Gemeente De Bilt – Verordening tot tweede wijziging van de Verordening Maatschappelijke Voorzieningen 2015 De Bilt

De raad van de gemeente De Bilt;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 januari 2017, met het onderwerp Verordening maatschappelijke ondersteuning;

 

overwegende dat het noodzakleijk is om te beschikken over een actueel juridsch kader voor het afhandelen van aanvragen op grond van de Wet maatschappelijke Ondersteuning;

 

gelet op de wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende:

VERORDENING TOT TWEEDE WIJZIGING VAN DE VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2015.

Artikel I

A

De in artikel 1 opgenomen begripsbepalingen onder de nummers 1, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 31 komen te vervallen.

 

In de begripsbepaling ‘Algemeen gebruikelijke voorziening’ wordt de zinsnede ‘regulier in de handel verkrijgbaar is’ gewijzigd in: ‘en die algemeen verkrijgbaar is’, ‘aanzienlijk duurder’ gewijzigd in: ‘veel’, ‘product’ gewijzigd in: ‘producten’, en vervalt de zinsnede: ‘met hetzelfde doel en past bij het naar geldende maatschappelijke normen gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een cliënt’.

 

Aan artikel 1 wordt de volgende begripsbepaling toegevoegd: ‘Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015’.

 

In de begripsbepaling ‘Gesprek’ wordt de begripsomschrijving: ‘Het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en maatwerkvoorzieningen’ gewijzigd in: ‘gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet’.

 

In de Begripsbepaling ‘Melding’ wordt de begripsomschrijving: ‘de mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek’ gewijzigd in: ‘melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet’;

 

In de begripsbepaling ‘PGB’ wordt de begripsomschrijving: ‘een geldsom waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en/of andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van derden afneemt’ gewijzigd in: ‘persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet’.

B

De titel van artikel 4 wordt gewijzigd in: ‘Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan’.

 

In lid 2 wordt de zinssnede ‘Voor het gesprek’ gewijzigd in ‘Voor of tijdens het gesprek’.

 

In lid 4 wordt de zinsnede ‘gedurende zeven dagen’ gewijzigd in ‘gedurende tien dagen’

C

In artikel 5, eerste lid onder c en d wordt de zinsnede ‘of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening’ gewijzigd in: ‘of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang’;

 

Aan onderdeel f wordt de zinsnede ‘of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening’ gewijzigd in: ‘of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang’;

 

In onderdeel g wordt de zinsnede ‘voorliggende voorziening of door samen met zorgverzekeraars’ gewijzigd in: ‘samenwerking met zorgverzekeraars’ en wordt de zinsnede: ‘te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning’ gewijzigd in: ‘te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen en opvang’;

 

Aan onderdeel i wordt het woord ‘en’ toegevoegd;

 

Onderdeel k vervalt.

 

Onder gelijktijdige vernummering van het tweede naar het derde lid, wordt een nieuw lid 2 ingevoegd, luidend: ‘2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.’

 

Het bestaande derdE lid vervalt.

D

In artikel 6 wordt de tekst van het derde lid: ‘De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 20 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd’ vervangen door ‘Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het verslag toegevoegd’;

 

Het vierde en vijfde lid komen te vervallen.

E

In Artikel 7 lid 1 wordt het woord ‘om’ gewijzigd in ‘voor het verkrijgen van’, en verder wordt de zin: ‘Een aanvraagformulier wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier’ gewijzigd in: ‘via een daartoe opgesteld aanvraagformulier’.

 

Het tweede lid:

‘Het college merkt een ondertekend verslag van het gesprek aan als aanvraag als de cliënt dit op het verslag heeft aangegeven’ wordt gewijzigd en komt te luiden:

‘Het college merkt een door de cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger, onderstekend verslag van het gesprek, ook aan als aanvraag’.

F

In artikel 8, wordt het tweede lid:

‘Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening indien cliënt niet of niet volledig in staat is tot zelfredzaamheid of participatie door gebruik te maken van:

  • a.

    eigen kracht en/of;

  • b.

    gebruikelijke hulp en/of;

  • c.

    mantelzorg en/of;

  • d.

    hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, vrijwilligerszorg en/of;

  • e.

    algemene voorziening en/of;

  • f.

    voorliggende voorziening’ gewijzigd en komt te luiden:

‘Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

  • a.

    ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of

  • b.

    ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving’.

Het derde lid:

‘Een maatwerkvoorziening draagt bij aan het bereiken van de volgende resultaten:

  • a.

    het voeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en/of;

  • b.

    het voeren van een gestructureerd huishouden en/of;

  • c.

    het deelnemen aan maatschappelijk verkeer en/of;

  • d.

    beschermd wonen en/of;

  • e.

    opvang’, wordt gewijzigd en komt te luiden:

‘Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie. Indien het college op basis van bovenstaande gronden (a en/of b) het verzoek tot een maatwerkvoorziening afwijst, zal hij dat concreet onderbouwen en vastleggen in de beschikking.’

 

Het vierde lid:

‘Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:

  • a.

    de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

  • b.

    de voorziening voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt’ wordt gewijzigd en komt te luiden:

‘Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

  • a.

    tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • b.

    tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

  • c.

    als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning’;

Het vijfde lid:

‘Indien meerdere voorzieningen als passend aan te merken zijn, kent het college de goedkoopst adequate voorziening toe’ wordt gewijzigd en komt te luiden:

‘Als een maatwerk voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening’.

G

Artikel 10, eerste lid:

‘Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

  • c.

    hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

  • d.

    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.’

wordt gewijzigd en komt te luiden:

‘In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt’,

 

onder vernummering van het tweede en het derde lid naar het derde en vierde lid wordt

een nieuw tweede lid ingevoegd luidend:

  • ‘2.

    Bij het verstrekken van een maatwerk voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.’

H

Artikel 11, tweede lid: ‘De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering’ wordt gewijzigd en komt te luiden:

‘Het college stelt nadere regels ten aanzien van de berekeningswijze van pgb’s. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van zorg en ondersteuning en, voor zover van toepassing, in ieder geval in verband met de te bieden deskundigheid’.

 

Het derde lid:

‘Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk’ wordt gewijzigd en komt te luiden:

‘Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk als:

  • a.

    deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het bij de uitvoering van de wet langdurige zorg gangbare tarief voor informele hulpverleners en

  • b.

    tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald’.

I

De artikelen 12A, 12B en 12C komen te vervallen en in plaats daarvan wordt een nieuw artikel 12 ingevoegd dat komt te luiden:

‘Artikel 12 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 2.

    De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere eigen bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    In afwijking van artikel 3.8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 bedraagt de bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dan wel het totaal van deze bijdragen:

    • a.

      voor de alleenstaande cliënt, niet meer dan 0 euro per bijdrageperiode met dien verstande dat het bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015:

      • 1°.

        minder bedraagt dan bedrag van € 26.985,– en hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt;

      • 2°.

        minder bedraagt dan € 20.265,– en hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;

    • b.

      voor de meerpersoonshuishoudens tezamen, niet meer dan 0 euro per bijdrageperiode, met dien verstande dat het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015:

      • 1°.

        minder bedraagt dan € 35.000 en een van beiden of beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of nog niet hebben bereikt;

      • 2°.

        minder bedraagt dan € 28.050,– en beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.

  • 4.

    De in het derde lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2017 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van de ontwikkeling van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van € 0,2.

  • 5.

    Het college bepaalt bij nadere regeling op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en PGB wordt bepaald.

  • 6.

    Als toepassing is gegeven aan het vorige lid, draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gesteld bedragen.

  • 7.

    Het college kan afzien van het opleggen van een eigen bijdrage wanneer er sprake is van toeleiding tot schuldhulpverlening voor een maximale termijn van 6 maanden.

  • 8.

    Het colege stelt bij nadere regels de kostprijs van de maatwerkvoorziening of het toegekende pgb voor de aanschaf van een traplift vast waarbij het goedkoopste alternatief leidend is.’

J

Artikel 14 wordt vernummerd naar artikel 13.

 

Aan het eerste lid wordt aan onderdeel c het woord ‘en’ toegevoegd.

 

Aan het eerste lid wordt een nieuw onderdeel d toegevoegd, luidend:

  • ‘d.

    voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarde om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.’

K

Een nieuw artikel 14 wordt toegevoegd, dat komt te luiden:

‘Artikel 14 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015.

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.’

L

Toegevoegd wordt een nieuw artikel 14a, luidend:

‘Artikel 14a. Opschorting betaling uit het pgb

Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.’

M

Toegevoegd wordt een nieuw artikel 14b, luidend:

‘Artikel 14b. Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.’

N

Artikel 16 wordt vernummerd naar artikel 15 en komt gewijzigd te luiden:

‘Artikel 15. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college stelt bij nadere regeling regels over op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.’

O

Artikel 17 wordt vernummerd naar artikel 16.

In het eerste lid, wordt onderdeel d. gewijzigd en komt te luiden:

  • ‘d.

    kosten voor bijscholing van het personeel en’

Aan het eerste lid wordt onderdeel e. toegevoegd luidend:

  • ‘e.

    de kosten van de beroepskracht, waaronder de loonkosten en overige kosten voortvloeiende uit de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten, de kosten van wettelijke verplichtingen ter zake van de arbeid en de overige kosten van wettelijke verplichtingen verbonden aan het leveren van een dienst.’

Aan het tweede lid wordt aan onderdeel b. sub 2o toegevoegd de zinsnede ‘waaronder verplichte rijlessen bij elektrische vervoersmiddelen en/of rolstoelen’.

 

In het tweede lid wordt onder onderdeel b sub 4o het woord ‘rijlessen’ vervangen door: ‘verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld Sociaal wijkteams).’

P

Artikel 18 wordt vernummerd naar artikel 17.

 

In lid 1 wordt de zinssnede ‘een gemeentelijke klachtenregeling’ gewijzigd in ‘afdeling 9.1 van de Algemene Wet Bestuursrecht’.

Q

Een nieuw artikel 18 wordt toegevoegd luidend:

‘Artikel 18 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.’

R

Artikel 19 lid 1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

  • ‘1.

    Het college stelt ingezetenen, vertegenwoordigd in de Wmo Advies raad en de Ouderenraad in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.’

Lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

  • ‘2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, vertegenwoordigd in de Wmo Aviesraad en de Ouderenraad, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.’

Lid 3 wordt gwijzigd en komt te luiden:

  • ‘3.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.’

Artikel II Overgangsregeling

Besluiten, genomen krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning De Bilt 2015 laatstelijk gewijzigd op 24 november 2016, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel III Citeertitel

Deze Verordening wordt aangehaald als ‘Verordening tot tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning De Bilt 2015’.

Artikel IV Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2017.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 maart 2017,

de raad voornoemd,

de griffier,

drs. T.W.B.M. van der Torre

de voorzitter,

mr. drs. G.A.A. Verkerk

Naar boven