Gemeenteblad van Leusden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leusden | Gemeenteblad 2018, 127520 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Leusden | Gemeenteblad 2018, 127520 | Beleidsregels |
Beleidsregel “draagkracht bijzondere bijstand”
Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht van de belanghebbende en, indien van toepassing, zijn gezin.
Artikel 4. Draagkracht en vermogen
Het vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 en 3 van de wet, wordt bij de vaststelling van de draagkracht buiten beschouwing gelaten.
Artikel 5. Draagkracht en inkomen
TOELICHTING OP BELEIDSREGEL DRAAGKRACHT BIJZONDERE BIJSTAND
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en de daarin opgenomen mogelijkheden tot het verstrekken van individuele bijzondere bijstand.
De bijzondere bijstand is wettelijk geregeld in artikel 35 van de Participatiewet.
Het college van burgemeester en wethouders bepaalt de invulling en uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende en de hiervoor geldende draagkrachtperiode. In deze beleidsregels wordt uitgewerkt hoe het college invulling geeft aan haar beleidsvrijheid ten aanzien van de draagkrachtbepalingen.
Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen, dat in het individuele geval het inkomen van de belanghebbende niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten. Voor zover voor dergelijke kosten geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Om recht te hebben op bijzondere bijstand is niet vereist, dat de belanghebbende ook recht heeft op algemene bijstand.
Hierbij wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen van de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.
De bijzondere bijstand is niet alleen voor bijstandsgerechtigden. Bijzondere bijstand is toegankelijk voor iedereen met een laag inkomen. Bepalend is de draagkracht van de belanghebbende(n), waarbij het inkomen met de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt vergeleken. Daarbij wordt de kostendelersnorm als referentienorm buiten beschouwing gelaten. Bij geen of slechts een beperkte draagkracht, kan aanspraak op bijzondere bijstand bestaan voor specifieke kosten, die niet uit het reguliere inkomen of uit de algemene bijstand kunnen worden voldaan. De bijzondere noodzakelijke kosten moeten de draagkracht te boven gaan.
Volledigheidshalve wordt nog vermeld, dat de algemene voorwaarden voor het recht op bijstand onverkort van toepassing zijn en dat de belanghebbende moet voldoen aan de algemene voorwaarden om überhaupt recht te hebben op bijzondere bijstand. De algemene voorwaarden staan in de artikelen 11 t/m 16 van de Participatiewet vermeld.
Artikel 3. Vaststelling van de draagkracht
De middelen zoals genoemd in de artikelen 31 t/m 34 van de wet worden bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking genomen. Daarbij zijn de vrijlatingen zoals die gelden bij de algemene bijstand niet zonder meer van toepassing op de bijzondere bijstand.
Met lid 2 wordt voor het inkomensbegrip zoveel mogelijk aangesloten bij de algemene bijstand. Een uitzondering hierop is bij kosten waarvoor de vergoedingen, tegemoetkomingen of verstrekkingen zijn bedoeld, en in welke kosten bijzondere bijstand wordt verleend. Zo wordt bijvoorbeeld bij de hoogte van een woonkostentoeslag rekening gehouden met een eventuele huurtoeslag of eigen woningbijdrage (oude premieregelingen).
De individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag worden niet tot de draagkracht gerekend.
Artikel 4 Draagkracht en vermogen
Artikel 34 lid 2 en 3 van de wet geldt expliciet voor algemene bijstand. Er is gemeentelijke beleidsvrijheid om artikel 34 lid 2 en 3 voor de draagkrachtbepalingen voor bijzondere bijstand niet van toepassing te laten zijn. In Amersfoort is ervoor gekozen om artikel 34 lid 2 en 3 ook voor de bijzondere bijstand van toepassing te laten zijn. Dat betekent dat bij het bepalen van de draagkracht uit vermogen alleen het vermogen boven de vrij te laten vermogensgrens wordt meegenomen en ook de overige vermogensbestanddelen zoals genoemd in artikel 34 lid 2 buiten beschouwing worden gelaten.
Artikel 5. Draagkracht en inkomen
Bij het verstrekken van bijzondere bijstand moet rekening worden gehouden met de draagkracht van de belanghebbende. Het college kan bepalen welk deel van het inkomen boven de bijstandsnorm bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen (artikel 35, lid 1, van de wet). Uitgangspunt is, dat voor zover het inkomen meer bedraagt dan 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, 25% moet worden aangewend voor de betaling van de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Is het inkomen meer dan 130% van de geldende bijstandsnorm, dan wordt 100% van de draagkrachtruimte als draagkracht aangemerkt. Voor zover de genoemde kosten niet voldaan kunnen worden uit de aanwezige draagkracht, bestaat aanspraak op bijzondere bijstand. Toeslagen op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), zoals zorg- of huurtoeslag, zijn inkomensafhankelijk. Naar mate het inkomen stijgt, daalt de toeslag. Bij bepaling van de draagkrachtruimte wordt hiermee geen rekening gehouden.
Volgens vaste rechtspraak is er een aantal kostensoorten die geacht worden te kunnen worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau. Een dergelijk inkomen wordt toereikend geacht om voor de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen reserveren, dan wel deze via gespreide betaling achteraf te kunnen voldoen. Voor deze zogenaamde algemeen noodzakelijke kosten wordt bij een inkomen dat hoger is dan 110% van de geldende bijstandsnorm100% van de draagkrachtruimte in aanmerking genomen. De lijst is niet limitatief. Het gaat in ieder geval om de kosten van:
Als er bijzondere bijstand wordt toegekend voor één van de bovengenoemde kostensoorten, is de vraag of voor deze kosten kon worden gereserveerd dan wel of deze kosten via gespreide betaling achteraf kunnen worden voldaan, al beantwoord (‘nee’). Dat mag bij de vraag of er draagkracht bestaat en tot welk bedrag niet meer terugkomen.
Voorts geldt bij woonkostentoeslag, de administratiekosten, waarborgsom en eerste maand huur voor een woning, dat er sprake is van draagkracht, zodra het inkomen hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Ook voor bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtsbijstand geldt draagkracht over 100% van de draagkrachtruimte bij een inkomen dat hoger is dan 110% van de geldende bijstandsnorm, omdat de wetgever in de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) al rekening heeft gehouden met de hoogte van het inkomen.
De Centrale Raad van Beroep heeft uitspraken gedaan over draagkracht in relatie tot beslag op de uitkering. Deze uitspraken komen er op neer, dat als op (een deel van) het inkomen van de belanghebbende executoriaal beslag is gelegd, waardoor hij over dat (deel van het) inkomen geen feitelijke bestedingmogelijkheid heeft of beschikkingsbevoegd is, noch een mogelijkheid heeft om het hem uit te laten betalen, het college bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand met dat (deel van het) inkomen geen rekening mag houden. Dit betekent, dat als sprake is van executoriaal beslag op het inkomen, of als de klant is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), hiermee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de draagkracht. In dergelijke situaties dient dan ook te worden uitgegaan van het inkomen dat resteert na het beslag. Bij personen die in een minnelijk traject van schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) zitten, wordt hetzelfde beleid als bij beslag op de uitkering en toelating tot de Wsnp toegepast. Bij een minnelijke regeling is er eveneens sprake van een problematische schuldensituatie. Mensen die hun best doen om via het minnelijk traject van hun schulden af te komen, moeten niet nadeliger uit zijn dan mensen die (soms door eigen toedoen) in het wettelijk traject terecht zijn gekomen. Bij een aanvraag om bijzondere bijstand moet wel worden beoordeeld, of het traject goed verloopt en de belanghebbende zich aan de afspraken houdt. Hierover worden ook voorwaarden in de beschikking (tot toekenning bijzondere bijstand) opgenomen.
De opsomming in artikel 5 lid 3 is limitatief. Dat wil zeggen dat er met andere (particuliere) schulden (zoals een lening bij een bank of familie) bij de draagkrachtbepaling geen rekening wordt gehouden.
Omdat bijstandsgerechtigden geen draagkracht uit inkomen hebben, geldt dat de draagkrachtperiode gelijk is aan de periode dat algemene bijstand voor levensonderhoud wordt ontvangen.
Bij het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van een aanvraag voor incidentele bijzondere bijstand wordt de draagkracht op basis van 12 maanden berekend. De berekende draagkracht wordt vervolgens in mindering gebracht op de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd. Bij het vaststellen van de draagkracht ten behoeve van een aanvraag voor periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht eveneens op basis van 12 maanden berekend en verdeeld over het aantal maanden waarop de verstrekking betrekking heeft, uiteraard met een maximum van 12 maanden. Deze ‘uitgesmeerde’ draagkracht wordt vervolgens maandelijks in mindering gebracht op de bijzondere noodzakelijke kosten.
Artikel 7. Vaststellen maandinkomen
Indien ten tijde van de aanvraag vaststaat dat de financiële omstandigheden van de belanghebbende(n) binnen de draagkrachtperiode aanmerkelijk zullen veranderen (zie de toelichting bij het vorige artikel), wordt de draagkracht in de loop van het draagkrachtjaar dienovereenkomstig aangepast. De belanghebbende zal door het overleggen van bewijsstukken moeten aantonen in hoeverre de draagkracht zal verminderen of toenemen door de gewijzigde omstandigheden.
In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in principe niet meer aangepast. Indien zich echter in de loop van de vastgestelde draagkrachtperiode ontwikkelingen voordoen, die van dusdanig belangrijke aard zijn, dat hieraan niet kan worden voorbijgegaan (zoals het wegvallen of het ontstaan van inkomstenbronnen of het eindigen van een schuldregeling of beslaglegging) kan tussentijds herziening plaatsvinden voor het resterende deel van de draagkrachtperiode. In ieder geval is een wijziging van de draagkracht aan de orde bij een inkomensdaling/stijging van 10% of meer alsmede bij een wijziging in de hoogte van de bijzondere noodzakelijke kosten waarvoor bijstand is toegekend.
Omdat de draagkrachtbepalingen op onderdelen een zwaarder beroep doen op de draagkracht van belanghebbenden dan bij het oude draagkrachtbeleid, is er een overgangsperiode ingelast. Bijzondere bijstandsaanvragen voor kosten die na 1 juni 2018 zijn gemaakt, worden afgehandeld met inachtneming van de onderhavige beleidsregel.
Voor 1 juli 2018 vastgestelde draagkrachtperiodes blijven voor het recht op bijzondere bijstand binnen die periode van kracht.
Bij dringende redenen of bijzondere omstandigheden kan het college afwijken van het gestelde in deze beleidsregel. Bij dringende redenen valt te denken aan een acute noodsituatie van levensbedreigende aard of een situatie die wegens het ontbreken van financiële middelen tot blijvend ernstig lichamelijke of psychische schade zou leiden. De slechte financiële situatie van de belanghebbende wordt op zichzelf niet als een dringende reden beschouwd. Ook kan, indien deze beleidsregel maatwerk niet toelaat, maar dit wel nodig is in het individuele geval, wellicht gebruik gemaakt worden van het maatwerkvangnet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-127520.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.