Verordening tot wijziging van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Mook en Middelaar 2015

De raad der gemeente Mook en Middelaar,

 

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders d.d. 22 mei 2018;

 

Gelet op het advies van de raadscommissie d.d. 6 juni 2018;

 

Besluit:

 

vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Mook en Middelaar 2015.

Artikel 1 Wijziging artikel 10 verordening

Artikel 10 van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Mook en Middelaar 2015 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

“Artikel 10. Duur verlaging bij schending geüniformeerde arbeidsverplichting

Als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de verlaging 100 procent van de bijstandsnorm gedurende één maand.”

Artikel 2 Wijziging artikel 11 verordening

Artikel 11 van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Mook en Middelaar 2015 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

“Artikel 11. Verrekenen verlaging

De verlaging als bedoeld in artikel 10 kan worden toegepast over drie maanden waarbij aan de maand van oplegging en aan de twee daaropvolgende maanden een derde deel van de verlaging wordt toebedeeld.”

Artikel 3 Ingangsdatum

Deze wijziging treedt in werking op 1 juli 2018.

 

Aldus besloten in zijn openbare vergadering d.d. 14 juni 2018,

De raad voornoemd,

de griffier (plv),

A.W. Peters-Sengers

De voorzitter,

mr. drs. W. Gradisen

Bijlage Toelichting

In artikel 18 van de Participatiewet is geregeld dat het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen moet afstemmen op omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Dit wordt wel het individualiseringsbeginsel genoemd. Deze afstemming kan voor de belanghebbende positief of negatief uitvallen. Artikel 18 lid 4 Participatiewet betreft het verlagen van de bijstand bij schending van de zogenoemde geüniformeerde arbeidsverplichtingen. Als dat aan de orde is, dan is het college verplicht de bijstand te verlagen met 100%. De duur van die verlaging is minimaal 1 maand, maar kan bij verordening worden verlengd tot maximaal 3 maanden. Tevens kan een verrekening over meerdere maanden worden geregeld.

In de huidige afstemmingverordening is geregeld dat, afhankelijk van de aard van de schending, een maatregel van 100% gedurende één of twee maanden moet worden opgelegd. Verder is een verrekening mogelijk over drie maanden, behalve als de belanghebbende arbeid niet aanvaardt of niet behoudt. Dan volgt een maatregel van 100% gedurende twee maanden zonder mogelijkheid tot verrekening.

In voorkomende is het opleggen van een maatregel van 100% gedurende twee maand als te zwaar ervaren. Dit vindt steun in een recente uitspraak van de rechtbank, waarbij een opgelegde maatregel van 100% als disproportioneel heeft aangemerkt en werd teruggebracht tot 33,3%. Verder bestaat niet de overtuiging dat verplichtingen beter worden opgevolgd als er een zware straf in het vooruitzicht wordt gesteld. Dit dreigende karakter van een zware maatregel wordt als contraproductief ervaren.

Het doel van het opleggen van een maatregel is om de cliënt zover te brengen dat hij het gewenste gedrag vertoont. Een maatregel heeft volgens het rijk geen punitief karakter. Daarom is in artikel 18 lid 11 Participatiewet de mogelijkheid gegeven om een eerdere maatregel te herzien als ondubbelzinnig uit houding en gedrag blijkt dat de cliënt de verplichting (alsnog) nakomt. Een dergelijke herziening kan echter beter worden geëffectueerd als over de maximale periode van drie maanden wordt verrekend.

Het verlagen van de bijstand met 100% grijpt fors in, in de financiën van de cliënt. Met 100% verlagen gedurende twee maanden leidt vrijwel zeker tot financiële problemen. Die zullen (op termijn) weer moeten worden opgelost via schuldhulpverlening.

Het blijkt dat gemeenten in de regio slecht één variant kennen, namelijk 1 maand 100% met de mogelijkheid tot verrekening over een periode van 3 maanden. Vanuit het oogpunt van samenwerking met 6 andere gemeenten in het WerkBedrijf is het wenselijk het beleid te harmoniseren.

Naar boven