Gemeenteblad van Dronten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dronten | Gemeenteblad 2018, 118508 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dronten | Gemeenteblad 2018, 118508 | Beleidsregels |
Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast
De burgemeester van de gemeente Dronten,
Gelezen het voorstel van het college van 23 januari 2018 nr. B18.000127, Raadsvoorstel van 26 april, nr. B18.000117 en Raadsbesluit van 26 april, nr. B18.000126.
het in het belang van het bewaren van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en/of het aanzien van de openbare ruimte wenselijk is uitvoeringsregels vast te stellen in relatie tot de Wet aanpak woonoverlast, als bedoeld in artikel 2:79 Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Dronten;
artikel 4:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht;
artikel 151d van de Gemeentewet;
artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Dronten.
Besluit vast te stellen de beleidsregels wet aanpak woonoverlast:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De volgende in de artikelen 151d Gemeentewet en/of 2:79 APV en in deze beleidsregels gebezigde begrippen worden als volgt begrepen:
Ernstige hinder: hinder ervaren door omwonende(n), veroorzaakt door de overlastveroorzaker, die naar objectieve maatstaven moet worden gezien als onredelijk en naar algemene maatschappelijke maatstaven als onaanvaardbaar moet worden beschouwd. De hinder kan o.a. bestaan uit het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht.
Hoofdstuk 2 Toepassen Wet aanpak woonoverlast
Artikel 4. Procedure huurwoningen woningcorporaties
Indien een woningcorporatie al datgene wat in haar macht ligt heeft ingezet om de ernstige en herhaaldelijke hinder te beëindigen en er is nog steeds sprake van ernstige en herhaaldelijke hinder, of er ontstaat een urgente situatie (waar spoed geboden is), dan kan de woningcorporatie aan de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van gebruikmaking van artikel 2:79 van de APV.
Stap 2. Afwegingen aanpak overlastsituatie
Artikel 5. Toepassing van artikel 2:79 APV
De burgemeester beoordeelt of er sprake is van woonoverlast zoals bedoeld in artikel 2:79 APV. Daartoe wordt bij de melder en andere partijen zoals buurtbemiddeling, hulpverleningsinstanties informatie ingewonnen om inzicht te krijgen over onder meer de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de ernstige en herhaaldelijke hinder.
Stap 4. Inventarisatie en uitvoering interventies
Naast het opleggen van een gedragsaanwijzing op grond van artikel 2:79 APV heeft de gemeente ook andere maatregelen tot zijn beschikking die in de overweging tot het aanpakken van woonoverlast vanuit een woning of daarbij behorend erf kunnen worden meegenomen:
Deze bevoegdheden zien vooral op de fysieke staat van de woning en op ernstige overtredingen van de veiligheid en openbare orde. De Wet aanpak woonoverlast vult deze bevoegdheden aan. De wet is vooral gericht op gedragingen die worden gecategoriseerd als ‘sociale overlast’, zoals geluidsoverlast.
Stap 5. Inzet bevoegdheden artikel 2:79 APV
Indien de overlastveroorzaker zijn gedraging(en), die woonoverlast voor omwonende(n) tot gevolg hebben, niet heeft gestaakt binnen de termijn die daarvoor is gegeven, geeft de burgemeester afhankelijk van de omstandigheden een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom.
In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moet worden gedaan of nagelaten, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn als niet aan deze last wordt voldaan. De last wordt deugdelijk gemotiveerd onder vermelding van de aanpak die reeds is gevolgd om toepassing van artikel 2:79 APV te voorkomen.
Artikel 10. Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod.
De in artikel 9 bedoelde last kan eveneens inhouden een verbod aan de overlastveroorzaker om aanwezig te zijn in of bij de woning of op het bij de woning behorend erf van waaruit de woonoverlast plaatsvinden, voor de duur van maximaal tien dagen, te verlengen tot maximaal vier weken. Op dit verbod zijn de artikelen 2 tweede lid en vierde lid aanhef en onder a en b, 5, 6, 8eerste lid aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.
In de memorie van toelichting (MvT) bij de Wet aanpak woonoverlast wordt een vergelijking gemaakt met artikel 37 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, waar onder hinder gedragingen worden verstaan het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht. Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet kan tevens onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat is geen vereiste. En andersom zal niet elke onrechtmatige burenhinder ook automatisch kunnen worden aangemerkt als ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet.
Wat ernstige hinder is zal mede afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. De overlast dient in ieder geval zoveel mogelijk objectiveerbaar te zijn. Dit houdt in dat de overlast afhankelijk van de overlastsituatie o.a. blijkt uit:
Dagrapporten of mutatiestaten van de politie
Constateringsrapport(en) van gemeentelijke toezichthouders of BOA’s
Onderzoeksrapport(en) opgesteld door onafhankelijk deskundigen
Minder geobjectiveerd, maar signalen die wel een aanwijzing of ondersteunend kunnen zijn dat het gaat om ernstige hinder zijn:
Meerdere klachten van hinder door meerdere klagers waarvan de klachten consistent zijn naar frequentie, aard, duur, bron en momenten van de overlast.
Hoewel hinder in vele vormen kan voorkomen is in onderstaande tabel een indicatieve, niet-limitatieve indeling in categorieën weergegeven voorzien van voorbeelden, die als richtlijn kan worden gebruikt bij de toepassing van onderhavig beleid:
De Wet aanpak woonoverlast heeft voornamelijk betrekking op categorie 2, de ernstige (sociale) overlast. Bij categorie 1 gaat het specifiek niet om ernstige overlast, waar meestal een eenvoudige oplossing voor is (zoals buurtbemiddeling). Het is echter mogelijk dat ergernissen over woon- en leefgeluiden in de eerste categorie uitmonden in ernstigere vormen van overlast en langdurig conflict en zodoende in categorie 2 terecht komen. Tevens is het ook mogelijk dat de tweede en derde categorie met elkaar overlappen.
De burgmeester geeft geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.
Wat de precieze afstand is in meters bij “onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf” is moeilijk te bepalen. Het moet wel gaan om hooguit enkele meters, omdat de overlast zich in dat geval al snel afspeelt in de openbare ruimte, waardoor er sprake is van verstoring daarvan.
Gedragingen in of vanuit die woning of dat erf
Volgens de memorie van toelichting (MvT) gaat het om de woning die, of het erf dat, de overlastveroorzaker gebruikt. De gedragingen die worden gepleegd in de nabije omgeving van de woning, bijvoorbeeld in de tuin van de buren, vallen in beginsel onder de bepaling. Zo kan een blaffende hond op de straat voor de woning of een intimiderende gedraging voor de deur van de woning van de buurman onder het bestanddeel “gedragingen in of vanuit die woning of dat erf”vallen, zolang er een duidelijke verband is tussen de gedraging en de woning of het erf. Bij een blaffende hond of een intimiderende gedraging vijf straten verderop is geen sprake meer van gedragingen vanuit de woning of het erf.
De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf of door een bezoeker zoals gasten of vrienden van de gebruiker of de hond van de gebruiker.
Als de gedragingen door de bezoeker worden gepleegd, moet de gebruiker (tot wie het besluit is gericht) in staat zijn de gedragingen te stoppen. De gebruiker kan bijvoorbeeld bepaalde personen die telkens ernstige hinder veroorzaken vragen de woning na een bepaald tijdstip te verlaten of hen niet meer toe te laten in de woning. Nalaten van een bepaald handelen kan onder omstandigheden ook als een gedraging worden gezien.
In de MvT wordt met andere geschikte wijze gedoeld op minder ingrijpende middelen conform het subsidiariteitsbeginsel. Dat kunnen ook andere middelen zijn dan de uitoefening van
overheidsbevoegdheden. Mogelijke andere wijzen van tegengaan van de ernstige hinder zijn buurtbemiddeling, mediation of een door het slachtoffer zelf aan te spannen civiele procedure.
Artikel 2. Wijze van melden van overlast
De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit is voor hen. Of er sprake is van overlastgevend gedrag beoordeelt de burgemeester aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen.
Woonoverlast doet zich voor in allerlei vormen en intensiteiten. De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit voor hen is aan de hand van vastgelegde waarnemingen met data, zo mogelijk gestaafd met metingen en/of foto- of filmmateriaal. Omdat overlast een subjectieve beleving is, dragen deze feiten ertoe bij om te bepalen of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. Of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder zoals bedoeld in artikel 2:79 van de APV beoordeelt de burgemeester aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Overlastbeleving is subjectief, maar bij de beoordeling van een casus wordt getoetst of en in hoeverre er sprake is van een belangrijke afwijking van wat in het normale dagelijkse verkeer tussen bewoners en omwonende(n) gebruikelijk en aanvaardbaar is.
Artikel 4. Procedure woningbouwcoöperatie
Verhuurders hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van de mogelijkheden die het huurrecht biedt. Zij kunnen in het huurcontract bepalingen opnemen die de huurders ervan weerhouden om overlast te veroorzaken. Ook behoort de vrijwillige of een via de rechter afgedwongen gedragsaanwijzing tot de mogelijkheid voor de verhuurders. Als uiterste middel kunnen zij aan de rechter ontbinding van het huurcontract vragen.
Indien er verstoring van de openbare orde en veiligheid dreigt dan kan de burgermeester ervoor kiezen om een publiekrechtelijke gedragsaanwijzing op grond van art. 151d Gemeentewet en artikel 2:79 APV op te leggen.
Artikel 5. Toepassing van artikel 2:79 APV
Psychische en/of Psychiatrische aandoening bij overlastsituatie
Bij de keuze van de manier waarop een overlastsituatie wordt aangepakt wordt er rekening mee gehouden of overlastveroorzakers kampen met een psychische of psychiatrische aandoening (zoals aangetoond door de hulpverleningsinstanties). Het moet in het vermogen van de veroorzaker liggen om zijn hinderlijke gedragingen te staken. Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er altijd een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverlening. Tegelijkertijd verliest de gemeente niet de belangen van de omwonende(n) uit het oog. Het kan daarom voorkomen dat de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonende(n), dusdanig groot zijn dat de burgemeester geen andere mogelijkheid heeft dan het geven van een gedragsaanwijzing. Hierbij vindt afstemming plaats met de hulpverlenende instanties.
Het rekening houden met de psychische of psychiatrische problemen van veroorzakers, komt overeen met de bedoeling van de wetgever.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Voordat de burgemeester overgaat tot een gedragsaanwijzing wordt bekeken of een minder zware aanpak mogelijk is. Een mogelijkheid is de inzet van een gesprek, buurtbemiddeling of mediation . Wat ook kan, is dat de melding wordt doorgezet naar een hulpverleningsinstantie. Mediation of hulpverlening in combinatie met een gedragsaanwijzing en/of handhaving kan ook.
Als er geen einde komt aan de overlast door handhaving, bemiddeling of hulpverlening, dan volgt de afweging van de burgemeester of de casus in aanmerking komt voor de toepassing van art. 2:79 APV.
Herstelsanctie o.g.v. Woningwet (achterstallig onderhoud, verzamelingsdrang, brandgevaarlijke situaties)
Herstelsanctie o.g.v. het bestemmingsplan (bijv. bedrijfsmatige activiteiten)
art. 7.1 Wet ruimtelijke ordening
Indien de aanpak van de hinder geen effect heeft kan overwogen worden om een zwaarder instrument in te zetten door het sluiten van een woning/gebouw. Als aan de daarvoor geldende voorwaarden kan worden voldaan.
Sluiten woning/gebouw (Bestuursrechtelijk)
Art. 7:2312 Burgerlijk Wetboek, ontbinding huurovereenkomst
Art. 14 Woningwet, beheer woning
Art. 77 Onteigeningswet, onteigenen
Het is de bedoeling dat de burgemeester, alvorens een gedragsaanwijzing te geven, eerst een bestuurlijke waarschuwing geeft, waarin staat welke hinder binnen welk tijdsbestek moet worden beëindigd. In de waarschuwing wordt de gedragsaanwijzing als mogelijke, volgende stap aangekondigd.
Het geven van een waarschuwing met de mogelijkheid van het indienen van een zienswijze is gebruikelijk voordat toepassing wordt gegeven aan de bevoegdheid om een sanctie zoals bestuursdwang of dwangsom op te leggen.
In het geval dat de waarschuwing geen effect sorteert, kan de burgemeester over gaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of bestuursdwang. In de gedragsaanwijzing staat omschreven wat de overlastveroorzaker moet doen of moet nalaten en binnen welke termijn.
Het tweede lid van artikel 151d van de Gemeentewet geeft aan dat, alvorens de burgemeester gebruik kan maken van de bevoegdheid, duidelijk moet zijn geworden dat de hinder niet op “een andere geschikte wijze” kan worden tegengegaan. De bevoegdheid is het sluitstuk van de aanpak. Vóórdat de beslissing aan de orde is of er gebruik moet worden gemaakt van de bevoegdheid, zal er een duidelijk beeld moeten zijn van de ernst en of de hinder herhaaldelijke is.
In de beslissing moet tevens opgenomen worden of, en zo ja, welke, andere minder zware aanpak heeft plaatsgevonden. Deze aanpak kan o.a. bestaan uit gesprek, bemiddeling, hulpverlening en eventueel de huurrechtelijke aanpak (privaatrecht) van een verhuurder. In alle gevallen zal uit het dossier moeten blijken wat er al gedaan is, met welk resultaat en dat er eigenlijk geen ander opties meer zijn dan de gedragsaanwijzing.
De nieuwe bevoegdheid zal alleen worden gehanteerd na een zorgvuldige belangenafweging. Het gaat daarbij uiteraard om de belangen van zowel de veroorzaker(s) als van degenen die hinder ondervinden. Als uitgangspunt geldt dat degenen die aantoonbaar ernstige en herhaaldelijke hinder ondervinden, bescherming verdienen. Dit impliceert dat het niet verantwoord is om de beëindiging van de hinder een onredelijk lange tijd te laten duren. In de praktijk is er al een lange tijd woonoverlast vooraf gegaan wanneer een gedragsaanwijzing wordt gegeven. Het kan niet zo zijn dat de aanpak van hinder een slepende kwestie wordt. Er is altijd sprake van een behoorlijke mate van urgentie.
De keuze tussen de opties last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom hangt af van de specifieke situatie. In de regel wordt gekozen voor bestuursdwang als de verwachting is dat een dwangsom niet effectief zal zijn. De inzet van de gedragsaanwijzing is een juridisch traject. Degene die een aanwijzing krijgt, kan in bezwaar en vervolgens in beroep gaan.
Er zijn situaties denkbaar waarin de burgemeester bestuursrechtelijk kan optreden, terwijl er ook een strafrechtelijke aanpak mogelijk is of reeds is opgestart. Overleg tussen de burgemeester enerzijds en politie en Openbaar Ministerie anderzijds moet dan leiden tot een goede onderlinge afstemming. Een dergelijk overleg kan in –lokaal- driehoek verband plaatsvinden.
Artikel 10. Gedragsaanwijzing inhoudende huisverbod.
Deze gedragsaanwijzing mag pas worden opgelegd als alle andere middelen niet het beoogde effect hebben gehad.
Wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing (dwangsom/bestuursdwang) niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat (beëindiging van de hinder) zal leiden, dan vaardigt de burgemeester een verbod uit om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf, voor een periode van tien dagen. Bij ernstige vrees voor verdere overtreding wordt het verbod verlengd tot maximaal vier weken. Op het opleggen van een dergelijk verbod is de Wet tijdelijk huisverbod van toepassing.
De afweging van de gegronde redenen kunnen worden herleid uit de opbouw van het dossier.
Wanneer blijkt dat de aard en mate van de hinder zodanig zijn dat onmiddellijke actie noodzakelijk is kan de burgemeester besluiten om direct over te gaan tot het geven van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, zonder voorafgaande waarschuwing. In de motivering moet daarbij aangegeven worden waarom de reguliere procedure niet kan worden afgewacht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2018-118508.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.