Gemeenteblad van Rotterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2018, 120892 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rotterdam | Gemeenteblad 2018, 120892 | Verordeningen |
Verordening inspraak, digitale meningspeiling, burgerinitiatief en referenda Rotterdam 2018
HOOFDSTUK 3 DIGITALE MENINGSPEILING
Artikel 6 Uitgesloten onderwerpen
Een meningspeiling wordt in ieder geval niet gehouden over:
Artikel 9 Besluit digitale meningspeiling
Een toekennend besluit bevat de vraagstelling voor de digitale meningspeiling, de keuze voor een gebiedsgerichte of stedelijke meningspeiling alsmede de periode waarin de digitale meningspeiling plaatsvindt. Deze periode is minimaal één week en eindigt niet later dan twee maanden na het besluit tot het houden van een meningspeiling, met dien verstande dat een digitale meningspeiling niet alleen plaatsvindt in de voor de regio aangewezen schoolvakanties voor het basis- en voortgezet onderwijs. Zo nodig wordt de termijn met deze vakantieperiode verlengd.
Artikel 13 Uitgesloten onderwerpen
Een burgerinitiatief gaat niet over:
Artikel 16 Onderzoek aanvraag burgerinitiatief
Na ontvangst van een volledige aanvraag of, indien van toepassing, na het herstel van de gebreken dan wel na het ongebruikt verstrijken van de gestelde termijn, bericht de voorzitter van de raad aan de raad of het burgerinitiatief voldoet aan de in dit hoofdstuk gestelde en of er sprake is een uitsluitingsgrond.
Artikel 17 Behandeling burgerinitiatief
Indien de raad het burgerinitiatief in behandeling neemt, stelt hij tegelijkertijd vast of gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid, bedoeld in het vierde lid, en in welke raadsvergadering besluitvorming over het burgerinitiatief zal plaatsvinden. Vervolgens wordt het burgerinitiatief doorgeleid naar een raadscommissie en stelt de raad een termijn vast waarbinnen deze raadscommissie haar advies moet hebben uitgebracht.
Artikel 19 Uitkomst behandeling burgerinitiatief
Indien de raad geheel of gedeeltelijk overeenkomstig het burgerinitiatief besluit, deelt het college de vertegenwoordigers en, indien het burgerinitiatief een gebiedsgericht karakter heeft, de betreffende gebiedscommissie binnen vier weken na de raadsvergadering waarin het burgerinitiatief is behandeld mede:
Paragraaf 1 Het stadsreferendum
Artikel 21 Uitgesloten onderwerpen
Een referendum wordt in ieder geval niet gehouden over:
Artikel 23 Inleidend verzoek raadgevend referendum
Een inleidend verzoek tot het houden van een raadgevend referendum kan worden ingediend door een ingezetene van Rotterdam die op de dag van het indienen van het verzoek de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, niet uitgesloten is van het kiesrecht en, indien hij geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, voldoet aan de vereisten zoals bedoeld in artikel B3, tweede lid, van de Kieswet, met dien verstande dat voor de dag van de kandidaatstelling gelezen moet worden de dag van de indiening van het verzoek.
Het inleidende verzoek wordt door ten minste 1000 ondertekenaars ondersteund. Een ondertekenaar is ingezetene van Rotterdam, heeft op de dag van de indiening van het inleidende verzoek de leeftijd van 16 jaar bereikt, is niet uitgesloten van het kiesrecht en, indien hij geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie, voldoet aan de vereisten zoals bedoeld in artikel B3, tweede lid, van de Kieswet, met dien verstande dat voor de dag van de kandidaatstelling gelezen moet worden de dag de ondertekening van de ondersteuningsverklaring.
Artikel 24 Behandeling raadsvoorstel
De stemming over het door de raad te nemen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt evenwel aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum bekend is, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het inleidende of het definitieve verzoek wordt beslist.
Artikel 25 Definitief verzoek raadgevend referendum
Binnen zes weken na de dag van de plenaire behandeling van het raadsvoorstel waarop het inleidende verzoek ziet, dient de verzoeker, bedoeld in artikel 23, eerste lid, schriftelijk een definitief verzoek tot het houden van een raadgevend referendum bij de voorzitter van de raad in. Het verzoek kan digitaal worden ingediend via het e-mailadres info@griffie.rotterdam.nl.
Het verzoek wordt door ten minste 10.000 ondertekenaars ondersteund. Degenen die het inleidende verzoek hebben ondersteund, worden geacht het definitieve verzoek te ondersteunen. De ondertekenaars voldoen aan het bepaalde in artikel 23, vierde lid, en de ondersteuningsverklaringen aan het bepaalde in artikel 23, vijfde lid.
Artikel 26 Planning referendum
De raad stelt bij het besluit tot het houden van een referendum, als bedoeld in artikel 25, vierde lid, de datum voor het te houden referendum vast. Deze datum is ten hoogste 26 weken na de datum van het besluit tot het houden van een referendum, met dien verstande dat een referendum niet plaatsvindt in de voor de regio aangewezen schoolvakanties voor het basis- en voortgezet onderwijs. De raad verlengt zo nodig de termijn met deze vakantieperiode.
Aan kiesgerechtigden wordt de vraag voorgelegd of zij voor of tegen het voorgenomen raadsbesluit zijn. De voorgelegde vraag heeft geen betrekking op afzonderlijke onderdelen van het voorgenomen raadsbesluit.
Een referendum wordt gehouden onder degenen die stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Rotterdam en onder degenen die 16 of 17 jaar oud zijn en die, met uitzondering van de leeftijdseis, voldoen aan de vereisten die gelden voor het kiesrecht voor de gemeenteraad van Rotterdam. Zij ontvangen hiervoor een oproeping.
Paragraaf 2 Referendumcommissie
Artikel 32 Samenstelling referendumcommissie
De voorzitter en de leden van de commissie kunnen te allen tijde ontslag nemen. Degenen die aftreden of ontslag nemen blijven hun functie waarnemen, totdat in hun opvolging is voorzien. Zij zijn nog zes weken nadat in hun opvolging is voorzien, bevoegd aan de behandeling van ten tijde van hun aftreden of ontslag lopende zaken deel te nemen.
Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van deze verordening. Het college stelt in ieder geval nadere regels over de wijze waarop een digitale meningspeiling wordt gehouden.
Artikel 40 Intrekking oude regelingen
De Verordening inspraak, burgerinitiatief en referenda Rotterdam 2014 wordt ingetrokken.
Op reeds ingediende aanvragen en verzoeken blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor de inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 42 Publicatie en inwerkingtreding
Deze verordening wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking ervan in het Gemeenteblad, met uitzondering van de artikelen 5, tweede lid, 6, 7, 8, 9, 10 en 39, tweede volzin, die in werking treden op een door het college bij afzonderlijk besluit te bepalen tijdstip.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze (mede) kunnen worden gebaseerd. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht zijn hierin leidend.
Ad c - Digitale meningspeiling
Het begrip digitale meningspeiling is gedefinieerd als het met moderne communicatiemiddelen peilen van de mening onder de Rotterdamse ingezetenen. Onder het gebruik van moderne communicatiemiddelen moet bijvoorbeeld worden gedacht aan gebruik van computerapparatuur, smartphone, e.d.
Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Allereerst wordt aan burgers/belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Een tweede doel is dat inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel biedt in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging en de daarbij benodigde inzichten vanuit de samenleving. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet ‘eenzijdig’ gedefinieerd, en op basis hiervan zou een gedachtewisseling met het bestuursorgaan niet zijn inbegrepen.
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb). Het omvat raad, college en burgemeester. De gebiedscommissies verzorgen de uitvoering van deze inspraakprocedure conform de bevoegdheidsoverdracht zoals opgenomen in de Verordening op de gebiedscommissies 2014.
Elk bestuursorgaan kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen. In de Memorie van toelichting op de Gemeentewet is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de gemeenteraad blijft ten aanzien van welke gemeentelijke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend.
Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadscommissievergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld.
In het tweede lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
In het derde lid is bepaald wie inspraakgerechtigd is. Daarbij is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en moet hier ook in die zin worden gelezen. Het begrip ingezetene wordt gedefinieerd in artikel 2 van de Gemeentewet. Ingezetenen zijn zij die hun werkelijke woonplaats in de gemeente hebben.
Het vierde lid stelt dat het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing is indien bij of krachtens ander wettelijk voorschrift regels over inspraak zijn gegeven.
Er is van afgezien om de voorschriften zelf op te nemen in de tekst van artikel 2 omdat in de eerste plaats bij een nieuwe wettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast en in de tweede plaats het een dermate uitgebreide opsomming betreft dat de overzichtelijkheid van de verordening daarmee niet wordt gediend.
Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure komen vragen aan de orde als: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd?, enz.
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag openbaar maakt. Benadrukt wordt dat de bekendmaking van de resultaten van de inspraak uitermate belangrijk is. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag worden gepubliceerd op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het derde lid bevat daarom geen voorgeschreven medium voor de bekendmaking. Wel is het aan te bevelen om reeds tijdens de inspraakavond duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.
HOOFDSTUK 3 DIGITALE MENINGSPEILING
Onder een digitale meningspeiling wordt verstaan: het met moderne communicatiemiddelen peilen van de mening onder de Rotterdamse ingezetenen. Dit kan op initiatief van gemeenteraad, college, de burgemeester, de gebiedscommissie, de wijkraden, de wijkcomités of op verzoek van ingezetenen. Een digitale meningspeiling is niet gebonden aan beperkingen op het gebied van vraagstelling en antwoordmogelijkheden. De uitkomst van een dergelijke meningspeiling wordt gebruikt als achtergrond bij het vormgeven van beleid (door het college) en bij de besluitvorming (door de raad). De doorlooptijd van een digitale meningspeiling wordt geacht beperkt te zijn, waardoor de uiteindelijke besluitvorming beperkt vertraagd wordt. Bij de besluitvorming rond het wel of niet houden van een digitale meningspeiling op verzoek van een ingezetene (artikelen 7, 8 en 9) ligt het zwaartepunt bij de raadscommissies.
In het eerste lid wordt bepaald welke bestuursorganen van de gemeente kunnen besluiten tot een digitale meningspeiling. De bepalingen van artikelen 6 tot en met 10 zijn niet van toepassing indien die bestuursorganen besluiten tot een digitale meningspeiling. Naast de genoemde bestuursorganen kunnen op grond van het tweede lid ook ingezetenen van de gemeente vragen om een digitale meningspeiling over een beleidsvoornemen of voorgenomen besluit van de raad. Ingezetenen kunnen niet vragen om een digitale meningspeiling over beleidsvoornemens of besluiten van de andere genoemde bestuursorganen.
Er zijn onderwerpen die zich niet lenen voor een digitale meningspeiling op verzoek van ingezetenen. In dit artikel wordt daarom een opsomming gegeven van onderwerpen waarover een dergelijke digitale meningspeiling niet kan worden gehouden.
Artikel 7 bevat voorschriften waaraan een verzoek tot het houden van een digitale meningspeiling moet voldoen en voorschriften met betrekking tot de indiening van het verzoek.
Een verzoek tot het houden van een digitale meningspeiling dient schriftelijk te worden ingediend bij de voorzitter van de raad, zo bepaalt het eerste lid. In dit eerste lid wordt de digitale weg voor het indienen van een verzoek uitdrukkelijk opengesteld, mits gebruik wordt gemaakt van het aangegeven e-mailadres van de griffie van de gemeente. Van andere, persoonlijke e-mailadressen van medewerkers van de griffie kan geen gebruik worden gemaakt.
Het tweede tot en met het vijfde lid geven voorschriften waaraan de aanvraag moet voldoen. Allereerst moet het verzoek aangeven op welk beleidsvoornemen of op welk te nemen raadbesluit het verzoek betrekking heeft. Daarnaast bevat het verzoek ook concept-vragen. Op grond van het bepaalde in artikel 9, eerste lid, kan de verzoeker door de raadcommissie in haar vergadering in de gelegenheid worden gesteld om de vraagstelling te wijzigen. De definitieve vragen voor de digitale meningspeiling worden uiteindelijke vastgesteld door de Commissie digitale meningspeiling, na een advies daaromtrent van de raadscommissie. Het verzoek om een digitale meningspeiling dient te worden ondersteund door voldoende ingezetenen van 14 jaar of ouder. Verzoeken met een gebiedsgericht karakter dienen door ten minste 250 ingezetenen te worden ondersteund. Verzoeken met een stedelijk karakter of verzoeken die meerdere gebieden betreffen dienen door ten minste 1000 ingezetenen te worden ondersteund.
De ondersteuningsverklaringen dienen tegelijk met het verzoek te worden ingediend en bevatten ten minste een handtekening, de naam, het adres, de woonplaats en de geboortedatum van de ingezetene die het verzoek ondersteunt. Ondersteuningsverklaringen kunnen digitaal worden ondertekend (bijvoorbeeld door op een touchpad of met de muis een handtekening te zetten). Dergelijke ondersteuningsverklaringen kunnen vervolgens uitgeprint worden of als pdf-bestand bij het verzoek gevoegd worden.
Om de behandeling van raadsbesluiten of beleidsvoornemens niet te veel te vertragen, is in het zevende lid opgenomen dat het volledige verzoek, dus een verzoek waaraan geen gebreken meer kleven, uiterlijk één week voor de raadcommissievergadering waarin het te nemen besluit of beleidsvoornemen in geagendeerd, door de voorzitter is ontvangen.
Omdat de digitale meningspeiling een instrument van de raadcommissies is en dus gebruikt wordt voor de voorbereiding van besluiten of het vaststellen van beleidsvoornemens door de raad, ligt het besluiten op de verzoeken door de raad zelf niet voor de hand. Dit vooral gelet op de vertraging die een dergelijke besluitvorming met zich mee brengt. In artikel 8 wordt daarom een commissie als bedoeld in artikel 83 Gemeentewet in het leven geroepen waaraan de bevoegdheid tot het nemen van besluiten op verzoeken tot het houden van een digitale meningspeiling is overgedragen. De voorzitter en de leden van de commissie worden door en uit de raad benoemd voor de duur van de raadsperiode. De commissie komt op afroep bijeen.
De griffier bericht de raadscommissie of het verzoek voldoet aan de gestelde eisen en of er sprake is van een uitsluitingsgrond. De griffier kan de raadscommissie in een later stadium nog berichten of de ingediende ondersteuningsverklaringen geldig zijn.
De raadscommissie kan, indien zij dit wenst of indien er onduidelijkheden zijn in het verzoek, verzoeker uitnodigen voor haar vergadering. De commissie kan dit ook doen indien zij van oordeel is dat de vraagstelling gewijzigd moet worden of indien de vraagstelling zich niet ongewijzigd leent voor een digitale meningspeiling. De behandeling in de raadscommissie leidt tot een advies aan de Commissie digitale meningspeiling over het te nemen besluit.
Het verzoek kan in ieder geval worden afgewezen, zo bepaalt het vijfde lid indien het belang van een spoedige voortgang van de besluitvorming zich tegen een digitale meningspeiling verzet. Het betreft hier besluitvorming die niet valt in de categorie ‘besluiten met spoedeisend karakter (die zijn immers van digitale meningspeiling uitgesloten) maar om een besluit waarvan de voortgang van belang is en vertraging door digitale meningspeiling ongewenst is.
Rotterdamse ingezetenen in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar kunnen een jongereninitiatief indienen. Het onderwerp dient wel op enigerlei wijze op jongeren betrekking te hebben. Of dat het geval is, wordt door de raad getoetst waarbij hij zich ruimhartig opstelt.
Het voorstel moet ondersteund worden door een deel van de bevolking; afhankelijk van het schaalniveau worden er eisen gesteld aan de mate van ondersteuning van het voorstel.
Na het toevoegen van de mogelijkheid om een jongereninitiatief in te dienen door ingezetenen in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar is de minimumleeftijd voor het ‘gewone’ burgerinitiatief verhoogd naar 18 jaar. Voor het ondertekenen van de ondersteuningsverklaring geldt de minimumleeftijd van 14 jaar.
De gemeente controleert het voorstel onder andere op: valt het onderwerp binnen de competentie van de gemeente?, is het voldoende concreet?, raming van de kosten? enz.
Deze artikelen geven aan welke termijnen er in acht genomen moeten worden door de raad.
Ook de gebiedscommissie als bedoeld in de Verordening op de gebiedscommissies 2014 kan worden betrokken bij het advies, evenals een raadscommissie.
Het instrument burgerinitiatief kan verwachtingen wekken bij de bevolking. Indien de raad afwijkt, zal hij dan ook goed moeten motiveren waarom het voorstel van de initiatiefnemers niet wordt gevolgd.
Het referendum is een zwaarwegend (doch niet bindend) instrument dat burgers de mogelijk biedt om aan te geven of zij voor- of tegenstander zijn van een voorgenomen raadsbesluit.
Omdat een geldig verzoek voorzien moet zijn van 10.000 ondersteunende handtekeningen en de organisatie van een referendum complex is en veel kosten met zich meebrengt, is het van belang dat het voor verzoekers en organisatie zo snel mogelijk duidelijk is of en wanneer er een referendum gehouden wordt.
Een referendum gaat altijd over een raadsbesluit als geheel. Mocht er behoefte zijn aan een meningspeiling over één of meerdere onderdelen van een raadsbesluit, dan is de digitale meningspeiling, zoals beschreven in hoofdstuk 2 van deze verordening het geijkte instrument.
Het uitgangspunt is dat de referenda over zoveel mogelijk onderwerpen moeten kunnen gaan. Artikel 20 geeft hiervoor de basis en de onderwerpen die niet referendabel zijn worden in artikel 21 opgesomd.
Artikel 23, zevende lid, bepaalt dat de raad beslist of het verzoek tot het houden van een referendum wordt ingewilligd. Het inleidende verzoek dient in ieder geval te voldoen aan het bepaalde in voorgaande leden van artikel 23 en geen betrekking te hebben op een uitgesloten besluit als bedoeld in artikel 21. De raad is niet verplicht een inleidend verzoek dat voldoet aan het voorgaande in te willigen. De raad kan dus ook besluiten om het verzoek af te wijzen.
Artikel 24, derde lid, bepaalt dat de formele besluitvorming in de raad wordt uitgesteld totdat duidelijk is óf er een referendum wordt gehouden en zo ja, wat de uitslag daarvan is.
Voor een raadplegend referendum (zie artikel 22) zijn geen handtekeningen nodig. Als de raad zelf bij meerderheid besluit een referendum te organiseren is de verplichting overbodig om hiervoor handtekeningen te verzamelen.
Een referendumverzoek vanuit de raad kan worden gedaan als een voorstel van orde, met dien verstande dat dit schriftelijk dient te gebeuren. Het zal vervolgens op dezelfde wijze worden getoetst aan de verordening als een raadgevend referendumverzoek.
Voor beide soorten verzoeken geldt, dat deze moeten worden ingediend minimaal een (1) week vóór de raadsvergadering waarin het onderwerp op de agenda staat.
In het vierde lid van artikel 25 is opgenomen dat na ontvangst van het definitieve verzoek de raad besluit of het referendum wordt gehouden. Het betreft hier, behoudens onvoorziene of gewijzigde omstandigheden, vooral een procedurele toets. Immers, het besluit of er over het voorgenomen raadsbesluit een raadgevend referendum zal worden gehouden, heeft de raad reeds genomen bij het besluit op het inleidende verzoek. Het definitieve verzoek wordt in ieder geval afgewezen indien het niet binnen zes weken is ingediend of indien er geen 10.000 geldige ondersteuningsverklaringen bij de voorzitter zijn ingediend.
De vraagstelling luidt altijd: “Bent u voor of tegen ‘besluit X’?”
Paragraaf 2 Referendumcommissie
De commissie heeft onder meer als taak te adviseren over de subsidieverdeling (o.a. de subsidie(deel)plafonds) die door de raad vastgesteld wordt en subsidies te verstrekken aan instellingen die activiteiten ontwikkelen in het kader van een referendum. De referendumcommissie adviseert verder over klachten tijdens het referendum, toetst voorlichtingsactiviteiten en rapporteert hierover in haar eindverslag.
Op grond van artikel 34 stelt de referendumcommissie nadere regels op met betrekking tot onder meer termijnen en subsidiecriteria.
De raad dient een referendumcommissie te (her)benoemen. Gelet op het geringe aantal referenda in de afgelopen jaren wordt gestreefd naar ambassadeurs voor deze vorm van participatie.
Verder ontvangen de leden van de commissie een vergoeding per vergadering.
In artikel 42 is opgenomen dat een aantal artikelen met betrekking tot de digitale meningspeiling in werking treedt op een door het college bij afzonderlijk besluit te bepalen tijdstip. De reden hiervoor is dat de instrumenten voor het uitvoeren van de meningspeilingen op het moment van vaststellen van deze verordening nog ontwikkeld moeten worden.
Dit gemeenteblad 2018, nummer 74, is uitgegeven op 30 mei 2018 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-120892.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.