Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht (tweede wijziging)

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

 

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 24 april 2018, kenmerk STD/2066097;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 5, lid 3 van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek;

 

 

b e s l u i t :

 

 

vast te stellen de navolgende

Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht (tweede wijziging)

 

 

Artikel I Wijziging verordening

De Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht wordt als volgt gewijzigd.

 

A. Na artikel 2.20 wordt de volgende paragraaf ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 2.2 Toegang tot de woningmarkt

 

Artikel 2.2.1 Omschrijving gebied

Deze paragraaf heeft betrekking op wooncomplexen en gebieden voor zover het woningen van woningcorporaties Trivire en Woonbron betreft, zoals weergegeven op kaart C als bijlage bij deze verordening.

  • -

    wooncomplex aan de Aardappelmarkt met de huisnummers 32 tot en met 94;

  • -

    wooncomplex Eisingahof in de wijk Sterrenburg;

  • -

    Lijnbaangebied: Noordendijk, Lijnbaan, Lijnbaandwarsstraat, Schuttevaerkade, Noorderstraat, Houthavenplein, Lange wantijkade, Korte Wantijkade, Biesboschstraat, Viermolenspoort, Molen de Haas, Molen de Goliath, Molen de Kraker, Molen de Goudvink;

  • -

    Vogelbuurt: Vogelplein, Sperwerstraat, Havikstraat, Kievitstraat, aalscholverstraat, Buizerdstraat, Wouwstraat, Valkstraat, Adelaarstraat, Snipstraat, Pluvierstraat, Billitonstraat, Kokmeeuwstraat, Roerdompstraat, Ceramstraat.

Artikel 2.2.2 Vergunningvereiste huisvestingsvergunning

  • 1.

    Het is verboden een woonruimte die onderdeel uitmaakt van de in artikel 2.2.1 bedoelde complexen en gebieden zonder huisvestingsvergunning in gebruik te hebben voor bewoning.

  • 2.

    Het is verboden de in het vorige artikel bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning voor deze woonruimte.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan bij overtreding van de verboden uit lid 1 en 2 van dit artikel een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete opleggen. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2.2.3 Aanvraag en beslissing huisvestingsverordening

  • 1.

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning voor een woonruimte wordt door het huishouden dat de woonruimte geheel of gedeeltelijk in gebruik wil nemen ingediend bij het college van burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende gegevens en bescheiden:

    a. de dagtekening;

    b. naam, adres, geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit van de aanvrager en de personen van 16 jaar en ouder die met hem/haar de woning willen betrekken;

    c. de samenstelling van het huishouden dat de woonruimte wil betrekken, inclusief personen jonger dan 16 jaar;

    d. het adres en huurprijs van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft;

    e. de beoogde datum van het betrekken van de woonruimte;

    f. een bereidverklaring van de of namens de eigenaar dat de aanvrager de woonruimte kan huren;

    g. een verklaring omtrent de verblijfsstatus van de aanvrager, indien deze niet de Nederlandse nationaliteit heeft.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag van een huisvestingsvergunning binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in het tweede lid bedoelde termijn eenmaal met zes weken verlengen en doet hiervan een mededeling aan de aanvrager.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing om dwingende redenen van algemeen belang.

Artikel 2.2.4 Criteria voor verlening huisvestingsvergunning

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders verleent de huisvestingsvergunning, indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

    a. de aanvrager bezit de Nederlandse nationaliteit, of wordt op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander behandeld, of is vreemdeling en houdt rechtmatig verblijf als bedoeld in art. 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;

    b. de aanvrager is 18 jaar of ouder of is hoofd van een huishouden met minderjarig(e) kind(eren);

    c. indien de woonruimte een onzelfstandige woonruimte is waarvoor een vergunning voor kamerbewoning is vereist en verleend;

    d. de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 2.2.5.

  • 2.

    De aanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst waarbij de datum van ontvangst bij het college van burgemeester en wethouders leidend is.

  • 3.

    Indien meerdere aanvragen gelijktijdig worden ontvangen en voor honorering in aanmerking komen, komt als eerste in aanmerking voor een huisvestingsvergunning de aanvrager die het langst onafgebroken ingezetene is van de gemeente.

Artikel 2.2.5 Voorrang op basis van artikel 10 Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek ( Wbmgp ); toetsing op overlastgevend gedrag

  • 1.

    Indien de woonruimte is gelegen in het gebied weergegeven op kaart C bij deze verordening, komt de aanvrager slechts in aanmerking voor een huisvestingsvergunning, indien op grond van het onderzoek op basis van politiegegevens, bedoeld in artikel 10a van de Wbmgp, blijkt dat er geen gegrond vermoeden is, dat het huisvesten van de personen van 16 jaar en ouder die zich in de woonruimte willen huisvesten, zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in het complex of het gebied waarin de woonruimte is gelegen, zoals weergegeven op kaart C.

  • 2.

    Een persoon van 16 jaar en ouder die zich op een later tijdstip bij de houder van een huisvestingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, wil huisvesten, dient over een huisvestingsvergunning te beschikken. Zulk een huisvestingsvergunning wordt slechts verleend, indien op grond van het in het eerste lid bedoelde onderzoek blijkt, dat er geen gegrond vermoeden is dat zijn huisvesting zal leiden tot een toename van overlast of criminaliteit in het complex of gebied waarin de woonruimte van de houder van huisvestingsvergunning is gelegen, zoals weergegeven op kaart C.

  • 3.

    Bij een onderzoek als bedoeld in het eerste en het tweede lid kan uitsluitend rekening worden gehouden met de volgende gedragingen uit de politiegegevens:

    • a.

      het veroorzaken van overlast die hinderlijk of schadelijk is voor personen of een gevaar oplevert voor de veiligheid of gezondheid van personen door:

      • i.

        geluid of trillingen;

      • ii.

        het plaatsen, werpen of hebben van stoffen of voorwerpen;

      • iii.

        het verrichten van handelingen waardoor op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze rook, roet, walm, stof, stank of irriterend materiaal wordt verspreid;

      • iv.

        vervuiling, verontreiniging of schadelijk of hinderlijk gedierte in de woning of directe omgeving ervan;

    • b.

      onrechtmatig gebruik van de woning;

    • c.

      gebruik van beledigende of discriminerende taal of uitingen jegens of intimidatie van omwonenden of bezoekers;

    • d.

      gewelddadigheden of openlijke geweldpleging tegen, dan wel bedreiging of mishandeling van omwonenden of bezoekers;

    • e.

      activiteiten die strafbaar zijn gesteld op grond van de Opiumwet in of in de omgeving van de woning;

    • f.

      openbare dronkenschap in de omgeving van de woning;

    • g.

      het plegen van vermogensdelicten met een directe relatie tot de woonomgeving;

    • h.

      brandstichting, vernieling en vandalisme in de omgeving van de woning;

    • i.

      radicaliserende, extremistische of terroristische gedragingen die strafbaar zijn gesteld op grond van het Wetboek van Strafrecht.

  • 4.

    Een onderzoek als bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 10b van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. Indien de in dat artikel bedoelde woonverklaring van de burgemeester negatief is, wordt de huisvestingsvergunning geweigerd.

  • 5.

    Indien aan de in het vorige lid bedoelde woonverklaring voorschriften zijn verbonden, worden deze voorschriften opgenomen in de huisvestingsvergunning. Bij overtreding van deze voorschriften kan een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Artikel 2.2.6 Intrekken huisvestingvergunning

Het college van burgemeester en wethouders kan een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen één maand na verlening van de huisvestingsvergunning in gebruik heeft genomen.

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van de door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon weten dat zij onjuist of onvolledig waren.

  • c.

    niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden van deze paragraaf.

Artikel 2.2.7 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen voor het verstrekken van een vergunning als bedoeld in de artikelen 2.2.1 tot en met 2.2.6.

 

  • B.

    Na KAART B: Situatieschets inzake gebiedsbepaling kernwinkelgebied - Situatieschets behorende bij Kernwinkelgebied, wordt het volgende ingevoegd:

KAART C situatieschets toepassingsgebied selectieve woningtoewijzing

 

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de dag van de bekendmaking ervan.

Artikel III Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als "Huisvestingsverordening gemeente Dordrecht, tweede wijziging".

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 mei 2018.

De griffier, De voorzitter,

A.E.T. Wepster A.W. Kolff

Naar boven