Eerste wijziging Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2016

De raad van de gemeente Zuidplas;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 mei 2017;

Gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 en 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Gelezen het advies van de Wmo-raad;

Besluit vast te stellen, de volgende regeling:

E erste wijziging V erordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2016

Artikel I Wijziging Verordening Wmo 2016

De Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2016 van de gemeente Zuidplas wordt als volgt gewijzigd.

A Artikel 2a met betrekking tot ‘onafhankelijke cliëntondersteuning’ wordt toegevoegd en luidt als volgt:

  • 1.

    “Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning”.

B Artikel 7, lid 2 waarin de voorwaarde voor het verstrekken van een persoonsgebonden budget (pgb) staat beschreven wordt vervangen door de tekst: “Het college verstrekt geen pgb als uit het onderzoek blijkt dat de cliënt, al dan niet met hulp uit diens sociale netwerk of van diens vertegenwoordiger, niet in staat is de zorg in te kopen of (gebleken) niet in staat is verantwoord met het budget om te gaan.”

C Artikel 8 wordt vervangen door artikel 8a en artikel 8 waarin respectievelijk de bijdrage in de kosten voor een algemene en een maatwerkvoorziening worden vastgelegd. De artikelen luiden als volgt:

Artikel 8. Regels voor bijdrage in de kosten voor algemene voorzieningen

1. “De gemeente Zuidplas heeft twee algemene voorzieningen, te weten een rolstoelpool en een scootmobielpool. Voor deze algemene voorzieningen is geen bijdrage in de kosten verschuldigd.

Artikel 8a. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 4.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 5.

    Er is geen bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt.

  • 6.

    Voor het collectief vraagafhankelijk vervoer wordt per rit een tarief per zone (inclusief opstapzone) gehanteerd.

D Aan artikel 11 wordt een eerste lid toegevoegd en luidt als volgt:

“Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet”.

E Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a. Lid 1 wordt toegevoegd en luidt als volgt:

“Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het college voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht”.

a. De oude tekst uit artikel 12 wordt vervangen door lid 2 waarin beschreven staat waaruit de mantelzorgwaardering in de gemeente Zuidplas bestaat en luidt als volgt:

“Het college draagt zorg voor een jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners van Zuidplas en mantelzorgers uit Zuidplas, in de vorm van:

  • a.

    praktische ondersteuning, een luisterend oor en begrip

  • a.

    een jaarlijkse activiteit voor mantelzorgers”.

F Artikel 14 wordt in zijn geheel vervangen door een nieuw artikel 14, op grond van de AmvB, en luidt als volgt:

  • 1.

    “Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • c.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • d.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • e.

      de kosten van de beroepskracht;

    • f.

      redelijke overheadkosten;

    • g.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • h.

      reis en opleidingskosten;

    • i.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • j.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen”.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Zuidplas in de openbare vergadering van 30 mei 2017.

P.van Vugt, K.J.G. Kats,

griffier voorzitter

Toelichting op de Eerste wijziging Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2016

Toelichting op artikel I

A

Artikel 2a waarin de onafhankelijke cliëntondersteuning voor inwoners van Zuidplas benoemt wordt is toegevoegd. Het toevoegen van dit artikel aan de Verordening heeft als doel de al reeds bestaande onafhankelijke cliëntondersteuning breder bekend te maken.

Het eerste lid is een uitwerking van de wettelijke verplichting van het college in artikel 2.2.4, eerste lid, onder a, en tweede lid, van de wet. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van cliënten te geven. Hierbij is benadrukt dat de onafhankelijke cliëntondersteuning op grond van de wet voor de cliënt kosteloos is. In de memorie van toelichting bij artikel 2.2.4 van de wet (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3) is vermeld dat gemeenten hiermee de opdracht hebben in ieder geval een algemene voorziening voor cliëntondersteuning te realiseren, waar burgers informatie en advies over vraagstukken van maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan kunnen krijgen. Ook uitgebreide vraagverheldering alsmede kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij het maken van keuzes op diverse levensterreinen maken daarvan deel uit.

In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, derde lid, van de wet bepaald dat het college de betrokkene na de melding van de hulpvraag inlicht over de mogelijkheid van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning.

B

De aanpassing van artikel 7, lid 2 betreft het aanpassen van de voorwaarden voor het verstrekken van een pgb. In de Verordening Wmo 2016 werd hier gesteld dat een pgb alleen verstrekt werd als de zorg aantoonbaar beter en effectiever zou zijn. De Wmo 2015 stelt deze eis niet en daarmee lijkt deze voorwaarden in de verordening in strijd met de Wmo 2015. Dit lid is vervangen door de voorwaarden te stellen dat de aanvrager, of diens netwerk, in staat is om met een budget zorg en/of ondersteuning in te kopen. Dit is conform de Wmo 2015 waarin staat dat een pgb verstrekt wordt indien het college de cliënt of diens netwerk voldoende in staat acht om de aan het budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

De aanpassingen in artikel 7 lid 3 b en c betreffen tekstuele aanpassingen ten opzichte van de vorige verordening om de voorgaande tekst aan te scherpen, dan wel te verduidelijken. Deze aanpassingen zijn overgenomen uit de modelverordening van de VNG.

C

Naar aanleiding van de uitspraken van 18 mei 2016 van de CRvB is besloten de regeling van zowel de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en pgb’s, als die voor algemene voorzieningen, voortaan volledig in de raadsverordening neer te leggen. Het oude artikel 8 is daarbij vervangen door een tweetal artikelen. Artikel 8 ziet nu enkel nog op de bijdrage voor algemene voorzieningen, artikel 8a ziet op de bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en pgb’s.

De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Voor algemene voorzieningen wordt in Zuidplas geen eigen bijdrage gevraagd.

Het totaal van de bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen dan wel pgb’s is gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorzieningen (deze limitering volgt uit artikel 2.1.4, derde lid, eerste zin, van de wet). Een bijdrage ter hoogte van de kostprijs is verschuldigd als dat bedrag lager is dan het overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 berekende maximum. Als dat maximum echter lager is dan de kostprijs, dan is een bijdrage overeenkomstig het op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 berekende maximum verschuldigd.

De wet verplicht tot het vaststellen van de kostprijs van een maatwerkvoorziening (artikel 2.1.4, derde lid, tweede zin). Dat kan op drie manieren en deze zijn vastgelegd in de drie onderdelen van het derde lid.

De hoogte van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening wordt door het CAK vastgesteld en opgelegd op basis van het individuele inkomen en vermogen. De gemeente Zuidplas volgt hierbij de richtlijnen voor het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage zoals vastgesteld in het Uitvoeringsbesluit Wmo, hoofdstuk 3.

Voor woningaanpassingen voor minderjarigen zijn de ouders geen eigen bijdrage verschuldigd. De gemeente wijkt hiermee af van de modelverordening Wmo van de VNG.

D

Aan artikel 11 is een nieuw eerste lid toegevoegd, dat een ‘informatieplicht’ voor het college omvat. In de verordening moeten in ieder geval regels worden gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Dat wordt onder meer gedaan in artikel 11. Aan het ‘bestrijden’ van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s gaat een poging dit te ‘voorkomen’ vooraf. Duidelijke informatie over enerzijds de rechten en plichten van de cliënt en anderzijds de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik spelen hierbij een belangrijke rol, de plicht hiertoe van het college wordt vastgesteld in het eerste lid.

Het nieuw toevoegen van het eerste lid zorgt voor een redactionele aanpassing van de nummering in dit artikel.

E

Dit artikel is een uitwerking van de verplichting in artikel 2.1.6 van de wet om in de verordening te bepalen op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers.

Aan dit artikel is de manier waarop mantelzorgers in aanmerking kunnen komen voor deze waardering geregeld door het toevoegen van lid 1 aan artikel 12. Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen via een melding bij het college in aanmerking worden gebracht voor de jaarlijkse blijk van waardering (eerste lid).Het tweede lid van artikel 12 is vervangen door in de verordening vast te leggen waaruit de jaarlijkse blijk van waardering bestaat, namelijk: een jaarlijkse activiteit en praktische ondersteuning.

De uitvoering van artikel 12 wordt gedaan door het mantelzorgsteunpunt van Welzijn Zuidplas.

F

Artikel 14 is gewijzigd naar aanleiding van een nieuw artikel 5.4 in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dat met ingang van 1 juni 2017 geldig is. Dit artikel heeft tot doel dat de gemeente een reële prijs betaalt voor een Wmo dienst. Door middel van deze aanpassing is dit nu bij verordening vastgesteld.

In het eerste lid wordt geregeld dat het college voor het leveren van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4. van de wet, of een vaste prijs vaststelt of een reële prijs vaststelt die geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde of die geldt als ondergrens voor de vaste prijs. In het geval het college een reële prijs vaststelt, is het mogelijk dat inschrijvers een hoger tarief dan de reële prijs neerleggen. Het is niet mogelijk een lagere prijs neer te leggen. Indien het college een vaste prijs vaststelt, dan zal het tarief voor de inschrijvers gelijk zijn aan de vaste prijs.

In het tweede lid wordt vastgelegd dat bij het vaststellen van de prijs het college rekening dient te houden met de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet en met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners. De invulling van de continuïteit van de hulpverleningsrelatie in financiële zin is nieuw voor de gemeenten. De aanbieder die de opdracht gegund krijgt moet overleggen met de aanbieder die de opdracht tot dan toe had uitgevoerd over de overname van personeel. De gedachte is dat overname van personeel gemakkelijker verloopt indien de gemeente een reële prijs betaalt voor de opdracht.

Het derde lid van artikel 14 legt vast dat het college de vaste of de reële prijs minimaal moet baseren op de in dit artikel genoemde kostprijselementen.

Naar boven