Wijziging van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg,

gelezen het bestuurlijk behandelvoorstel van 9 januari 2018;

gelet op Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur) en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016;

Besluit:

vast te stellen de volgende wijzigingen van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016:

 

Artikel I

De artikelen 1, 3.1, 5.1 en 5.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016 worden gewijzigd zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

 

Artikel II

Dit wijzigingsbesluit treedt in werking de dag na de dag van bekendmaking.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 16 januari 2018.

de secretaris, de voorzitter

B.J.D. Huykman K. Tigelaar

Bijlage  

 

Behorende bij het collegebesluit Wijziging Besluit maatschappelijke ondersteuning Leidschendam-Voorburg 2016.

A

Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

1. In dit Besluit wordt verstaan onder:

a. Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016;

b. Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016;

c. Uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Stb 2014, 420 en Stb. 2015, 520);

d. Instandhoudingskosten: een door het College te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, vergelijkbaar met het niveau van zorg-in-natura;

e. professionele ondersteuner: een persoon, al dan niet werkzaam bij een organisatie, die is ingeschreven in het handelsregister en/of KvK als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en die voldoet aan door het College vast te stellen kwaliteitseisen. Daaronder vallen in ieder geval diploma’s aangevuld met relevante aantoonbare werkervaring, een Verklaring Omtrent Gedrag en een zogeheten BIG-registratie, indien en voor zover dit naar oordeel van het College behoort tot de te verwachten professionele standaard bij het verlenen van de toegekende ondersteuning. Personen behorend tot het sociale netwerk van de cliënt worden in principe niet als professionele ondersteuner aangemerkt.

2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het Uitvoeringsbesluit en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

1. In dit Besluit wordt verstaan onder:

a. budgethouder: de cliënt die de taken verbonden aan het persoonsgebonden budget uitvoert (overeenkomsten aangaan, declareren en verantwoorden);

b. instandhoudingskosten: een door het College te bepalen bedrag dat bestemd is voor onderhoud, reparatie en verzekering verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening, vergelijkbaar met het niveau van ondersteuning-in-natura;

c. professionele ondersteuner: een persoon, al dan niet werkzaam bij een organisatie, die is ingeschreven in het handelsregister en/of KvK als zijnde verlener van maatschappelijke ondersteuning en die voldoet aan door het College vast te stellen kwaliteitseisen. Daaronder vallen in ieder geval diploma’s aangevuld met relevante aantoonbare werkervaring, een Verklaring Omtrent Gedrag en een zogeheten BIG-registratie, indien en voor zover dit naar oordeel van het College behoort tot de te verwachten professionele standaard bij het verlenen van de toegekende ondersteuning. Personen behorend tot het sociale netwerk van de cliënt worden in principe niet als professionele ondersteuner aangemerkt;

d. Uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Stb 2014, 420 en Stb. 2015, 520);

e. Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Leidschendam-Voorburg 2016.

2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het Uitvoeringsbesluit en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

 

 

  

B

Artikel 3.1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 3.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening

 

1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrageplichtig inkomen als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit (inkomen en vermogen).

 

2. De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

 

3. Onder de kostprijs van de maatwerkvoorziening is begrepen een door het College te bepalen bedrag voor instandhoudingskosten die aan de maatwerkvoorziening zijn verbonden.

 

4. De bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

   

5. De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een:

a. rolstoel;

b. collectief aanvullend openbaar vervoer.

 

 

Artikel 3.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening

 

1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrageplichtig inkomen als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, waarbij voor «12,5%» telkens wordt gelezen «10%».

 

2. De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

 

3. Onder de kostprijs van de maatwerkvoorziening is begrepen een door het College te bepalen bedrag voor instandhoudingskosten die aan de maatwerkvoorziening zijn verbonden.

 

4. De bijdrage in de kosten is gelijk de maximale bedragen berekend op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

 

5. De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor:

a. een rolstoel;

b. collectief aanvullend openbaar vervoer;

c. begeleiding.

 

  

C

Artikel 5.1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5.1 Meerkosten en aanvraag

1. Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen voor:

a. de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 9.4 eerste lid van de Verordening;

b. de kosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportvoorziening welke noodzakelijk is in verband de zelfredzaamheid en participatie;

c. individueel (rolstoeltaxi)vervoer.

2. Onverminderd artikel 12.1 tweede lid van de verordening heeft de hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid onder d van de verordening betrekking op:

a. het verschuldigde volledig verplicht eigen risico op grond van de Zorgverzekeringswet;

b. verschuldigde eigen bijdrage(n) op grond van de Regeling zorgverzekering, Wet maatschappelijke ondersteuning of Wet langdurige zorg, welke in eenzelfde kalenderjaar zijn verschuldigd en die gelet op de hoogte van het inkomen van de cliënt en zijn eventuele echtgenoot leiden tot meerkosten in verband met cumulatie van deze kosten.

3. In afwijking van het vorige lid wordt geen tegemoetkoming met terugwerkende kracht verleend. De tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten kan het College zonder aanvraag worden verlenen.

4. De aanvraag om een tegemoetkoming als bedoeld in het tweede lid kan worden ingediend in het kalenderjaar waarop de kosten betrekking hebben tot uiterlijk twaalf maanden na afloop van dat kalenderjaar.

Artikel 5.1 Meerkosten en aanvraag

1. Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 12.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten verlenen voor:

a. de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 9.4 eerste lid van de Verordening;

b. de kosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportvoorziening welke noodzakelijk is in verband de zelfredzaamheid en participatie;

c. individueel (rolstoeltaxi)vervoer.

2. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de meerkosten, genoemd in het eerste lid, aanhef en onderdeel b en c, wordt ingediend alvorens de meerkosten gemaakt worden. 

 

D

Artikel 5.2 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5.2 Hoogte en uitbetaling tegemoetkoming meerkosten

1. De hoogte van de tegemoetkoming voor:

a. de verhuiskosten wordt bepaald op grond van de werkelijke gemaakte kosten met een maximum van € 1.250,00. Uitbetaling vindt plaats nadat het College heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning op basis van de factuur van het verhuisbedrijf of het autoverhuurbedrijf;

b. de tegemoetkoming voor de herinrichtingskosten bedraagt:

  • 1.

    bij een één kamer woning € 611,50;

  • 2.

    bij een twee kamer woning € 1.223,00;

  • 3.

    toeslag per extra slaapkamer € 282,00.

Uitbetaling vindt plaats aan de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend na de verhuizing als bedoeld onder 5.1 eerste lid onder a.

2. De hoogte van de tegemoetkoming voor deelname aan het maatschappelijk verkeer bedraagt voor:

a. het gebruik van aanvullend openbaar vervoer in de vorm van individueel taxivervoer maximaal € 420,00 per jaar. De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager;

b. het gebruik van aanvullend openbaar vervoer in de vorm van individueel rolstoeltaxivervoer maximaal € 870,00 per jaar. De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager;

c. de aanschaf van een sportvoorziening maximaal € 2.120,00 voor een periode van minimaal drie jaar. Uitbetaling vindt plaats aan de aanvrager op basis van een door het College akkoord bevonden factuur.

3. Het College kan de hoogte van de tegemoetkoming in het vorige lid onder a en b afstemmen op de samenvallende vervoersbehoefte van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.

4. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid samen, dan verstrekt het College slechts een keer een bedrag bedoeld in het tweede lid onder a en/of b.

5. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid niet of slechts ten dele samen, dan kan aan elke bedoelde persoon een tegemoetkoming worden verstrekt welke tezamen niet meer bedragen dan 1,5 maal het bedrag bedoeld in het tweede lid onder a en/of b.

6. De hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld artikel 12.1 eerste lid onder d van de verordening en artikel 5.1 tweede lid van dit Besluit bedraagt:

a. € 200,00 per kalenderjaar voor een alleenstaande met een bruto jaarinkomen tot € 24.000,00 als hij in dat jaar het volledig verplicht eigen risico heeft betaald voor de zorgverzekering en de voor hem geldende maximale bijdrage als bedoeld in artikel 5.1 eerste lid onder b is betaald; hierbij wordt het bruto jaarinkomen gehanteerd twee kalenderjaren voorafgaande aan het jaar waar de kosten betrekking op hebben zoals vermeld op het IB-60 formulier.

b. € 200,00 per kalenderjaar per persoon van een meerpersoonshuishouden met een bruto gezinsinkomen tot € 34.000,00 als in dat jaar het volledige verplicht eigen risico is betaald voor de zorgverzekering en de voor hem geldende maximale bijdrage als bedoeld in artikel 5.1 eerste lid onder b betaald; hierbij wordt het bruto jaarinkomen gehanteerd twee kalenderjaren voorafgaande aan het jaar waar de kosten betrekking op hebben zoals vermeld op het IB-60 formulier;

Artikel 5.2 Hoogte en uitbetaling tegemoetkoming meerkosten

1. De hoogte van de tegemoetkoming voor:

a. de verhuiskosten wordt bepaald op grond van de werkelijke gemaakte kosten met een maximum van € 1.250,00. Uitbetaling vindt plaats nadat het College heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning op basis van de factuur van het verhuisbedrijf of het autoverhuurbedrijf;

b. de tegemoetkoming voor de herinrichtingskosten bedraagt:

  • 1.

    bij een één kamer woning € 611,50;

  • 2.

    bij een twee kamer woning € 1.223,00;

  • 3.

    toeslag per extra slaapkamer € 282,00.

Uitbetaling vindt plaats aan de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend na de verhuizing als bedoeld onder 5.1 eerste lid onder a.

2. De hoogte van de tegemoetkoming voor deelname aan het maatschappelijk verkeer bedraagt voor:

a. het gebruik van aanvullend openbaar vervoer in de vorm van individueel taxivervoer maximaal € 420,00 per jaar. De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager;

b. het gebruik van aanvullend openbaar vervoer in de vorm van individueel rolstoeltaxivervoer maximaal € 870,00 per jaar. De hoogte van de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de vastgestelde noodzakelijke verplaatsingen binnen de leefomgeving en wordt jaarlijks in gelijke termijnen betaalbaar gesteld aan de aanvrager;

c. de aanschaf van een sportvoorziening maximaal € 2.120,00 voor een periode van minimaal drie jaar. Uitbetaling vindt plaats aan de aanvrager op basis van een door het College akkoord bevonden factuur.

3. Het College kan de hoogte van de tegemoetkoming in het vorige lid onder a en b afstemmen op de samenvallende vervoersbehoefte van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.

4. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid samen, dan verstrekt het College slechts een keer een bedrag bedoeld in het tweede lid onder a en/of b.

5. Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid niet of slechts ten dele samen, dan kan aan elke bedoelde persoon een tegemoetkoming worden verstrekt welke tezamen niet meer bedragen dan 1,5 maal het bedrag bedoeld in het tweede lid onder a en/of b.

 

 

 

Naar boven