Verordening tot 4e en 5e wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18-04-2017 (kenmerk );

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden:

 

 

 

4e wijziging

I De reactie- en antwoordnota inzake zienswijzen betreffende de sluitingstijden horeca zoals verwoord in bijlage 2 vast te stellen;

 

II Vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden:

 

A. Artikel 1:3 vervalt:

 

B. Aan artikel 1:8 wordt een nieuw lid 2 toegevoegd dat luidt:

2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daarvoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

 

C. In artikel 2:1g, lid 1 wordt onder d. een nieuw lid e. ingevoegd, waardoor de overige leden vernummeren tot f. t/m m. Het nieuwe lid e. luidt:

e. het verbod om de orde te verstoren bij een evenement als bedoeld in artikel 2:25i;

 

De zinsnede in artikel 2:1g, lid 1, die luidt: “bevelen om zich onmiddellijk uit dat overlastgebied te verwijderen en zich daar voor de duur van 24 uur niet meer te bevinden.” wordt vervangend door “bevelen om zich onmiddellijk uit dat overlastgebied te verwijderen en zich daar voor de duur van 24 uur, of voor de duur van een evenement, indien er sprake is van het verstoren van de orde bij een evenement, niet meer te bevinden.”

 

In artikel 2:1g, lid 2, onder a. wordt na het woord “bevel” ingevoegd de zinsnede “van 24 uur”.

 

D. Lid 3 van artikel 2:23 vervalt, waardoor lid 4 vernummert tot lid 3.

 

E. In artikel 2:24, lid 1, onder g., wordt de zinsnede “2:25g” vervangen door “2:26”.

 

F. Artikel 2:29 wordt vervangen door de volgende tekst:

 

Artikel 2:29 Openings- en sluitingstijden(2)(4)

Het is de leidinggevende van een horecabedrijf toegestaan dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

a. van 08.00 uur tot 05.00 uur in gebied 1, met dien verstande dat het tussen 03.00 uur en 05.00 uur verboden is nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt of verkocht;

b. van 08.00 uur tot 03.00 uur in gebied 2, met dien verstande dat het tussen 02.00 uur en 03.00 uur verboden is nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt of verkocht;

c. van 08.00 uur tot 01.00 uur in gebied 3, met dien verstande dat het tussen 00.00 uur en 01.00 uur verboden is nieuwe of komende bezoekers toe te laten in horecabedrijven, waarin alcoholhoudende drank of softdrugs worden verstrekt of verkocht;

zoals aangegeven op bijbehorende kaarten.

2. In afwijking van het vorige lid geldt voor daghoreca en afhaalbedrijven in de gebieden 1 en 2 een openingstijd van 07.00 uur tot 22.00 uur en in gebied 3 een openingstijd van 08.00 uur tot 22.00 uur.

3. Het is de leidinggevende van een horecabedrijf, zoals genoemd in lid 1, onder c, toegestaan om op Oudjaarsnacht, Nieuwjaarsnacht, beide Paasnachten, beide Kerstnachten, beide Pinksternachten, in de nacht volgend op 5 mei en in de nacht volgend op Koningsdag toegestaan het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers te laten verblijven tot 02:00 uur.

4. Het is de leidinggevende van een horecabedrijf als bedoeld in lid 1, onder a en b van dit artikel toegestaan een terras geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven van 08:00 uur tot 01:00 uur, met dien verstande dat het in de maanden juni, juli, augustus en september toegestaan is het terras in de nachten van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag tot 02:00 uur geopend te hebben.

5. Het is de leidinggevende van een horecabedrijf als bedoeld in lid 1, onder c, van dit artikel toegestaan een terras geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven van 08:00 uur tot 24:00 uur.

6. De in het eerste en tweede lid genoemde verboden gelden niet voor de leidinggevende van een bedrijf waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt geboden voor zover het betreft activiteiten en handelingen die betrekking hebben op het vertrekken van logies.

7. De burgemeester kan door middel van een ontheffing voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras een ander sluitings- en/of toelatingsuur vaststellen.

8. Het in de vorige leden bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

9. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

G. Artikel 2:29a wordt vervangen door de volgende tekst:

 

Artikel 2:29a Overgangsrecht (4)

1. Voor horecabedrijven, gelegen in gebied 3, waarvoor op 15 januari 1998 andere sluitingstijden golden, blijft de toen geldende situatie van kracht, met uitsluiting van de bepalingen voor de sluitingstijden van terrassen;

2. Voor horecabedrijven waarvoor op 1 mei 2017 latere sluitingstijden golden, blijft de toen geldende situatie nog vijf jaar na vaststelling van deze wijziging van het sluitingsuur van kracht.

 

H. Artikel 2:39a, lid 2, onder b. wordt vervangen door de volgende tekst en toegevoegd wordt onder c.:

b. “speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen; en

c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.”

 

I. In de leden 1 en 4 van artikel 2:73 wordt de zinsnede “de burgemeester” vervangend door “het college”.

 

J. Artikel 2:77 komt te luiden: “De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.”

 

K. Bij de artikelen 5.31.1 t/m 5.31.8 wordt tussen het cijfer 5 en het cijfer 31 de punt vervangen door een dubbele punt.

 

Toelichting op de wijzigingen:

 

Artikelen 1:3 en 1:8

De wetgever heeft in de Algemene wet bestuursrecht een sluitend systeem neergelegd voor de afhandeling van aanvragen: die worden ingewilligd of geweigerd. In artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is daarop één uitzondering gemaakt: een aanvraag die zo gebrekkig is dat die moet worden aangevuld voor ze kan worden afgehandeld kan buiten behandeling worden gelaten. Wel moet de aanvrager de kans krijgen om de aanvraag aan te vullen.

In dat systeem past niet dat bij gemeentelijke verordening een aanvullende grond wordt geïntroduceerd waarmee een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten. Daarom is artikel 1:3 van de model-APV geschrapt. In plaats van buiten behandeling laten zal een aanvraag die dusdanig laat wordt ingediend dat een goede beoordeling niet mogelijk is worden afgewezen. Daarvoor is een extra weigeringsgrond opgenomen in 1:8 conform het model.

 

Artikel 2:1g

De kermissen op het Cambuurplein en het Wilhelminaplein in Leeuwarden evenementen zijn voor vertier en vermaak en algemeen toegankelijk voor een ieder die de kermissen wil bezoeken. Er is de afgelopen jaren een toename te zien in incidenten op de kermissen in Leeuwarden waarbij overlast wordt veroorzaakt en de orde wordt verstoord. Dit is een ongewenste ontwikkeling. De kermisexploitanten hebben zelf een belangrijke rol door maatregel te treffen (kermisverbod) met  huisregels en deze huisregels door een gecertificeerde beveiligingsorganisatie te laten handhaven. De politie moet in gevallen van verstoring van de openbare orde op of rond het kermisterrein snel kunnen optreden, door een verblijfsverbod op te leggen. Dat wordt door deze uitbreiding geregeld. De Teamchef basisteam Leeuwarden Korps Nationale politie eenheid Noord Nederland en de door hem aangewezen politiefunctionarissen zijn gemandateerd om namens de burgemeester individuele verblijfsverboden voor de duur van 24 uur als bedoeld in artikel 2:1g van de APV op te leggen.

 

Artikel 2:23

Lid 3 van dit artikel heeft geen meerwaarde boven hetgeen reeds in het strafrecht is geregeld en kon bovendien verwarring geven. Daarom is het in de model-APV vervallen en vervalt het hier ook.

 

Artikel 2:24

Betrof verwijzing naar verkeerd artikel. Technische aanpassing.

 

Artikel 2:29

Dit artikel is al ruim toegelicht in het raadsvoorstel. Voor verdere verdieping kan het bijgevoegde onderzoek geraadpleegd worden.

 

Artikel 2:29a

Naast het eeuwigdurende overgangsrecht regelt dit artikel nu ook het overgangsrecht voor de horecabedrijven, die door deze wijziging een kortere openingstijd hebben gekregen.

 

Artikel 2:39a

De verwijzing naar ‘de minister van Veiligheid en Justitie of de Kamer van Koophandel’ als bevoegd bestuursorgaan voor het verlenen van vergunningen voor loterijen en exploitatievergunningen voor kansspelautomaten was inmiddels achterhaald. Deze bevoegdheid komt sinds de instelling van de kansspelautoriteit op 1 april 2012 – en de daarmee samenhangende wijziging Wet op de kansspelen – toe aan de raad van bestuur van de kansspelautoriteit. De bepaling is dienovereenkomstig aangepast.

 

Artikel 2:73

Oorspronkelijk kende dit artikel het college als bevoegd orgaan. Na de eerste jurisprudentie over dit artikel (Hilversum) leek het alsof de burgemeester het bevoegde orgaan zou moeten zijn. Daartoe is de APV ook aangepast. Uiteindelijk heeft de Raad van State uitgemaakt dat het college toch het bevoegde orgaan is, vandaar dat dit nu gewijzigd wordt.

 

Artikel 2:77

Per 1 juli 2016 is de Wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht (Stb. 2016/130) in werking getreden. Op grond van het hierbij gewijzigde artikel 151c van de Gemeentewet kan de raad thans bij verordening – zoals de APV – de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, als dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor eenieder toegankelijk zijn. Niet langer is deze mogelijkheid beperkt tot het plaatsen van vaste camera’s, thans behoort ook mobiel cameratoezicht tot de mogelijkheden. Met de wijziging van artikel 2:77, eerste lid, van de APV (het woord ‘vaste’ komt te vervallen) wordt van de mogelijkheid om de bevoegdheid van de burgemeester te verruimen gebruikgemaakt. Of deze (verruimde) bevoegdheid ingezet wordt blijft uiteindelijk ter beoordeling van de burgemeester, die hierbij onder andere gehouden is aan de kaders en procedures zoals deze zijn uiteengezet in artikel 151c van de Gemeentewet.

 

Artikel 5:31.1 t/m 5:31.8

Bij deze artikelen klopte de nummering niet met de rest van de APV. Betreft een technische wijziging.

 

5 e wijziging

A. Na artikel 1:8 wordt het volgende nieuwe artikel ingevoegd:

Artikel 1:9 Experimenteerartikel

1. In dit artikel wordt verstaan onder experimenteren: het door middel van het houden van één of meerdere pilots tijdelijk afwijken van een of meer bepalingen in deze verordening met het oog op het verzamelen van gegevens om te beoordelen of de afwijking permanent of algemeen kan worden gemaakt.

2. Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten tot het houden van een pilot.

3. Het college kan, bij wijze van experiment en in het kader van een pilot, afwijken van de volgende onderdelen van deze verordening:

artikel 2:10 (Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan);

artikel 4:15 (Vergunningsplicht handelsreclame).

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van een pilot.

In het besluit, zoals genoemd in het tweede lid, wordt in ieder geval opgenomen:

het doel van de pilot;

de tijdsduur van de pilot;

van welke regels wordt afgeweken;

voor welk gebied de pilot geldt; en

de voorwaarden die het college verbindt aan de pilot.

De gemeenteraad wordt voor aanvang van een pilot door het college geïnformeerd over de pilot.

Een pilot heeft een looptijd van ten hoogste twee jaar.

Iedere gehouden pilot wordt geëvalueerd door het college. De uitkomsten van een dergelijke evaluatie worden ter kennis gebracht van de gemeenteraad. Als de evaluatie aanleiding geeft tot het aanpassen van deze verordening, kan het college besluiten, in afwijking van het zevende lid, een pilot met ten hoogste een jaar te verlengen met het oog op het aanpassen van deze verordening of de daarop gebaseerde beleidsregels.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 mei 2017

voorzitter,

griffier.

Naar boven