Hulst Archeologie- en Aardkundebeleid

1 Inleiding

1.1 Opdracht

In opdracht van de Gemeente Hulst heeft Edufact! Advies in Erfgoed in december 2016 in het kader van het tot stand komen van een paraplubestemmingsplan Hulst Archeologische en Aardkundige waarden voorliggend rapport opgesteld. Dit rapport bevat een korte samenvatting van alle tot nu toe opgestelde beleidsstukken, waarin een voorstel tot herziening van het beleid Archeologie en Aardkunde is opgenomen. In het archeologiebeleid en aardkundebeleid van de Gemeente Hulst is geen onderzoeksagenda opgenomen.

De herziening van het archeologiebeleid haakt in op de vele veranderingen in het archeologisch bestel zoals de inwerkingtreding van de nieuwe Erfgoedwet op 1 juli 2016. De Monumentenwet komt hierbij te vervallen. Een aantal taken zijn in de Erfgoedwet geregeld en een aantal zaken zullen pas in de Omgevingswet worden geregeld. Nieuw in het beleid is het vrijwilligersbeleid in de archeologie. De gemeente Hulst ondersteunt al jarenlang de Werkgroep Archeologie Hulst. De Erfgoedwet schrijft voor dat gemeenten dit ook oppakken.

In deze herziening van het archeologiebeleid worden nieuwe zaken uit de Erfgoedwet opgenomen en wordt het beleid uit 2011 geëvalueerd. De afgelopen jaren hebben geleid tot voortschrijdend inzicht waardoor in het herziene beleid de nodige reparaties zijn verricht. Onder het motto soepel waar het kan en streng waar het moet. De oppervlaktevrijstellingen voor het buitengebied zijn verdubbeld, waardoor dit meer overeen komt met de vrijstellingen van de andere gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen. Hierdoor zijn de regels vereenvoudigd en versoepeld, hetgeen ook zorgt voor een snellere doorloop bij de afdeling Wonen & Werken.

Om tot voorliggend stuk te komen, werd in een aantal overleggen met de gemeente een onderzoeksstrategie bepaald. Deze is als volgt:

1. Inventarisatie bestaande beleidsstukken

2. Inventarisatie bekende archeologische vindplaatsen en vindplaatsanalyse. Het product is een database die gekoppeld is aan een GIS-bestand dat de gemeente gemakkelijk en direct kan importeren in de eigen bestanden

3. Bepalen onderzoeksmethodieken en ontwikkelen van een format voor advisering

De gemeente kan met de aan GIS-gekoppelde database de resultaten van het nieuw uitgevoerd onderzoek direct invoeren in het systeem zodat de informatie up-to-date blijft. Op deze manier is een evaluatie van het archeologiebeleid, aardkundebeleid en vrijstellingsdieptekaart elke 5 jaar een kleine oefening. Niet alles hoeft dan opnieuw bekeken te worden.

1.2 Uitvoering

Het opstellen van het archeologiebeleid en aardkundebeleid is gebeurd volgens bovenbeschreven strategie en er vond geen veldonderzoek plaats in kader van deze opdracht. Alle informatie werd gehaald uit de informatie die voorhanden is bij de gemeente, de archieven in Zeeland (waaronder het Zeeuws Archeologisch Archief), landelijk (Archis 3.0) en de Provincie Zeeland. Ook werden vrijwilligers in de archeologie geraadpleegd om hun kennis, maar fungeerden niet als klankbord.

Dit document is in eerste instantie een wetenschappelijke benadering die door de bestuurders van de gemeente Hulst zal worden bekeken, omdat het maatschappelijk belang ook een rol zal spelen.

Edufact doet hierin een voorstel aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hulst. Voorliggend rapport bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Archeologie: Inventarisatie bestaande beleidsstukken (Hoofdstuk 2)

De bestaande beleidsstukken bestaan uit :

• Beleidsadvieskaarten kernen Hulst, Clinge en Nieuw-Namen (ADC Heritage 2006)

• Archeologiebeleid gemeente Hulst (Vestigia 2011)

• Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Hulst (2012)

• Handleiding Gemeentelijke toets archeologie (2013)

• Afspraken uit het samenwerkingsverband Archeologie gemeenten Zeeuws-Vlaanderen (2016)

2. Archeologie en Aardkunde: Inventarisatie bekende vindplaatsen/locaties en vindplaatsenanalyse (Hoofdstuk 2 en 3)

Inzake Archeologie wordt verder geborduurd op de vindplaatsanalyse uit 201o van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. Nieuwe archeologische informatie wordt aangevuld en resultaten van recent onderzoek wordt hierin meegenomen. Dit geldt voor alle vindplaatsen van AMK-terrein tot waarneming. Voor de Aardkundige waarden is gebruik gemaakt van de inventarisatie van aardkundig waardevolle gebieden die de Provincie Zeeland heeft uitgevoerd in 2013.

Het resultaat is een database van vindplaatsen (archeologie) en locaties (aardkunde) die vertaald zijn naar geografische informatie (polygonen) in een GIS-omgeving.

3. Archeologie: Bepalen onderzoeksmethodieken en format advisering (Hoofdstuk 4)

Omdat niet elke archeologische vindplaats een zelfde onderzoeksmethodiek vereist en het gemeentelijk beleid in bestemmingsplannen vaak enkel een vrijstellingsnorm laat zien, is het verstandig om in het beleid op te nemen bij welke ingrepen in welke vindplaatsen onderzoek noodzakelijk is en welke vorm van onderzoek. Onderzoek op vestingwerken is totaal anders van aard en opzet dan onderzoek naar een Mesolithisch jachtkamp. De advisering dient hierop afgestemd te worden, zodat een betere doorloop van advies-onderzoek-selectie door gemeente kan worden gerealiseerd.

Voor de Aardkundige waardevolle locaties geldt behoud van de aardkundige waarden in situ en werd geen specifiek format advisering ontwikkeld.

1.3 Verantwoording

Wat levert een archeologiebeleid en de uitvoering van archeologisch onderzoek de gemeente in haar breedste zin op? Waarom en voor wie voeren we archeologisch onderzoek uit? Waarom ook aardkundige waarden beschermen in bestemmingsplannen. Dat moet niet alleen in kader van de wetenschap, landschap en cultuur, maar ook economisch, ruimtelijk en sociaal te verantwoorden zijn.

De gemeente Hulst is een gemeente met een zeer divers landschap, een cultuurhistorisch landschap waarin resten van alle periodes vanaf de prehistorie tot op heden in de bodem verborgen zitten. Ze liggen niet alleen goed afgedekt en verscholen in het landschap, maar vele zijn ook goed zichtbaar in het landschap. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de overgebleven resten en gereconstrueerde wallen van de Staats-Spaanse Linies. De gemeente herbergt een aantal unieke stukjes cultureel erfgoed zoals de binnenstad van Hulst, het Verdronken Land van Saefthinge, de groeve in Nieuw-Namen. Deze laatste zijn tevens provinciale aardkundige monumenten. Hulst heeft qua historie veel meer in haar mars dan die paar duizend bezoekers per jaar die het nu aantrekt.

Er ligt een duidelijke link tussen het archeologisch en aardkundig erfgoed en de toeristisch-recreatieve sector. De Staats-Spaanse Linies met al haar verschijningsvormen (steden, forten, schansen en dijken) lenen zich goed voor de uitbouw van een toeristische trekpleister van wereldformaat. Dit gekoppeld aan al het moois wat de regio nog meer te bieden heeft, maakt dat de gemeente Hulst goud in handen heeft. De kennis die de archeologie oplevert in deze rijke historische regio is daarbij van groot belang. Mensen komen graag naar Hulst winkelen om de entourage die de stad uitstraalt: Hulst Vestingstad! Dit zijn de historische bouwwerken, de wallen, het water en natuurlijk de horeca en winkelgelegenheden. Ondernemers zetten in op hogere kwaliteit wat direct zichtbaar is in het landschap en wat een bepaald publiek trekt naar de streek. Dit publiek hecht grote waarde aan kwaliteit en ook kwaliteit van de omgeving waarin zij verkeert en recreëert. De gemeente Hulst heeft tal van mogelijkheden om de regio bij het grotere publiek goed op de kaart te zetten. Daarvoor is een totaalvisie nodig waar de archeologie onderdeel van uitmaakt. De resultaten van het archeologisch onderzoek zijn nodig om de gemeente een verhaal te geven. Het verhaal van de gemeente Hulst is een mooi verhaal in al haar verscheidenheid en diversiteit. In de erfgoedsector spreekt men over commodifcatie: het laten samengaan van verschillende disciplines waardoor het één het ander versterkt. Dat kan leiden tot prachtige resultaten in plaats van discussies.

Door aan te geven op welke zaken de gemeente focust en haar zinnen zet, is het mogelijk een keuze te maken waar wel en waar geen onderzoek moet plaatsvinden en op welke wijze onderzoek moet plaatsvinden. De resultaten van de uit te voeren onderzoeken moeten passen binnen de visie en kaders van de gemeente. De gemeente kiest zelf wat zij belangrijk vindt en de gemeente maakt op slimme wijze gebruik van de resultaten. Daarvoor is een goed opgesteld archeologiebeleid en aardkundebeleid nodig waarin verantwoorde en maatschappelijk gedragen keuzes worden gemaakt.

Het beleidsdocument dat voor u ligt, is een beknopt overzicht van alle beleidsdocumenten die in de gemeente bestaan, omgevormd tot één document. Het is duidelijk, overzichtelijk en to-the-point.

1.4 Woord van Dank

Het samenstellen van dit rapport werd mogelijk gemaakt door de medewerking van de gemeente Hulst, de heer G.J.J. de Vaan, dhr. N.H. van Diepen van de Provincie Zeeland en de Werkgroep Archeologie Hulst.

Afbeelding 1 Aardkundig monument te Nieuw-Namen: Meester van der Heijdengroeve, feestelijke opening in 2011. (Bron: Edufact 2011)

2 Archeologiebeleid

2.1 Inventarisatie

De eerste stap om te komen tot een aangepast gemeentelijk archeologiebeleid is een inventarisatie en evaluatie van de reeds bestaande beleidsstukken. De gemeente Hulst heeft in het recent verleden veel aandacht besteed aan archeologie in haar ruimtelijke ordeningsproces. Hiertoe heeft zij verschillende archeologische verwachtingskaarten, beleidsadvieskaarten op laten stellen en beleid vastgesteld. Momenteel beschikt de gemeente Hulst over een archeologiebeleid uit 2011, aangevuld met een Handleiding Gemeentelijke toets archeologiebeleid uit 2013. Het beleid uit 2011 is echter niet opgenomen in het bestemmingsplan buitengebied en niet vertaald in andere bestemmingsplannen. Hieronder een opsomming met korte toelichting van de aanwezige beleidsdocumenten in de gemeente Hulst. De voorhanden liggende stukken bieden voldoende informatie om tot een gedegen herziening van het gemeentelijk archeologiebeleid 2016 te komen. Daartoe is dit rapport een voorstel hierin (zie paragraaf 2.2).

• Demey, D., Goossens, T.A, Kocken, M.H.J.M. en Meijlink, B.H.F. M, 2006. De archeologische basis-, verwachtings- en beleidsadvieskaart van de binnenstad van Hulst en de dorpskernen van Clinge en Nieuw-Namen (ADC Heritage rapport H 003).

De gemeente heeft voor de kernen Hulst, Clinge en Nieuw-Namen een archeologische verwachtingskaart en beleidsadvieskaart laten opstellen. Het rapport bevat per kern een beschrijving van alle tot dan toe bekende archeologische waarden. Deze zijn vervat in een aantal kaartbijlagen waarin alle archeologische en cartografische gegevens zijn opgenomen. Deze kaart is vertaald in een archeologisch verwachtingsmodel (kaart en beschrijving) per kern dat als basis dient voor de Beleidskaart. De beleidskaarten werden in deze evaluatie herzien op basis van recente onderzoeken en voortschrijdend inzicht. De kernen zijn nu aangepast en opgenomen in de nieuwe Archeologische Beleidskaart van de gemeente Hulst 2016.

• Alkemade, M. , R.M. van Heeringen & W.A.M. Hessing, 2011. Archeologiebeleid gemeente Hulst. Deel A: Beleidsnota archeologie (Vestigia-rapport V704-A). Brugman, A., R.M. van Heeringen & R. Schrijvers, 2011. Archeologiebeleid gemeente Hulst Deel B: Toelichting beleidskaart (Vestigia-rapport V704B).

De provincie Zeeland heeft in de periode 2006-2011 een subsidieregeling in gang gezet voor Zeeuwse gemeenten die een eigen archeologiebeleid willen opstellen. De 9 gemeenten die op dat moment nog geen eigen beleid hadden, hebben samen één opdracht uitgezet bij Vestigia om een archeologiebeleid met bijbehorend kaartmateriaal te leveren. De gemeente Hulst heeft voor het gehele buitengebied een verwachting per aanwezige bodemlaag laten opstellen en per kern een archeologische verwachting met daaraan gekoppeld een beleidsadvies. Het resultaat van het buitengebied was goed; deze van de kern te summier.

Resultaat van het onderzoek zijn twee rapporten: een beleidsnota (deel A) en een beleidskaart (deel B).

De gemeente Hulst heeft ervoor gekozen om dit beleid te hanteren als gemeentelijk beleid in 2011. Het beleid werd echter niet opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied in 2012. Om die reden werd in 2013 een Handleiding gemeentelijke toets archeologiebeleid opgesteld zodat archeologische waarden in het buitengebied toch in het kader van aanvraag omgevingsvergunningen konden worden meegenomen.

• Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Hulst (2012)

In de Toelichting van het BP Buitengebied is het archeologiebeleid uit 2011 opgenomen. Deze is echter niet vertaald op de plankaart waardoor er geen juridische houdbaarheid is voor de archeologische waarden. Er is immers geen Waarde-Archeologie op de plankaart opgenomen. In het nieuwe bestemmingsplan zal het nieuwe beleid worden opgenomen. Tevens zal de Waarde-Cultuurhistorie uit het BP Buitengebied verwijderd worden en zal deze als Waarde-Archeologie worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Archeologische en Aardkundige waarden. De reden is dat de Waarde-Cultuurhistorie in het BP Buitengebied enkel gaat om forten en linies. Deze hebben een archeologische waarde.

• Handleiding gemeentelijke toets archeologiebeleid (2013)

Omdat het beleid uit 2011 niet werd opgenomen in het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente, heeft de gemeente in 2013 een handleiding opgesteld. Bij de aanvraag omgevingsvergunning en planologische procedures werd aan de hand van deze handleiding archeologie meegenomen in het proces. Ook werd het archeologiebeleid aangescherpt door de lage verwachting vrij te stellen van onderzoek. Echter, het bestemmingsplan werd vastgesteld zonder het vastleggen van archeologische waarden op de plankaart. De handleiding was niet juridisch geldig, waardoor dit niet door de gemeente kon worden gehandhaafd. Deze komt met ingang van de vaststelling van het herziene beleid te vervallen.

• Afspraken voortkomende uit het samenwerkingsverband archeologie Zeeuws-Vlaanderen

In 2016 werden in kader van het samenwerkingsverband archeologie Zeeuws-Vlaanderen afspraken gemaakt tussen de drie gemeenten hoe om te gaan met archeologie in bestemmingsplannen en beleid. In het nieuwe archeologiebeleid 2016 en het daaruitvolgend bestemmingsplan zijn een groot aantal van deze afspraken opgenomen. Het doel is archeologie op een zoveel mogelijk uniforme wijze in alle bestemmingsplannen op te nemen.

2.2 Herziene archeologiebeleid 2016

2.2.1 Inwerkingtreding

Het herziene archeologiebeleid treedt in werking bij de vaststelling van het bestemmingsplan Archeologie & Aardkunde van de gemeente Hulst.

In de volgende paragrafen wordt het nieuwe archeologiebeleid beschreven. Dit betekent dat al het voorgaand beleid en beleidsstukken na vaststelling niet meer van kracht zijn. Deze komen bij de vaststelling van het herziene beleid te vervallen.

Het herziene archeologiebeleid van de gemeente Hulst omvat de volgende onderdelen:

• Archeologische beleidskaart: vrijstelling in oppervlakte (par 2.2.2 en Bijlage 2 en 3)

• Vrijstellingenkaart Landbodem: vrijstelling in diepte (par. 2.2.3 en Bijlage 4)

2.2.2 Vrijstellingen in oppervlakte

Er is een inventarisatie gemaakt van alle bodemlagen, inclusief het overstromingspakket met daarin geulen en kreken.

De oudste polders hebben de grootste archeologische verwachting en de overstroomde oude polders ook. De geulen, kreken en het nieuwland hebben een lage verwachting. Per geologische laag is de verwachting op archeologische waarden bekeken en ingedeeld in categorieën van archeologische verwachting op waarden in deze laag. Een lijst met corresponderende periodes en lagen en archeologische verwachtingen is weergegeven in Tabel 1.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het buitengebied en de gewaardeerde stads- en dorpskernen, omdat de kernen specifieke archeologische waarden uit de middeleeuwen en/of nieuwe tijd bevatten die kenmerkend zijn voor een dorp of stad. Daarbij staat niet enkel de opbouw van de bodem centraal, maar vooral wat de mens met en in die bodem heeft gedaan. In de gewaardeerde kernen op de archeologische beleidskaart is met zekerheid bewoning geweest en is er vaak sprake van ophoogpakketten die door menselijk handelen tot stand zijn gekomen. De gemeente Hulst heeft in het beleid van 2011 reeds een keuze gemaakt welke kernen zij in haar beleid opneemt.

In het herziene beleid is ervoor gekozen om de kern van Nieuw-Namen niet geheel als gewaardeerde kern op te nemen, maar om deze op basis van de ondergrond, - pleistoceen dekzand- een hoge verwachting toe te kennen zodat dit samenvalt met het zuidelijk deel van de gemeente Hulst. Voorheen was de kern van Nieuw-Namen vrijgesteld van onderzoek, hetgeen niet klopte met de vondsten die in Nieuw-Namen gedaan waren in het verleden en recent. Dit geldt met name ook voor de groeve. Deze stond als verstoorde bodem te boek. Maar bij archeologisch onderzoek in 2010 is gebleken dat er juist nog veel archeologie aanwezig is in en direct omheen de groeve. Dit is nu in het herziene beleid hersteld. Nu bestaat er een hoge verwachting op het voorkomen van archeologische vindplaatsen .

Een categorie die in principe buiten het gemeentelijk beleid valt is de van rijkswege beschermde archeologische vindplaatsen (bijlage 2, rood gearceerde zones). Hier gaat het rijk over wat er aan maatregelen genomen dient te worden in het kader van een geplande verstoring/ vergunning-aanvraag. De gemeente dient contact op te nemen met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) om een monumentenvergunning aan te vragen. In de gemeente Hulst gaat het om 1 terrein: Kasteel van de heren van Maalstede (AMK 652) direct ten oosten van Hulst.

Tabel 1. De gelaagde opbouw van de bodem van Hulst en de archeologische verwachtingscategorieën. (Naar: Alkemade, M. , R.M. van Heeringen & W.A.M. Hessing, 2011)

Als instrument van het archeologiebeleid dient de Archeologische beleidskaart van de gemeente Hulst 2016. Deze kaart is het resultaat van het samenvoegen van de 4 Maatregelen-in-Lagenkaart uit het beleid van 2011. De hoogste verwachting is hierbij leidend (zie Bijlage 2).

Het herziene archeologiebeleid van de gemeente Hulst is het resultaat van het samenvoegen van meerdere beleidsdocumenten waardoor de hoogste verwachting is opgenomen in het kaartbeeld. In het kader van het Zeeuws-Vlaamse samenwerkingsverband is gekozen om Zeeuws-Vlaanderenbreed eenzelfde methodiek in beleid te voeren. De categorieën 4 en 5 zijn om die reden in oppervlaktevrijstellingsgrenzen verruimd. Categorie 6 is volledig vrijgesteld van onderzoek.

Ook een aantal grote ontwikkelingen waar recent archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en die middels gemeentelijke selectiebesluiten zijn vrijgegeven, worden op deze kaart als vrijgegeven zone opgenomen. Het betreffen de ontwikkelingen aan de Hogeweg ten westen van Hulst en in de omgeving van Perkpoder. Uit deze onderzoeken zijn tevens nieuwe vindplaatsen ontstaan. Ook deze zijn in het kaartbeeld als vindplaats opgenomen.

Op de Archeologische Beleidskaart komen 7 categorieën voor:

Categorie 1 Wettelijk beschermd archeologisch rijksmonument (altijd monumentenvergunning aanvragen bij RCE)

Maximale vrijstelling in oppervlak geen

Maximale vrijstelling in diepte geen

Categorie 2 Terrein van archeologische waarde (vindplaatsen)

Maximale vrijstelling in oppervlak 50 m2

Maximale vrijstelling in diepte 0,40 meter -mv

Categorie 3 Gewaardeerde stads- en dorpskernen (vindplaatsen)

Maximale vrijstelling in oppervlak 50 m2

Maximale vrijstelling in diepte 0,40 meter -mv

Categorie 4 Hoge archeologische verwachting

- Laag 1-1: Polders daterend vóór 1300 en/of Laagpakket van Walcheren (oudere fase)

- Laag 2: Hollandveen onder laag 1-1

- Laag 4: Pleistoceen/Basisveen hoger dan 2 m onder NAP

Maximale vrijstelling in oppervlak 500 m2

Maximale vrijstelling in diepte 0,40 meter -mv

Categorie 5 Gematigde archeologische verwachting

- Laag 1-2: Polders daterend tussen 1300-1532

- Laag 2: Hollandveen onder laag 1-2

- Laag 2: Hollandveen onder laag 1

- Laag 4: Pleistoceen lager dan 2 m onder NAP

Maximale vrijstelling in oppervlak 1000 m2

Maximale vrijstelling in diepte 0,40 meter -mv

Categorie 6 Lage archeologische verwachting

- Polders daterend ná 1532 (laag 1-2)

Maximale vrijstelling in oppervlak volledig vrijgesteld

Maximale vrijstelling in diepte volledig vrijgesteld

Categorie 7 Waterbodem

Maximale vrijstelling in oppervlak 1000m2

Maximale vrijstelling in diepte geen

Oppervlakte

0 m2 Wettelijk beschermde archeologische monumenten. Het betreft terreinen met vastgestelde (gewaardeerde) archeologische vindplaatsen.

50 m2 Terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen excl. de dorpskernen, nieuwe vindplaatsen aangemerkt als terreinen van archeologische waarde, met uitzondering van rijksbeschermde terreinen). Het betreft terreinen met vastgestelde (gewaardeerde) archeologische vindplaatsen. Omdat hier zelfs kleine bodemingrepen schade kunnen toebrengen aan de informatiewaarde van het bodemarchief, is hier gekozen voor de laagste categorie van (omvangs-) vrijstelling die valt onder de gemeentelijke bevoegdheid. Ook de scheepswrakken op Bijlage 5 vallen hieronder.

Stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting. Bij de keuze voor deze (omvangs-)vrijstelling is een afweging gemaakt tussen de noodzakelijke ruimtelijke ontwikkeling, de maatschappelijke kosten (zowel voor de bevoegde overheid als voor de burger/terreineigenaar/initiatiefnemer) en archeologische criteria. Met de keuze voor vrijstelling tot 50 m2 wordt voldoende voldaan aan de eis van een verantwoorde archeologische zorg, ook omdat de kans dat onderzoek in kleine plangebieden ‘leesbare’ informatie (dus kenniswinst) oplevert hier groot wordt geacht.

500 m2 Zone met hoge archeologische verwachting laag 1-1: het betreft de oudere (afgedekte) afzettingen Formatie van Naaldwijk/Laagpakket van Walcheren met de oudste polders voor 1300;

Zone met archeologische verwachting laag 2: het betreft hier Hollandveen op locaties waar ook de zone met hoge archeologische verwachting van laag 1-1 aanwezig is;

Zone met archeologische verwachting laag 4: top Pleistoceen hoger dan 2 meter beneden NAP.

1000 m2 Zones met gemiddelde archeologische verwachting (laag 1-2): het betreft jongere afzettingen van Walcheren voor zover gelegen binnen de polders tussen 1300-1532 ;

Zone met archeologische verwachting laag 2: het betreft hier Hollandveen op locaties waar ook de zone met hoge archeologische verwachting van laag 1-2 aanwezig is of waar geen laag 1 (meer) aanwezig is;

Zone met archeologische verwachting laag 4: top niet verstoord Pleistoceen/Basisveenlaag dieper gelegen dan 2 m beneden NAP.

Waterbodems

vrijgesteld Zones met lage archeologische verwachting (laag 1-2): het betreft jongere afzettingen van Walcheren voor zover gelegen binnen de polders die dateren van ná 1532;

Zones die middels selectiebesluiten van de gemeenten werden vrijgesteld.

2.2.3 Vrijstellingen in diepte

Nieuw in het archeologiebeleid is de vrijstellingenkaart in diepte op landbodems (zie Bijlage 4).

In het kader van het beleid met betrekking tot de vrijstellingsgrenzen van de verplichting tot archeologisch vooronderzoek zijn door de gemeente zeven maximale vrijgestelde oppervlaktecategorieën vastgesteld, die van toepassing zijn als een initiatief één of meerdere archeologische relevante lagen in de ondergrond dreigt te verstoren. Voor alle gebieden, met uitzondering van de wettelijke beschermde monumenten en waterbodems, geldt een vrijstellingsdiepte van 40 cm beneden maaiveld . Waterbodems hebben geen vrijstelling.

0 m -mv Wettelijk beschermde archeologische monumenten en waterbodems

0,40 m –mv Zones met hoge en gematigde verwachting, met uitzondering van de wettelijk beschermde monumenten en waterbodems

vrijgesteld Zones met lage archeologische verwachting (laag 1-2): het betreft jongere afzettingen van Walcheren voor zover gelegen binnen de polders die dateren van ná 1532;

Zones die middels selectebesluiten van de gemeenten werden vrijgesteld.

2.2.4 Stads- en dorpskernen

Voor de stads- en dorpskernen binnen de gemeente bestaan per kern één of meerdere beleidsdocumenten. De gemeente heeft op basis van het in 2011 opgestelde beleid een selectiebesluit gemaakt in welke dorpen en steden zij meer onderzoek wil doen naar de ontstaansgeschiedenis van dit dorp of deze stad. Deze selectiebesluiten, met uitzondering van de kern Nieuw-Namen, worden ongewijzigd overgenomen in het herziene beleid. De volgende dorpen en steden zijn daarbij opgenomen in het beleid en zijn aangeduid als gewaardeerde kern op de Archeologische Beleidskaart (zie Bijlage 2, Categorie 3):

2.2.4.1 Clinge (enkel molen)

Clinge is gelegen in de in 1616 (her)dijkte Clingepolder. Aan de andere kant van de rijksgrens ligt het Belgische dorp De Klinge. Het langgerekte dorp Clinge bestaat voornamelijk uit aaneengesloten lintbebouwing. De lange dorpsstraat ('s-Gravenstraat) loopt bijna ongemerkt over in het Belgische De Klinge. In de periode 1850-1950 heeft de bebouwing aan de ’s-Gravenstraat en Molenstraat zich verdicht.

De beleidskaart uit 2006 komt hierbij te vervallen. Enkel nog de zone bij de molen wordt als kern gezien. Het overig deel van de kern van Clinge valt onder Categorie 4, waarbij de hoge verwachting bestaat vanwege het dekzand in de ondergrond (500m2 vrijstelling).

2.2.4.2 Heikant

Heikant is een langgerekt dorp, dat onderdeel uit maakt van de lintbebouwing Sint Jansteen-Heikant-Koewacht-Zuiddorpe, die gelegen is in het dekzandgebied. Het oudste gedeelte van het dorp bevindt zich aan de Magdalenastraat, Vlasstraat en Ellestraat. Er is echter niet veel oude bebouwing over. Na de bouw van de RK-kerk (1931) met begraafplaats en pastorie aan de Julianastraat, vond hier enige centrumvorming plaats. Heikant is vergroeid met ’t Hoekje (niet opgenomen in begrenzing). Omdat geen archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. Voorgesteld wordt het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting te nemen.

2.2.4.3 Hengstdijk

De parochie werd in 1161 gesticht en is een van de oudste in Oost-Zeeuws Vlaanderen. De kerk is in 1263 verplaatst naar het huidige Hengstdijk. De dijk waarop het is gebouwd werd opgeworpen in 1161. Hengstdijk is een dijkdorp. Rond 1830 bestond de kern uit bebouwing aan de dijk (Plevierstraat-Sint Josephstraat) en langs de daar dwars op staande Hengstdijkse Kerkstraat. Bij het kruispunt van deze straat en de dijk bevond zich de RK-kerk (die in 1892 werd vervangen door de huidige kerk). In de periode 1830-1950 verdichtte en verlengde de bebouwing zich enigszins langs de bestaande wegen. Omdat geen archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. Voorgesteld wordt het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting te nemen, met uitzondering van het westelijke deel.

2.2.4.4 Hulst

Over het ontstaan van Hulst zijn weinig concrete gegevens voorhanden. De oudste directe vermelding van Hulst dateert uit 1108. De oorsprong van Hulst wordt evenwel vroeger, in de negende of tiende eeuw na Chr. gesitueerd. Tot op heden vormt een handje vol fragmenten Pingsdorf-aardewerk uit een opgraving in de Steenstraat de enige feitelijke getuigenis van de vroegste middeleeuwse bewoning van Hulst. In 1180 verwierf Hulst stadsrechten van de graaf. Daarbij werd de stad ook belangrijke privileges verleend. Tegen het einde van de 13e eeuw groeide Hulst uit tot een

belangrijk regionaal centrum. Mede verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de stad Hulst lijken de grootschalige veenontginningen die vanaf de 13e eeuw gedocumenteerd zijn in het zuidoostelijke Westerscheldegebied. Het veen werd ontgonnen ten behoeve van turf (als brandstof)- en zoutwinning. Tal van overgeleverde “turfrekeningen” en schenkingen getuigen nu nog van deze

bloeiende ondernemingen. Hulst was niet enkel de hoofdplaats van het Hulster Ambacht. Het was tevens een handelsstad van betekenis geworden. Dit was mogelijk vanwege de aanwezigheid

van een haven en zeeverbinding via de Honte, alsook reeds genoemde stapelrechten, tolrechten en tolvrijstellingen. Via de Hulsterhaven of Saxvliet (ook Saxhaven of Saxiportus) dat vanaf Campen vanuit de Honte naar Hulst stroomde, werden behalve laken ook zout en turven naar de andere Vlaamse steden verscheept. De 14e en 15e eeuw vormen voor Hulst en omgeving de vroegste periode die behalve door historische bronnen ook ruim wordt gedocumenteerd door materiële resten. Op verschillende plaatsen in de stad zijn bij archeologische en niet-archeologische

graafwerkzaamheden bewoningsporen waargenomen uit deze periode.

Ondanks het enorme potentieel van Hulst en omgeving stagneerde de ontwikkeling van de stad in de loop van de 14e en 15e eeuw. De stagnatie zou het gevolg zijn van de betrokkenheid van de regio bij aanslepende conflicten tussen de Vlaamse steden en Vlaamse graven. De 16e eeuw bracht aanvankelijk stabiliteit en enig economisch herstel, maar na de stadsbrand in 1562, de beeldenstorm

in 1566 en hernieuwde oorlogshandelingen in de streek ten gevolge van de Tachtigjarige Oorlog, braken opnieuw moeilijke tijden aan. Tijdens de 16e eeuw slibde de middeleeuwse haven van Hulst geleidelijk dicht waardoor naar alternatieve oplossingen onmiddellijk buiten de stad moest worden gezocht. In de loop van de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648) ontwikkelde Hulst zich tot een vestingstad. De stad werd omgeven met forten en geïntegreerd in verdedigingslinies. Initiatieven hiertoe kwamen zowel van Spaanse als Staatse zijde. De kaart van Jacob van Deventer geeft een beeld van de vestingwerkingen van Hulst omstreeks 1565, op de vooravond van de Tachtigjarige Oorlog (zie Afbeelding 2). Na de inname van Hulst door Maurits in 1591 werden de stadsvestingen gemoderniseerd en werd aangevangen met de aanleg van de Linie van Nassau en de Linie van Communicatie. Bij de Bollewerckpoort werd een bastion aangelegd. Voor de poorten aan de noordoostelijke zijde van de stad werden ravelijnen opgeworpen en de Hospitaalpoort, aan de zuidwestzijde van de stad werd versterkt met een hoornwerk.

Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609–1621) vond opnieuw een grootschalige uitbreiding van de stadsverdediging plaats. De stad werd nu omgeven door een geheel nieuwe omwalling. Hierbij werden de middeleeuwse verdedigingswerken overdekt met aarden wallen. De vestingwerken werden aangelegd volgens het Oud-Nederlandse Stelsel. Hulst werd uitgebreid met negen bolwerken en omgeven met een dubbele natte gracht. De resten van de Bollewerckpoort, die zwaar

geleden had tijdens het beleg van 1596, werden overdekt met aarde en opgenomen in het bolwerk de Molenberg. Pas in 1645 wist Frederik Hendrik de stad na een langdurig beleg terug bij de Republiek te voegen. Als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen en de veranderde wijze van oorlog voeren werden vestingwerken ter verdediging van steden in de 19e eeuw overbodig. In 1816 werden de vestingwerken van Hulst opgegeven. Het duurde tot het begin van de 20e eeuw, voordat in Hulst concrete plannen ontstonden voor het afbreken van de vestingwerken. In 1918 werd uiteindelijk onder publieke druk afgezien van de voorgenomen afgraving.

De beleidskaart van de kern van Hulst (zie Bijlage 3) vertoonde op basis van een projectie van vooral de kaart van Van Deventer een hoge verwachting ten aanzien van bewoningssporen uit de Middeleeuwen die vrijwel de gehele binnenstad van Hulst bestreek. Destijds is besloten om ten behoeve van een selectie te kijken naar delen binnen deze verwachtingszone,

waar sprake is van recente bebouwing en de mate van verstoring alhier. Daarnaast is besloten om binnen de verwachtingszone ook een nauwere keuze te maken op archeologisch inhoudelijke gronden. Deze thematische keuze is gericht op die delen van de binnenstad, die naar alle verwachting goed bewaarde archeologische informatie bevatten aangaande de handel en nijverheid van het middeleeuwse Hulst. De meeste informatie hierover is te vinden in de oude ambachtswijkjes en de oude markten met omringende bebouwing. Daarnaast is de thematische keuze gericht op delen

van de binnenstad, die goed bewaarde informatie bevatten over de welvaart en status van de stad en haar inwoners. Deze informatie is te herleiden uit terreinen van de (voormalige) kloosters, refugia en kerk, evenals uit de grote en rijke percelen langs de belangrijkste straten van de binnenstad.

Op kaartbijlage 10 zijn de verschillende geselecteerde zones weergegeven, alsook het oude stratenpatroon. Op de eerste plaats is ten behoeve van deze thematische keuze gekeken naar straatnamen en markten en hun eerste vermelding.

Afbeelding 2 Kaart Jacob van Deventer (1565) van de stad Hulst. Hulst wordt afgebeeld omgeven met een brede natte gracht en muren voorzien van muurtorens. Het is niet duidelijk of de gehele stad ommuurd was of dat er nog enkele delen waren met een aarden omwalling. Als toegangen tot de stad waren er vier poortgebouwen. Deze waren in de tweede helft van de 15e eeuw gebouwd; de Potterpoort (1460), de Asschepoort (1460), de Hospitaalpoort (1468) en de Bagijne- of Graauwse-poort (1471). Ter hoogte van de haveningang, aan de noordzijde van de stad, bevond zich een aarden bolwerk. Vanaf 1509 was dit bolwerk vervangen door een sterk poortencomplex, de Bollewerckpoort. Deze bestond uit een waterpoort en twee landpoorten. Sporen van deze poort zijn aangetroffen bij opgravingen in 1957.

Gehoopt werd aan de hand hiervan de locatie van oude ambachtswijken in de stad te traceren. De enige straatnaam die verwijst naar een ambacht is de Potterstraat, namelijk naar het ambacht van pottenbakkers. De namen van de verschillende markten doen op hun beurt vermoeden dat in aanliggende huizenblokken aan de markt gerelateerde ambachten zijn uitgevoerd; bijvoorbeeld bakkerijen aan de Broodmarkt, beenhouwerijen aan de Beestenmarkt, meubelmakers aan de houtmarkt enz. Daarnaast is in de huizenblokken langs de oude haven, naast een groot aantal pakhuizen, ook resten van nijverheid te verwachten.

Op de tweede plaats is gekeken naar de oudste en belangrijkste straten, waarlangs de grootste en rijkste percelen hebben gelegen en nog liggen. Het betreffen vooral de huidige Gentsestraat (voorheen de Hospitaalstraat), de Steenstraat en de Grote en Kleine Bagijnestraat. Ook zijn op perceelsniveau de terreinen uitgelicht, die behoren tot oude kloosterterreinen en tot refugia. Het betreft het terrein van het Minderbroederklooster in de noordwesthoek van de binnenstad;

het terrein van het refugium Cambron en van de nog staande refugia Ter Duinen en Boudelo. Rond het laatste refugium is een terrein uitgelicht dat moet hebben behoord tot het klooster van de Franciscanessen die ook het refugium-complex hebben beheerd. Vanzelfsprekend is de Willibrordusbasiliek en het omliggend kerkhof als zone geselecteerd. Tenslotte is een aantal percelen aan het eind van de voormalige Potterstraat uitgelicht, omdat hier op basis van de kaart

van Van Deventer de aanwezigheid kan worden vermoed van resten van het Heilig-geesthuis. Heilig-geesthuizen waren complexen ingericht voor de armenzorg. De resten zullen daarom niet zozeer representatief zijn voor de welvaart en de status van de stad en haar inwoners, maar zullen daarentegen informatie verschaffen over de ‘keerzijde van de medaille’.

Op de derde plaats zijn de op bovenstaande wijze geselecteerde zones vergeleken met informatie beschikbaar bij de gemeente Hulst aangaande in recente tijden gebouwde nieuwbouwwijken en andersoortige nieuwbouw. De zones, waar de middeleeuws bebouwde zones een overlap tonen met zones, waar nieuwbouw een (gedeeltelijke) verstoring van het bodemarchief zal hebben veroorzaakt, zijn geel aangeduid in kaartbijlage 10. Het merendeel van de nieuwbouwwijken is opgetrokken in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw. De bebouwing is op heipalen gebouwd. Naar verwachting zijn

met name in de jaren ‘70 voorafgaand aan het heien veel oudere muurresten verwijderd. Dit was gebruikelijk in die tijd. Daarnaast zijn enkele zones uitgesneden, die al door een opgraving zijn onderzocht, of alwaar in recente tijden diepgaande verstoringen hebben plaatsgevonden.

Op de beleidskaart heeft dit geresulteerd in de indeling van de binnenstad in zones die vrijgesteld zijn van onderzoek en zones waar een hoge verwachting geldt.

Deze vrijgestelde zones worden om de volgende redenen vrijgesteld:

• In deze zone lijkt veel grond te zijn geroerd.

• Het meest noordoostelijke deel van deze zone is onbebouwd geweest volgens de kaart van Van Deventer. Het meest westelijke deel van de zone was in de Middeleeuwen bebouwd. In de jaren ’60 en ’70 van de 20ste eeuw is hier een nieuwbouwwijk aangelegd.

• Het grootste gedeelte van deze zone is volgens de kaart van Van Deventer nooit bebouwd geweest. In een klein deel van de zone is sprake van nieuwbouw. Tussen de zones II en III ligt een zone, waarin eveneens op grote schaal nieuwbouw heeft plaatsgevonden. Toch is hier een strook geselecteerd om bij planvorming voorafgaand archeologisch te onderzoeken. Het betreft hier immers de zone met de percelen aan de voormalige Potterstraat, alwaar inzicht verkregen kan worden in de middeleeuwse pottenbakkerij.

• Het noordelijk deel van de zone is volgens de kaart van Van Deventer nooit bebouwd geweest. In het zuidelijk deel van de zone is sprake van nieuwbouw.

• De gehele zone is volgens de kaart van Van Deventer in de Middeleeuwen bebouwd geweest, maar betreft tevens een zone waar in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw nieuwbouw heeft plaats gevonden.

• Ook deze in de Middeleeuwen bebouwde zone is waarschijnlijk (diepgaand) verstoord door nieuwbouw uit de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw.

• Het zuidelijk deel van deze zone is vermoedelijk in de Middeleeuwen niet bebouwd geweest. Langs de Lange en de Korte Bellingstraat heeft nieuwbouw archeologische resten vermoedelijk diepgaand verstoord.

• Het gedeelte van deze zone ten zuiden van de Vestdijkstraat is volgens de kaart van Van Deventer in de Middeleeuwen niet bebouwd geweest. De zone ten noorden van de Vestdijkstraat betreft een havengedeelte binnen de binnenstad. Hier heeft nieuwbouw een deel van de ondergrond verstoord.

Het beleid blijft gehandhaafd conform de beleidskaart uit 2006. De vrijgestelde zones zullen nu echter ook worden vertaald naar het bestemmingsplan.

2.2.4.5 Kapellebrug

Het dorp is gelegen in de St. Jansteenpolder (bedijkt vóór 1585), aan de Belgische grens en is tegenwoordig praktisch aan Sint Jansteen vast gegroeid. In Kapellebrug ligt de kapel van O.L. Vrouw van Ter Eecken. Deze kapel wordt al heel vroeg genoemd in de stadsrekening van Hulst. Tussen 1570 en 1580 werd de kapel verwoest door de Watergeuzen, in 1623 werd ze weer opgebouwd. Door verval werd de kapel in 1933 opnieuw gebouwd op de oorspronkelijke fundamenten). Kapellebrug bestaat uit lintbebouwing langs de voormalige turfvaart, Gentsevaart (nu de N290). Omdat weinig archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. Voorgesteld wordt het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting te nemen.

2.2.4.6 Kloosterzande

Kloosterzande heeft zich ontwikkeld rond de uithof Ter Zande (AMK 13788). Het betreft een uithof met kapel van de Cisterciënzer abdij Ter Duinen, uit circa 1250. Het grote, omgrachtte en ommuurde complex werd verwoest in 1576. De kapel werd weer opgebouwd in 1609 (de huidige NH-kerk). In de 17e eeuw werd het Hof te Zande gebouwd ter plaatse van de voormalige uithof. Kloosterzande vormt tegenwoordig min of meer een dubbeldorp met Groenendijk. Groenendijk dankt zijn ontstaan aan een schuilkerk voor katholieken die aan het eind van de 17e eeuw werd gebouwd aan de ‘groene’ scheidingsdijk tussen de Zandepolder (bedijkt voor 1170) en de Mariapolder (bedijkt rond 1200). Kloosterzande vormt tegenwoordig min of meer een dubbeldorp met Groenendijk, beiden dijkdorpen. Rond 1830 bevond de bebouwing van Kloosterzande zich in de omgeving van het Hof te Zandeplein en aan het oostelijk deel van de tegenwoordige Cloosterstraat. De bebouwing van Groenendijk bevond zich aan weerszijden van de gelijknamige dijk.

In de periode 1850-1950 groeide Groenendijk vast aan Kloosterzande, doordat de bebouwing aan de tegenwoordige Cloosterstraat zich verlengde. Uitbreiding en verdichting vonden eveneens plaats langs overige bestaande wegen of dijken, zoals de Hulsterweg en het Poolsplein.

Omdat geen archeologische informatie voorhanden is (naast het kloostercomplex AMK-terrein 13788), is geen nadere lokale waardering te geven. Voorgesteld wordt het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting te nemen.

2.2.4.7 Kuitaart

Kuitaart heeft zich ontwikkeld ten noorden en zuiden van de brug over de kreek De Vogel in de weg van Hulst naar Hontenisse, die daar al van oudsher lag. Omdat naast AMK-terrein 13535 (met wnr. 36828) geen archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. Voorgesteld wordt het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting te nemen.

2.2.4.8 Nieuw-Namen (fort)

Het huidige Nieuw-Namen heette vroeger Hulsterloo. In een oorkonde uit het jaar 1136 wordt Hulsterloo al genoemd. Het vroeg-middeleeuwse Hulsterloo is bekend geworden door een kapel en een klooster van Norbertijnen, die mogelijk ter plekke van de Kapellenberg hebben gestaan. Na de verwoesting van de kapel en de eigendommen van de Norbertijnen in 1578 en 1580 en de grote overstromingen in die jaren is het dorp verlaten. Door de steeds verder gaan inpolderingen van het Verdronken Land van Saefthinge groeide de nederzetting weer in de 19e eeuw en kreeg hij de naam Kauter. In 1858 werd een eigen parochie opgericht onder de naam Nieuw-Namen, naar het verdronken dorp Namen. Nieuw-Namen is een grensdorp, dat ligt naast het Belgische dorp Kieldrecht. Het dorp heeft zich in de periode 1850-1950 niet veel uitgebreid. De bebouwing heeft zich slechts verdicht. In 1860 werd in de hoofdstraat (de Hulsterloostraat) een RK-kerk gebouwd met een pastorie en een begraafplaats.

De beleidskaart uit 2006 komt hierbij te vervallen. Enkel nog de zone bij het fort wordt als vindplaats gezien. Het overig deel van de kern van Nieuw-Namen valt onder Categorie 4, waarbij de hoge verwachting bestaat vanwege het dekzand in de ondergrond (500 m2 vrijstelling). Dit is in tegenstelling tot de beleidskaart uit 2006 waar de hele kern van Nieuw-Namen werd vrijgegeven van onderzoek. Ook de zone van de groeve wordt in ere hersteld. Hier is bij archeologisch onderzoek uit 2010 gebleken dat er nog veel archeologische sporen en resten in de bodem aanwezig zijn uit de prehistorie.

Voor de kern Nieuw-Namen geldt enkel een vrijstelling van 50m2 voor het fort (Categorie 3). Voor het overige deel van Nieuw-Namen geldt en vrijstelling van 500 m2 (Categorie 4).

2.2.4.9 Ossenisse

Het oude Ossenisse wordt al vermeld in 1170 en in het begin van de 13e eeuw wordt het genoemd als parochie. Het oude Ossenisse lag vermoedelijk meer westelijk, in de huidige Westerschelde. Na de bedijking in 1401, ontstond het huidige dorp in de Nijspolder, deze is herdijkt in 1610. De abdij Ter Duinen had een uithof in Ossenisse, de locatie is echter niet bekend. Ossenisse heeft een eenvoudig rechthoekig stratenpatroon. Rond 1830 bestond de kern uit enige bebouwing aan de Dorpsstraat bij de RK-kerk. In de periode 1850-1950 heeft enige uitbreiding plaats gevonden langs de Dorpsstraat, de zuidzijde van de Lageweg (verlenging naar het westen) en de westzijde van de Kipstraat. Achter de bebouwing van de Dorpsstraat werden diverse boerenschuren opgetrokken. Omdat geen archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. Voorgesteld wordt het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting te nemen.

2.2.4.10 Sint Jansteen

Sint Jan ter Steene was een heerlijkheid. Vermoedelijk heeft er een kasteel met kapel gestaan. Steen kan verwijzen naar stenen huis of toren, een verdedigbare versterking. In 1256 was Sint Jan ter Steene een parochie met kerk en halverwege de 14e eeuw bezat het dorp een gasthuis met 'capelrie'. In 1747 werd het dorp platgebrand. De nieuwe kapel werd in 1936 gebouwd op de plaats van een oude kapel. Ten oosten van het dorpen lagen enkele schansen.

Sint Jansteen maakt onderdeel uit van de lintbebouwing Sint Jansteen-Heikant-Koewacht-Zuiddorpe die gelegen is in het dekzandgebied. De bebouwing breidde zich uit aan de bestaande wegen in de vorm van lintbebouwing, bijvoorbeeld richting Kapellebrug en richting Heikant.

Omdat geen archeologische informatie voorhanden is, is geen nadere lokale waardering te geven. Voorgesteld wordt het bebouwde gebied rond 1830 als begrenzing voor een nieuw terrein van archeologische (dorps- of stadskern-)verwachting te nemen.

2.2.4.11 Conclusie

Voor de gewaardeerde kernen geldt een vrijstelling in diepte van 0,40 meter beneden maaiveld en een oppervlakte gelijk of kleiner dan 50 m2.

De ondergrond van een gewaardeerde of niet gewaardeerde kern is altijd een laag waarvoor een vrijstelling bestaat van 500 of 1.000 m2. Enkel Kuitaart ligt in een omliggende zone dat vrijgesteld is.

De ontstaansgeschiedenis van de kernen Graauw, Lamswaarde, Vogelswaarde, Terhole en Walsoorden zijn voor de gemeente Hulst geen onderwerp van onderzoek. De relatief jonge ouderdom van deze kernen wordt door de gemeente niet archeologisch relevant geacht. Resten van bewoning zijn op oude kaarten vanaf 1811 goed gedocumenteerd waardoor archeologie een beperkte toegevoegde waarde heeft naar onderzoeksvragen ten aanzien van de ontstaansgeschiedenis van deze kernen.

2.2.5 Archeologische vindplaatsen/terreinen van archeologische waarde

In het beleid van 2011 is een vindplaatsanalyse voor de gemeente Hulst uitgevoerd waarbij alle archeologische vindplaatsen die door de gemeente als belangrijk worden geacht zijn opgenomen. Het gaat om terreinen met een bekende archeologische waarde (Categorie 2) op de Archeologische Beleidskaart (zie Bijlage 2, Categorie 2). Het gaat om deze vindplaatsen die niet als kern (zie onder 2.2.4) zijn opgenomen. Voor de archeologische vindplaatsen geldt een vrijstelling in diepte van 0,40 meter beneden maaiveld en een oppervlakte gelijk of kleiner dan 50 m2. Op basis van onderzoek werd de begrenzing van een bestaande vindplaats gewijzigd.

3 Format onderzoeksmethodiek Archeologie

Het archeologiebeleid vindt zijn weerslag in het bestemmingsplan Archeologische en Aardkundige waarden. Op basis van het bestemmingsplan bestaat al dan niet een vergunningplicht voor archeologie.

Op dit moment wordt al het onderzoek in de gemeente Hulst uitgevoerd door commerciële archeologische bedrijven al dan niet met assistentie van de Werkgroep Archeologie Hulst. Deze bedrijven beschikken over een opgravingsvergunning uitgegeven door het Ministerie van OC&W of zijn gecertificeerd voor de gevraagde protocollen in kader van de Erfgoedwet en werken conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De provincie heeft in 2014 aanvullende richtlijnen voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek opgesteld, betreffende de protocollen Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) van de KNA, als aanvulling op de KNA. De gemeente Hulst conformeert zich aan deze richtlijnen, maar kan zelf besluiten wanneer zij daarvan afwijkt. Op dit moment worden de richtlijnen herzien door het PRovinciebreed Overleg Zeeuwse Archeologie (PROZA), waar de gemeente Hulst vier keer per jaar aan deelneemt. De vigerende richtlijnen zijn terug te vinden op de website van de Provincie Zeeland.

Het te doorlopen stappenplan in de archeologie ligt vast in de Archeologische Monumenten Zorg cyclus (AMZ). De archeologisch adviseur van de gemeente volgt de stappen in deze cyclus. De cyclus omvat drie stadia: inventariseren/waarderen, selecteren en maatregelen nemen.

Tot de inventariserende en waarderende fase worden het bureauonderzoek (met een te specifieke archeologische verwachting), het inventariserend veldonderzoek (IVO; prospectie, geofysisch onderzoek), het proefsleuvenonderzoek (IVO-proefsleuven) en de waardering gerekend. De inventariserende fase start met een bureauonderzoek, waarna op basis van de archeologische verwachting de keuze voor een vervolgonderzoek wordt gemaakt of geen vervolgonderzoek nodig wordt geacht.

 

Onder selectie valt het nemen van het selectiebesluit, dat na elk stadium van de inventariserende en waarderende fase genomen dient te worden door het bevoegd gezag. Doorgaans volgt een negatief besluit wanneer er geen of onvoldoende waardevolle archeologische resten te verwachten zijn.

Naar aanleiding van een selectiebesluit kunnen de volgende maatregelen volgen:

• een volgende stap in de inventariserende /waarderende fase;

• het einde van het archeologisch onderzoek (bij een negatief selectiebesluit of een verrichte opgraving);

• het verrichten van een archeologische opgraving (al dan niet via archeologische begeleiding);

• het fysiek beschermen van de vindplaats.

Het volgen van de AMZ-cyclus is in principe het volgen van een stappenplan (zie Afbeelding 3). In dat stappenplan kunnen echter keuzes gemaakt worden vooraf of er kan een keuze gemaakt worden in wat wel en wat niet te onderzoeken.

Voor de gemeente Hulst geldt dat er vaak onderzoek uitgevoerd dient te worden op plaatsen waar in het verleden vestingwerken uit de Nieuwe Tijd gelegen waren of nog deels gelegen zijn. De vraag is echter of het zinvol is om altijd onderzoek uit te voeren op deze complexen. Onderzoek waarbij een vlak ondiep wordt ontgraven levert alleen iets op wanneer er nieuwe wetenschappelijke informatie te verkrijgen valt. Dat zal bij het ontgraven van een zone waar mogelijk in een ravelijn bebouwing gestaan heeft zinvol zijn, maar bij het ontgraven van een stukje wal of dijk niet. Op die plekken is het weer zinvol om een doorsnede te documenteren. Dit geldt met name ook voor de aanleg of vervanging van kabels en leidingen. Wanneer een onderzoek hierbij niet tot nieuwe informatie kan leiden of tot geringe informatie omdat de sleufjes erg klein zijn, wordt een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.

Een format voor advisering houdt in dat er rekening gehouden wordt in het advies met de volgende aspecten:

• diepte van te verstoren zone

• oppervlakte van te verstoren zone

• methode van (af)graven/verstoren

• aard vondstcomplex

De eerste twee aspecten hebben betrekking op het archeologiebeleid. Indien daaruit voortkomt dat er onderzoek moet plaatsvinden, dient vervolgens gekeken te worden naar hoe er wordt verstoord (bijv. een gestuurde boring kan niet archeologisch worden begeleid) en welke vorm van onderzoek een bepaald type vondstcomplex nodig heeft om het best onderzocht te worden.

Een combinatie van deze zaken moet leiden tot een goed advies. Een advies komt niet tot stand enkel op basis van beleid, maar door het praktisch, efficiënt en pragmatisch omgaan ermee. Ook dit vergroot het draagvlak van archeologie bij de bevolking en bij de partijen die de bodem verstoren.

Voor gravend onderzoek wordt een Programma van Eisen opgesteld door de initiatiefnemer dat ter goedkeuring aan de gemeente wordt voorgelegd. Indien geen vervolgonderzoek noodzakelijk wordt geacht door de gemeente bestaat de Meldingsplicht Archeologie. In het kader van de Erfgoedwet is de vinder bij het vermoeden van een archeologische vondst verplicht dit te melden bij de Minister. In Zeeland heeft de Provincie Zeeland een loket hiervoor bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. Bij grote projecten overweegt de gemeente of een Plan van Aanpak Toevalsvondsten kan worden ingezet. Dit geldt voor gebieden of werkzaamheden die vrijgesteld zijn van onderzoek, maar waar toch resten worden aangetroffen . Hierbij wordt stagnatie van de werken voorkomen door inzet van een archeoloog die direct ter plaatse komt om de vondsten te bekijken. De initiatiefnemer stelt een Plan van Aanpak Toevalsvondsten op dat onderdeel uitmaakt van afspraken met de gemeente.

Op die manier kan de gemeente ervoor zorgen dat de werken door kunnen gaan en dat de archeologie gedocumenteerd wordt voor generaties die na ons komen.

De gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen hebben het voornemen om een eigen format Plan van Aanpak Toevalsvondsten op te stellen in het kader van de samenwerking.

Afbeelding 3 Schema van de Archeologische Monumentenzorg Cyclus (AMZ).

4 Vrijwilligersbeleid in Archeologie

4.1 Inleiding

De gemeente Hulst heeft de grootste georganiseerde lokale vrijwilligersorganisatie in Zeeland: de Werkgroep Archeologie Hulst (WAH). De WAH is een werkgroep van de Oudheidkundige Kring “De Vier Ambachten” uit Hulst. Het is een actieve groep met een vijftiental vrijwilligers die een oogje in het zeil houden wat er zich binnen het grondgebied aan graafwerkzaamheden afspeelt. Ze helpen bij opgravingsprojecten op allerlei gebieden: veldwerk, kennis, wassen en plakken van vondsten, uitwerking van vondsten en het vertellen over de vondsten. Hun voornaamste bijdrage is dat zij de archeologie in Hulst een gezicht geven zodat archeologie herkenbaar wordt. Zonder de vrijwilligers zou de archeologie in de gemeente verloren gaan.

Zonder de gemeente Hulst zouden er geen vrijwilligers zijn. Er bestaat een grote wisselwerking tussen de gemeente en de vrijwilligers. De gemeente zorgt voor een werkplek, scholing (zoals het halen van een VCA-certificaat), verzekeringen en er vindt op reguliere basis overleg plaats tussen de gemeente en de WAH. Ook is de WAH nauw verbonden met de landelijke Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN).

Met de komst van de Erfgoedwet is het aan de gemeente hoe zij omgaat met haar vrijwilligers in de archeologie. Een aantal zaken worden benoemd in het vrijwilligersbeleid.

De gemeente Hulst heeft met het vrijwilligersbeleid een aantal doelen voor ogen:

• het vergroten van het draagvlak voor archeologie onder de inwoners en het publiek;

• het verhogen van de belevingswaarde van archeologische vondsten;

• doelmatige en betere beheersbaarheid van de kosten voor archeologie bij gemeentewerken.

4.2 Vrijwilligersbeleid gemeente Hulst

De gemeente hecht veel waarde aan de vrijwilligers en wil met het vrijwilligersbeleid laten zien dat zij graag bijdraagt aan het behoud van de WAH en diens werkzaamheden.

4.2.1 Bijdragen aan gemeentelijk archeologiebeleid

Vrijwilligers hebben veel lokale archeologische en historische kennis. De gemeente kan daar profijt van hebben bij het opstellen van haar beleid. Denk aan de bestemmingsplannen en Archeologische beleidskaart. Inbreng van vrijwilligers zal ook de komende jaren hard nodig zijn bij de optimalisatie van de Archeologische beleidskaart.

4.2.1.1 Ontwikkelen en actualiseren van archeologische waardenkaarten

Vrijwilligers kennen de omgeving. Ze kennen de huidige bebouwing, het landschap en ze weten waar vroeger archeologische vondsten zijn gedaan en onderzoek is uitgevoerd. Vaak gaat het om kennis over vondsten en onderzoeken die niet in het landelijk registratiesysteem (Archis) is opgenomen of niet bekend is bij de gemeente. Deze kennis is van onschatbare waarde voor het ontwikkelen en actualiseren van het archeologiebeleid. Nieuwe meldingen uit veldverkenningen en metaaldetectie helpen de kaarten actueel te houden. Dit draagt bij aan een effectief archeologiebeleid; er is minder vooronderzoek nodig en het gedegen onderzoek beperkt zich tot de locaties die er echt toe doen.

Vrijwilligers kunnen de gemeente helpen, maar ook een tegen¬kracht vormen. Door vrijwilligers in een vroeg stadium te betrekken bij het beleid en de uitvoering, creëert een gemeente maatschappelijk draagvlak, waardoor weerstand in een later stadium kan worden voorkomen. De kennis van vrijwilligers is ter aanvulling op de professionele deskundigheid waar de gemeente zelf over moet beschikken.

4.2.1.2 Veldverkenningen en metaaldetectie als bron voor beleid

Een veldverkenning is het systematisch afzoeken van gebieden naar aan de oppervlakte liggende archeologische vondsten, al dan niet met een metaaldetector. Dit levert vaak verrassende infor-matie op. In gebieden met geen of een lage archeologische verwachting worden soms toch bijzondere artefacten gevonden, zoals spectaculaire muntschatten. Vaak gaat het om vondsten die iets vertellen over de specifieke bewonings-en gebruiksgeschiedenis van een locatie. Naar aanleiding van dit soort vondsten kan de gemeente de archeologische waardering van zo’n gebied bijstellen in de Archeologische Beleidskaart. Vrijwilligers doen het ook vaak op eigen initiatief. Het verzamelen van oppervlaktevondsten is toegestaan, onder voorwaarde dat de grondeigenaar akkoord gaat.

4.2.1.3 Een gemeentelijke onderzoeksagenda

Als onderdeel van het beleid kan de gemeente een onderzoeksagenda opstellen. Die geldt dan als richtlijn voor selectiebesluiten en onderzoeksvragen bij archeologisch onderzoek. Door deze onderzoeksagenda samen met vrijwilligers op te stellen kan het document beter worden onderbouwd.

4.2.2 Bijdragen aan vergunningen, toezicht en handhaving

Vrijwilligers zijn de extra oren en ogen van de archeologie. Zij denken graag mee over de behartiging van archeologische belangen in omgevingsvergunningen en zijn alert op grondverstoringen in archeologisch waardevolle gebieden. Door middel van structureel overleg komen de meldingen bij de gemeente binnen die deze in samenwerking met de SCEZ inspecteert.

4.2.2.1 Waarnemingen als toets voor selectiebesluiten

Vrijwilligers kunnen meekijken bij graafwerkzaamheden waarvoor geen onderzoek verplicht is, maar mogelijk nog wel archeologische resten kunnen worden aangetroffen. Zij kunnen aan de oppervlakte zichtbare sporen documenteren en oppervlak¬tevondsten veiligstellen. Zo’n waarneming is zinvol in gebieden met een archeologische verwachting: waar zonder nader onderzoek een vergunning kan worden verleend, omdat de bodem-verstorende ingrepen kleiner zijn dan de in het archeologiebeleid vastgestelde ondergrenzen; die op basis van een vooronderzoek zijn vrijgegeven (negatief selectiebesluit).

Deze waarnemingen toetsen het vrijstellingsbeleid en het selectiebesluit. Bovendien dragen ze bij aan de verfijning van de Archeologische Beleidskaart.

4.2.2.2 Toevalsvondsten bij waarnemingen

Als tijdens een waarneming een vondst wordt gedaan, dan geldt die als toevalsvondst. Het is immers een vondst in een gebied dat na archeologisch onderzoek was vrijgegeven en waar geen archeologische sporen meer werden verwacht. Een toevalsvondst moet worden gemeld bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en de gemeente. De gemeente neemt een besluit over hoe er met de toevalsvondst moet worden omgegaan: opgraven of de informatie verloren laten gaan. De kosten van onderzoek naar aanleiding van een toevalsvondst, zijn niet voor rekening van vergunninghouder, tenzij hierover specifieke afspraken zijn gemaakt.

Meestal zullen vrijwilligers aan de bel trekken wanneer zij bij grondwerkzaamheden archeologische sporen zien. Het vraagt om een goede samenwerking van de gemeente met vrijwilligers om adequaat de situatie te kunnen beoordelen en actie te onder¬nemen.

Ook spelen de vrijwilligers een zeer belangrijke rol bij het doen van archeologische waarnemingen in het Verdronken Land van Saefthinge. In dit natuurgebied liggen veel resten uit de prehistorie, middeleeuwen en latere tijd verborgen. Door erosie komen deze aan de oppervlakte te liggen. Een aantal vrijwilligers gidst ook in het natuurgebied waardoor via een protocol de resten die zij of bezoekers vinden bij het depot terechtkomen en worden gedocumenteerd.

4.2.2.3 Naleving van regels in het bestemmingsplan en voorwaarden omgevingsvergunning

De verantwoordelijkheid voor toezicht ligt bij het bevoegd gezag. Alerte burgers kunnen wel (vermoedelijke) overtredingen signaleren en melden. Daarna is het aan de gemeente om onderzoek te doen en al dan niet handhavend op te treden.

4.2.3 Bijdragen aan archeologisch onderzoek

Vrijwilligers willen graag zelf archeologisch onderzoek doen. Dat is de basis van hun kennis en het vergroten van deze kennis. Betrokkenheid bij archeologisch onderzoek kan door samenwerking met bedrijven en gemeente¬lijke diensten en door middel van eigen activiteiten. De gemeente zal dit ook de komende jaren stimuleren.

Vrijwilligers ondersteunen gemeenten en beroepsarcheologen met hun kennis en ervaring, die ze hebben opgebouwd door veel met archeologie bezig te zijn. Eigen activiteiten zijn hun drijfveer en inspiratie. Om voldoende vrijwilligers te behouden is ruimte voor onderzoek nodig. Voor de gemeente is dat nuttig; het levert immers nieuwe kennis over het archeologisch erfgoed op. Een aantal werkzaamheden kunnen vrijwilligers op eigen initiatief doen, zoals veldverkenningen en oud onderzoek uitwerken. Voor andere activiteiten kunnen zij bijdrage leveren bij professioneel onderzoek.

4.2.3.1 Bijdragen aan professioneel onderzoek

Informatie aanleveren voor vooronderzoek

Vrijwilligers beschikken vaak over een schat aan kennis die niet altijd in bestaande bronnen te vinden is. Die kennis is ook van belang bij het archeologisch onderzoek voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning. Uiteraard moet er een goede afstemming met de vrijwilligers plaatsvinden. In de PvE’s voor uitvoerend onderzoek en de aanvullende richtlijnen van provincie Zeeland is dit als eis opgenomen.

Ook in latere fasen van het onderzoek kunnen lokale deskundigen waardevolle aanvullende informatie leveren, door middel van archiefonderzoek of het raadplegen van oude boeken, tijdschriften en rapportages.

Deelname aan veldonderzoek

Gravend onderzoek is voorbehouden aan bedrijven en diensten met een certificaat voor het betreffende protocol. Wel is het mogelijk om vrijwilligers aan professioneel onderzoek mee te laten werken. Dit heeft meerwaarde; de omvang van het onderzoek, neergelegd in het Programma van Eisen, beperkt zich tot wat strikt noodzakelijk is voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Daardoor kan interessante informatie – zeker voor de lokale historie – verloren gaan. Vrijwilligers zijn beschikbaar voor extra activiteiten die niet in het PvE staan en die in verhouding te veel tijd vragen. Door vrijwilligers volwaardig te betrekken bij het onderzoek kunnen zij hun ambassadeursrol beter vervullen.

Hulp bij vondstverwerking

Tijdens en na het veldwerk helpen vrijwilligers professionele archeologen bij het verwerken van de vondsten. Zeker bij opgravingen met veel vondstmateriaal is dit zinvol. Die hulp kan uiteenlopen van grondmonsters zeven, vondsten wassen, sorteren, nummeren en tellen tot determineren, tekenen en beschrijven.

Ook hier doen zij de extra’s, de werkzaamheden die anders minder uitvoerig zouden worden uitgevoerd. Hierdoor komt aanvullende informatie aan het licht die het verhaal van ons verleden illustreert.

Een mooi voorbeeld hiervan is de hulp van de WAH bij de onderzoeken in het kader van het Plan De Nieuwe Bierkaai. Vrijwilligers hebben jarenlange inzet geleverd bij het veldonderzoek, wassen van vondsten, uitwerking en plakken van vondsten. Zij ondersteunen rechtstreeks de specialisten die betrokken zijn bij de onderzoeken. Deze specialisten geven op hun beurt weer kennis door aan de vrijwilligers.

4.2.4 Bijdragen aan educatie en publieksbereik

Educatie en publieksbereik dragen bij aan de publieke betrokkenheid bij archeologie en aan maatschappelijk draagvlak. Voor educatie en publieksbereik is een breed scala aan activiteiten mogelijk. Deze worden door de WAH vaak uitgevoerd en met succes! De gemeente ziet hier voor de vrijwilligers een grote rol weggelegd.

[Afbeelding afgeschermd]

Afbeelding 4 Vrijwilligers van de Werkgroep Archeologie Hulst assisteren de metaalspecialiste bij het wegen van de vondsten uit de opgegraven haven van Hulst (Bron: WAH)

4.2.4.1 Vrijwilligers als ambassadeurs van de archeologie

Wie met veel bevlogenheid met archeologie bezig is, kan daar ook enthousiast over vertellen. Door inzet van vrijwilligers kan een groot publiek worden bereikt met verhalen over het verleden. Gemeenten en vrijwilligers die samen investeren in publieksbereik en educatie kunnen veel bereiken. Meer kennis bij het publiek over wat er ‘onder hun voeten’ heeft plaatsgevonden, zorgt voor meer betrokkenheid en draagvlak voor archeologie.

4.2.4.2 Jeugdeducatie

Archeologie op school

Archeologie is voor leerlingen en leerkrachten een spannend onderwerp. Archeologie is tastbaar en actief te ervaren en is geschikt voor zowel erfgoededucatie als omgevingsonderwijs. Lessen in archeologie vergroten het historisch besef en de beleving. Het maakt je bewust waar je woont, wat er onder je voeten zit, waar je vandaan komt, hoe de geschiedenis in elkaar zit en wat er aan je eigen leven vooraf is gegaan.

Als een gemeente archeologie-educatie op scholen ondersteunt, kunnen jongeren in aanraking komen met het archeologisch erfgoed in hun gemeente. Lessen in de klas zijn aan te vullen met excursies, zoeken in het veld of het inrichten van een tentoonstelling van wat in de eigen tuin of in het veld gevonden is. Met deze activiteiten worden bovendien ook veel ouders bereikt.

Archeologische werkplaatsen en veldactiviteiten

Lessen op school worden extra interessant wanneer ze gekoppeld worden aan opgravingen in de omgeving. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld de opgraving bezoeken. Vrijwilligers die meewerken aan veldonderzoek kunnen vertellen over de fascinatie en spanning van zo’n onderzoek.

Locaties met een archeologische collectie, zoals gemeentelijk depots, werkruimten van vrijwilligersorganisaties en musea bieden extra mogelijkheden voor jeugdeducatie. Met steun van vrijwilligers kunnen klassen daar een op maat gemaakt programma volgen.

4.2.4.3 Publieke betrokkenheid bij opgravingen

Open dagen

Een opgraving is bij uitstek de plek om te laten zien wat archeo¬logie inhoudt. Open dagen bij opgravingen trekken steevast veel publiek en geven de lokale belangstelling voor archeologie een stevige impuls. De WAH heeft deze rol vervult bij verschillende opgravingen in de binnenstad van Hulst.

Er zijn ook andere mogelijkheden om het publiek te informeren tijdens een opgraving, zoals informatiepanelen aan het hek, publicaties in lokale bladen of een radio-of TV-rapportage op de lokale zender. Vrijwilligers kunnen ook bij deze activiteiten voor extra inzet zorgen. Denk aan het verzorgen van achtergrondinformatie in lokale media, uitleg en rondleidingen geven tijdens de open dag en meewerken aan scholenprogramma’s.

Publieksopgraving

Bij een open dag kijkt het publiek toe, bij een publieksopgraving mogen mensen zelf aan de slag. Iedereen, jong en oud en zonder verdere ervaring mag onder leiding van beroepsarcheologen en vrijwilligers een aantal uren of dagdelen mee graven. Zo kunnen zij zelf de sensatie voelen van zoeken en mogelijk iets vinden. Een publieksopgraving laat zien dat archeologie van ons allemaal is. Bij een publieksopgraving kunnen ervaren vrijwilligers assisteren door uitleg te geven en de graafwerkzaamheden van het aanwezige publiek te begeleiden. Het installeren van een Archeohotspot behoort tegenwoordig ook tot de mogelijkheden.

4.2.4.4 Archeologie beleefbaar maken

Restaureren

De financiering voor een opgraving voorziet vaak niet of beperkt in restauratiekosten. Losse scherven hebben wetenschappelijke betekenis, maar weinig publiekswaarde. Vrijwilligers kunnen van enkele scherven een archeologisch verantwoord tentoonstellings¬object maken. Restauratie van aardewerk en gebruiksvoorwerpen is belangrijk voor de herkenbaarheid en verbeelding naar het publiek. Dit soort objecten lenen zich bij uitstek voor tentoonstel¬lingen en andere presentaties.

Tentoonstellingen en andere presentaties

Opgravingsvondsten en gegevens gaan naar het provinciaal depot in Middelburg. Deze zijn meestal niet toegankelijk voor het publiek. De gemeente kan samen met vrijwilligers deze vondsten toch toegankelijk maken. De mogelijkheden om vondstmateriaal, foto’s en informatie over een opgraving op openbare plaatsen tentoon te stellen zijn eindeloos: in het gemeentehuis, de bibliotheek, lokale musea, op scholen of in gebouwen die op de plaats van een opgraving zijn verrezen. Dit soort presentaties kunnen met hulp van vrijwilligers worden opgebouwd en onderhouden.

Ontsluiten oud onderzoek en collecties

In gemeentelijke en provinciale depots, heemkamers, kleine musea en bij mensen thuis liggen talloze archeologische voor¬werpen. Ooit opgegraven of verzameld, maar nooit goed beschreven en geregistreerd.

Werkruimte

Voor vondstverwerking en het uitwerken van oud onderzoek en collecties is een passende werkruimte nodig. Met een eigen werkruimte kunnen vrijwilligers meer betekenen op het vlak van onderzoek en publieksbereik. Er dient een plek te zijn voor het uitleggen van vondsten die gedurende enige tijd kunnen blijven liggen. De werkruimte is het liefst ook geschikt voor tekenen, fotograferen en restaureren. Een eigen werkruimte krijgt extra meerwaarde wanneer die ook voor (school)groepen en andere bezoekers toegankelijk is en gebruikt kan worden voor educatie-activiteiten, lezingen en tentoonstellingen.

De gemeente Hulst voorziet de vrijwilligers van werkruimte in het Landshuis in het centrum van Hulst. Deze is gevestigd boven de VVV en tegenover het museum. De vrijwilligers hebben toegang tot het archief onder leiding van de gemeentearchivaris.

4.2.5 Waardering en ondersteuning

Vrijwilligers zetten zich in uit liefde voor de archeologie. Waardering en ondersteuning geeft hen een extra stimulans en verzekert een duurzame samenwerking. De gemeente waardeert de vrijwilligers zeer om hun geleverde en te leveren werk. Vrijwilligers kunnen blijven rekenen op ondersteuning in de vorm van huisvesting, opleiding, betrokkenheid en samenwerking.

4.2.5.1 Waardering

Vrijwilligers zetten zich in vanwege hun liefde voor de archeologie. Als die inzet wordt gewaardeerd, geeft dat extra stimulans. De beste blijk van waardering is erkenning voor de inbreng van vrijwil¬ligers door hen te raadplegen, adviezen serieus te nemen en activiteiten te ondersteunen. Die ondersteuning van de gemeente Hulst uit zich in het voorzien van een werkruimte, faciliteiten voor veldwerk, verzekeringen, opleiding en structureel overleg.

Contact en Overleg

Voor een goede inbreng van vrijwilligers is een vast aanspreek¬punt, zowel bij de gemeente als bij vrijwilligersorganisatie(s), een eerste aanzet. Zo kunnen de verschillende partijen gemakkelijk contact met elkaar opnemen. In Hulst is er elke maand een overleg tussen de Werkgroep Archeologie Hulst met de gemeentelijk archeoloog.

Overleg kost de gemeente tijd, maar levert ook winst op. De gemeente is beter en tijdig geïnformeerd over archeologische belangen en kan daardoor het eigen beleid beter onderbouwen.

Vrijwilligersverzekering

Voor werkzaamheden ten behoeve van de gemeente geldt het algemene vrijwilligerswerkbeleid. Als de gemeente een vrijwilli¬gersverzekering heeft, is die ook voor erfgoedvrijwilligers van toepassing. Bij waarnemingen op verzoek van de gemeente kan de gemeentelijke vrijwilligersverzekering uitkomst bieden. Als vrijwilligers meewerken aan onderzoek van archeologische bedrijven geldt de wettelijke verantwoordelijkheid voor medewer¬kers van bedrijven. AWN-leden zijn verzekerd bij activiteiten die AWN organiseert zoals veldverkenningen, waarnemingen op eigen initiatief en zelfstandig opgraven.

VCA-certificaat

Bij de samenwerking met bedrijven en soms ook bij waarne¬mingen of eigen onderzoek kunnen vrijwilligers te maken krijgen met Arbo-eisen. Steeds vaker wordt bij meewerken aan een opgraving een VCA-certificaat verplicht gesteld. Ook dat kost geld. Wanneer een gemeente het belangrijk vindt dat vrijwilligers toch kunnen meewerken, kan zij die kosten vergoeden. De gemeente Hulst doet dat voor elke vrijwilligers die regelmatig aan opgravingen meewerkt.

[Afbeelding afgeschermd]

Afbeelding 5 Een gedreven vrijwilligster archeologie bij de Werkgroep Archeologie Hulst is bezig met de reconstructie van een archeologische vondst. (Bron: WAH)

 

5 Publiekswerking en Toerisme

5.1 Inleiding

Publiekswerking werd reeds eerder uitvoerig aangehaald in Hoofdstuk 4 omdat de vrijwilligers in de archeologie hier een grote rol in spelen. Maar ook de gemeente wil graag onderzoeken hoe zij deze rol meer actief op zich kan nemen. De AWN en WAH schrijven regelmatig stukjes over nieuwe vondsten en archeologisch onderzoek in de gemeente Hulst. Dit is vaak op eigen initiatief. Een overzicht van wat er tot nu toe bijvoorbeeld in de binnenstad van Hulst aan onderzoek is gedaan en wat het voor de stad heeft opgeleverd bestaat niet. Soms heeft een initiatiefnemer zelf het voortouw genomen en komt er na een opgraving een tentoonstelling of publieksboekje. Bij de laatste opgraving van de haven in het Plan De Nieuwe Bierkaai is een publieksboekje voorzien.

Dan is er de link met toerisme. Zoals in het nieuw ontwikkelingsplan Toerisme van de gemeente Hulst is opgenomen heeft de Vestingstad Hulst met haar stadswallen, poorten en ruimten genoeg in petto om dat toerist naar Hulst te brengen en terug te laten komen. De gemeente steekt zwaar in op de forten en linies in de grotere omgeving met Hulst Vestingstad als kern. De Visie Vestingstad Hulst! en de programmalijn Versterk de Vesting, kunnen worden gevoed door kennis die voortkomt uit archeologisch onderzoek.

De gemeente Hulst heeft de volgende doelen voor ogen:

• het archeologiebeleid en het toeristenbeleid laten aansluiten op elkaar; dit vergroot het maatschappelijk draagvlak voor archeologie;

• archeologie als informatiebron benutten bij het uitwerken van het toeristenbeleid;

• archeologie ten gunste stellen van publiekswerking.

5.2 Publiekswerking

Hoeveel archeologische onderzoeken werden in de gemeente Hulst in 2015 uitgevoerd? Wat hebben de resultaten van die onderzoeken aan kenniswinst opgeleverd en zijn er zaken waar we nu genoeg over weten? Over welke perioden, vondsten, weten we nog helemaal niets? Wat zeggen de archieven hierover?

Een antwoord op deze vragen is niet voorhanden. Een overzicht op het uitgevoerde onderzoek en wat het heeft opgeleverd niettemin. In het archeologisch bestel was deze taak overgelaten voor de onderzoeksinstituten en universiteiten. Echter, zij pakken deze taak niet op.

De gemeente Hulst kan op de volgende manieren bijdragen aan een beter draagvlak voor archeologie:

• zelf bijhouden van informatie voortkomend uit Onderzoek in een databank gekoppeld aan een GIS-systeem. Per jaar kan de gemeente een overzicht geven aan de burgers over waar onderzoek is verricht en wat het opgeleverd heeft. Het maken van een dergelijk overzicht zou bij voorkeur kunnen plaatsvinden in kader van het samenwerkingsverband archeologie met de andere twee Zeeuws-Vlaamse gemeenten.

• zelf opstellen en uitgeven van publieksboekjes en maken van tijdelijke tentoonstellingen, bij voorkeur onder leiding van de gemeentearchivaris.

• verschillende beleidsvlakken integraal met elkaar laten werken zodat ze complementair zijn en elkaar versterken, zoals archeologie, aardkunde, cultuurhistorie en toerisme.

• het actief betrekken van scholen en educatieve instellingen bij archeologische activiteiten

• het uitdragen van Kennis en informatie via de mediakanalen van de gemeente Hulst inzake archeologie en aardkunde

5.3 Toerisme

Toerisme is en blijft een aantrekkende kracht voor de economie van Hulst. De potentie is groot om dit verder te ontwikkelen. Voor het college is de realisatie van een aantal grote projecten van belang. Het gaat daarbij om de projecten De Nieuwe Bierkaai, Gebiedsontwikkeling Perkpolder en Project De Statie.

Voor de binnenstad is de Visie Vestingstad Hulst vastgesteld. Doel van deze visie is het bestaansrecht van de binnenstad naar de toekomst toe blijven verzekeren. Ambitie is om Hulst als ‘place to be’ te ontwikkelen en te beginnen bij de herinrichting van de openbare ruimte.

Afbeelding 6 Sfeerbeeld Evenement Zomerfilm in Hulst (Bron: gemeente Hulst)

Hulst wordt gepositioneerd als onthaalplek voor de regio. De vestingstad is meer dan alleen de stadswallen. Het gaat om het daadwerkelijk beleven van de vesting, waar je ook bent in de stad. Niet alleen de uitstraling (uithangborden, verlichting, straatmeubilair, verwijzing, zicht op de vesting), het benadrukken van de historische sfeer- (niet alleen maar bourgondisch) en de koppeling van de binnenstad met de vesting duidelijker zichtbaar maken, maar ook gastvrij zijn voor bezoekers, door bijvoorbeeld helder parkeerbeleid en optimale verkeerscirculatie .

Hulst ontworp twee programmalijnen waarin de vestingwerken en linies centraal staan:

1. Programmalijn: Versterk de vesting

2. Programmalijn: Vesting bij de Schelde

Afbeelding 7 Vestingstad Hulst (Bron:www.fiftymore.nl)

1. Programmalijn Versterk de vesting

Hulst werd verkozen tot mooiste vestingstad van Nederland. Maar dat beeld wil de gemeente graag behouden, verstevigen en benutten. Het is daarom noodzakelijk om te investeren in de vesting om het juiste samenspel van funshoppen, vestingbeleving en horeca tot stand te brengen. Zo kun je meer bezoekers trekken naar de vesting. De positionering als Vesting bij de Schelde kan daarbij helpen. Hierbij stelt de gemeente Hulst de volgende ontwikkelingen voor waarbij archeologie een rol speelt :

• Richt de openbare ruimte binnen en buiten de vesting zodanig in dat de bezoeker ook echt de vesting ziet en beleeft. Denk hierbij aan beleefbaar maken van het schootsveld of het creëren van zicht- en looplijnen naar de vestingwallen vanuit de verblijfsgebieden in de vesting.

• Versterk de poortfunctie. Uniek aan de vesting zijn de poorten. De belangrijkste entree van de stad via de Gentsestraat leidt de bezoeker om de poort heen. Vanwege vrachtverkeer is dit verklaarbaar, maar probeer van alle kanten de vesting te benadrukken door middel van bijvoorbeeld poortdeuren of poortwachters.

• Versterk het verhaal van de vesting en van haar roemruchte verleden door middel van storytelling (Staats-Spaanse strijd, Reynaert de Vos, Cisterciënzer monnikenorde etc). Dit kan zowel via fysieke elementen aan te brengen op en rondom de vesting, persoonlijk contact met verhalenvertellers, gidsen en inwoners, via het museum, maar ook door het digitaal beleefbaar maken van de vesting. Technieken hiertoe zijn inmiddels breed toegankelijk en toepasbaar zoals fluisterbanken of projecties op muren.

• Versterk het gastheerschap door ondernemers en inwoners te binden aan elkaar en aan de vesting en haar verhaal. Hierbij is een duidelijke koppeling mogelijk met het gidsenteam Zeeuws-Vlaanderen.

• Evenementen trekken publiek naar de vesting. Een goede agendering van grote evenementen als Vestingdagen, Vestrock, Marathon Zeeuws-Vlaanderen en Vestingcross worden afgewisseld met kleinschaliger intieme evenementen, zoals zomerfilm en kerstmarkt. Naast het brede aanbod van evenementen verspreid over het jaar kan er ook ruimte zijn voor nieuwe evenementen die passen bij de Vestingstad zoals een antiekmarkt, aansprekende kunstexposities, straattheater, hap&stap, processie of Reynaert Ommeganck .

Afbeelding 8 Foto van de Keldermanspoort in Plan De Nieuwe Bierkaai (Bron:videoreportages.be)

Wat kan de gemeente doen in de Vestingstad met betrekking tot cultuurhistorie en archeologie ?

• Inrichting van het openbaar gebied wordt aangepakt zoals benoemd in Visie Vestingstad Hulst;

• Verwijsborden plaatsen in de Vestingstad o.a. naar de Stadswallen en informatieborden bij parkeerterreinen;

• Gidsen, winkeliers, horecaondernemers en inwoners zijn/worden de gastheren van Vestingstad Hulst: bijvoorbeeld informatie bijeenkomsten opzetten waarbij geschiedenis van Vestingstad Hulst wordt verteld en het verhaal van Reynaert de Vos;

• Erfgoed en lokale geschiedenis zichtbaar en beleefbaar maken: bijvoorbeeld informatie projecteren op gevels of op schilden, luisterbanken of tentoonstellingen;

• Aan de noordwestzijde van de vesting de belevingswaarde vergroten, met name in het Bierkaaigebied, bij de Keldermanspoort en het museum;

• Vondsten uit onderzoeken uit Hulst en omgeving laten zien op plaatsen waar veel bezoekers komen zoals in winkelcentra, bijvoorbeeld Morres en Stationsplein.

 

Wat kan de gemeente doen met de Stadswallen en erbuiten met betrekking tot cultuurhistorie en archeologie ?

• De poortfunctie versterken: gedacht kan worden aan projecties of beelden van poortwachters (bij de Hulstenaren bekend als pagaderkes). Tijdens evenementen ‘echte’ poortwachters tav de inzetten. Deuren in de poorten hangen of projecteren. Een dergelijk beeld terug laten komen in de Vestingstad ter verbinding;

• Beleving van de Stadswallen en ravelijnen versterken: de noordwestelijke kant leent zich hier in beginsel het meest voor. De vraag is of de gemeente hier tevens wil komen tot een reconstructive van het ravelijn nabij de Zoutestraat?

2. Programmalijn: Vesting bij de Schelde

In het landschap maken we gebruik van linies, kreken, natuur en bosgebieden om het recreatieve weefsel tussen de Schelde en de Vestingstad te sterken. Routes over water, paden door natuur, een rustpunt en informatievoorzieningen. Landgrenzen en gemeentegrenzen hinderen hierbij niet. Op en over de grenzen valt van alles te beleven.

Aan de Schelde is het genieten voor recreanten. Binnendijks, buitendijks en bovendijks kan iedereen de Schelde beleven. De ankerplaatsen zijn toeristisch versterkt. Er zijn kleinschalige recreatieve elementen ontstaan langs de Schelde die zorgen voor een aangename onderbreking van de route tussen de ankerplaatsen. We gaan schepen en zeehonden spotten, het mooiste natuurgebied van Europa ontdekken. Onderweg worden we voorzien van informatie en aangekomen bij één van de ankerplaatsen kan genoten worden op een terras.

Wat kan de gemeente Hulst doen om Vesting en Schelde met elkaar te verbinden?

• Diversiteit van routes vergroten, bijvoorbeeld door een kanoroute op te zetten in ons gebied en ruiterroutes te ontwikkelen, mogelijkheid van een archeologische route?

• Inzichtelijk en beleefbaar maken van grenzen en verbindingen, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van smokkelroutes waarbij avontuur centraal staat en beleving toegevoegd kan worden door middel van fysieke en digitale informatie. Hiervoor kan worden samengewerkt worden met Toerisme Waasland/Oost Vlaanderen. Te denken valt hier zeker ook aan de Staats-Spaanse linies.

[Afbeelding afgeschermd]

Afbeelding 9 Vrijwilligers van de WAH laten het publiek Kennis maken met het zoutzieden op de Vestingdagen in Hulst. (Bron: WAH)

6 Aardkundebeleid

6.1 Inleiding

De eerste stap om te komen tot een nieuw gemeentelijk aardkundebeleid is een inventarisatie van de reeds bestaande aardkundige waarden uit te voeren. De Provincie Zeeland is reeds geruime tijd bezig om dit in de gehele provincie in kaart te brengen. In 2013 heeft zij 26 Aardkundig waardevolle gebieden in de provincie Zeeland aangewezen. In de gemeente Hulst zijn vijf van deze aardkundig waardevolle gebieden gelegen. Het gaat om grotere gebieden zoals het Dekzandgebied tussen Hulst en Sint Jansteen en het Verdronken Land van Saefthinge maar ook om kleinere gebieden zoals De Putting in Hengstdijk en de groeve in Nieuw-Namen tot een object zoals het pingoruïnerestant bij Schuddebeurs. De voorhanden liggende stukken bieden voldoende informatie om tot een gemeentelijk beleid in aardkunde te komen. Dit beleid zal tevens worden vertaald naar het nieuw gebiedsdekkend bestemmingsplan Hulst Archeologische en Aardkundige waarden (2016).

Hierna wordt het nieuwe beleid beschreven. Een beleid voor aardkundige waarden is nieuw in de gemeente Hulst. De gemeente wil hierbij voldoen aan zaken die in de nieuwe Cultuurnota van de provincie Zeeland staan, zoals het aanwijzen van een terreinen met een Waarde-Aardkunde in bestemmingsplannen. De aanwijzing van de provincie Zeeland als Aardkundig Monument (zoals het Verdronken Land van Saefthinge en de Meester van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen) heeft de gemeente ertoe gezet om alle gebieden in de gemeente te bekijken en daar waar mogelijk planologisch te beschermen. Een overzicht van de planologisch beschermde gebieden zijn opgenomen in Bijlage 6.

6.2 Nieuw aardkundebeleid 2016

6.2.1 Inwerkingtreding

Het nieuwe aardkundebeleid treedt in werking bij de vaststelling van het bestemmingsplan Archeologische en Aardkundige waarden van de gemeente Hulst.

6.2.2 Aardkundige waarden

Het landschap in de gemeente Hulst is van nature vormgegeven door water en wind. Stormvloeden zijn van grote betekenis geweest voor de vorming ervan. De gecombineerde werking van zeewater, rivierwater en wind heeft naast de vorm van het landschap ook de samenstelling van de ondergrond bepaald. De natuurlijke ontstaansgeschiedenis is niet altijd meer in het huidige landschap te herkennen. Het land is door de mens in gebruik genomen, in cultuur gebracht. In eerste instantie is de wijze waarop de mens het landschap in gebruik heeft genomen sterk beïnvloed door de aardkundige omstandigheden van het landschap. De hogere delen in het landschap, zoals oeverwallen en strandwallen, hebben door hun hogere ligging lange tijd de vestigingslocaties van de mensen bepaald. Naarmate de (technische) mogelijkheden, de welvaart en de bevolkingsgroei toenamen, zijn ook de in eerste instantie ongunstige gebieden in cultuur gebracht. Met alle technische kennis en mogelijkheden van deze tijd heeft het Zeeuwse landschap de huidige vorm gekregen. Vanuit aardkundig oogpunt gezien is het gehele Zeeuwse landschap van aardkundige betekenis. Het is echter, gezien de vele andere functies van het landschap, niet mogelijk/wenselijk om de hele provincie of gemeente als aardkundig waardevol gebied op de kaart te zetten. Daarom werd voor de gemeente Hulst een Aardkundig waardevolle gebiedenkaart (selectie van aardkundig waardevolle gebieden) gemaakt, waaruit de gemeente vervolgens 2 gebieden heeft uitgekozen om planologisch te beschermen .

In de gemeente Hulst liggen de volgende Aardkundig waardevolle gebieden:

• Verdronken Land van Saefthinge

Uniek schorrengebied waarin vele verdronken resten vanaf de prehistorie verborgen liggen. Het gebied is door stormvloeden (1515, 1530 en 1570) en militaire inundaties (1584-1585) ondergelopen. Het gebied lag strategisch ten opzichte van Antwerpen, waar een Kasteel gelegen was, verschillende dorpen en vuurbakens. Het is een groot vogelgebied.

Het gebied is al op vele wijzen van een bescherming voorzien en behoeft in het kader van Aardkundige waarde geen extra bescherming via het bestemmingsplan.

• Nieuw-Namen Meester van der Heijdengroeve

Ongeveer 3 miljoen jaar geleden was hier een kustvlakte met sporen van zee-egels en wormen. Een half miljoen jaar later was de zee teruggetrokken en ontwikkelde hier een bodem, die nu nog als een harde ijzerzandsteenbank te zien is. Alle jongere afzettingen daarboven zijn verdwenen. Tussen het Pleistocene dekzand van ca 13.000 jaar geleden en 2,5 miljoen jaar geleden zit dus een gat.

Het gebied is zo uniek en heeft niet alleen in de gemeente, maar ook in heel Europa een bijzondere waarde. Om die reden krijgt de groeve een planologische bescherming in het bestemmingsplan als aardkundige waarde. De begrenzing is deze waar de groeve ligt, de terreinen die eraan grenzen waar geen bebouwing staat.

• Hengstdijk De Putting

Dit is een poelgebied bestaande uit laaggelegen poelgronden. Het heeft een hollebollig karakter als gevolg van veenwinning (moernering). In 2015 werd De Putting opnieuw ingericht en werden delen van de oude verkaveling in ere hersteld.

Dit gebied is recent hersteld qua verkaveling via een provinciaal project. Het gebied herbergt meerdere waarden waaronder aardkundig door menselijk handelen. Dit is voor de gemeente minder bijzonder. Om die reden is het niet planologisch beschermd als aardkundige waarde.

• Hulst Laagte met randwal (pingo)

Een pingo is een overblijfsel is uit de laatste ijstijd. Ook dit fenomeen – al zal dit nog nader moeten worden onderzocht- is zeer uniek voor de gemeente Hulst maar ook voor heel Zuidwest-Nederland. Het gebied is qua oppervlakte goed afgebakend en niet erg groot. De gemeente wil het planologisch beschermen door opname het bestemmingsplan als aardkundige waarde.

• Sint Jansteen Dekzandgebied

Tijdens de laatste ijstijd werd hier dekzand afgezet door de wind. Het zand waaide op uit het Noordzeebekken dat tot die tijd nog grotendeels droog stond. In tegenstelling tot de rest van Zeeland bleef in het zuidelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen het dekzand lang aan het oppervlak liggen. Rond 500 voor Christus waren deze dekzandgebieden bedekt met veen, maar deze is nu weer verdwenen door erosie en afgraven van veen (moernering). Vanaf 300 na Christus rees de zeespiegel en werd het klimaat warmer en natter. Er ontstonden veel kreken. Sommige kreken doorsneden het dekzandgebied. De mix van deze twee landschappen uit twee verschillende perioden met een verschillende ontstaansgeschiedenis is bijzonder. Dit gebied is erg groot en loopt door naar het westen tot in Aardenburg. De gemeente zal dit gebied niet planologisch beschermen omdat zij de ruimtelijke ontwikkeling van hoger belang acht dan de aardkundige waarde van dit fenomeen. Een planologische bescherming zou het gebied op slot zetten en dat is niet wat de gemeente wil.

Het Verdronken Land van Saeftinghe en de Meester van der Heijdengroeve werden door de Provincie Zeeland tevens aangewezen tot Aardkundig Monument.

De gemeente Hulst heeft op basis van de inventarisatie uit 2008 en vaststelling door de Provincie Zeeland in 2013 van de Aardkundig waardevolle gebieden een keuze gemaakt om twee van deze aardkundig waardevolle gebieden een planologische bescherming te geven in het nieuwe paraplubestemmingsplan Hulst Archeologische en Aardkundige waarden (2016). Bij deze keuze is de afweging gemaakt om kleinere gebieden op te nemen die zonder bescherming mogelijk door dynamische ruimtelijke ontwikkelingen zouden kunnen verdwijnen. Grote zones zoals het dekzandgebied bij Sint Jansteen zijn niet makkelijk te beschermen tegen ruimtelijke ontwikkelingen.

De gemeente Hulst heeft de volgende archeologisch waardevolle gebieden planologisch beschermd:

Hulst - Laagte met randwal (mogelijke pingoruïnerestant)

De Laagte met randwal is een vermoedelijk pingoruïnestant. Een pingo is een heuvel in het landschap waaronder zich een ijslens bevindt. Pingo's bestaan alleen in gebieden met een heel koud klimaat (zoals Alaska en Groenland). Gedurende de laatste ijstijd (het Weichselien, 115.000 tot 10.000 jaar geleden) heerste er in Nederland een toendraklimaat. Ook in Nederland kwamen toen pingo's voor. De restanten van deze pingo's vinden we nu terug in het landschap; we noemen ze pingoruïnes.

 

Pingoruïnes zijn de overblijfselen van een pingo als het ijs in de ondergrond smelt. Er ontstaat dan een ringvormige krater die wordt opgevuld met smeltwater. Dit meertje kan vervolgens in een warmere tijd weer opgevuld worden met organisch materiaal als gevolg van plantengroei. In de loop der tijd vormt zich uit dit organisch materiaal veen. Later is dat veen er door de mens uit gehaald om te gebruiken als brandstof. Hierdoor werd de vorm van de pingo's weer zichtbaar als ronde meertjes in het landschap. In Nederland vinden we pingoruïnes voornamelijk in het noorden en het oosten van het land . Indien deze laagte met randwal ten noorden van Hulst inderdaad een pingo is, zou dit een zeer zeldzaam fenomeen zijn in Zuidwest-Nederland. Het zou in ieder geval de enige in Zeeland zijn!

Afbeelding 10 Ontstaan van een pingoruïne (Bron: verhaal140.wordpress.com)

Omdat het sinds de afloop van de laatste ijstijd altijd open water is gebleven, heeft zich op de bodem van het meer een 'klimaatarchief' opgebouwd dat van groot belang is voor de wetenschap. Stuifmeelkorrels van planten die in de omgeving groeiden zijn in het meer ingewaaid en bewaard gebleven in kleilagen op de bodem. Elk jaar vormde zich een nieuw laagje met nieuwe stuifmeelkorrels. Zo heeft zich een 15 meter dik sedimentpakket opgebouwd. In het meer staat nu nog maar 2 meter water, dus de kuil raakte in de afgelopen 10.000 jaar bijna geheel opgevuld. Door de stuifmeelkorrels in de lagen te onderzoeken kunnen paleobotanici de klimaatgeschiedenis en vegetatieontwikkeling sinds het begin van het Holoceen reconstrueren. Pingoruïnes vertellen dus in meerdere opzichten de ontstaansgeschiedenis van ons land.

Door de zone Laagte met randwal planologisch te beschermen wil de gemeente Hulst voorkomen dat zonder nader onderzoek naar deze mogelijk pingoruïne bijzondere aardkundige waarden verloren zouden gaan. De gemeente Hulst beschikt over bijzondere aardkundige fenomenen die in een groter geheel publiek kunnen trekken naar de gemeente, zoals bijvoorbeeld bij de totstandkoming van een geopark.

Nieuw-Namen - Meester van der Heijdengroeve

In deze groeve, tot begin van de 21ste eeuw grotendeels in gebruik als vuilnisbelt, komen lagen uit het Plioceen aan de oppervlakte. Dit is de laatste periode van het Boven-Tertiair (of Neogeen). Deze periode gaat vooraf aan het Pleistoceen. De afzettingen in de groeve zijn ongeveer 3 miljoen jaar geleden gevormd toen dit gebied een kustvlakte was met (Pliocene) zanden aan het oppervlak. Dit maakt deze plek uniek in Nederland!

In de onderste lagen van de groeve die zichtbaar zijn komen resten van zandbanken voor waarin dieren zoals zee-egels, krabben en wormen gangen gemaakt hebben. Deze zijn nu nog herkenbaar als gat en als versteende gang (zie Afbeelding 11).

Aan het begin van het Pleistoceen, circa 2,5 miljoen jaar geleden, ontwikkelde zich een bodem in de kustsedimenten. De kust lag toen niet meer bij Nieuw-Namen. Een mooi en opvallend restant van deze bodem zijn de ijzerzandsteenbanken die nu nog in de groeve te zien zijn. Dit is een hele harde laag en juist omdat deze laag zo hard is, is de kauterheuvel bewaard. De lagen die erna bovenop afgezet zijn, zijn verdwenen. Enkel de schelpen die verkit zijn in het zand zijn nog overgebleven . Er zit in tijd een gat van 2,5 miljoen jaar tussen de Pliocene zandlaag en het pleistoceen dekzand dat nu aan het oppervlak ligt. In dat Pleistocene dekzand komen ook archeologische sporen en resten voor uit de Vroege en Late prehistorie. Zo werden vele vuursteenvondsten ontdekt en twee handgevormde potten uit de Bronstijd (ca. 1000 voor Christus).

Afbeelding 11 versteende wormgang uit zandbanken. (Bron: Edufact!)

Vanaf de 17e eeuw was deze locatie een zandgroeve. In de 20ste eeuw werd de grote zandput opgevuld met voornamelijk huishoudelijk afval. In 1963 kwam daar een eind aan en in 1983 werd de groeve een klein deel (zie Afbeelding 12) opengesteld voor geïnteresseerden. In 2010 vond een grote bodemsanering plaats in de groeve en werd de huisvuilbelt grotendeels verwijderd. Staatsbosbeheer heeft de groeve opnieuw ingericht en opengesteld voor het grote publiek.

6.2.3 Aardkundebeleid

Het aardkundebeleid van de gemeente Hulst is erop gericht om de kleinere, behapbare gebieden planologisch te beschermen. In Bijlage 6 zijn deze gebieden opgenomen op kaart.

6.2.3.1 Vrijstellingsgrenzen

Oppervlakte en Diepte

In het kader van het beleid met betrekking tot de vrijstellingsgrenzen van de verplichting tot geologisch onderzoek werd door de gemeente één oppervlaktecategorie vastgesteld, die van toepassing zijn als een initiatief aardkundig waardevolle gebieden dreigt te verstoren. Voor alle gebieden geldt geen vrijstellingsoppervlakte en geen vrijstellingsdiepte.

Dit betekent overigens wel dat normaal agrarisch gebruik van het gebied is toegestaan.

Afbeelding 12. Zicht op de groeve te Nieuw-Namen na de sanering en openstelling in 2011. (Bron: gemeente Hulst)

Bronnen

Literatuur

Alkemade, M. , R.M. van Heeringen & W.A.M. Hessing, 2011. Archeologiebeleid gemeente Hulst

Deel A: Beleidsnota archeologie (Vestigia-rapport V708-A).

Bosman, A.V.A.J. & S.M. van Roode, 2008. Selectiebeleid gemeente Schouwen-Duiveland, Woerden (Archaeologic rapportage 359).

Brugman, A., R.M. van Heeringen & R. Schrijvers, 2011. Archeologiebeleid gemeente Hulst

Deel B: Toelichting beleidskaart (Vestigia-rapport V707B).

Burger, M., 2006a. Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2006. Van kreken tot kreekruggen; de ruggengraat van de Walcherse archeologische monumentenzorg, Middelburg/Veere/Vlissingen (nota).

Burger, M., 2006b. Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Walcheren 2006. Van kreken tot kreekruggen; de ruggengraat van de Walcherse archeologische monumentenzorg, Middelburg/Veere/Vlissingen (nota).

Dierendonck, R.M. van & J. Jongepier, 2001. Verdronken landschappen: cultuurhistorie in de Westerschelde, Zeeuws Landschap 17, nr. 3, 6-9.

Dierendonck, R.M. van & J.J.B. Kuipers (m.m.v. D. de Koning-Kastelijn), 2004. ‘Omgaan met verdronken dorpen’, in: J.J.B. Kuipers (red.), Sluimerend in slik .Verdronken dorpen en verdronken land in Zuidwest-Nederland (Middelburg 2004), 60-87.

Dierendonck, R.M. van , J.J.B. Kuipers , J. Jongepier & D. de Koning-Kastelijn (m.m.v. L.C.J. Goldschmitz-Wielinga en H. Hendrikse), 2004. ‘Littekens van landverlies’, in: M. Hemminga (red.), Deltalandschap. Natuur en landschap van Zuidwest-Nederland in historisch perspectief (Heinkenszand 2004), 111-145.

Gemeente Hulst, 2013. Handleiding gemeentelijke toets archeologiebeleid.

Hessing, W.A.M., M.M.M. Alkemade , R.M. van Heeringen, R. Schrijvers & R.M. van Dierendonck, 2008. Archeologie naar deltahoogte. Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening, Middelburg.

Hout, D., van, Dam, L. & A. van Bokhoven, 2008. Aardkundige waarden in Zeeland. Inventarisatie en classificatie aardkundig waardevolle gebieden (CSO Adviesbureau voor Milieuonderzoek 08k033)

H+N+S Landschapsarchitecten, 2002. Staats-Spaanse Linies. Valorisering van frontierland Zeeuws-Vlaanderen een planstudie in opdracht van de provincie Zeeland, Utrecht.

Jongepier, J., 1995. Zeeland in de prehistorie, Middelburg (Provincie Zeeland, afdeling Voorlichting)..

Kuipers, J.J.B. (red.), 2004. Sluimerend in slik. Verdronken dorpen en verdronken land in zuidwest Nederland, Middelburg.

Kuipers, J.J.B., & R.J. Swiers, 2005. Het verhaal van Zeeland, Hilversum.

Lauwerier, R.C.G.M. & R.M. Lotte (eds), 2002. Archeologiebalans 2002, Amersfoort.

Louwe Kooijmans, L., P.W. van den Broeke, H. Fokkens & A. van Gijn (red.), 2005. Nederland in de Prehistorie. Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam

Nota AMZ Walcheren, Evaluatie 2008. Nota archeologische monumentenzorg Walcheren. Evaluatie 2008, Middelburg-Veere-Vlissingen. [ vastgesteld april 2009].

Provinciaal Blad van Zeeland, nr 2704, 22 oktober 2014. Provincie Zeeland, 2e Rectificatie aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland 2014. Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 14 oktober 2014, houdende wijziging regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland.

Provincie Zeeland, 2013. Het ontstaan van Zeeland. 26 Aardkundig waardevolle gebieden in de Provincie.

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2015. De kracht van vrijwilligers. Samenwerking van de gemeente en vrijwilligers in de archeologie.

Schouwen-Duiveland 2008. Beleidsplan archeologie gemeente Schouwen-Duiveland, Woerden (Past2Present).

Toeristisch Ontwikkelplan Hulst 2016-2020.

Verhagen, J.G.M., & M.P. Defilet, 2009. ‘Oppervlaktegrenzen bij archeologisch onderzoek. Criteria voor ontheffing verdienen betere onderbouwing’, Archeobrief 2009:4, p. 8-14.

Visser, N.J.G. de, 2013. Archeologiebeleid gemeente Sluis & Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie Sluis (ARTEFACT! rapport 18)

Vos, P.C. & R.M. van Heeringen, 1997. Holocene geology and occupation history of the Province of Zeeland (SW Netherlands), Mededelingen Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen 59 (1997), Haarlem, 1-109.

www.saefhinghe.eu

www.egtslinieland.eu

www.gemeentehulst.nl

www.ruimtelijkeplannen.nl

www.archeologiehulst.nl

www.awnzeeland.nl

www.devierambachten.nl

www.hulstvestingstad.nl

www.geologievannederland.nl

Verklarende Woordenlijst

Afkortingen

AMK Archeologische Monumentenkaart

AMZ Archeologische monumentenzorg

Archis Archeologisch Informatiesysteem

Bro Besluit ruimtelijke ordening

MER milieu effect rapportage

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie

mv maaiveld ( –mv = beneden maaiveld)

OCenW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

ZAA Zeeuws Archeologisch Archief

Begrippenlijst

14C-datering - een methode om de ouderdom te bepalen van organische materialen. Organische materialen zijn bijvoorbeeld de resten van planten en dieren. Dit kan worden toegepast bij een opgraving gevonden resten van houten palen waarop een woning heeft gestaan, of een houten scheepswrak of een schedel van een holbewoner. Dan kan C14-datering worden gebruikt om te bepalen hoe oud het gevonden voorwerp is.

Archeologische Monumenten Kaart (AMK) - een archeologische beleidskaart met een overzicht van alle bekende beschermde archeologische monumenten en overige behoudenswaardige locaties in een bepaald gebied. De AMK geeft een overzicht van gewaardeerde archeologische terreinen in vier categorieën: 1). Archeologische waarde, 2) Hoge archeologische waarde, 3) Zeer hoge archeologische waarde en 4) Zeer hoge archeologische waarde beschermd. De AMK wordt niet meer bij gehouden door de provincie en het Rijk.

Archeologisch beleid - Door een overheid vastgesteld kader voor de wijze waarop zij wil omgaan met haar zorgplicht ten aanzien van archeologische waarden in haar gebied, eventueel aangevuld met verdergaande bepalingen ten aanzien van selectieprioriteiten, een beleidskaart, etc.

Archeologische maatregelenkaart - Kaart met een ruimtelijke presentatie van het te voeren beleid, vastgesteld door de bevoegde overheid.

Archeologische verwachting - Het vermoeden over het voorkomen van (de aard, omvang en kwaliteit van) archeologische waarden in het onderzoeksgebied.

Archeologische waarde - Vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/ structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid.

Archis - ARCHeologisch Informatie Systeem. Het door de RCE beheerde archeologisch informatiesysteem, met informatie over o.a. onderzoeksmeldingen, vondstmeldingen, waarnemingen, complexen en monumenten. De informatie kan via een GIS-module in kaartlagen zichtbaar worden gemaakt.

Basisveen - Een veel zeldzamer tweede type veen, dat ouder is dan het Hollandveen, wordt Basisveen Laag genoemd. Beide types werden vroeger ingedeeld bij de Westlandformatie. Tegenwoordig worden het Hollandveen Laagpakket en Basisveen Laag gerekend tot de Nieuwkoop Formatie

Behoudenswaardigheid - De resultante van de verschillende stappen van waardering van een archeologische vindplaats, waarbij wordt vastgesteld of een vindplaats al dan niet voor duurzaam behoud in aanmerking komt.

Bekende archeologische waarde(n) - Vastgestelde en op schrift of in kaart gebrachte archeologische waarde(n) (i.t.t. indicatieve of verwachte archeologische waarde(n)).

Booronderzoek - Methode bij inventariserend veldonderzoek, gebaseerd op het verrichten van grondboringen, waarbij vooral wordt gelet op het voorkomen van archeologische indicatoren zoals aardewerkfragmenten, houtskool en fosfaatconcentraties.

Bureauonderzoek - Het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied, resulterend in een gespecificeerde verwachting.

Complex - Een verzameling in tijd en ruimte geassocieerde vondsten en/of grondsporen.

Complextype - Interpretatie van een specifieke vondst en/of grondspoor of een groep daarvan, geeft aan in welke systeemcontext (complex) een vondst of grondspoor heeft gefunctioneerd.

Formatie van Boxtel - een jonge geologische formatie aan het oppervlak van grote delen van Nederland. De formatie bevat zeer uiteenlopende afzettingen uit het Midden en Laat-Pleistoceen en het Vroeg-Holoceen (ongeveer vanaf 600.000 jaar oud). De formatie is genoemd naar Boxtel in Noord-Brabant. De Formatie van Boxtel wordt onderverdeeld in negen laagpakketten, die elk op hun eigen wijze ontstaan zijn. Ze hebben gemeen dat ze in koude, periglaciale omstandigheden gevormd zijn door lokale of kleinschalige processen. Niet overal kan duidelijk onderscheid gemaakt worden, in dat geval noemt men de afzettingen slechts bij de naam Formatie van Boxtel.

Formatie van Naaldwijk - een zeer jonge geologische formatie, die in een groot deel van Nederland aan het oppervlak ligt. De formatie bestaat voornamelijk uit zanden en kleien die tijdens het Holoceen zijn afgezet. Dit kunnen zowel mariene, lagunaire als strandafzettingen zijn.

Geofysisch onderzoek - Onderzoek gebaseerd op geofysische meettechnieken. Hiermee kunnen structuren in de bodem opgespoord en gevisualiseerd worden.

Gespecificeerde verwachting - Eindresultaat van een Bureauonderzoek. Op basis hiervan kan een besluit genomen worden over (eventueel) vervolgonderzoek.

Hollandveen - Het Hollandveen Laagpakket is een laagpakket in de Nederlandse ondergrond, dat het grootste gedeelte van het veen aan het oppervlak in de provincies Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland bevat. Het bestaat uit laagveen, zoals bosveen en rietveen, en verdronken hoogveen, voornamelijk mosveen. Het wordt alleen onderscheiden waar de Nieuwkoop Formatie vertand voorkomt met de Naaldwijk Formatie. Het is vooral gevormd in het Midden- en Laat-Subboreaal. Er bestond toen langs de kust een relatief brede strandwal waarachter de lagune kon verzoeten door rivier- en regenwater. Dit maakte verlanding mogelijk waarbij lagunes en binnenwater dichtgroeiden met moerasplanten. De resten van deze planten vormden een dikke veenlaag. Het veen breidde zich zo uit van het rivierengebied tot aan de strandwallen.

Huidig gebruik - Actuele situatie van grondgebruik, voor zover van belang voor de keuze van de onderzoeksstrategie.

Inventarisatie - Onderzoek naar de aard, omvang en kwaliteit van het bodemarchief.

Inventariserend veldonderzoek - Het verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing van de archeologische verwachting, gebaseerd op het bureauonderzoek middels waarnemingen in het veld.

KNA - Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (zie www.sikb.nl).

Laag - Een over een meer of minder groot oppervlak vervolgbare grondeenheid die op archeologische of geologische gronden als eenheid wordt onderscheiden.

Laagpakket van Walcheren – Onderdeel van de Formatie van Naaldwijk. Het bestaat uit schelpenhoudend fijn zand met kleiige lagen, soms in geulafzettingen. Het Laagpakket van Walcheren ligt bovenop het Hollandveen. In de oude lithostratigrafische indeling vielen deze afzettingen onder de Afzettingen van Duinkerke

Materiaalcategorie - Vondsten gemaakt van hetzelfde materiaal, zoals keramiek, metaal, organische materialen, glas, wandschilderingen.

Meldingsplicht – Erfgoedwet 2016: Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht hiervan binnen drie dagen aangifte te doen bij de bevoegde overheid. Dit is de wettelijke meldingsplicht voor ‘toevalsvondsten’ die voor elke burger geldt.

Monitoring - Het verwerven van meetbare, kwantitatieve gegevens over de bodemkwaliteit van een archeologische vindplaats.

Monument - Algemene term, in de archeologische monumentenzorg meestal synoniem voor vindplaats. Met de term monument wordt in de AMZ dus niét per definitie bedoeld dat er sprake is van formele wettelijke bescherming.

Nationale Onderzoeks Agenda Archeologie - De NOaA geeft inzicht in de actuele thema’s en vragen die in de huidige archeologische discussie centraal staan en waaraan nieuw uitvoerend onderzoek een bijdrage kan leveren. In de NOaA wordt soms ook aangegeven wat de meest geschikte onderzoeksmethoden zijn voor de beantwoording van deze vragen; hij verduidelijkt de potentiële relaties tussen uitvoerend onderzoek en vigerende onderzoeksprogramma’s en hij geeft inzicht in het belang van specialistisch onderzoek (bijv. van specifieke materiaalcategorieën). De NOaA kan ingezet worden als instrument voor het opstellen van onderzoeksplannen, de selectie en waardering van vindplaatsen en het opstellen van Programma’s van Eisen Het is een gemeenschappelijk product van het hele archeologisch veld (RCE, universiteiten, bedrijfsleven, gemeentelijke archeologen).

Opgraven/ Opgraving - De ontsluiting van een vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.

Oppervlaktekartering - Karteringsmethode waarbij aan de hand van vondsten aan het oppervlak vindplaatsen worden gelokaliseerd. Hiertoe worden met name akkerbouwpercelen (in verband met de vondstzichtbaarheid) in raaien met een regelmatige tussenafstand belopen, waarbij het oppervlak op vondsten wordt geïnspecteerd.

Pingoruïne- Een pingo (Inuktitut voor kleine heuvel) is een bolvormige heuvel die ontstaat in een gebied met permafrost waar door het uitzetten van bevroren / bevriezend grondwater (hydrostatische druk) een laag bevroren grond wordt opgetild. De kern van een pingo, die soms nauwelijks kleiner is dan de totale pingo zelf, bestaat uit een lensvormig lichaam van zuiver ijs.

Proefsleuf - Methode bij Inventariserend veldonderzoek waarbij in een patroon sleuven worden gegraven.

Programma van Eisen (PvE) - Het PvE is een door een bevoegde overheid opgesteld of bekrachtigd document dat de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats geeft en de daaruit af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren werk.

Prospectie - Systematische opsporing van archeologische waarden door middel van nondestructieve methoden en technieken.

Sediment – aanduiding voor materiaal dat is meegevoerd door wind, water en/of ijs en vervolgens is neergeslagen of afgezet (bijvoorbeeld grind, zand, klei).

Selectieadvies - Archeologisch inhoudelijk advies over de behoudenswaardigheid van een vindplaats. Dit wordt opgesteld aan de hand van de waarderingscriteria.

Selectiebesluit - Een gemotiveerd besluit van de bevoegde overheid tot het al dan niet behouden van een bepaalde archeologische vindplaats. Het besluit leidt tot het al dan niet, of onder voorwaarden, vrijgeven van een terrein of te nemen archeologische maatregelen.

Selectierapport - Rapport waarin is vastgelegd welk materiaal geselecteerd is voor nadere uitwerking (direct of in een later stadium) en welk materiaal zal worden afgestoten.

Site - Een plaats waar in het verleden menselijke activiteiten hebben plaatsgevonden.

Spoor - Een ruimtelijk duidelijk begrensbaar verschijnsel van antropogene oorsprong (bijvoorbeeld een paalkuil, lijksilhouet of muur) of natuurlijke oorsprong (bijvoorbeeld een boomval). Binnen een spoor kunnen verschillende, duidelijk te onderscheiden eenheden voorkomen.

Stratigrafie - Opeenvolging van lagen in de bodem.

Structuur - Meerdere met elkaar in ruimte en tijd, en in functioneel opzicht samenhangende sporen.

Typologie - Systematische chronologische en/of morfologische indeling van artefacten in kenmerkende grondvormen.

Verstoring - Aantasting van een gebied met archeologische waarden. Dit verschijnsel kan zich voordoen: door erosie, afgraving of egalisatie, door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als gevolg van ophoging, door verdroging en verzuring.

Vindplaats - Een ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische informatie bevindt.

Vondst - Alle soorten mobilia: roerende of roerend geraakte onderdelen van onroerende goederen afkomstig van archeologisch veldwerk of uit bestaande collecties.

Vondstcomplex - Verzameling van alle vondsten uit één archeologische context.

Vondstmelding - De melding in Archis of schriftelijk aan de RCE of de provincie van aangetroffen vondsten of grondsporen. De vondstmelding vormt de documentatie van één of meerdere vondsten of grondsporen, die gevonden zijn op een bepaalde vindplaats (een locatie uitgedrukt in X-Y coördinaten), op een bepaald tijdstip en door een bepaalde persoon.

Waarderen - Het bepalen van de kwaliteit van: het bodemarchief, van vondstmateriaal of van een monster. De waardering van een vindplaats of een groep van vindplaatsen leidt tot een uitspraak over de behoudenswaardigheid ervan en vormt de basis voor het selectieadvies. Na het verwerken van het vondstmateriaal kan dit worden gewaardeerd om een selectie te kunnen maken van materiaal dat voor deponering in aanmerking komt. Monsters worden gewaardeerd teneinde een indruk te krijgen van de diversiteit, kwantiteit en conservering van organische resten.

Waarneming - Een inhoudelijk goedgekeurde vondstmelding in Archis.

Bijlagen

 

BIJLAGE 1 Tijdstabel

BIJLAGE 2 Archeologische Beleidskaart gemeente Hulst

BIJLAGE 3 Archeologische Beleidskaart Kern Hulst

BIJLAGE 4 Vrijstellingenkaart in de diepte op Landbodem

BIJLAGE 5 Scheepswrakken

BIJLAGE 6 Beleidskaart Aardkundige Waarden

BIJLAGE 7 Lijst van wettelijk beschermde archeologische monumenten in de gemeente Hulst

 

Bijlage 1 Tijdstabel

 

 

Bijlage 2 Archeologische Beleidskaart gemeente Hulst

 

 

Bijlage 3 Archeologische Beleidskaart kern Hulst

 

 

Bijlage 4 Vrijstellingenkaart in de diepte op landbodems

 

 

Bijlage 5 Scheepswrakken

 

 

Bijlage 6 Beleidskaart Aardkundige Waarden

 

 

Bijlage 7 Lijst van wettelijk beschermde archeologische monumenten in de gemeente Hulst

 

 

De raad van de gemeente Hulst;

Gelet op het bepaalde in artikelen 4:81 en 4:83 Algemene wet bestuursrecht, artikel 9.1 van de Erfgoedwet en artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders inzake het vaststellen van het herziene archeologie- en aardkundebeleid en het bestemmingsplan “Hulst archeologische & aardkundige waarden”;

overwegende, dat:

het “Hulst Archeologie- en Aardkundebeleid” inclusief bijlagen gedurende de periode van 16 maart 2017 tot en met 26 april 2017 ter inzage heeft gelegen;

het ontwerp “Hulst Bestemmingsplan Archeologische & Aardkundige Waarden” inclusief bijlagen gedurende de periode van 9 maart 2017 tot en met 19 april 2017 ter inzage heeft gelegen;

op 8 maart 2017 en 15 maart 2017 van de terinzagelegging kennis is gegeven in de Staatscourant, het elektronisch gemeenteblad en het Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad;

in de publicatie mede bekendheid is gegeven aan de mogelijkheid om zowel schriftelijk als mondeling zienswijzen kenbaar te maken;

door de ZLTO afdeling Hulst haar leden van het ontwerp bestemmingsplan en herziening van het beleidskader zijn geïnformeerd;

binnen de daarvoor beschikbare periode er één zienswijze is ingediend;

deze zienswijze geeft aanleiding om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen;

er ambtshalve wijzigingen worden voorgesteld.

Gehoord de commissie Ruimte in haar vergadering van 22 mei 2017;

B E S L U I T :

Het “Hulst Archeologie- en Aardkundebeleid” vast te stellen;

Het paraplubestemmingsplan “Hulst Bestemmingsplan Archeologische & Aardkundige Waarden” (NL.IMRO.0677.ppArcheologie-001O) bestaande uit verbeelding, regels en toelichting en kaartmateriaal gewijzigd vast te stellen;

Het vastgestelde bestemmingsplan te publiceren als identificatienummer NL.IMRO.0677.ppArcheologie-001V.

Dit besluit werd in de raadsvergadering van 8 juni 2017 aangenomen.

De gemeenteraad van de gemeente Hulst,

De Raadsgriffier, De Raadsvoorzitter,

Naar boven