Gemeenteraad van Zaltbommel - Algemene subsidieverordening Zaltbommel 2018 vastgesteld

De raad van de gemeente Z a l t b o m m e l;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende: Algemene subsidieverordening Zaltbommel 2018

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht

  • b.

    raad: raad van de gemeente Zaltbommel;

  • c.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel;

  • d.

    subsidie: hetgeen in artikel 4:421, eerste lid, van de wet daaronder wordt verstaan;

  • e.

    prestatiesubsidie: een prestatiesubsidie is een subsidie waarmee de gemeente de activiteiten van de subsidieontvanger stuurt op prestaties (output-financiering). Deze subsidie wordt per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren verstrekt aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar;

  • f.

    projectsubsidies: projectsubsidies zijn subsidies voor in tijd beperkte, resultaatgerichte, vernieuwende activiteiten die een directe relatie hebben met de door de raad vastgestelde beleidsdoelstellingen. De looptijd is niet langer dan 3 jaar.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • a.

      wonen en leefomgeving;

    • b.

      werk en zorg

    • c.

      voorzieningen

    • d.

      milieu en economie

    • e.

      bestuur en organisatie

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Het college kan bij nadere regeling vaststellen (hierna te noemen: subsidieregeling) welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verleend aan rechtspersonen zonder winstoogmerk.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college in een subsidieregeling bepalen dat subsidie ook verleend kan worden aan natuurlijke personen.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan subsidieplafond(s) vaststellen.

  • 2.

    In dat geval bepaalt het college op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    De raad kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk of elektronisch ingediend bij het college met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      balans met de stand van het vrij besteedbaar eigen vermogen op 31 december van het voorgaande jaar. Indien er reserveringen of voorzieningen zijn opgenomen in de balans, dan zijn deze onderbouwd.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan de aanvraag aanvraagformulier.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een prestatiesubsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een projectsubsidie wordt ingediend uiterlijk acht weken vóór het tijdstip waarop de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, plaatsvindt of wordt uitgevoerd.

  • 3.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor projectsubsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een prestatiesubsidie uiterlijk vóór 31 december voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan, in aanvulling op artikel 4:35 Awb, een aanvraag voor subsidie weigeren indien:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

    • b.

      een organisatie minder dan 25 leden/deelnemers/gebruikers heeft of met haar activiteit(en) een minimaal bereik heeft van 25 personen, die woonachtig zijn in Zaltbommel;

    • c.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de gelden niet, of in onvoldoende mate besteed worden aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • d.

      de aanvrager doelstellingen heeft of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, deze verordening, het algemeen belang of de openbare orde;

    • e.

      de activiteiten niet of onvoldoende bijdragen aan het realiseren van met subsidie beoogde beleidsdoelen;

    • f.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • g.

      de aanvrager niet minimaal 50% van de te verlenen subsidie uit andere inkomsten kan genereren.

    • h.

      subsidieverstrekking niet past binnen het gemeentelijk beleid op het betreffende beleidsterrein, dan wel dat de activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • i.

      de activiteit is gestart of uitgevoerd, voordat een subsidieaanvraag is ingediend;

    • j.

      de activiteiten niet vrij en openbaar toegankelijk voor alle inwoners uit de gemeente;

    • k.

      de activiteiten een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben;

    • l.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, geen of onvoldoende meerwaarde heeft voor het bestaande (activiteiten)aanbod in de gemeente;

    • m.

      vrijwilligers en professionals die zich bezighouden met primair de doelgroep Jeugd, niet in het bezit zijn van een Verklaring Omtrent Gedrag.

    • n.

      als de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 10. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN SUBSIDIE

Artikel 11. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot de subsidie.

Artikel 12. Betaling en bevoorschotting

Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 13. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies hoger dan 50.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 14. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de in de beschikking tot subsidieverlening genoemde verplichtingen of voorwaarden zal worden voldaan.

Artikel 15. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 16. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

  • 1.

    Subsidies tot 5.000 euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 17. Verantwoording subsidies van 5.00 tot 50.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 5.000 euro maar minder bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      bij een projectsubsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een prestatiesubsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en aan de verplichtingen en voorwaarden is voldaan.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 18. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      bij een projectsubsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een prestatiesubsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en aan de verplichtingen en voorwaarden is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring, indien de subsidieverlening meer dan 100.000 euro bedraagt.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 19. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 20. Standaardberekeningswijzen van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college een standaardberekeningswijze voorschrijven waarmee de tarieven door de subsidieaanvrager moeten worden berekend.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven kan het college bepaalde definities voorschrijven waarvan moet worden uitgegaan.

Artikel 21. Hardheidsclausule

  • 1.

    Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

  • 2.

    In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 22. Intrekking

De Algemene Subsidieverordening Gemeente Zaltbommel 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 23. Overgangsbepaling

Op subsidieaanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en op subsidies die vóór inwerkingtreding van deze verordening zijn verstrekt of vastgesteld, blijven de Algemene subsidieverordening gemeente Zaltbommel 2014 en de daarop gebaseerde regels van toepassing.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 20 april 2017.

Artikel 25. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Zaltbommel 2018.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zaltbommel in

zijn vergadering van 20 april 2017.

De raad voornoemd,

de raadsgriffier, de voorzitter,

drs. M.S.P. Muurling A. van den Bosch

Naar boven