Derde wijziging Subsidieverordening Rotterdam 2014

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 april 2017 (raadsvoorstel nr. 17bb3338); raadsstuk 17bb3827;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen:

 

Derde wijziging Subsidieverordening Rotterdam 2014

Artikel I

De Subsidieverordening Rotterdam 2014 wordt gewijzigd als volgt:

 

De toelichting op artikel 12 komt te luiden:

De verplichting in het eerste lid spreekt voor zich: indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet worden verricht kan dit leiden tot een lagere vaststelling. Dit geldt ongeacht de omvang van de afwijking in aard, aantal of bedrag.

 

Het tweede lid bevat de verplichting voor de subsidieaanvrager om mee te werken aan een onderzoek ten aanzien van de gesubsidieerde activiteiten/prestaties en de daaraan verbonden subsidiabele lasten en baten. Hierbij kan gedacht worden aan een steekproefsgewijze controle wanneer er sprake is van directe vaststelling van een subsidie. De subsidieontvanger overlegt daarbij onverwijld de gevraagde bewijsstukken.

 

In het derde lid is een meldingsplicht opgenomen. Deze meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen. Zo is de subsidieontvanger verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit/prestatie niet, niet tijdig of niet geheel zal worden verricht of niet, niet tijdig of niet geheel volgens alle daaraan verbonden voorwaarden/verplichtingen zal worden verricht.

 

Vanuit een oogpunt van administratieve lasten geldt de meldplicht bij afwijkingen van meer dan 10% in aard, aantal of bedrag. De meldingsplicht biedt mogelijkheden voor nadere afspraken over het aanpassen van de voorwaarden/verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Als deze meldingsverplichting niet wordt nageleefd, dan kan de subsidie (onder meer) om die reden lager worden vastgesteld (zie ook artikel 4:46 tweede lid onder b, Awb). Let wel: elke afwijking van (bijvoorbeeld) de activiteiten, prestaties of kosten kan sowieso leiden tot een lagere subsidievaststelling, ongeacht het percentage (zie bijvoorbeeld ook de andere in artikel 4:46 lid 2 Awb genoemde gronden). De meldingsplicht van 10% of hogere afwijkingen vormt een aparte verplichting die hier volledig los van staat.

 

Het niet voldoen aan de in het derde lid bedoelde meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, een reden zijn om met toepassing van artikel 4:49 Awb de subsidievaststelling in te trekken, omdat de ontvanger wist of behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het gehele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

 

Het vierde lid regelt dat de subsidieontvanger het college zo spoedig mogelijk op de hoogte brengt van de (voorgenomen) rechtshandelingen die van invloed kunnen zijn op de aanwending van subsidiegelden.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 mei 2017.

De griffier,

J.M. van Midden

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Toelichting

De derde wijziging van de subsidieverordening Rotterdam 2014 betreft een redactionele aanpassing van de toelichting.

Dit gemeenteblad 2017, nummer 60, is uitgegeven op 15 mei 2017 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven