Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent het damoclesbeleid Damoclesbeleid gemeente Oirschot Damoclesbeleid gemeente Oirschot

De burgemeester van gemeente Oirschot;

gelet op artikel 13b Opiumwet en artikel 3 Politiewet 2012;

B E S L U I T :

Vast te stellen ‘Damoclesbeleid gemeente Oirschot

(Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet)’

1. Inleiding

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met drugshandel. Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) is het juridisch instrument om bestuurlijk op te treden tegen deze illegale handel. In dit beleid staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de bestuurlijke dwangmiddelen bij drugshandel.

2. Juridisch kader

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) van de Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen[1].

 

Artikel 13b luidt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

 

Eveneens is de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van kracht (in werking getreden per 1 maart 2015; Staatscourant 2015, 5391), waarop het beleid is afgestemd.

 

[1]Artikel 13b Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in het geval er alleen een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen bestemd voor eigen gebruik (softdrugs ≤ 5 gram, harddrugs ≤ 0,5 gram).

 

3. Damoclesbeleid (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)

Deze beleidsregel ziet op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.

Doel

Dit handhavingsbeleid heeft tot doel:

  • -

    het teniet doen van de naamsbekendheid van en de aanloop van en naar het drugspand;

  • -

    te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

  • -

    te bewerkstelligen dat er door de gekozen bestuursdwangmaatregel een einde komt aan de verboden situatie ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat;

  • -

    te bewerkstelligen dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

  • -

    kenbaar te maken aan de burger welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding;

  • -

    de handhavingsactiviteiten van politie, openbaar ministerie en gemeente op elkaar af te stemmen en complementair te laten zijn.

 

Last onder bestuursdwang

Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving van de handel in drugs in panden de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken en vanwege het gewenste effect van de last onder bestuursdwang, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom.

 

Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang

Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt alvorens tot besluitvorming over te gaan de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. In de artikelen 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden, indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.

 

Categorieën in beleid

Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • A.

    Woningen en bijbehorende erven: de drugshandel in woningen dan wel bij woningen behorende erven;

  • B.

    Lokalen en bijbehorende erven: de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven.

 

Definities

‘Drugs’

Een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet.

 

‘Drugshandel’

In deze beleidsregel wordt onder ‘drugshandel’ verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet in een woning of lokaal en/of de daarbij behorende erven.

 

‘Woning’

De wetgever heeft ervan afgezien het begrip ‘woning’ te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een ‘woning’: een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat voor bewoning wordt gebruikt (woongenot) en mag worden gebruikt. Of een woning in de aangetroffen staat wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen dan wel bestuurlijke rapportage van de politie.

    

‘Lokaal’

Indien er geen sprake is van een ‘woning’, wordt het pand/de ruimte beschouwd als ‘lokaal’ in de zin van dit beleid. Dit is onder andere het geval als er sprake is van schijnbewoning.

Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in deze categorie.

 

‘Recreatiewoning’

Een recreatiewoning kan, als deze uitsluitend recreatief wordt gebruikt, als lokaal gekwalificeerd worden, maar onder omstandigheden – bijvoorbeeld als daarin legaal permanent gewoond wordt – ook als woning..

 

A. Woningen en daarbij behorende erven: drugshandel

 

Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

 

Sluitingstermijnen

De onderstaande bestuurlijke maatregelen worden genomen bij constatering van drugshandel in woningen. Daarbij geldt voor de constatering van overtredingen een recidivetermijn van 5 jaar.

 

- Softdrugs in woningen en/of bijbehorende erven

Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten/stekjes/plantenresten worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

 

Overtreding

Maatregel/sluiting

In een woning (+ bijbehorende erven) wordt softdrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten/stekjes/plantenresten.

1ste constatering: 3 maanden sluiting

2de constatering: 6 maanden sluiting

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

 

- Harddrugs in woningen en/of bijbehorende erven

Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram2 worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

 

Overtreding

Sluiting

In een woning (+ bijbehorende erven) wordt harddrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram[2].

1ste constatering: 4 maanden sluiting

2de constatering: 6 maanden sluiting

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

   

B. Lokalen en daarbij behorende erven

 

Drugshandel in of bij lokalen vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt het een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Dit vormt een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.

 

Sluitingstermijnen

Lokalen en daarbij behorende erven worden gesloten in de onderstaande gevallen. Daarbij geldt voor de constatering van overtredingen een recidivetermijn van 5 jaar.

 

- Softdrugs in lokalen en bijbehorende erven

Indien in lokalen en daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten/stekjes/plantenresten worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

 

Overtreding

Sluiting

In een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal (+ bijbehorende erven) wordt softdrugs met een handels-hoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten/stekjes/plantenresten geconstateerd.

1ste constatering: 6 maanden sluiting

2de constatering: 12 maanden sluiting

3de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

 

- Harddrugs in lokalen en/of bijbehorende erven

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram[3] worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

 

Overtreding

Sluiting

In een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal (+ bijbehorende erven) wordt harddrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram3.

1ste constatering: 12 maanden sluiting 2de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd

[2]Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt: 0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine), 1 pil/tablet (bijv. XTC), 1 bolletje, 1 wikkel en 5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB). Dit op basis van de Aanwijzing Opiumwet.

[3]Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt: 0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine), 1 pil/tablet (bijv. XTC), 1 bolletje, 1 wikkel en 5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB). Dit op basis van de Aanwijzing Opiumwet.

4. Cumulatie

Bij cumulatie van overtredingen en op te leggen maatregelen is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (zie hieronder).

5. Afwijkingsbevoegdheid

De bestuurlijke maatregelen zijn in dit beleid weergegeven. In beginsel wordt er overeenkomstig dit beleid besloten. Er kunnen zich echter feiten en omstandigheden voordoen die dermate ernstig zijn of verzachtend zijn dat van dit beleid afgeweken kan worden. Bij verzwarende omstandigheden kan bijvoorbeeld een stap in de sanctiestrategie worden overgeslagen of voor een langere periode worden gesloten.

 

Relevante indicatoren voor bepalen zwaarte sanctie

De navolgende (niet-limitatieve) indicatoren zijn betrokken bij het bepalen van de zwaarte voor de op te leggen sancties:

  • de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet;

  • de vraag of sprake is van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

  • de vraag of sprake is van één of meer (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • (andere) signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, een weegschaal, assimilatielampen, een tabletteermachine (productie van pillen) e.d.;

  • de mate van brandgevaar en/of ander gevaar voor de omgeving; de mate van risico voor omwonenden;

  • de mate van overlast en de effecten op de omgeving;

  • de vraag of sprake is van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • de vraag of sprake is van recidive;

  • het bestaan van een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

  • de vraag of sprake is van (mogelijke) mensenhandel/arbeidsuitbuiting;

  • de mate waarin het pand/de ruimte bekend staat als drugsadres;

  • de mate waarin het pand/de ruimte betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband;

  • de aannemelijkheid dat behalve het pand of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband.

6. Inschrijving kadaster

De burgemeester is verplicht om een besluit tot sluiting, dat is gegrond op artikel 13b Opiumwet dan wel op artikel 174a Gemeentewet, zo spoedig mogelijk in te schrijven in de openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (Kadaster).

 

7. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op …...

8. Evaluatie

Dit beleid wordt 1 jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

9. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Damoclesbeleid gemeente Oirschot (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet)’.

 

Naar boven