Gemeenteblad van Aalsmeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Aalsmeer | Gemeenteblad 2017, 76327 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Aalsmeer | Gemeenteblad 2017, 76327 | Verordeningen |
Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Aalsmeer
De raad van gemeente Aalsmeer,
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Aalsmeer.
Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Aalsmeer, vastgesteld door de raad op 9 februari 2017.
Deze regeling geldt met inachtneming van de centrumregeling ambtelijke samenwerking Aalsmeer en Amstelveen.
De regelgeving die op deze regelgeving is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) is het Treasurystatuut Aalsmeer 2016.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin de gemeente deelneemt.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
De raad stelt, op voordracht van het college, bij aanvang van iedere raadsperiode de programma-indeling vast.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
In de programmabegroting en programmarekening wordt per programma een overzicht gegeven van de toedeling van lasten en baten naar taakvelden.
Het college biedt uiterlijk in de laatste vergadering voor het zomerreces aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.
Onverminderd artikel 169, tweede lid van de gemeentewet geldt voor het college een actieve informatieplicht voor onderstaande gevallen:
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten, c.q. lagere overheden samen het collectieve aandeel van gemeenten, c.q. lagere overheden in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
Materiële en immateriële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de afschrijvingstabel die wordt opgenomen in de jaarrekening. De afschrijvingstabel bevat ook een minimumbedrag voor te activeren investering. Wijziging van de tabel vindt plaats via raadsbesluit.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden tenminste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, leges en retributies
Het college doet de raad voorstellen tot vaststelling van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, leges en retributies. Als regel wordt in ieder geval een tariefvoorstel voorgelegd in samenhang met de begroting, hetzij in dezelfde raadsvergadering, hetzij de maand daaropvolgend. Daarnaast kunnen ook op andere momenten tariefvoorstellen worden voorgelegd als daartoe aanleiding bestaat.
Met inachtneming van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf "lokale heffingen" van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen, inclusief inzicht in de opbouw van tarieven en daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten. In de paragraaf "lokale heffingen" in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkeling van de lokale heffingen in relatie tot het vigerend beleidskader.
Met inachtneming van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf "financiering" van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen, alsmede inzicht in de rente-exploitatie en samenhangende rente(omslag)-berekeningen en gehanteerde rentepercentages. In de paragraaf "financiering" in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkeling van financiering in het afgesloten jaar in relatie tot het vigerend beleidskader.
Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
Met inachtneming van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf "weerstandsvermogen & risicobeheersing" van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen. In de paragraaf "weerstandsvermogen & risicobeheersing" in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkelingen in het afgesloten jaar in relatie tot het vigerend beleidskader.
Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college zorgt voor een actueel meerjarig beleidskader betreffende de borging van de duurzame instandhouding van de gemeentelijke activa (gebouwen, riolen, (water)wegen, openbaar groen, kunstwerken, straatmeubilair, openbare verlichting en verkeersregelinstallaties). Daartoe maakt het college naar behoefte, gebruik van een overkoepelende nota activabeleid en/of aparte nota's voor specifiek activacategorieën, zoals een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), een Beeldkwaliteitsplan en een nota Wegen.
Met inachtneming van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf "onderhoud kapitaalgoederen" van de begroting een samenvattende schets van het vigerende beleidskader en relevante ontwikkelingen. In de paragraaf "onderhoud kapitaalgoederen" in de jaarstukken geeft het college een verslag van de ontwikkelingen in het afgesloten jaar in relatie tot het vigerend beleidskader.
Met inachtneming van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf "bedrijfsvoering" van de begroting en de rekening een schets van de stand van zaken en beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.
Artikel 21. Verbonden partijen
Met inachtneming van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft het college in de paragraaf "verbonden partijen" van de begroting en de rekening schets van de stand van zaken en ontwikkelingen ten aanzien van de verbonden partijen.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de twee jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening Aalsmeer, vastgesteld op 3 december 2015 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 april 2017.
De griffier,
O. van Kolck
De voorzitter,
J.J. Nobel
Het begrip administratie is gedefinieerd ten behoeve van artikel 23 van de verordening.
De begrippen inkomsten, netto schuld per inwoner en onbenutte belastingcapaciteit zijn gedefinieerd ten behoeve van artikel 18 van de verordening. Hiervoor zijn de definities gevolgd die www.waarstaatjegemeente.nl toepast voor de financiële kengetallen over de gemeentefinanciën.
Tot slot is het begrip overheidsbedrijf gedefinieerd om in artikel 13 van de verordening nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.
Dit artikel bepaalt dat de raad de programma indeling vaststelt op voordracht van het college.
Daarmee bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele programma indeling moet worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Dit leidt namelijk tot discontinuïteit, hetgeen de vergelijkbaarheid in de tijd bemoeilijkt. Indien en voor zover de indeling de vorige raadsperiode goed is bevallen, kan deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Aanvullend op hetgeen is geregeld in het BBV schrijft dit artikel voor, dat in de programmabegroting en de programmarekening per programma een specificatie van de ramingen wordt vermeld op het niveau van taakvelden. Op deze wijze wordt op bestuurlijke herkenbare, samenhangende grootheden inzicht geboden in de opbouw van de raming op programmaniveau. De taakvelden bieden daarvoor een landelijk gestandaardiseerde indeling, hetgeen kan bijdragen aan onderlinge vergelijkbaarheid
Artikel 4 van de financiële verordening bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. Aldus kan de gemeenteraad vooraf bestuurlijk richting geven aan het opstellen van de begroting en de meerjarenraming door het college. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk. Deze nota heet in Aalsmeer de Lentenota.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Artikel 5 van de financiële verordening bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Autorisatie van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma's. Dit is de bestaande werkwijze en dat is in overeenstemming met het BBV. Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Routinematige investeringen binnen de bestaande beleidskaders (going concern) lenen zich goed voor kredietvotering in het kader van de begrotingsbehandeling. Autorisatie van politiek belangrijke investeringen die buiten de bestaande beleidskaders vallen leent zich goed voor separate behandeling en besluitvorming, waarbij de raad de kredietvotering combineert met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Via tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de begroting van het lopende jaar. Er is sprake van twee tussentijdse rapportages conform de bestaande praktijk.
Het tweede lid bevat een drempelbedrag voor afwijkingen ten opzichte van de begroting die het college in de tussenrapportages toelicht, met daarbij expliciet de vermelding, dat bestuurlijke relevante afwijkingen ook worden toegelicht als het drempelbedrag niet wordt overschreden.
Artikel 169 Gemeentewet bevat belangrijke regelgeving voor de informatieplicht van het college jegens de raad. Dit artikel verplicht onder meer het college om de raad vooraf in staat te stellen bedenkingen kenbaar te maken bij voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandelingen met ingrijpende gevolgen voor de gemeente. Aanvullend hierop bevat artikel 7 van de financiële verordening een kader voor de actieve informatieplicht van het college bij overige actuele ontwikkelingen/afwijkingen. Deze actieve informatieplicht gaat verder dan de reguliere tussentijdse rapportages als bedoeld in artikel 6 en kan afzonderlijke acties vragen. De exacte wijze waarop dit gebeurt kan verschillen al naar gelang de aard en omvang van de afwijking.
Voor de gezamenlijke lagere overheden, dat wil zeggen de gemeenten, de provincies en de waterschappen, is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit aandeel in het EMU-tekort overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar de lagere overheden wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid van het Rijk of Europa leidt. Binnen het plafond voor de gezamenlijke lagere overheden vindt als regel een verdere toedeling plaats naar gemeente, provincies en waterschappen.
Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.
In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa en niet uit balans blijkende verplichtingen
In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven.
Vanaf 1 januari 2017 is ook het activeren van investeringen met maatschappelijk nut verplicht en zijn de regels voor rentetoerekening aan investeringen uitgebreid. De nieuwe regels voor rentetoerekening kunnen leiden tot een frequentere aanpassing van de rekenrente die ook moet worden toegepast op annuïteiten. Tussentijdse renteaanpassingen op annuïteiten hebben ook impact op de afschrijvingscomponent, hetgeen de transparantie en stabiliteit van de begroting niet ten goede komt. De verordening bepaalt daarom, dat als regel lineaire afschrijving wordt toegepast, tenzij de raad apart anders besluit. Bij dit laatste kan worden gedacht aan gemeentelijke investeringen voor commerciële verhuur zoals (inpandige) NSO/BSO-voorzieningen in een schoolgebouw. Voor het overige stelt de raad afschrijvingsmethodieken en –termijnen, inclusief een minimumbedrag, vast via een afschrijvingstabel.
Ten slotte geeft de gemeenteraad via het laatste lid van dit artikel nader invulling aan artikel 53a BBV voor wat betreft de reikwijdte van de term "belangrijke financiële verplichtingen voor toekomstige jaren".
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Bij het artikel is onderscheid gemaakt tussen debiteuren sociale zekerheid en overige debiteuren (inclusief belastingdebiteuren en begraafplaats). De opgenomen bepaling legt vast op welke wijze gekomen wordt tot een onderbouwde voorziening.
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
Het eerste lid bepaalt dat het college zorgt voor een actuele nota over de reserves en voorzieningen Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen. Het onderhavige artikel in de verordening stelt inhoudelijke kaders voor dit beleidsonderdeel en benoemt de samenhang tussen reservepositie en weerstandscapaciteit.
Artikel 12. Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.
Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten op een apart taakveld worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd. Dit laatste is verwoord in het eerste lid van artikel 12.
Het tweede lid bepaalt, dat relevante kosten in de kostprijsberekening worden betrokken, waarbij expliciet de compensabele BTW wordt genoemd in aansluiting op artikel 22b Gemeentewet. De concrete uitwerking via specificatie en onderbouwing wordt opgenomen in de paragraaf lokale heffingen.
Het derde lid geeft de definitie van de kostenverdeelsleutel voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van rechten en heffingen waarmee de gemeente kosten in rekening brengt en voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van goederen, werken en diensten die door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd.
Het is ten slotte van belang dat in de gemeentelijke organisatie een deugdelijk stelsel van kostentoerekening voorhanden is, dat consistent wordt toegepast. Vanuit algemene uitgangspunten en grondslagen omvat dit ook een meer technische uitwerking tot in de haarvaten van de organisatie en de administratie. Het vierde lid van artikel 12 bepaalt ten aanzien hiervan dat het college zorgdraagt voor de vastlegging en toepassing van een dergelijk stelsel.
Kaders voor de kostprijzen staan voor heffingen, rechten en leges in artikel 229b Gemeentewet en voor prijzen in de artikelen 25i, 25j en 25m van de Mededingingswet.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld - binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.
Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het opgenomen artikel sluit aan bij de op dit moment geldende praktijk.
A rtikel 15. Financieringsfunctie
Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15 verwijst hiervoor naar een apart vast te stellen treasurystatuut. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk. De laatste jaren is de landelijke regelgeving uitgebreid. Niet alleen door aanpassing van de Wet FIDO en het besluit RUDDO, maar vooral door de invoering van wet Verplicht Schatkistbankieren voor decentrale overheden. Mede daardoor kan voor de eigen regelgeving worden volstaan met een treasurystatuut.
Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft in de artikelen 16 tot en met 21 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd. Hoofdstuk 4 van de financiële verordening geeft hier invulling aan.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 10 welke informatie de paragraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten. Onder verwijzing hiernaar sluit dit artikel aan bij de bestaande werkwijze.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 13 welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten. Onder verwijzing hiernaar sluit dit artikel aan bij de bestaande werkwijze.
Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 11 welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen in elk geval moet bevatten. Onder verwijzing hiernaar sluit dit artikel aan bij de bestaande werkwijze. Daartoe behoort tevens het beschikbaar hebben van een actuele kaderstellende nota, waarbij dit artikel het verband legt met de in artikel 11 voorgeschreven nota reserves en voorzieningen.
Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 12 welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten. Onder verwijzing hiernaar sluit dit artikel aan bij de bestaande werkwijze. Daartoe behoort tevens het beschikbaar hebben van een actueel meerjarig beleidskader. Borging van de duurzame instandhouding van de gemeentelijke fysieke infrastructuur is een pijler van een gezond financieel beleid. Dit bestrijkt een breed gebied, waartoe onder meer behoren de onderdelen wegen, riolen, gebouwen, groen. Het artikel maakt duidelijk dat dit actueel meerjarig beleidskader bestaat uit meerdere nota's. Deze door de raad vast te stellen nota's bevatten de kaders voor de onderliggende beheersinstrumenten, waarbij gedacht kan worden aan onderhoudsvoorzieningen en aan het recent ingestelde meerjarig uitvoeringsprogramma infra werken.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 14 welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten.
Artikel 21. Verbonden partijen
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 15 welke informatie de paragraaf verbonden partijen in elk geval moet bevatten. In lijn met de bestaande gedragslijn sluit de verordening hierbij aan. De regelgeving in het BBV is afdoende.
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten staat in artikel 16 welke informatie de paragraaf grondbeleid in elk geval moet bevatten. De bepaling in de verordening sluit hierbij aan en bevat verder een bepaling over de periodieke algehele actualisering van grondexploitatie en de grondprijzentabel.
Onder artikel 23 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.
Artikel 24. Financiële organisatie
Artikel 24 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Artikel 24 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen. De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.
De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Het eerste lid van artikel 25 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Het tweede lid bepaalt dat jaarlijks wordt gecontroleerd of de administratie van waardepapieren e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit. Dit lid bepaalt tevens dat eens in de twee jaar wordt gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.
Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar t en later. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar t-1. Hiervoor is in artikel 26 een overgangsbepaling opgenomen.
Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel
De verordening is van toepassing op het begrotingsjaar 2017 en latere jaren en treedt daarom in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2017.
Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (eerste lid artikel 75 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).
Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-76327.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.