Besluit maatschappelijke ondersteuning Renkum 2017

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum; gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Renkum 2015;

besluit vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuningRenkum 2017

HOOFDSTUK 1: BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begripsbepalingen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, (hierna wet) en het daarop berustende landelijke uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (hierna uitvoeringsbesluit), de landelijke uitvoeringsregeling Wmo 2015 (hierna uitvoeringsregeling) en de geldende Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Renkum (hierna verordening), zijn van overeenkomstige toepassing op dit besluit.

HOOFDSTUK 2: MELDING, GESPREK EN AANVRAAG

Artikel 2. Gespreksverslag en ‘mijn plan’

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de inwoner met een ondersteuningsvraag, de mogelijkheden van de inwoner met een ondersteuningsvraag en zijn sociale netwerk en het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning. Indien sprake is van mantelzorg, wordt ook de behoefte aan ondersteuning van de mantelzorger onderzocht.

  • 2.

    Van het gesprek wordt een verslag gemaakt. In dit verslag wordt het oordeel van het college vastgelegd over de eventuele mogelijkheden van zelfredzaamheid van de inwoner met een ondersteuningsvraag, gebruikelijke hulp, algemeen gebruikelijke voorzieningen, mantelzorg, hulp vanuit het sociale netwerk, gebruik van algemene voorzieningen en indien van toepassing een maatwerkvoorziening onder vermelding van de aan de inwoner met een ondersteuningsvraag kenbaar gemaakte gevolgen.

  • 3.

    Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de noodzakelijkheid van een maatwerkvoorziening, wordt het verslag omgezet in ‘mijn plan’ tenzij dit gelet op de aard van de te leveren ondersteuning niet noodzakelijk is.

  • 4.

    Om voorafgaand aan de inzet van de maatwerkvoorziening inzichtelijk te maken welke bijdrage(n) de inwoner met een ondersteuningsvraag hiervoor verschuldigd is, verstrekt het college tijdens het onderzoek en voordat het tot een aanvraag komt, aan de inwoner met een ondersteuningsvraag uitleg en informatie over de wijze van berekening van de bijdrage. Het college ondersteunt de inwoner met een ondersteuningsvraag - voorzover redelijkerwijs mogelijk en noodzakelijk - bij het maken van een indicatieve berekening van de verschuldigde bijdrage of verwijst de inwoner met een ondersteuningsvraag naar derden die hierbij kunnen helpen.

  • 5.

    De inwoner met een ondersteuningsvraag kan geen rechten ontlenen aan de indicatieve berekening van de verschuldigde bijdrage.

  • 6.

    Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de inwoner met een ondersteuningsvraag, het gespreksverslag, in voorkomend geval ‘mijn plan’.

  • 7.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de inwoner met een ondersteuningsvraag worden aan het gespreksverslag of ‘mijn plan’ toegevoegd.

  • 8.

    Het door het college ondertekende verslag en –in het geval van een door het college noodzakelijk geachte maatwerkvoorziening- ‘mijn plan’ worden door de inwoner met een ondersteuningsvraag, dan wel diens vertegenwoordiger, voor akkoord ondertekend.

Artikel 3. De aanvraag

Het college beschouwt een door de inwoner met een ondersteuningsvraag voor akkoord ondertekend ‘mijn plan’ als een complete aanvraag voor een maatwerkvoorziening.

Indien het college het gespreksverslag niet omzet in een ‘mijn plan’, zoals bedoeld in artikel 2 lid 3 van dit Besluit, kan het college dit verslag als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening beschouwen. Hierbij geldt de voorwaarde dat de inwoner met een ondersteuningsvraag aan dit verslag een opmerking toevoegt dat hij voor een (ander type) maatwerkvoorziening in aanmerking wenst te komen en dat hij dit gespreksverslag voor akkoord ondertekent.

Artikel 4. Advisering

In het kader van een zorgvuldige besluitvorming op aanvragen om een maatwerkvoorziening, wijst het college een gecontracteerde arts aan voor het uitbrengen van medisch advies. Dit is kosteloos voor de inwoner met een ondersteuningsvraag tenzij anders vermeld.

HOOFDSTUK 3: MAATWERKVOORZIENING

Artikel 5.Ingezetene
  • 1.

    Bepalend voor de vaststelling of een inwoner met een ondersteuningsvraag een ingezetene is, als bedoeld in artikel 8 lid 2 van de verordening, is de woon- of verblijfplaats van de inwoner met een ondersteuningsvraag op welk adres de inwoner met een ondersteuningsvraag in de basisregistratie personen staat ingeschreven of ingeschreven zal staan, dan wel het feitelijk woonadres in Nederland.

  • 2.

    Gedurende de periode van verblijf in het buitenland, ongeacht het adres waarop de inwoner met een ondersteuningsvraag in de basisregistratie personen is ingeschreven, verstrekt het college geen maatwerkvoorzieningen.

Artikel 6. Beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of in de vorm van een pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de geldigheidsduur van de verstrekking is;

    • c.

      welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder de maatwerkvoorziening verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      dat een bijdrage in de kosten verschuldigd is die conform artikel 2.1.4 van de wet, met uitzondering van die voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen, en dat deze wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.

  • 1.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      wat het beoogde resultaat van het pgb is;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;

    • d.

      wat de geldigheidsduur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld; en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het bruto pgb, waarbij geldt dat het gehele bestede bedrag moet worden verantwoord;

    • f.

      dat een bijdrage in de kosten verschuldigd is die conform artikel 2.1.4 van de wet, met uitzondering van die voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen, en dat deze bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.

HOOFDSTUK 4: Waardering mantelzorgers en tegemoetkoming meerkosten

Artikel 7. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Een mantelzorger biedt hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. De geboden hulp overstijgt de gebruikelijke hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

  • 2.

    De waardering kan bestaan uit:

    • a.

      een financiële tegemoetkoming van € 150,- per jaar; of

    • b.

      een waardebon die recht geeft op 10 uur huishoudelijke hulp ter waarde van € 228,50 Over deze

      incidentele extra uren is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 3.

    De voorwaarden voor het toekennen van de jaarlijkse waardering mantelzorgers zijn uitgewerkt in de "Regels waardering voor mantelzorgers".

Artikel 8. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1.

    Het college verstrekt een tegemoetkoming in de meerkosten als deze het gevolg zijn van een beperking en

    de aanvrager een inkomen heeft tussen de 120% en 150% van de toepasselijke bijstandsnorm en geen vermogen heeft boven de toepasselijke vermogensgrens voor de leefsituatie zoals bedoeld in artikel 34 van

    de Participatiewet.

  • 2.

    De voorwaarden voor het verstrekken van een tegemoetkoming in de meerkosten zijn uitgewerkt in de "Regels tegemoetkoming meerkosten als gevolg van een beperking Wmo".

Artikel 9. Tegemoetkoming meerkosten voor verhuizen, bezoekbaar maken woning, liften,(bruikleen)auto,

( rolstoel)taxi en sportvoorziening.

Per 1 januari 2017 zijn voor de meerkosten betreffende de kosten voor verhuizen, bezoekbaar maken van de woning, liften, (bruikleen)auto, (rolstoel)taxi en sportvoorziening - in het kader van de Wmo-2015 - richtlijnen vastgesteld (bijlage 2).

HOOFDSTUK 5: Slotbepalingen

Artikel 10. Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2016 - 1 wordt ingetrokken.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Renkum 2017.

Aldus vastgesteld te Oosterbeek, op 13 december 2016

Burgemeester en wethouders van Renkum,

de secretaris, de waarnemend burgemeester,

A.E.J. Steverink MBA De heer mr. H.L.M. Bloemen

BIJLAGE 1: AFSCHRIJVINGSSYSTEMATIEK

Voorziening

Jr 0-1

Jr 1-2

Jr 2-3

Jr 3-4

Jr 4-5

Jr 5-6

Jr 6-7

> 7 Jr

Categorie 1

2,5 % p/m

70

40

10

5

0

0

0

Categorie 2

2,5 % p/m

70

50

30

15

10

5

0

Categorie 1: ·Kinderrolstoelen, incidenteel en permanent

Kinderrolstoelen elektrisch voor binnen en buiten

Kinderdriewielfietsen

Kinderwandelwagens/buggy’s

Badlift

Handbike

Categorie 2: · Rolstoelen voor incidenteel, passief en actief gebruik

Elektrische rolstoelen voor binnen/buiten gebruik

Scootmobielen

Driewielfietsen

Transferlift (actief en passief)

Douche- en toiletstoel

Bad en douchehulpmiddelen

Douchebrancard

Fiets met lage instap

Bijlage 2 TEGEMOETKOMING meerKOSTEN VOOR verhuizen, Bezoekbaar maken van de woning, liften, (bruikleen)auto, (rolstoel)taxi en sportvoorziening

Richtlijnen per 1 januari 2017 betreffende de meerkosten - in het kader van de Wmo-2015 - voor verhuizen, bezoekbaar maken van de woning, liften, (bruikleen)auto, (rolstoel)taxi en sportvoorziening. De bedragen zijn worden conform verordening op basis van het CPI geïndexeerd.

Het college past maatwerk toe en om die reden zijn de in onderstaande tabel opgenomen bedragen maximumbedragen.

 

Maximale vergoeding in 201 7

Verhuiskostenvergoeding voor verhuizing naar een aangepaste woning.

€ 2.085

Verhuiskostenvergoeding voor verhuizing naar een rolstoel toe- en doorgankelijke woning.

€ 5.087

Hoogte vergoeding bezoekbaar maken.

€ 2.085

Vast bedrag per jaar voor verzekering.

€ 25,25

Onderhoud, reparatie van liften (onderstaande bedragen zijn excl. BTW)

Keuring van:

 

Maximale vergoeding in 201 7

Stoellift

€ 270

Rolstoelplateaulift

€ 270

Sta-plateaulift

€ 270

Woonhuislift

€ 332

Hefplateaulift

€ 332

Balanslift

€ 96 (per uur)

Periodiek onderhoud van:

 

Maximale vergoeding in 201 7

Stoellift

€ 185

Rolstoelplateaulift

€ 185

Sta-plateaulift

€ 185

Woonhuislift

€ 270

Hefplateaulift

€ 185

Balanslift

€ 185

Tegemoetkoming in vervoerskosten:

 

Maximale vergoeding in 201 7

Gebruik eigen auto

€ 1.156

Gebruik bruikleenauto

2500 x Y

Gebruik van een taxi

€ 1.156

Gebruik van een rolstoeltaxi

€ 1.739

In het geval een inwoner met een ondersteuningsvraag al een voorziening heeft ten behoeve van het vervoer in de nabije omgeving (zoals bijvoorbeeld een scootmobiel) dan geldt ten aanzien van bovenstaande tabel een gedeeltelijke kostenvergoeding van 50% van de genoemde bedragen.

Verzekering

 

201 7

Vast bedrag per jaar voor verzekering

€ 25,25

Sportvoorziening

 

2017

Sportvoorziening

€ 2.854

Bijlage 3

Verschuldigde ritbijdrage voor het Vervoersysteem Avan

 

201 7

Tarief Vervoerssysteem Avan (Wmo indicatie)

Opstaptarief: € 0,89

Tarief per km: € 0,15

Naar boven