Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Reusel-De Mierden

Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden

 

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;

 

besluiten:

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Reusel-De Mierden vast te stellen.

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

Artikel 2 Kwaliteitseisen

  • 1.

    De kwaliteitseisen waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving. Ze worden tevens expliciet in het door de toezichthouder opgestelde rapport genoemd.

  • 2.

    De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

  • 3.

    In deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Reusel- De Mierden wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.

  • 4.

    In het afwegingsoverzicht dat als bijlage aan deze beleidsregels is toegevoegd worden voor de prioritering, de hoogte van de bestuurlijke boete en de hoogte van de last onder dwangsom per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven.

Artikel 3 Vormen van sanctioneren

Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden

  • a.

    informeel middel zoals een waarschuwing

  • b.

    op herstel gericht handhavingsmiddel zoals een herstelsanctie

  • c.

    bestraffende sanctie

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 4 Herstelsancties

  • 1.

    Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(en) en voorkoming van herhaling hiervan.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:

  • a.

    stap 1: aanwijzing

  • b.

    stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang

  • c.

    stap 3: exploitatieverbod

  • d.

    stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang

  • 3.

    Indien de overtreding of de handhavingsgeschiedenis op deze overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellend traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4.

    De duur van de hersteltermijn is maximaal 6 weken zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft kan het college besluiten de hersteltermijn te wijzigen.

  • 5.

    In afwijking van het vorige lid, is de hersteltermijn voor het overleggen van een verklaring omtrent gedrag maximaal 2 weken, m.u.v. personen in het personenregister.

Artikel 5 Verwijdering registratie

Indien het ingezette traject tot herstel niet heeft geleid tot beëindiging van de overtreding(en) kan overgegaan worden tot het intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang (stap 4). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie geschiedt door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang-.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 6 Bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1.

    Indien de houder een aanwijzing onderscheidenlijk een bevel als bedoeld in artikel 1.65 van de Wet kinderopvang of een vordering tot medewerking als bedoeld in artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht niet nakomt dan wel handelt in strijd met een verbod krachtens artikel 1.66 van voormelde wet kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 45.000,-.

  • 2.

    Bij een bestraffend traject bestraffen we de overtreding. Het gaat hierbij niet om het herstel van de overtreding. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid van de Wko).

  • 3.

    Bij het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete spelen prioriteit van de overtreding, het verloop van het hersteltraject en de handhavingsgeschiedenis een rol.

  • 4.

    Een bestuurlijke boete kan separaat aan een hersteltraject worden opgelegd.

Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1.

    Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72 lid 1 van de Wet kinderopvang wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is opgenomen in het als bijlage toegevoegde afwegingsoverzicht als uitgangspunt genomen.

  • 2.

    Het onder het eerste lid genoemde boetebedrag wordt opgelegd per overtreden voorwaarde zoals opgenomen in het desbetreffende domein.

  • 3.

    In afwijking van hetgeen onder het eerste lid is vermeld, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang, dat het boetebedrag zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht met 0.5 wordt vermenigvuldigd. Dit met uitzondering van de specifiek op gastouders betrekking hebbende boetebedragen.

Artikel 8 Recidive/verzwaring

Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:

  • a.

    1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

  • b.

    2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

Artikel 9 Matiging

  • 1.

    Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van:

  • a.

    de ernst van de overtreding

  • b.

    de mate van verwijtbaarheid

  • c.

    de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

  • d.

    de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,boeteoplegging volgens deze beleidsregels handhaving Wet kinderopvang onevenredig is.

  • 2.

    Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 10 Samenloop

De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Hoofdstuk 4 Uitzonderingssituaties

Artikel 11 Afwijking van hersteltermijnen

Van de hersteltermijnen in artikel 4, vierde lid, kan gemotiveerd worden afgeweken door het college.

Artikel 12 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2018.

  • 2.

    De Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’, vastgesteld bij collegebesluit op 16 februari 2016, worden tegelijktijdig ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Reusel-De Mierden’.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden van 24 april 2018.

Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,

 

de secretaris, de burgemeester (wnd.),

dhr. M.H.F. Knaapen mw. J. Eugster

Naar boven