Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Tholen

 

De raad van de gemeente Tholen;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Tholen d.d. 21 maart 2017;

 

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Tholen;

 

Artikel l

 

De Algemene plaatselijke verordening gemeente Tholen wordt gewijzigd als volgt:

  • A.

    Artikel 2.12 lid 2 komt te vervallen

  • B.

    Artikel 2.25 lid 2 onder e komt te vervallen

  • C.

    AFDELING 8 - TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN , wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

AFDELING 8 – TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN

 

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      openbare inrichting:

      • i.

        een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of

        clubhuis;

      • ii.

        elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in

        een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid;

    • b.

      terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

    • c.

      leidinggevende:

      • 1.

        de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt geëxploiteerd;

      • 2.

        de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin de openbare inrichting wordt geëxploiteerd;

      • 3.

        de natuurlijke persoon, die onmiddellijk leiding geeft aan de exploitatie van een openbare inrichting

    • d.

      bezoeker: een ieder die zich in de inrichting bevindt, met uitzondering van

      leidinggevenden, personen die dienst doen in de inrichting, en personen wier

      aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is

  • 2.

    Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een terras.

 

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en geen medewerking is of zal worden verleend aan het afwijken middels een omgevingsvergunning. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid eveneens weigeren indien de leidinggevende(n) in enig opzicht van slecht levensgedrag is/zijn.

  • 3.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 4.

    Het is verboden een openbare inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting.

  • 5.

    Een vergunninghouder doet een melding aan de burgemeester indien:

    • a.

      een leidinggevende op de vergunning dient te worden bijgeschreven;

    • b.

      een leidinggevende van de vergunning dient te worden verwijderd als deze geen bemoeienis meer heeft met de bedrijfsvoering of de exploitatie van de openbare inrichting.

  • 6.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in

    • a.

      een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    • b.

      een zorginstelling;

    • c.

      een museum; of

    • d.

      een bedrijfskantine of – restaurant.

  • 7.

    De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, indien

    • a.

      zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling zich geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik of drugshandel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, dan wel

    • b.

      de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.

  • 8.

    De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als beschreven in het zevende lid onder a.

  • 9.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid en op de vrijstelling bedoeld in het zevende lid.

 

Artikel 2.28a Intrekkingsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt een exploitatievergunning of verleende vrijstelling ingetrokken indien:

    • a.

      de vergunning/vrijstelling is verleend op grond van door de exploitant verstrekte onjuiste of onvolledige informatie en een ander besluit op de aanvraag zou zijn genomen indien bij het nemen daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    • b.

      een leidinggevende niet langer voldoet aan de eisen, zoals die zijn vermeld in artikel 2:28 tweede lid;

    • c.

      zich in of in de nabijheid van de openbare inrichting feiten hebben voorgedaan, die – naar het oordeel van de burgemeester – de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, de veiligheid, de volksgezondheid, het woon- en leefklimaat of de zedelijkheid;

    • d.

      indien voor de exploitatie van een horeca-inrichting tevens een vergunning op basis van de Drank- en Horecawet is vereist en deze vergunning is ingetrokken.

  • 2.

    Een exploitatievergunning of vrijstelling kan worden ingetrokken:

    • a.

      indien is of wordt gehandeld in strijd met de verleende vergunning en/of de daaraan verbonden voorschriften;

    • b.

      niet langer wordt voldaan aan de eisen die bij of krachtens deze verordening zijn bepaald;

    • c.

      de intrekking van de vergunning op grond van het eerste lid, onder b, kan eerst geschieden een maand nadat van het voornemen daartoe aan de vergunninghouder schriftelijk mededeling is gedaan tenzij de vergunninghouder zelf niet langer voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 2:28 tweede lid;

    • d.

      in een openbare inrichting de functie van leidinggevende wordt uitgeoefend door een persoon, die niet op de vergunning met betrekking tot dat bedrijf als zodanig is vermeld;

    • e.

      op verzoek van de exploitant.

  • 3.

    Ten aanzien van openbare inrichtingen waarvan de exploitatievergunningen ingevolge het eerste lid onder c van dit artikel wordt ingetrokken kan tevens worden bepaald dat een exploitatievergunning voor de desbetreffende locatie gedurende een bepaalde termijn van maximaal vijf jaar zal worden geweigerd.

 

Artikel 2.28b Vervallen vergunning

De exploitatievergunning of verleende vrijstelling vervalt wanneer:

  • a.

    de exploitatie van de openbare inrichting feitelijk is beëindigd of (gedeeltelijk) overgedragen;

  • b.

    zes maanden zijn verlopen na het onherroepelijk worden van de exploitatievergunning, zonder dat van deze vergunning gebruik is gemaakt;

  • c.

    gedurende één jaar anders dan wegens overmacht geen gebruik is gemaakt van de exploitatievergunning.

 

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 1.

    Openbare inrichtingen zijn gesloten tussen 02.00 uur en 05.00 uur (sluitingstijd). De tot de openbare inrichtingen behorende terrassen zijn gesloten tussen 23.00 uur en 08.00 uur (sluitingstijd).

  • 2.

    Het is verboden een openbare inrichting en tot de openbare inrichting behorende terras(-sen) voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting en op de terras(-sen) te laten verblijven na sluitingstijd.

  • 3.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

  • 4.

    Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, zesde lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 5.

    Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

  • 6.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

 

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich als bezoeker te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.

 

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

  • 1.

    In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2.

    De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

 

Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.

 

Artikel 2:34 Terrassen

  • 1.

    Het is zonder vergunning van de burgemeester verboden op de openbare inrichting een terras in te richten, op te richten, het terras voor bezoekers geopend te hebben of bezoekers op het terras toe te laten of te laten verblijven.

  • 2.

    De burgemeester beslist bij het verlenen van de in lid 1 bedoelde vergunning tevens over de ingebruikneming van de openbare weg.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 en artikel 2.28, lid 2, kan de burgemeester de ingebruikneming van de openbare weg weigeren als

    • a.

      het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    • b.

      dat gebruik een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • c.

      dat gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de openbare ruimte, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan.

  • 4.

    Als voor het uitvoeren van openbare werken of om enigerlei andere reden verwijdering van het terras noodzakelijk is, is de houder van de openbare inrichting verplicht het terras kosteloos terstond of binnen de gestelde termijn te verwijderen.

  • 5.

    Het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid geldt niet voor zover het Rijkswegenreglement of de Provinciale wegenverordening Zeeland van toepassing is.

     

    • D.

      AFDELING 12 - DESTRUCTIE , komt te vervallen.

 

Artikel ll

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Tholen in zijn openbare vergadering van 20 april 2017

, voorzitter

, griffier

Naar boven