Onderwijsinspectie; houdt toezicht op kwaliteit van onderwijs.
jaarplan: Een plan (corresponderend met het schoolplan) waarin de school (op basis van een PDCA-systematiek) aangeeft wat de voorgenomen activiteiten zijn voor dat kalender/schooljaar. (Onder andere op het vlak van het Versterken van de taalresultaten van OAB-doelgroepleerlingen).
kerndoelen: Leerdoelen die aangeven wat de leerlingen moeten leren binnen de diverse leergebieden.
kerngroep SchoolWerkt: De regionale Kerngroep SchoolWerkt wordt gevormd door o.a. RMC-coördinatoren van regio 19, directies van de Samenwerkingsverbanden VO in RMC regio 19, (directie)leden van de mbo-instellingen, het ministerie van OCW en de gemeente Utrecht.
leerlingaantal: Het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op een school bij de laatst bekende leerlingentelling van 1 oktober.
leerling met (geconstateerde) achterstand: Leerlingen met scores die corresponderen met voorheen Citogroep D en E. Nu groep V en de onderste 5 % van IV.
leerplicht: Dit is een afdeling van Leerlingzaken die toeziet op de uitvoering en handhaving van de leerplichtwet. Leerplichtambtenaren van de gemeente Utrecht zorgen ervoor dat de leerplichtwet goed toegepast wordt. De belangrijkste taken van de leerplichtambtenaar zijn het terugdringen van verzuim en het voorkomen van schooluitval om zo het behalen van een startkwalificatie te vergroten voor leerlingen.
leeropbrengst: Een (meetbare) verhoging van het niveau van kennis en vaardigheden ten gevolge van een leerproces waarin de leerling bepaalde taken heeft uitgevoerd.
nieuwkomers (PO): Kinderen in de basisschoolleeftijd die korter dan één jaar in Nederland zijn en die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn om succesvol aan het onderwijs deel te nemen (bijv. kinderen van asielzoekers, arbeidsmigranten of kinderen die naar Nederland komen in het kader van gezinshereniging).
nieuwkomers (VO): Jongeren die in het voortgezet onderwijs horen in te stromen maar die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn om aan het regulier (Nederlandstalig) onderwijs deel te nemen (bijv. kinderen van asielzoekers, arbeidsmigranten, of kinderen die naar Nederland komen in het kader van gezinshereniging).
OAB-doelgroepleerling: Een gewichten leerling, en/of een leerling met een VVE-indicatie en/of een leerling met een geconstateerde taalachterstand (niet zijnde een zorgleerling).
onderpresteerders (VO): Leerlingen op het voortgezet onderwijs die vanwege geringe leerprestaties moeten overstappen naar een lager niveau.
ouderbetrokkenheid: Ouders nemen hun rol in het ondersteunen van hun kind ten behoeve van de ontwikkeling van het kind thuis, op (voor)school en in de wijk.
penvoerder: Een schoolbestuur dat mede namens andere schoolbesturen subsidie aanvraagt.
POVO: Het betreft de afspraken over de overgang van het primair onderwijs (PO) naar het voortgezet onderwijs (VO) en betreft het proces van aanmelding en inschrijving op een school van voortgezet onderwijs. De afspraken zijn vastgelegd in de POVO-procedure. Alle Utrechtse schoolbesturen hebben zich aan de POVO-procedure geconformeerd.
programmabegroting: Onderdeel van de door de gemeenteraad goedgekeurde gemeente begroting.
receptieve kunstbeoefening: Het waarnemen van kunst of cultuurbeoefening; luisteren, horen en zien; naar een tentoonstelling gaan, een concert bezoeken, een dans bekijken.
reflectieve kunstbeoefening: Het reflecteren op zichzelf of datgene wat men heeft gemaakt of gezien.
RMC regio -19: Het Regionale Meld en Coördinatiepunt voor voortijdig schoolverlaters voor de gemeenten: De Bilt, De Ronde Venen, Houten, IJsselstein, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse vecht, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Vianen, Wijk bij Duurstede, Woerden, Zeist, met als contactgemeente: Utrecht. De contactgemeente coördineert de melding en registratie van voortijdige schoolverlaters en draagt zorg voor mogelijkheden van doorverwijzing en herplaatsing in het onderwijs.
schakelgroepen: Specifieke groepen in het primair onderwijs waarin conform het CPS-advies 2011 wordt gewerkt aan het verbeteren van de taalprestaties van OAB-doelgroepleerlingen (zie par. 6.1.8).
school: De school of onderwijsinstelling zoals bepaald volgens de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO) en de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).
schoolbestuur: Wettelijk erkend bevoegd gezag dat de school beheert en bestuurt.
schooljaar: Conform het schooljaar regio Midden Nederland.
schoolplan: Het vierjarenplan van een school waarmee zij de kwaliteit bewaakt en verantwoording aflegt aan de Inspectie van het Onderwijs.
startkwalificatie: Is een diploma op MBO niveau 2, Havo, Vwo of hoger.
stuurgroep SchoolWerkt: De regionale Stuurgroep SchoolWerkt wordt gevormd door de wethouders Onderwijs (van de subregio’s) en de (vertegenwoordigde) schoolbesturen van RMC regio 19, het ministerie van OCW en de gemeente Utrecht. De Stuurgroep SchoolWerkt heeft het mandaat voor besluitvorming op dit thema.
subsidieontvanger: Een (rechts-)persoon waaraan, al dan niet onder voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend.
subsidieplafond: Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 van de Awb en artikel 4, ASV 2014).
talentontwikkeling: Talentontwikkeling impliceert de inzet van een (aanvullend) activiteitenaanbod, waarbij de nadruk wordt gelegd op de ontwikkeling van de eigen en unieke talenten van leerlingen.
talentvolle leerlingen binnen het OAB beleid: (ook wel high potentials genoemd) Hieronder wordt verstaan :
• gewichtenleerling die zijn/haar HAVO/VWO potentie niet waarmaakt, vanwege een achterstand in begrijpend lezen, woordenschat, kennis van de wereld en academische houding, of;
• gewichtenleerling die zijn/haar HAVO/VWO potentie waarmaakt, maar desondanks ondersteuning behoeft op het gebied van begrijpend lezen en academische houding, om op lange termijn afstroom in het VO te voorkomen van zowel HAVO als VWO leerlingen.
UTC 1 en 2: Utrechts Taalcurriculum 1 (0-8 jarigen) en 2 (8-14 jarigen).
voorschoolse educatie: Intensieve educatie voor peuters van 2,5 tot 4 jaar die hiervoor zijn geïndiceerd door het consultatiebureau. De educatie vindt plaats in een voorschoolse voorziening.
voorschoolgroep: Kinderopvanggroep met voorschoolse educatie.
voorschoolse voorziening: Voorschoolgroep voor peuters van 2,5-4 jaar, gastouderopvang of kinderdagopvang voor kinderen van 0-4 jaar.
voortijdig schoolverlater: De jongere die op 1 oktober:
• niet is ingeschreven bij een onderwijsinstelling terwijl de desbetreffende jongere op 1 oktober van het voorafgaande jaar wel was ingeschreven bij een onderwijsinstelling en op die datum jonger was dan 22 jaar, én;
• niet in het bezit is van een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs niveau 2 of hoger.
vroegschoolse educatie: Intensieve educatie voor VVE-doelgroepkleuters in de groepen 1 en 2 van een school voor primair onderwijs. De professionals in de groepen 1 en 2 zijn gecertificeerd voor het werken met een in Utrecht erkend VVE-programma –of hiervoor in opleiding. Men werkt nauw samen met (een) voorschoolgroep(en) en voldoet aan het Inspectiekader VVE.
vroegschool(locatie): Een school(locatie) met 20% of meer gewichtenleerlingen in de groepen 1 en 2 samen en/of meer dan 20% VVE-doelgroepkleuters in de groepen 1+2 die is erkend als VVE locatie.
VVE indicatie: Door het consultatiebureau afgegeven aanwijzing dat een kind naar de voorschoolse educatie kan.
VVE-doelgroeppeuter: Peuters van 2,5 jaar tot 4 jaar die het risico lopen op vroege onderwijsachterstand. Zij zijn door het consultatiebureau VVE geïndiceerd op basis van het lage opleidingsniveau van hun ouders dan wel op individuele gronden.
VVE-doelgroepkleuter: Kleuters die het risico lopen op vroege onderwijsachterstand door het lage opleidingsniveau van hun ouders. Betreft in Utrecht kleuters die vallen onder de oude gewichtenregeling van het Ministerie van OC&W, die voorschoolse educatie hebben ontvangen, en/of voor de voorschool zijn geïndiceerd.
zorgpeuter/kleuter: Peuters of kleuters in de voor- of vroegschoolse periode die extra ondersteuning nodig hebben.
Artikel 2. Wat willen we bereiken?
Goed onderwijs is de drijvende kracht achter de ontwikkeling en ontplooiing van ieder mens. Elk kind heeft een gelijkwaardige kans op een diploma en startkwalificatie. En verdient het onderwijs dat hem of haar stimuleert zijn of haar talenten maximaal te ontwikkelen en te benutten. Voor de komende jaren wordt ingezet op o.a. het verbeteren van onderwijs, voorkomen van voortijdig schoolverlaten, realiseren van passend onderwijsaanbod en op samenwerking met het bedrijfsleven om de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt te verbeteren.
Vanuit het onderwijs sluiten we aan bij de opgave die we moeten realiseren in het kader van de transformaties Zorg voor Jeugd, Wet Participatie en Inkomen en de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning). Uitgangspunt blijft een sterke basis, steun waar nodig en speciaal waar het moet; zoals nu ook wordt vormgegeven in het ondersteuningsaanbod voor Passend Onderwijs.
De komende periode wordt met alle partners gewerkt aan de UOA voor de periode 2019 – 2023. Één van de thema’s hierin zal naar verwachting Gelijke Kansen zijn.
In de gemeentelijke programmabegroting Onderwijs zijn bovenstaande ambities samengevat in onderstaande doelen met betrekking tot de kwaliteit van onderwijs:
1. Alle Utrechtse leerlingen van 0-12 jaar bereiden zich voor op het behalen van een startkwalificatie en ontwikkelen hun talenten.
2. Alle Utrechtse leerlingen van 12-23 jaar behalen een startkwalificatie en ontwikkelen hun talenten.
Binnen de leeftijdsgroepen van 0 t/m 12 jaar en 12 t/m 23 jaar is de inzet ondergebracht onder de volgende thema’s: cognitie, zorg, talentontwikkeling en (bij 12 t/m 23 jaar) schoolloopbaan. Het merendeel van de ingezette subsidie is afkomstig uit Rijksmiddelen met daaraan gekoppelde doelstellingen.
De gemeente investeert samen met haar subsidieontvangers in de sociale infrastructuur van gemeente en regio. Een van de instrumenten om dit te doen is social return. Social return maakt het mogelijk dat investeringen die de gemeente doet naast het ‘gewone’ rendement, ook een concrete sociale winst opleveren. Social return sluit aan bij de doelstellingen, waarvoor met deze beleidsregel subsidie kan worden aangevraagd.
Wij vragen u om in uw aanvraag 2019 aan te geven welke inzet u binnen uw bestuur denkt te kunnen realiseren voor social return. De nadere detaillering door uw bestuur kan samen met de gemeente later worden ingevuld na het besluit tot verlening. De richtlijn voor de inzet voor social return is 5% van het aangevraagde subsidiebedrag als de subsidie voor uw organisatie meer is dan € 100.000 op jaarbasis en als uw totale inkomsten meer dan € 500.000 per jaar zijn. Het gedeelte van de subsidie dat ingezet dient te worden voor social return bedraagt maximaal 2% van uw totale inkomsten.
Artikel 2.1 Gemeentelijk beleid en regelgeving
• Utrechtse Onderwijs Agenda (UOA)
• Algemene subsidieverordening van de Gemeente Utrecht 2014 (ASV)
• Controle protocol gemeente Utrecht
• Collegeprogramma gemeente Utrecht
• Programmabegroting gemeente Utrecht
• Masterplannen Primair Onderwijs (PO), (Voortgezet) Speciaal ((V)SO) en Voortgezet Onderwijs (VO) en Leidsche Rijn
Artikel 2.2 Landelijke regelgeving
• Wet op het Primair Onderwijs (WPO)
• Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO)
• Wet op de Expertisecentra (WEC)
• Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)
• Wet Medezeggenschap op scholen (WMS)
• Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp)
• Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
• Wet op het Onderwijstoezicht (WOT)
• Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE)
• Algemene wet bestuursrecht (Awb) (Stb. 1992, 315, zoals nadien gewijzigd)
• Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)
• Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen
• Jeugdwet (vanaf 1 januari 2015 in werking)
• Participatiewet (vanaf 1 januari 2015 in werking)
• Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp)
• Regeling OCW terugdringen voortijdig schoolverlaten (VSV) en RMC
• Regeling Brede Impuls Combinatiefuncties
• Besluit specifieke uitkering gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
Artikel 3. Hoe realiseren we het beoogde effect?
Om de ambities zoals benoemd in artikel 2 te realiseren wordt de subsidie vanuit de gemeente ingezet om alle Utrechtse leerlingen en jongeren op Utrechtse scholen goed voor te bereiden en een goede start te bezorgen op de arbeidsmarkt door middel van een goede schoolloopbaan.
De inzet van de subsidie is voornamelijk bedoeld om achterstanden in het onderwijs te bestrijden. Dit wordt gemeten op zowel inspanning als effect.
1. Inspanning: activiteiten worden gesubsidieerd om het beoogde effect te halen. Er wordt op meetbare inspanning gemonitord en afgerekend op kalenderjaar.
2. Effect: gebaseerd op de ambities in artikel 2 worden over een termijn van 4 jaar beoogde effecten vastgesteld. Bepalend hiervoor zijn, onder andere, gemeentelijke ambities, rijks ambities, gezamenlijke ambities en ervaring (gemeente en veld), de UOA, onderzoek, en de schooljaarcyclus van het onderwijs. We bekijken periodiek de beoogde effecten.
Uitzondering hierbij is VVE. Vanaf 2016 geven we samen met de schoolbesturen primair onderwijs vorm aan een pilot bij VVE op de MORE-aanpak: een meer opbrengstgerichte, reflexieve aanpak. We kijken daarbij naar de resultaten bij kinderen in relatie tot het beleid en de (kwaliteit van) uitvoering. Uitwisseling van informatie tussen partners OAB moet leiden tot het vergroten van de kennis van effectieve aanpakken.
De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan de monitor en bij inzet van VVE-subsidie aan de MORE-pilot. Per schooljaar monitoren we op voortgang en passen waar nodig beleid aan. Eenmaal per vier jaar wordt op beleidseffect gemonitord.
Artikel 4.1. Criteria subsidieaanvrager
De Beleidsregel Onderwijs Utrecht, Goed onderwijs voor de Utrechtse jeugd. geldt voor subsidieaanvragen van:
• besturen van Primair Onderwijs scholen (hierna te noemen: schoolbesturen PO). Het is toegestaan dat één schoolbestuur namens een ander(e) schoolbestuur/schoolbesturen, of namens scholen van een ander schoolbestuur (soms aangeduid als penvoerders) aanvraagt;
• besturen van Voortgezet Onderwijs scholen (hierna te noemen: schoolbesturen VO). Het is toegestaan dat één schoolbestuur namens een ander(e) schoolbestuur/schoolbesturen, of namens scholen van een ander schoolbestuur (soms aangeduid als penvoerders) aanvraagt;
• besturen van onderwijsinstellingen;
• samenwerkingsverbanden (- voor het primair onderwijs: zoals bedoeld in artikel 18a, tweede lid en vijftiende lid van de Wet op het primair onderwijs of - voor het voortgezet onderwijs: zoals bedoeld in artikel 17a, tweede lid en zestiende lid van de Wet op het voortgezet onderwijs);
• of anders aangegeven per product in artikel 6, 7 en 8 van deze regeling;
voor zover de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die een school of onderwijsinstelling binnen de grenzen van de gemeente Utrecht betreft. Tenzij anders aangegeven per activiteit.
Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvrager in ieder geval:
a. activiteiten te (gaan) verrichten:
i. die passen binnen de doelstellingen van de Programmabegroting zoals die in de gemeentebegroting zijn opgenomen;
ii. die passen binnen de doelstellingen zoals beschreven (per activiteit) in deze beleidsregel (zie artikel 6, 7 en 8);
iii. die ten dienste staan van de gemeente Utrecht, de inwoners van de gemeente Utrecht, of de leerlingen op scholen in Utrecht;
b. te voldoen aan de eisen van goed bestuur die gelden voor de subsidie ontvanger; de Governance Code van de eigen branche of indien deze niet aanwezig is aan de Utrechtse Voorwaarden voor goed bestuur;
c. te voldoen aan de eisen, voorwaarden en verplichtingen die staan in:
i. de geldende Algemene subsidieverordening van de Gemeente Utrecht;
De aanvraag wordt ingediend op de voorgeschreven wijze.
Alle aanvragen dienen uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het betreffende jaar ingediend te worden, tenzij anders aangegeven in artikel 6, 7 en 8 van deze regeling. Let op: aanvragen die niet zijn ontvangen binnen de voorgeschreven termijn worden alleen in behandeling genomen als het subsidieplafond, na het behandelen van de op tijd ingediende subsidieaanvragen, niet is bereikt.
De aanvraag wordt ingediend ter attentie van het college en gaat in ieder geval vergezeld van een:
i. een brief ter attentie van het college waarin de aanvrager de subsidie aanvraagt;
ii. activiteitenplan. Het activiteitenplan is een overzicht van de activiteiten met een omschrijving waarvoor subsidie wordt gevraagd, de doelstellingen die met die activiteiten worden nagestreefd en een verklaring van de aanvrager. In die verklaring wordt aangegeven dat op schoolniveau een toetsing op zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden wat betreft de aanvraag van de activiteiten (zie artikel 6 ,7 en 8 van deze regeling voor doelstellingen en aanvullende criteria);
iii. een sluitende begroting. In de begroting staat per activiteit vermeld welke personele* en materiële middelen nodig zijn met een heldere onderbouwing van de kosten en inkomsten met daarbij indien van toepassing een toerekening van algemene kosten aan activiteiten (zie artikel 6, 7 en 8 van deze regeling voor aanvullende criteria). *Bij personele kosten kan worden uitgegaan van daadwerkelijke begrote kosten of het normbedrag zoals beschreven per activiteit. Dit is afhankelijk van- en staat beschreven bij de desbetreffende activiteit.
iv. een overzicht op bestuursniveau (omvang bedrag en vermelding onder welke noemer) van andere subsidieaanvragen en/of inkomstenbronnen ter zake van dezelfde activiteit onder vermelding van de stand van zaken (bijv. rijksmiddelen, WAP-middelen, provinciale middelen, enzovoorts);
v. wanneer een aanvrager voor het eerst een subsidie aanvraagt dient deze extra gegevens te overleggen zie hiervoor artikel 7, ASV 2014.
Aantal leerlingen – oktobertelling
Bij sommige subsidiabele activiteiten, afhankelijk van de desbetreffende activiteit, wordt de hoogte van de subsidie bepaald door middel van een verdeelsleutel op basis van het aantal leerlingen en/of het aantal zogeheten 'gewichtenleerlingen'. Voor de hoogte van het aantal (gewichten)leerlingen wordt uitgegaan van de 1 oktobertelling van tweekalenderjaren vóór het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. De subsidieaanvraag van 2019 (ingediend uiterlijk 1 oktober 2018) is zodoende gebaseerd op de 1 oktobertelling van 2017.
Artikel 5.1. Tussentijdse verantwoording
• de aanvrager en de subsidieontvanger dienen zo spoedig mogelijk een melding te doen van (wijzigingen van) omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie (zie verder artikel 18 en 19, ASV 2014);
• de subsidieontvanger kan bij de subsidieverlening (in de verleningsbeschikking) worden verplicht tot een tussentijdse verantwoording.
Artikel 5.2. Eindverantwoording
Een eindverantwoording bevat ten minste:
a. een brief ter attentie van het college waarin de aanvrager vraagt om vaststelling van de subsidie;
b. een activiteitenverslag. Het activiteitenverslag maakt inzichtelijk in hoeverre de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aanvraag en de verleningsbeschikking met toelichting op de verschillen;
c. een financiële verantwoording of een jaarrekening conform het bepaalde in de verleningsbeschikking en het Verantwoordings- en accountantsprotocol van de gemeente Utrecht.
De eindverantwoording wordt uiterlijk de eerstvolgende 1 juli na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend ingediend, tenzij anders is bepaald in de verleningsbeschikking.
Als er na afloop van de gestelde indieningstermijn geen aanvraag tot vaststelling is ingediend, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen (artikel 20, ASV 2014).
Artikel 6.1. Versterken van taal.
Ter informatie: Versterken van taal is een onderdeel van het Onderwijsachterstandenbeleid in Utrecht.
6.1.2. Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komt/komen in aanmerking:
• schoolbesturen Primair Onderwijs, zoals beschreven in artikel 4, met minimaal 1 school met 20%, of meer, gewichtenleerlingen.
Het is toegestaan dat één schoolbestuur namens een ander(e) schoolbestuur/schoolbesturen, of namens scholen van een ander schoolbestuur (soms aangeduid als penvoerder) aanvraagt.
Zie voor meer aanvullende criteria onder de desbetreffende activiteit.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
6.1.4. Subsidiabele activiteiten en aanvullende eisen
A. De aanvrager kan subsidie aanvragen voor de volgende subsidiabele activiteiten:
B. Verplichtingen bij de uitvoering van alle activiteiten
a. Doelstellingen: De aanvrager conformeert zich aan de gemaakte en te maken afspraken over het behalen van de doelstellingen in de Utrechtse Onderwijs Agenda.
b. Kwaliteitsafspraken: De school waarvoor wordt aangevraagd conformeert zich aan de kwaliteitsafspraken (tussen Gemeente en schoolbesturen) die in Utrecht aanvullend zijn gemaakt ten aanzien van de te onderscheiden activiteiten.
c. De school conformeert zich aan de monitorafspraken die in Utrecht zijn gemaakt rondom VVE, de Utrechtse Onderwijs Agenda en in deze Beleidsregel. (zie ook art.3)
C. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
Alle aanvullende informatie voor onderstaande activiteiten dient te worden aangeleverd via het format Versterken van Taal.
6.1.5. Beschikbare middelen en verdeelsleutels op jaarbasis
Binnen het beschikbare subsidieplafond op de subsidiestaat stelt de gemeente prioriteiten. Voor de onderstaande activiteiten zijn daarom op jaarbasis maximaal de benoemde bedragen beschikbaar.
Onderstaande bedragen op jaarbasis kunnen nog afwijken in verband met het teruglopen van de rijksmiddelen op het onderwijsachterstandenbeleid. De beleidsmatige en financiële implicaties hiervan zullen worden uitgewerkt door de gemeente met de betreffende partners.
Artikel 6.2 Taalschool: taal onderwijs voor nieuwkomers van 4 t/m 12 jaar.
Nieuwkomers (leerlingen in het PO) leren de Nederlandse taal zodat zij na ca. 1½ jaar Taalschool bij uitstroom naar het reguliere onderwijs Nederlands spreken, lezen en schrijven – passend bij het vastgestelde uitstroomniveau.
6.2.2 Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komt/komen in aanmerking:
• één schoolbestuur Primair Onderwijs dat namens de andere schoolbesturen de voorziening: de Taalschool, in Utrecht verzorgt.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
6.2.4. Subsidiabele activiteiten
Het aanbieden van (taal)onderwijs (en adequate begeleiding) aan 4 tot 12 jarige nieuwkomers gericht op het leren van de Nederlandse taal, met als doel Nederlands kunnen spreken, lezen en schrijven – passend bij het vastgestelde uitstroomniveau.
6.2.5. Informatie aan te leveren bij de aanvraag
De aanvrager dient het jaarplan van de school en de begroting aan te leveren.
6.2.6. Verplichtingen bij de uitvoering van alle activiteiten
• jaarlijks (in september) legt de subsidieontvanger verantwoording af over de onderwijsresultaten en de inzet van de middelen, inclusief een trendrapportage over de leerlingenaantallen; en
• maandelijks (per 1e van de maand) rapporteert de school over de stand van zaken van het leerlingenaantal op de school.
Artikel 6.3 Begeleiding zorgpeuter/kleuter bij overgang naar (speciaal) basisonderwijs.
• Een vloeiende overgang van kinderen van voorschoolse voorziening naar het primair (speciaal) onderwijs. Het betreft hier kinderen met specifieke ontwikkelings- en/of gedragsproblemen en/of een verhoogd risico op leerproblemen en/of achterstanden in de schoolvaardigheden.
• Het vergroten van de handelingsbekwaamheid van leidsters/leerkrachten en ouders van deze kinderen.
6.3.2 Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:
• Samenwerkingsverbanden Primair Onderwijs zoals gesteld in artikel. 4.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
6.3.4 Subsidiabele activiteiten
De subsidie kan worden aangevraagd voor:
• coördinatie van het onderdeel 0-4 jaar binnen zorgplatform;
• ambulante begeleiding, dit houdt in:
het in beeld brengen van begeleidingsbehoeften van het bijna 4-jaar oude kind;
het formuleren van handelingssuggesties voor de leerkrachten van groep 1 van de school die het kind gaat ontvangen;
het tijdig signaleren van frictie tussen de onderwijsondersteuningsbehoefte van het kind en het ondersteuningsprofiel van de school en het vinden van een passend vervolg. Dit in overleg met het Samenwerkingsverband en Buurtteam Jeugd en Gezin.
• psychologisch onderzoek van kinderen die een verhoogd risico lopen op latere leer- en gedragsproblemen en ernstige achterstanden in de schoolvaardigheden, gericht op individuele handelingsgerichte diagnostiek.
6.3.5 Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
De aanvrager dient, aanvullend op artikel 4, inzicht te geven in/inzichtelijk te maken:
• (in de begroting) wat de werkelijke kosten zijn om het aanbod te kunnen aanbieden en wat de (geschatte) kosten per begeleidingstraject/per kind zijn;
• geschat aantal (enkelvoud) kinderen dat een diagnostisch onderzoek en een individueel ondersteuningstraject krijgen.
Artikel 6.4 Leerlingbegeleiding PO
Scholen verstevigen hun sterke basis en leerkrachten zijn handelingsbekwaam om leerlingen met specifieke zorg-onderwijsbehoeften te ondersteunen. Het kan gaan om individuele leerlingen, om een groep leerlingen, om individuele leerkrachten of een groep leerkrachten.
6.4.2. Aanvullende eisen aan de aanvrager
Deze subsidie kan worden aangevraagd door:
Schoolbesturen die onder het Samenwerkingsverband PO Utrecht vallen voor scholen voor primair onderwijs en speciaal basis onderwijs (SBO). Aanvullend hierop kan de subsidie ook worden aangevraagd voor de Eben Haëzer School Utrecht door het betreffende schoolbestuur.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
6.4.4. Subsidiabele activiteiten
De subsidie kan worden aangevraagd voor activiteiten die bijdragen aan het beoogde effect, en is bestemd voor advies, begeleiding en deskundigheidsbevordering van leerkrachten om het onderwijs af te stemmen op de zorg- onderwijsbehoefte van de leerling en diagnostisch onderzoek van leerlingen.
De activiteiten dragen bij aan het verder ontwikkelen van de basisondersteuning binnen de school, zodat deze aansluit bij de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Bij ondersteuningsvragen verwachten wij van u dat u vroegtijdig de kernpartners betrekt, zoals het SWV PO, buurtteam, leerplicht en de JGZ.
Het beschikbare subsidiebedrag (zie subsidieplafond) wordt evenredig over het totaal aantal leerlingen PO in Utrecht verdeeld.
Subsidieplafond Leerlingbegeleiding PO : het leerlingaantal Primair Onderwijs (geheel Utrecht) = bedrag per leerling x het leerlingaantal per school = maximale bijdrage per PO school |
6.4.6. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
U hoeft geen activiteitenplan in te dienen. U ontvangt een format voor de aanvraag.
Artikel 6.5 Tegemoetkoming loonkosten conciërge in vaste dienst PO
De subsidie is een tegemoetkoming voor de loonkosten van een conciërge in vaste dienst. Een conciërge draagt bij aan een veilige school.
6.5.2. Aanvullende eisen aan de aanvrager
De subsidie kan worden aangevraagd door:
Schoolbesturen die onder het Samenwerkingsverband PO Utrecht vallen voor scholen voor primair onderwijs en speciaal basis onderwijs (SBO). Aanvullend hierop kan de subsidie ook voor de Eben Haezer School Utrecht worden aangevraagd door het betreffende schoolbestuur.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
6.5.4. Subsidiabele activiteiten
Per PO locatie kan er voor maximaal 1 conciërge in vaste dienst subsidie worden aangevraagd. U komt niet in aanmerking voor deze subsidie als u een conciërge detacheert via het gemeentelijke contract met UW.
Het subsidiebedrag per conciërge is afhankelijk van het totale aantal aanvragen dat voor 1 oktober 2018 is ontvangen. Aanvragen die worden ontvangen na 1 oktober 2018, kunnen daarom niet in behandeling worden genomen
De verlening geschiedt naar rato van de omvang van de aanstelling, met een max. van 0,8 fte. Het maximale subsidiebedrag per locatie is 6.468 euro op basis van 0,8 fte. Verdeelsleutel:
subsidieplafond / aantal aangevraagde fte’s (maximaal 0,8 fte per locatie) = bedrag per locatie op basis van 0,8 fte
6.5.7. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
Aanvullend op artikel 4 vragen wij de volgende informatie op:
Wij voeren na subsidieverlening een controle uit door middel van het steekproefsgewijs opvragen van arbeidscontracten.
U hoeft voor deze subsidie geen activiteitenplan en geen begroting in te dienen.
Artikel 6.6. Combinatiefunctie Brede School en activiteiten Talentontwikkeling Primair Onderwijs
Een samenhangend aanbod van talentontwikkeling, ouderbetrokkenheid en pedagogische aanpak/burgerschap.
6.6.2. Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komt/komen in aanmerking:
• schoolbesturen Primair Onderwijs, zoals beschreven in artikel 4, als penvoerder aanvragende voor een Brede School PO;
• schoolbesturen Primair Onderwijs, zoals beschreven in artikel 4, aanvragende voor een school met 15% of meer gewichtenleerlingen (GL).
Zoals beschreven in artikel 4 is het toegestaan dat één schoolbestuur subsidie aanvraag namens bepaalde scholen en/of brede scholen van andere schoolbesturen.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt op internet op de gemeentelijke subsidiepagina.
6.6.4. Subsidiabele activiteiten
Deze subsidie kan worden aangevraagd voor het realiseren van de resultaten die bijdragen aan de beoogde effecten.
In geval van Brede Scholen gaat het om:
• de inzet van maximaal 9,8 fte conform de Brede impuls combinatiefuncties
• het bereik van minimaal 50 % van de leerlingen met activiteiten van sport, kunst, cultuur en techniek, waarbij de school de deelname van kwetsbare leerlingen actief stimuleert en inzichtelijk maakt.
• het implementeren van het (Brede School) meerjarenbeleidsplan 2014-2020
• het actualiseren van het activiteitenplan c.q. verder ontwikkelen van de thema’s talentonwikkeling, ouderbetrokkenheid en pedagogische aanpak/burgerschap en het uitvoeren van het activiteitenplan.
• het participeren in de voor de Brede School relevante relatienetwerken.
• het zichtbaar maken van de gerealiseerde inzet via de beschikbare communicatiekanalen;
• het meewerken aan de lokale en landelijke monitoring en evaluatie.
Bij overige scholen met tenminste 15% gewichtenleerlingen gaat het om:
• het verder ontwikkelen van de thema’s brede talentonwikkeling ouderbetrokkenheid en pedagogische aanpak (burgerschap) en het uitvoeren van het activiteitenplan.
• het inzetten van de beschikbare communicatiekanalen.
6.6.5. Verdeelcriteria subsidie
Voor Brede Scholen is in totaal 9,8 fte combinatiefuncties beschikbaar. Het gehanteerde normbedrag per fte (36 uur) bedraagt maximaal 60.000 euro. Voor communicatie Brede School primair onderwijs is maximaal 500 euro per Brede School beschikbaar.
Daarnaast wordt een activiteitenbudget (coördinatie + activiteiten talentontwikkeling) ter beschikking gesteld aan alle Brede Scholen met meer dan 20% GL.
** o.b.v. budgetverdeling/oktobertelling 2013
het “x” aantal fte en x-bedragen zijn gepubliceerd op de website
Voor overige scholen met meer dan 15% GL wordt een budget voor talentontwikkeling van alle leerlingen ter beschikking gesteld. Scholen met een gewichtenpercentage van minder dan 15% ontvangen geen subsidie.
*de “x” bedragen zijn op de website www.utrecht.nl gepubliceerd.
Prioritering (bij budgetoverschrijding):
2. Overige scholen met een percentage GL boven 15%
6.6.7. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
Aanvullend op de eisen in artikel 4 dient de aanvrager, door middel van het jaaractiviteiten-plan, inzicht te geven in:
• de wijze waarop talentontwikkeling wordt georganiseerd in termen van:
o periodes van de activiteiten (binnen-buiten schooltijd en periodes in schooljaar)
o soort activiteiten (sport, kunst, cultuur en techniek) en de relatie tot aanpalende activiteiten (bijv. cultuureducatie), de kerndoelen en 21c skills (doorgaande lijn)
o de wijze van toeleiding naar en verbinding met buitenschoolse sport, cultuur-of andere vrijetijdsaanbieders
o eventuele inzet van extra middelen (bijv. versnellingsmiddelen)
• de samenwerking met de ouders invulling wordt gegeven;
• wordt gewerkt aan de pedagogische aanpak/burgerschap.
• verbinding wordt gelegd met het reguliere onderwijsprogramma op school (kerndoelen) en met de wijk
• De inzet op fte voor combinatiefuncties kan niet worden omgezet in activiteitenbudget.
• Binnen het totaal aantal fte combinatiefuncties mag in voorkomende gevallen en na overleg met de gemeente wel geschoven worden tussen Brede Scholen die vallen onder dezelfde penvoerder. Deze bepaling is alleen van toepassing indien dit wordt opgenomen in de subsidieaanvraag.
• De overige inzet (activiteitenbudget) mag naar eigen inzicht worden vertaald in een activiteitenplan, mits dit bijdraagt aan de in 6.5.1 benoemde effecten en te herleiden is naar onder 6.5.4 benoemde subsidiabele activiteiten.
• Aansluiting bij de definitie en criteria van brede scholen, zoals aangegeven in het stedelijk Kader Brede Scholen 2018 paragraaf 0.1/0.2 (bijlage).
Artikel 7.1. Internationale Schakel Klassen (ISK): taal onderwijs voor nieuwkomers (VO) van 12 t/m 18 jaar.
Nieuwkomers (leerlingen in het VO), die in Utrecht of in de nabijgelegen gemeenten wonen, beheersen de Nederlandse taal na onderwijs te hebben ontvangen op het ISK zodat zij kunnen uitstromen naar het reguliere onderwijs op het niveau naar vermogen.
7.1.2. Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komen uitsluitend de volgende aanvragers in aanmerking:
• één schoolbestuur Voortgezet Onderwijs, zoals gesteld in artikel 4, dat namens de ander schoolbesturen de Internationale schakelklassen, in Utrecht verzorgt.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
7.1.4. Subsidiabele activiteiten
De subsidie kan worden aangevraagd voor het aanbieden van taal onderwijs aan jongeren die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn om aan het regulier (Nederlandstalig) onderwijs deel te nemen, met als doel de leerlingen zo snel als mogelijk door te schakelen naar het regulier (Nederlandstalig) onderwijs.
7.1.5. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
De aanvrager dient, aanvullend op artikel 4, inzicht te geven in/inzichtelijk te maken:
• het aantal extra fte dat wordt ingezet;
• inzicht te geven in de werkelijke kosten die gemaakt worden.
7.1.6. Verplichtingen aan alle activiteiten
• biedt taalonderwijs aan nieuwkomers (VO);
• heeft een regionale functie, dit betekent dat zij plek biedt aan leerlingen die in Utrecht of in de nabijgelegen gemeenten wonen;
• bereidt leerlingen voor op het Nederlandstalig onderwijs;
• signaleert leerachterstanden en sociaal-emotionele hulpvragen en biedt hier een passend onderwijsaanbod voor;
• begeleidt analfabete leerlingen in kleine groepen (tussen de 8-10 leerlingen);
• schakelt jaarlijks tussen de 1/3 en ½ van de leerlingen door naar een VO of MBO school.
Artikel 7.2. OPDC De Utrechtse school.
Overbelaste jongeren met meervoudige problematiek die dreigen uit te vallen op school worden versterkt in hun gedragsrepertoire en duurzaam teruggeleid naar de school van herkomst, of doorgeleid naar een andere passende school, of naar de arbeidsmarkt.
7.2.2. Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komen uitsluitend de volgende aanvragers in aanmerking:
• samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs zoals gesteld in artikel 4.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
7.2.4. Subsidiabele activiteiten
De subsidie kan worden aangevraagd voor het aanbieden van een Orthopedagogisch Didactisch Centrum (OPDC) met schakelfunctie als integraal onderdeel van het dekkend aanbod passend onderwijs in het voorgezet onderwijs. Scholen melden leerlingen voor het OPDC aan bij het Samenwerkingsverband VO. Het SWV VO beslist over plaatsing.
Het OPDC organiseert/verzorgt ten minste:
• maatwerktrajecten voor leerlingen;
o elke leerling heeft een ontwikkelingsperspectiefplan
o zes keer per jaar leerling-oudergesprekken
o leermiddelen op maat, examenaanbod, stageaanbod.
o nazorg en expertiseoverdracht: 8 weken nazorg en begeleiding voor leerling en school;
o preventieve groepsactiviteiten;
o extra inzet van (ortho)pedagogen;
o ontwikkeling en professionalisering van de bij het SWV VO aangesloten scholen; s
o in samenwerking met het SWV VO ontwikkelen van passend aanbod;
o flexibele schil om wisselingen in leerlingaantallen op te vangen.
7.2.5. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
Geen aanvullingen op artikel 4.
7.2.6. Verplichtingen aan alle activiteiten
De Utrechtse School is een aanvulling op het regulier onderwijs, de financiering voor leerlingen in het regulier onderwijs wordt voor 95% overgedragen door de school van herkomst.
o is plaats voor 160 leerlingen;
o is bij alle leerlingen sprake van gestapelde problematiek, waarbij in ieder geval 90% gedragsproblematiek heeft (zowel internaliserend als externaliserend);
o ontvangen de leerlingen onderwijs en begeleiding, inclusief eventuele stages op hun niveau;
o wordt gewerkt aan gedragsverandering, werkhouding en het wegwerken van leerachterstanden;
o stromen de leerlingen binnen 2 jaar uit;
o is het mogelijk eindexamen te doen;
o blijven de leerlingen ingeschreven op de school van herkomst;
o is de gemiddelde groepsgrootte 12 leerlingen;
Artikel 7.3. Combinatiefuncties Brede School en activiteiten Talentonwikkeling VO
Een samenhangend aanbod van talentontwikkeling, ouderbetrokkenheid en pedagogische aanpak (burgerschap).
7.3.2. Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:
• schoolbesturen Voortgezet Onderwijs, zoals beschreven in artikel 4, aanvragende voor een of meerdere Brede Scholen VO die voldoen aan de daarvoor vastgestelde criteria;
• een schoolbestuur Voortgezet Onderwijs namens andere schoolbesturen Voortgezet Onderwijs (penvoerder), aanvragende voor een of meer Brede Scholen VO die voldoen aan de daarvoor vastgestelde criteria.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
7.3.4. Subsidiabele activiteiten
Deze subsidie kan worden aangevraagd voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van de beoogde effecten. Het gaat hierbij om:
• de inzet van in totaal 5,4 fte voor het voortgezet onderwijs conform de Brede impuls combinatiefuncties;
• het bereik van minimaal 50 % van de leerlingen van de school met activiteiten van sport, kunst, cultuur en techniek;
• het uitvoeren van het jaaractiviteitenplan, met als basis de principes uit de notitie Meerwaarde Brede School VO Utrecht 2013;
• het participeren in de voor de Brede School relevante relatienetwerken;
• het zichtbaar maken van de gerealiseerde inzet via de beschikbare communicatiekanalen;
• het meewerken aan de lokale en landelijke monitoring en evaluatie.
7.3.5. Verdeelcriteria subsidie
Voor Brede Scholen voortgezet onderwijs is in totaal 5,4 fte combinatiefuncties beschikbaar.
Per Brede School VO is er als basis 0,4 fte beschikbaar. De resterende hoeveelheid fte wordt via de verdeelsleutel (per school het aantal leerlingen uit postcodecumulatiegebieden) over de scholen verdeeld.
De subsidie wordt verleend voor een gevarieerd aanbod voor talentontwikkeling op het gebied van techniek, sport en cultuur in combinatie met burgerschap.
Per Brede School VO is er als basis € x beschikbaar. De resterende middelen worden verdeeld over Brede Scholen met meer dan 120 leerlingen afkomstig uit een cumulatiegebied (postcode woonplaats). De bedragen en/of fte zijn op de website www.utrecht.nl gepubliceerd.
Bij de verdeling van de subsidie (fte + activiteitenbudget) gaan we uit van de volgende normering:
Naar activiteiten per Brede School
Extra budget per Brede School met > 120 lln. uit een cumulatie gebied |
X -bedrag x het aantal leerlingen boven de 120 lln uit een cumulatie gebied ** |
*de “x” bedragen zijn op de website www.utrecht.nl gepubliceerd.
** 3513/15/25/26/27/31/52/54/55/61/62/63/64
7.3.6. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
Aanvullend op de eisen in artikel 4 dient de aanvrager, door middel van het jaaractiviteiten-plan, inzicht te geven in:
• het aantal fte (combinatiefunctie) en het totaal budget op basis van het normbedrag en afhankelijk van de bevoegdheid van de professional;
• de wijze waarop talentontwikkeling wordt georganiseerd in termen van:
o periodes van de activiteiten (binnen-buiten schooltijd en periodes in schooljaar)
o soort activiteiten (sport, kunst, cultuur en techniek) en eventueel de relatie tot aanpalende activiteiten bijv. cultuur(educatie), jongerenwerk
o aantal deelnemende doelgroepleerlingen
o de wijze van toeleiding naar en verbinding met sport- en/of cultuurvoorzieningen in de wijk/stad
• de wijze waarop aan de samenwerking met de partners invulling wordt gegeven;
• de wijze waarop wordt gewerkt aan de (gezamenlijke) pedagogische aanpak (burgerschap)
• m.b.t het jongerenwerk aangeven met welk doel en welke resultaten de activiteiten van het jongerenwerk worden uitgevoerd.
• eventuele inzet van overige budgetten.
7.3.7. Verplichtingen aan alle activiteiten
Een combinatiefunctionaris onderwijs:
• heeft een uitvoerende en organiserende rol in het aanbieden van een gevarieerd aanbod van brede talentontwikkeling zoals sport- en cultuuractiviteiten in combinatie met burgerschap en maakt hierin de verbinding met de wijk;
• stimuleert leerlingen voor kennismaking met allerlei sport-, techniek-, kunst- en/of cultuuractiviteiten en oriëntatie op de mogelijkheden voor de beoefening van een of meer van die activiteiten in de wijk/stad.
De combinatiefunctie mag ook worden ingevuld door een jongerenwerker. De gemeentelijke bijdrage hiervoor zal echter niet boven de maximale bijdrage van 50.000 per fte uitkomen. Eventuele meerkosten per fte zijn voor rekening van de school.
Talentontwikkeling activiteiten:
• zijn een toevoeging op het bestaande curriculum en beslaan een divers aanbod van talentontwikkeling zoals techniek, sport en cultuur in combinatie met burgerschap;
• waarbij minimaal € 3.500 van de subsidie talentontwikkeling wordt besteed aan sportactiviteiten.
• De inzet op fte voor combinatiefuncties kan niet worden omgezet in activiteitenbudget
• Binnen de fte combinatiefuncties – met uitzondering van de basisinzet (0,4 fte) - mag in voorkomende gevallen en in overleg met de gemeente wel geschoven worden tussen Brede Scholen vallend onder hetzelfde bestuur. Deze bepaling is alleen van toepassing indien daar melding van wordt gemaakt in de subsidieaanvraag.
• De overige inzet mag naar eigen inzicht worden vertaald in een activiteitenplan, mits dit bijdraagt aan de in 7.4.1 benoemde effecten en te herleiden is naar onder 7.4.4 benoemde subsidiabele activiteiten.
Artikel 7.4. Overgang primair onderwijs (PO) naar voortgezet onderwijs (VO)
Alle Utrechtse leerlingen vinden een plek op het voortgezet onderwijs die aansluit bij hun niveau.
7.4.2. Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:
• Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs, zoals gesteld in artikel 4.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
7.4.4. Subsidiabele activiteiten
De subsidie Overgang primair onderwijs (PO) naar voortgezet onderwijs (VO) (ook wel POVO) kan worden aangevraagd voor structurele stedelijke coördinatie POVO: er is één stedelijk coördinatiepunt POVO ingericht. Het stedelijk coördinatiepunt POVO heeft als taken:
• organiseren van de feitelijke overdracht van alle Utrechtse leerlingen van het PO naar het VO
• het coördineren van de aanmelding en waar nodig loting
• helpdeskfunctie voor scholen
• informatiefunctie voor scholen en ouders
• deskundigheidsbevordering: minimaal 3x per jaar themabijeenkomsten.;
• het faciliteren van de digitale overdracht
• het jaarlijks evalueren en verbeteren van de POVO-procedure.
7.4.5. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
Artikel 7.5. Stedelijke coördinatie loopbaanoriëntatie Voortgezet Onderwijs (VO) naar Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO)
Het versoepelen (inhoudelijk én procedureel) van de overgang die leerlingen in de stad Utrecht aan het einde van het voortgezet onderwijs (VO) naar het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) maken, voor een goede start op het MBO en om voortijdig schoolverlaten van een jongere tegen te gaan.
• 100% van de VO-scholen heeft beleid op Loopbaanoriëntatie en begeleiding(LOB) dat minimaal aan de eisen van de Utrechtse LOB-standaard van het Samenwerkingsverband Sterk VO voldoet.
• Bij alle probleemsituaties worden ouders en/of leerplicht betrokken;
• Jongeren maken een bewuste(re) keuze voor een vervolgopleiding: waarbij in de keuze aandacht is voor de kans op een baan na afronding van de vervolgopleiding (kiezen met het hart én het hoofd).
7.5.2. Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:
• Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs, zoals beschreven in artikel 4.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
7.5.4. Subsidiabele activiteiten
De subsidie kan worden aangevraagd voor:
• stedelijke coördinatie VO-MBO en implementatie van regionaal beleid op de scholen aangesloten bij het samenwerkingsverband Sterk VO;
• inzet begeleiders passend onderwijs op alle VO scholen ten behoeve van de implementatie van afspraken voortkomend uit de actielijnen van de SchoolWerkt agenda (m.n. actielijn 2 en 5 gericht op het verbeteren van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt en het versterken van loopbaanoriëntatie en beroepsbeeldontwikkeling) en het convenant kwetsbare jongeren;
• deskundigheidsbevordering via het organiseren van netwerkbijeenkomsten, proeftafels en miniconferenties;
• ondersteunen LOB projecten van scholen inclusief trainingen; afstemming van lob ontwikkelingen op scholen op gemeentelijk beleid en lob activiteiten van derden;
• uitvoeren van de aanpak ouderbetrokkenheid.
• kennisdeling tussen alle scholen aangesloten bij Sterk VO over het LOB beleid en overgang naar vervolgonderwijs, dagbesteding en/of arbeid ondersteunen LOB projecten van scholen inclusief trainingen;
7.5.5. Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
Artikel 7.6 Regionale aanpak schooluitval (aanpak VSV) en jongeren in kwetsbare positie
Meer jongeren in RMC-regio 19 Utrecht worden begeleid op hun unieke pad naar kansrijke deelname aan de samenleving door het voorkomen van (tijdelijke) schooluitval en het stimuleren dat minimaal een startkwalificatie behaald wordt die kans biedt op werk.
Op basis van de regionale SchoolWerkt agenda zijn er vijf actielijnen en de specifieke doelgroep oud VSV’ers te onderscheiden. Inzet hierop leidt tot het volgende:
• Meer jongeren behalen een startkwalificatie.
• Meer jongeren met ondersteuningsbehoefte zijn warm overgedragen.
• Jongeren maken een bewustere en realistischere opleidingskeuze.
• Meer jongeren vinden een stage en leerwerkbaan door goede samenwerking tussen VO, MBO, werkgevers en gemeenten.
7.6.2 Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komen in aanmerking:
• Samenwerkingsverbanden Voortgezet Onderwijs binnen RMC-regio 19 Utrecht;
• Besturen van een MBO-instelling RMC-regio 19 Utrecht voor de eigen organisatie of namens andere MBO-instellingen RMC-regio 19 Utrecht (penvoerder), aanvragende voor een of meer MBO-instellingen RMC- regio 19 Utrecht die voldoen aan de daarvoor vastgestelde criteria;
• Gemeenten Nieuwegein, Woerden en Zeist als kerngemeenten binnen de subregio’s in RMC-regio 19
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
De wijze van verdeling van beschikbare Rijksmiddelen voor de regionale aanpak VSV wordt vastgesteld door de regionale Stuurgroep SchoolWerkt en vastgelegd in het Regionaal Programma VSV voor 2019 en 2020. Dit is het regionale uitvoeringsplan van de SchoolWerkt agenda.
7.6.5 Beoordeling en toetsing aanvraag
De beoordeling en toetsing van de aanvraag vindt plaats door de gemeente Utrecht, vanuit de rol als centrumgemeente in RMC regio 19 Utrecht. Uitvoering vindt plaats binnen de kaders die zijn afgesproken met de partners in RMC regio Utrecht en zijn vastgelegd in het regionale programma VSV 2019- 2020.
7.6.6. Subsidiabele activiteiten
De subsidiabele activiteiten zijn opgenomen in het regionale programma VSV 2019-2020. De subsidie kan worden aangevraagd voor de volgende activiteiten:
1. Creëren sterke basis voor de jongere: uitdagend onderwijs, eisen stellen aan de inzet van de jongeren en ondersteunende leefomgeving.
2. Loopbaanoriëntatie organiseren in een doorlopende leerlijn.
3. Sluitende overgangen en warme overdracht.
4. Extra ondersteuning waar nodig en passende begeleiding voor jongeren in kwetsbare positie
5. Goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
6. Versterking van toekomstkansen voor eerder uitgevallen jongeren.
Artikel 7.7 Loopbaanoriëntatie in een doorgaande leerlijn in PO en VO
Het stimuleren van jongeren om díe ervaringen op te doen die helpen een realistisch toekomstbeeld te ontwikkelen. Dit leidt tot:
• een bewuste(re) keuze voor een vervolgopleiding: waarbij in de keuze aandacht is voor de kans op een baan na afronding van de vervolgopleiding (kiezen met het hart én het hoofd).
• gelijke kansen op een succesvolle toekomst.
7.7.2 Aanvullende eisen aan de aanvrager
Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:
• Organisaties met minimaal drie jaar aantoonbare ervaring met het organiseren van onder meer snuffelstages, sollicitatietrainingen en loopbaanoriëntatie voor po en vo en met een aantoonbaar relevant netwerk van scholen en werkgevers.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
7.7.4 Subsidiabele activiteiten
De subsidie kan worden aangevraagd voor:
• Activiteiten gericht op competentieontwikkeling en persoonlijke begeleiding in het kader van loopbaanoriëntatie voor leerlingen in het basisonderwijs en voortgezet (speciaal) onderwijs;
• Bijdragen aan de uitvoering van het lob beleid van Utrechtse scholen, waaronder het ondersteunen van scholen met het vormgeven van het netwerk van stages;
• Het leveren van een bijdrage aan kennis en leernetwerken van het stedelijk LOB netwerk over het LOB beleid en overgang naar vervolgonderwijs, dagbesteding en/of arbeid;
• Het samen met de scholen en samenwerkingsverbanden informeren van ouders over lob en kansrijke beroepsrichtingen;
• Periodiek rapporteren en adviseren over de lob ontwikkelingen op de scholen tbv gemeentelijk beleid.
7.7.5 Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
Een overzicht van de afspraken per school bestaande uit de geplande activiteiten en het verwachtte aantal te bereiken leerlingen.
Alle leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs komen in aanraking met cultuur, zowel actief als receptief en reflectief.
Cultuureducatie biedt kinderen en jongeren de kans om hun creatief talent te ontdekken en te ontwikkelen. Cultuureducatie kan worden vormgegeven als een apart vak. Het kan ook volledig worden geïntegreerd in het curriculum van de school: dan is er sprake van cultuuronderwijs.
Voor deze subsidie komt/komen uitsluitend in aanmerking:
• Schoolbesturen PO en schoolbesturen VO, zoals beschreven in artikel 4.
• Schoolbesturen speciaal onderwijs en schoolbesturen voortgezet speciaal onderwijs voor zover de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die een school of onderwijsinstelling binnen de grenzen van de gemeente Utrecht betreft.
• (Brede) Scholen die gezamenlijk met andere (brede) scholen vorm willen geven aan hun beleid op het gebied van cultuureducatie, kunnen een gezamenlijke aanvraag indienen. Deze aanvraag bestaat uit het formulier en een bijlage waarin het gezamenlijke karakter van de aanvraag wordt onderbouwd;
• Indien er een subsidie wordt ontvangen van het Rijk (of andere overheid) voor cultuureducatie, dient de gemeentelijke subsidie als aanvulling. U dient in uw aanvraag aan te geven welke activiteiten u financiert met de Rijkssubsidie en voor welke aanvullende activiteiten u de gemeentelijke subsidie aanvraagt.
Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast middels de subsidiestaat. De subsidiestaat wordt bekendgemaakt en is te vinden op de gemeentelijke subsidiepagina op internet.
8.4. Subsidiabele activiteiten
Deze subsidie kan worden aangevraagd voor activiteiten die bijdragen aan het realiseren van de beoogde effecten. Het gaat hierbij om:
1. Activiteiten: het ontplooien van activiteiten die bijdragen aan het cultuuronderwijs of aan cultuureducatie op de school voor de looptijd van één kalenderjaar;
Met daarbinnen de mogelijkheid om van 15% de subsidie in te vullen ten behoeve van:
1.1 Innovatie: om voor de school in kwestie vernieuwende projecten/activiteiten/werkwijzen uit te proberen/uit te voeren op het gebied van cultuureducatie;
1.2 Expertise: om van kennis en/of deskundigheid op te bouwen op het gebied van cultuureducatie
NB de subsidie is niet bedoeld voor huisvesting;
NB de subsidie mag alleen aan hardware worden besteed als cultuureducatie het hoofddoel is.
Artikel 8.5. Verdeelcriteria subsidie
- Een maximaal aan te vragen bedrag per leerling voor cultuureducatie wordt jaarlijks vastgesteld en gepubliceerd op www.utrecht.nl;
Artikel 8.6. Subsidie cultuureducatieactiviteiten, -innovatie en/of -expertise
8.6.1. Aanvullende eisen aan de aanvrager activiteitenbudget
Scholen komen op grond van deze beleidsregel voor de subsidie in aanmerking als zij voldoen aan alle onderstaande eisen:
I. de school ontplooit aantoonbare activiteiten op het gebied van cultuureducatie die het behalen van de kerndoelen binnen het leergebied kunstzinnige oriëntatie (PO) respectievelijk kunst en cultuur (onderbouw VO) bevorderen;
II. de school werkt actief aan de totstandkoming van een doorgaande leerlijn conform begrippenlijst voor cultuuronderwijs;
III. cultuureducatie is geïntegreerd in een of meerdere vakken van het curriculum of wordt als apart vak aangeboden;
IV. de school werkt actief aan het onderhouden en verdiepen van kennis en deskundigheid van leerkrachten op het gebied van cultuureducatie.
V. er is sprake van actieve, receptieve en reflectieve kunstbeoefening door de leerlingen.
8.6.2 Aanvullende informatie aan te leveren bij de aanvraag
Aanvragers moeten duidelijk aangeven:
• voor welke school of scholen zij aanvragen;
• hoeveel leerlingen op deze school/scholen zitten;
• hoeveel subsidie zij aanvragen en hoe zij invulling geven aan de 15% (innovatie en/of expertise, of dat alle subsidie volledig wordt ingezet voor activiteiten).
Aanvragen moeten voorzien zijn van de volgende bijlagen:
a. het schoolplan met daarin aangegeven:
- de visie van de school op het gebied van cultuureducatie;
- kerndoelen en tussendoelen op het gebied van cultuureducatie;
- opbouw van de leerstof bedoeld om het einddoel te halen en zo een doorgaande leerlijn te ontwikkelen op het gebied van cultuureducatie;
het jaarplan met daarin aangegeven:
a. activiteiten om de geformuleerde doelen te bereiken;
b. aanvragen vanaf jaar 2 dienen een analyse van het voorgaande jaar mee te sturen met daarin een evaluatie of de doelen behaald zijn en wat de aanbevelingen zijn voor het komend jaar; Hiervoor dient het analyseformulier te worden gebruikt zoals gepubliceerd op www.utrecht.nl;
als een school geen jaarplan maakt, dan zullen bovenstaande punten in een apart plan uiteengezet moeten worden;
c. een inzichtelijke begroting waarin ook eventuele andere financiële middelen voor cultuureducatie zichtbaar worden gemaakt; Hiervoor dient het begrotingsformat te worden gebruikt zoals gepubliceerd op www.utrecht.nl;
8.6.3. Invulling maximaal 15% van het totaalbudget voor Innovatie en/of expertise
• Met innovatie bedoelen we projecten/activiteiten/werkwijzen (op het gebied van cultuureducatie) die voor de school in kwestie vernieuwend zijn; de school kan iets uit proberen.
• Inhoudelijk: De school beantwoord alle vragen zoals gesteld in het Analyseformulier met betrekking tot ‘innovatie’. Het formulier wordt jaarlijks gepubliceerd op www.utrecht.nl.
• Financieel: De school beschrijft in de begroting de activiteiten/projecten ten behoeve van innovatie met betrekking tot cultuureducatie. Deze mogen niet meer dan 15% van het totaal budget bedragen. Als u ook middelen aan expertise wilt besteden mag dit opgeteld met elkaar niet meer zijn dan 15% van het totaalbudget.
• Met expertise bedoelen we het vergaren van expertise met het doel om als school kennis en/of deskundigheid op te bouwen op het gebied van cultuureducatie. Eventuele inhuur dient overdraagbaarheid te omvatten.
• Inhoudelijk: De school beantwoord alle vragen zoals gesteld in het Analyseformulier met betrekking tot ‘expertise’. Het formulier wordt jaarlijks gepubliceerd op www.utrecht.nl.
• Financieel: De school beschrijft in de begroting de activiteiten/projecten ten behoeve van expertise met betrekking tot cultuureducatie. Deze mogen niet meer dan 15% van het totaal budget bedragen. Als u ook middelen aan innovatie wilt besteden, mag dit opgeteld met elkaar niet meer zijn dan 15% van het totaalbudget.
Artikel 8.8. Aanvullende bepalingen
Het schoolbestuur werkt mee aan periodiek monitoren en evaluaties.
De beleidsregel wordt binnen twee jaar geëvalueerd en daar waar nodig worden er aanpassingen gemaakt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-140729.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.