Gemeenteblad van Dinkelland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dinkelland | Gemeenteblad 2017, 68360 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Dinkelland | Gemeenteblad 2017, 68360 | Beleidsregels |
Gemeente Dinkelland; wijziging Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2017.
7.4 Huishoudelijke ondersteuning
De maatwerkvoorziening Huishoudelijke ondersteuning (hierna: HO) kan worden ingezet als de cliënt onvoldoende in staat is om zelf zorg te dragen voor een leefbaar huis. Gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp vanuit het sociaal netwerk of de inzet van een algemene voorziening, zoals een was- en strijkservice, boodschappen- of vrijwilligersdiensten of een ramenlap-service, kunnen dit probleem niet (volledig) oplossen. Huishoudelijke taken worden dan gedeeltelijk of volledig overgenomen door een hulp en het resultaat leefbaar huis wordt hiermee bereikt. Het huis dient zodanig leefbaar te zijn dat geen vervuiling plaatsvindt en zo een algemeen aanvaardbaar basisniveau van een leefbaar huis wordt gerealiseerd.
Uitgangspunt van dit beleid is dat gestuurd wordt op resultaten, waarbij de toekenning is gebaseerd op activiteiten, frequentie en tijd. Dit kan bereikt worden door het inzetten van een basismodule en/of aanvullende modules. Het beleidskader HO 2018 bestaat uit een zestal modules met elk een eigen resultaat en objectief vastgestelde activiteiten, frequenties en normtijden. De zes modules zijn:
De basismodule heeft betrekking op de woonruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning én die daadwerkelijk dagelijks in gebruik zijn. In principe zijn dit de volgende woonruimten:
De grootte van een huis(houden) is in het algemeen geen aanleiding om een aanvullende module toe te kennen. Ook de aanwezigheid van dieren (uitgezonderd hulphonden) zijn geen aanleiding voor het toekennen van een aanvullende module. De gevolgen hiervan voor het schoon en leefbaar houden van het huishouden en het zoeken naar oplossingen hiervoor, behoort tot de eigen verantwoordelijk van de cliënt.
Objectieve en onafhankelijke normenkader
Het normenkader voor de basismodule is gebaseerd op het “Onderzoek: Norm huishoudelijke ondersteuning in Twente” van het bureau HHM. De uitkomsten van dit onderzoek zijn ook bevestigd door verschillende andere onderzoeken naar een normenkader Huishoudelijke ondersteuning in Nederland, zoals die voor de gemeente Utrecht en de gemeente Amsterdam.
In aanvulling op het hierboven genoemde onderzoek, heeft bureau HHM op verzoek van de Twentse gemeenten een nader en verdiepend onderzoek gedaan naar het normenkader voor de aanvullende module wasverzorging. Daarbij zijn de activiteiten van de wasverzorging, zoals genoemd in het CIZ-protocol als uitgangspunt genomen.
Bij de totstandkoming van de normenkaders voor de overige aanvullende modules is gebruik gemaakt van de meest recente versie van de CIZ richtlijn uit 2011 (MO-zaak). Het CIZ-protocol uit 2006 is door de Centrale Raad van Beroep voldoende onderbouwd en objectief bevonden. Door voortschrijdend inzicht, jurisprudentie en ervaringen uit de praktijk is in 2011 een herziende en geactualiseerde richtlijn opgesteld, waarbij het protocol uit 2006 als basis diende.
Bij de basismodule ondersteuning bij het huishouden wordt per woonruimte aangegeven welke activiteiten met welke frequentie moeten worden verricht om het resultaat schoon en leefbaar huishouden te behalen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen reguliere basisactiviteiten (tabel 1) en incidentele activiteiten (tabel 2) die beiden onder de basismodule vallen. De tijdsbesteding die hieronder in de kolom ‘Tijdsbesteding’ wordt weergegeven, betreft het aantal minuten dat gemiddeld voor deze activiteit aan de orde is in een gemiddelde situatie. Er wordt per cliënt bepaald bij welke activiteiten in welke frequentie ondersteuning noodzakelijk is vanuit de basismodule, en door de tijdsbesteding van deze activiteiten bij elkaar op te tellen kan de totale tijdsindicatie voor de basismodule worden berekend.
Tabel 1: Basismodule ondersteuning bij het huishouden reguliere basisactiviteiten
Tabel 2: Basismodule ondersteuning bij het huishouden incidentele activiteiten
De module Extra hygiëne kan worden ingezet wanneer sprake is van:
De extra noodzakelijke ondersteuning bij het huishouden dient een medische en/ of fysieke oorzaak te hebben bij de cliënt, welke objectief medisch aantoonbaar is. Voorbeelden hiervan zijn (niet limitatief) ernstige klachten ten gevolge van COPD of een hogere vervuilingsgraad door gebruik van noodzakelijke hulpmiddelen. De module Extra hygiëne kan ook worden ingezet wanneer extra huishoudelijke ondersteuning noodzakelijk is in verband met thuiswonende kind(eren) jonger dan 12 jaar.
De module Extra hygiëne is qua activiteiten gelijk aan de basismodule. Alleen de frequentie van (enkele van) de activiteiten verschilt met de basismodule. De module Extra hygiëne kan worden ingezet wanneer uit onderzoek door de consulent van de gemeente blijkt dat vanwege een objectiveerbare beperking zoals hiervoor genoemd, de ondersteuningsvraag van de cliënt de basismodule overstijgt. Bij de module Extra hygiëne is geen vaste frequentie te noemen bij huishoudelijke activiteiten. Dit omdat dit per cliënt verschillend kan zijn. De consulent beschrijft in het ondersteuningsplan welke specifieke activiteiten met welke frequentie moet worden verricht bij de cliënt.
Bij de module Extra hygiëne wordt onderscheid gemaakt tussen licht en zwaar huishoudelijk werk aan de hand van de desbetreffende activiteiten. Het is mogelijk dat de cliënt extra ondersteuning nodig heeft bij zowel het licht als zwaar huishoudelijk werk, maar het is ook mogelijk dat dit bij een van beide noodzakelijk is. De maximale omvang van de module Extra hygiëne is maximaal 78 uren per jaar (maximaal 90 minuten per week).
Tabel 3: Overzicht activiteiten module Extra hygiëne
De module Wasverzorging kan worden ingezet als een cliënt het niet lukt om zijn kleding, linnen- of beddengoed zelfstandig op orde en schoon te houden. Het resultaat van deze aanvullende module is dat de cliënt de beschikking heeft over schone en draagbare kleding en linnen- en/of beddengoed.
Van de cliënt wordt verwacht dat hij beschikt over een wasmachine en droger. Als er geen wasmachine of droger is, behoort het realiseren van een wasmachine of droger tot de verantwoordelijkheid van de cliënt. Wanneer dit voor de cliënt financieel niet mogelijk is, kan de cliënt mogelijk aanspraak maken op het minimabeleid. Daarnaast wordt van de cliënt verwacht al het mogelijke te doen om het ontstaan van extra was te beperken. Door bijvoorbeeld incontinentiemateriaal of anti-allergieproducten te gebruiken.
Op basis van de onderzoeken van HHM is gebleken dat er gemiddeld vijf wassen per twee weken moeten worden gedaan. Dit betekent een frequentie van twee en halve (2,5) was per week, voor een meerpersoonshuishouden. Voor een eenpersoonshuishouden betreft dit gemiddeld twee wassen per week. Bij de module wasverzorging wordt er onderscheid gemaakt in vijf activiteiten op basis van het CIZ protocol.
Tabel 4: Overzicht activiteiten module Wasverzorging
Het sorteren van het wasgoed hoeft niet bij elke was gedaan te worden, maar kan één keer per week plaatsvinden. Om deze activiteit te kunnen toedelen naar de tijd per was, (bij de activiteit “Wasgoed sorteren en wassen in de machine”) is het sorteren verdeeld over het aantal wassen dat wordt uitgevoerd. Hierbij is op basis van het gemiddeld aantal wassen per week als deelfactor 2,5 gebruikt (bij delen door “2” blijft de uitkomst per saldo gelijk door afronding).
Uit onderzoek is gebleken dat wanneer cliënten ondersteuning nodig hebben bij de was en het strijken, zij vaak niet bij alle activiteiten met betrekking tot de was en het strijken ondersteuning nodig hebben. Wanneer ondersteuning noodzakelijk is vanuit de aanvullend module Wasverzorging, brengt de consulent Ondersteuning en Zorg in beeld welke activiteiten, eventueel met ondersteuning vanuit het sociale netwerk van de cliënt of vanuit een algemene voorziening, de cliënt nog zelf kan uitvoeren., Daarna brengt de consulent in kaart bij welke activiteiten de cliënt ondersteuning nodig heeft vanuit de aanvullende module Wasverzorging. De cliënt krijgt dus ook alleen een indicatie voor ondersteuning bij die specifieke activiteiten.
Gemiddeld meerpersoonshuishouden: De totale tijd per week voor het wassen en strijken bij een gemiddeld meerpersoonshuishouden van cliënten met huishoudelijke ondersteuning, gaat uit van 2,5 wassen per week. Dat betekent (2,5 x 22,8) + 19,8 = maximaal 76,8 minuten per week ondersteuning bij de was en het strijken kan worden ingezet vanuit de aanvullende module Wasverzorging bij een meerpersoonshuishouden.
Gemiddeld eenpersoonshuishouden: De totale tijd per week voor het wassen en strijken bij een gemiddeld eenpersoonshuishouden van cliënten met huishoudelijke ondersteuning, mag uitgegaan worden van twee was-gangen per week en komt daarmee uit op: (2 x 22,8) + 19,8 = maximaal 65,4 minuten per week ondersteuning bij de was en het strijken kan worden ingezet vanuit de aanvullende module Wasverzorging bij een eenpersoonshuishouden.
Naast deze activiteiten zijn er ook nog factoren waardoor meer hulp bij de wasverzorging noodzakelijk kan zijn. Hierbij kan gedacht worden aan (meerdere opties mogelijk):
Als er sprake is van bovenstaande factoren dan kan aanvullend op de module Wasverzorging extra ondersteuning van maximaal 30 minuten per bovenstaande factor per week worden ingezet.
Deze module kan worden ingezet wanneer de cliënt met eigen kracht of met zijn sociale netwerk niet in staat is tot het voeren van regie, organiseren en plannen van de werkzaamheden met betrekking tot de huishoudelijke taken. Behalve dat er huishoudelijke taken moeten worden overgenomen, heeft de hulp ook aansturende- en regietaken. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij de cliënt. Ook kan ondersteuning bestaan uit het helpen handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van de cliënt verwacht kan worden dat hij/zij zelfstandig beslissingen neemt ten aanzien van zijn huishouden. Of als disfunctioneren dreigt ten gevolge van bijvoorbeeld dementie. Dat kan zich uiten in vervuiling (van de woning of kleding), verwaarlozing (eten en drinken) of ontreddering van zichzelf of van afhankelijkheid van huisgenoten. Hierdoor wordt de cliënt zowel binnen- als buitenshuis belemmerd in zijn functioneren.
Bij de aanvullende module regie kan overwogen worden of deze vanuit de maatwerkvoorziening ondersteuning bij het huishouden moet worden ingezet of een andere maatwerkvoorziening meer passend is bij de ondersteuningsbehoefte van de cliënt. Een voorbeeld hiervan is de maatwerkvoorziening Ondersteuning Zelfstandig Leven. Een afweging die hierbij gemaakt kan worden is of de ondersteuning gericht is op het huishouden of dat er ook ondersteuning op andere gebieden noodzakelijk is.
Bij de ondersteuning bij het voeren van regie wordt de cliënt betrokken bij te maken keuzes en wordt zoveel mogelijk verantwoordelijkheid bij de cliënt neergelegd. Daarbij wordt aangesloten bij de capaciteiten, intellectuele vaardigheden en het leervermogen van de cliënt. Bij een deel van deze groep cliënten is waarschijnlijk geen sprake van ontwikkelingsmogelijkheden, eerder van afnemende zelfredzaamheid. Het bewaken of het nog verantwoord is dat de cliënt zelfstandig woont, is daarom onderdeel van deze module. In de onderstaande tabel zijn de activiteiten voor de module Regie opgenomen.
Tabel 5: Overzicht activiteiten module Regie
Communicatieproblemen als gevolg van beperkingen, niet door het niet machtig zijn van de Nederlandse taal |
Daarnaast is het mogelijk dat de cliënt extra ondersteuning nodig heeft bij advies, instructie en voorlichting gericht op een of meerdere activiteiten in het huishouden voor de maximale duur van zes weken. In de onderstaande tabel zijn de hiervoor geldende activiteiten opgenomen.
Tabel 6: Overzicht activiteiten sub-module instructie
Ondersteuning bij de maaltijden valt gedeeltelijk onder de Wmo 2015. Het (voor)bereiden van maaltijden en het eventueel begeleiden (stimuleren of herinneren) bij de maaltijden valt onder de Wmo 2015. De module Maaltijden kan worden ingezet als het een cliënt niet lukt om zelfstandig de benodigde dagelijkse maaltijden te bereiden of vergeet op te eten. Deze module bestaat uit activiteiten die moeten worden verricht om het resultaat “beschikken over benodigde dagelijkse maaltijden” te bereiken. Ondersteuning bij maaltijden kan onder de Zorgverzekeringswet vallen als:
Tijdens het persoonlijke gesprek met de cliënt worden alle mogelijkheden besproken. Is er een huisgenoot aanwezig die in staat is de maaltijd klaar te zetten en/of op te warmen? Zo ja, dan hoeft de gemeente op grond van gebruikelijke hulp geen ondersteuning te bieden. Kan cliënt op eigen kracht of met ondersteuning van de mensen om hem heen een maaltijd verzorgen? Is een kind of één van de buren in staat een maaltijd klaar te zetten of op te warmen?
Ook wordt bij het onderzoek van de gemeente gekeken of een algemene (voorliggende) voorziening oplossingen biedt, zoals kant-en-klaarmaaltijden, mee-eten bij een welzijnsvoorziening (bijvoorbeeld een open eettafel of inloophuis), maaltijdbezorging aan huis (bijvoorbeeld tafeltje-dek-je), etc. Als een cliënt niet (meer) in staat is zelf of met hulp van de omgeving maaltijden te verzorgen en voorliggende voorzieningen niet of onvoldoende de noodzakelijke oplossing biedt, kan ondersteuning vanuit de aanvullende module Maaltijden door de gemeente worden ingezet. De kosten voor de aanschaf van de maaltijden komen ten laste van de cliënt. In de onderstaande tabel zijn de activiteiten voor de module Maaltijden opgenomen.
Tabel 7: Overzicht activiteiten aanvullende module Maaltijden op grond van de normen uit het CIZ protocol
Daarnaast is het mogelijk dat cliënten ondersteuning nodig hebben bij de boodschappen. Hiervoor geldt dat bijvoorbeeld een boodschappenservice via een supermarkt voorliggend is. Eigen keuzes, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt wordt aangeboden, waardoor extra reizen nodig is of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, resulteert niet in extra tijd voor boodschappen doen. Voor de boodschappen gelden de volgende activiteiten:
Tabel 8: Overzicht activiteiten sub-module Boodschappen
Module Zorg voor minderjarige kinderen
Het zorgen voor kinderen is een taak van ouders en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door een beperking niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van één van de ouders, de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Een eventuele maatwerkvoorziening is er voor ouders die door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor de zorg voor minderjarige, gezonde kinderen. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een structurele oplossing.
Ondersteuning vanuit deze module wordt afgegeven met een maximale duur van drie maanden om ouders/verzorgers de mogelijkheid te bieden een (structurele) oplossing te creëren. Van hen mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij dient ook bekeken te worden of de persoon aanspraak kan maken op ondersteuning via de Zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo 2015. Tevens zijn voorziening zoals zorgverlof, crèche, kinderopvang, buitenschools/tussenschoolsopvang en gastouders voorliggende voorzieningen voor de opvang van kinderen. Het passen op kinderen valt niet onder dit resultaat. In de onderstaande tabel zijn de activiteiten van de module Zorg voor minderjarige kinderen opgenomen.
Tabel 9: Overzicht activiteiten module Zorg voor kinderen op grond van de normen uit het CIZ protocol
H 10. Afbakening Wmo-Jeugdwet en Wlz
Er wordt onderscheid gemaakt in vier doelgroepen met betrekking tot de Wmo 2015, Jeugdwet en Wet langdurige zorg (Wlz):
Het is duidelijk of de inwoner ondersteuning moet ontvangen vanuit de Wmo of Jeugdwet;
Het is duidelijk of de inwoner ondersteuning moet ontvangen vanuit de Wlz;
De zorgvraag van de cliënt is passend bij de Wlz, maar in verband met bijvoorbeeld mantelzorg blijft er maar een kleine vraag over voor professionele ondersteuning (vanuit een niet vrij toegankelijke voorziening), waardoor ondersteuning vanuit de Wmo of Jeugdwet beter past bij de ondersteuningsbehoefte van de inwoner dan vanuit de Wlz;
De zorgvraag en ondersteuningsbehoefte van de cliënt is passend bij de Wlz, maar de cliënt wil geen Wlz indicatie aanvragen. Hiervoor kan gekozen worden om financiële redenen of wanneer ondersteuning die geboden kan worden vanuit een Wlz indicatie minder is dan wat vanuit de Wmo of Jeugdwet (en Zorgverzekeringswet) geboden kan worden.
Op de laatste twee doelgroepen wordt hieronder verder ingegaan.
10.1 Doelgroep 3: zorgvraag passend bij de Wlz , maar ondersteuningsbehoefte beter passend bij de Wmo
Bij inwoners in deze doelgroep zie je dat de totale zorgvraag passend is bij de Wlz. De inwoner heeft behoefte aan 24 uurs zorg in de nabijheid of er is permanent toezicht noodzakelijk. Er is vaak op veel (onplanbare) momenten ondersteuning nodig. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ondersteuning bij het aan- en uitkleden, medicatie innemen, maaltijden en de toiletgang. Bij deze doelgroep wordt het grootste deel van deze ondersteuning geboden door het eigen netwerk van de inwoner (mantelzorg), zoals door een partner, ouder of de kinderen. Vaak zie je dat één of meerdere mantelzorgers bij de cliënt in huis wonen of op hetzelfde terrein wonen.
Doordat er veel ondersteuning wordt geboden vanuit mantelzorg wordt er vaak weinig tot geen beroep gedaan op professionele/niet vrij toegankelijke zorg. In de meeste gevallen is er dan een vraag naar professionele zorg vanuit de Wmo 2015 in de vorm van Ondersteuning Maatschappelijke Deelname (Dagopvang), Huishoudelijke ondersteuning en/of kortdurend verblijf (logeeropvang). Deze ondersteuning heeft vaak als doel de mantelzorger te ontlasten, zodat de mantelzorger de andere ondersteuning wel aan de cliënt kan blijven bieden.
De afspraak is om cliënten behorende in deze doelgroep niet door te verwijzen naar de Wlz, maar te indiceren vanuit de Wmo of Jeugdwet (en eventueel vanuit de zorgverzekeringswet).
Om de kwaliteit van zorg en de veiligheid van de inwoner te waarborgen, moet helder zijn wanneer dit niet meer gewaarborgd is en de ondersteuningsbehoefte van de cliënt beter passend is binnen de Wlz. Om dit zichtbaard te maken is voor deze doelgroep vastgelegd tot welke omvang ondersteuning vanuit de Wmo of Jeugdwet geboden kan blijven worden.
De volgende maximale omvang is per voorziening vanuit de Wmo of Jeugdwet geadviseerd:
Deze ondersteuning kan worden gezien als respijtzorg. Door deze ondersteuning te bieden kan het voor de mantelzorger mogelijk zijn om de overige zorg aan de inwoner te blijven bieden.
Geadviseerd wordt om geen Ondersteuning Zelfstandig Leven (OZL) te indiceren bij deze doelgroep. Dit omdat OZL niet passend is bij de zorgvraag van inwoners die passend is bij de Wlz. Over het algemeen is deze doelgroep niet meer leerbaar en hebben zij geen baat meer bij individuele begeleiding. De verwachting is dat OZL dan wordt ingezet voor het bieden van toezicht. Hiervoor is OZL echter niet bedoeld. Een indicatie voor OMD is dan waarschijnlijk passender.
Hulpmiddelen en rolstoelen kunnen bij deze doelgroep altijd worden ingezet. Hiervoor gelden geen andere richtlijnen ten opzichte van andere doelgroepen. Hetzelfde geldt ook voor enkele andere vormen van Jeugdhulp, zoals bijvoorbeeld een vorm van (kortdurende) behandeling. Dit heeft geen invloed op het wel of niet aanvragen van een Wlz indicatie.
10.2 Doelgroep 4: zorgvraag en ondersteuningsbehoefte passend bij de Wlz
Bij inwoners in deze doelgroep zie je dat de totale zorgvraag passend is bij de Wlz. De inwoner heeft behoefte aan 24 uurs zorg in de nabijheid of er is permanent toezicht noodzakelijk. De inwoner ondervindt op fysiek en/of cognitief gebied vele problemen. Er is vaak op veel (onplanbare) momenten ondersteuning nodig. In de meeste gevallen wordt deze ondersteuning niet of maar voor een klein deel geboden door een mantelzorger. Er is veel ondersteuning noodzakelijk vanuit professionele, niet vrij toegankelijke zorg, bijvoorbeeld verschillende voorzieningen vanuit de Wmo 2015 of Jeugdwet zoals Ondersteuning Maatschappelijke Deelname, Ondersteuning Zelfstandig Leven en/of huishoudelijke ondersteuning. Daarnaast heeft deze doelgroep vaak ook veel ondersteuning vanuit de Zorgverzekeringswet (thuiszorg/wijkverpleging bij volwassenen of Intensieve Kind Zorg bij minderjarige kinderen). Vaak komt er op veel verschillende momenten per dag een zorgverlener bij de inwoner langs. Het beroep die de inwoner doet op ondersteuning vanuit de Wmo 2015 of Jeugdwet en de zorgverzekeringswet is groot, wat ook hoge zorgkosten met zich meebrengt. Bij deze doelgroep is in veel gevallen ook de veiligheid in het geding. Het is de vraag of de inwoner nog wel veilig thuis kan blijven wonen.
De zorgvraag en ondersteuningsbehoefte van deze doelgroep is passend binnen de Wlz. Om deze reden wordt de inwoner dan ook door de gemeente verwezen naar de Wlz. Echter ondervinden de consulenten Ondersteuning en Zorg hierbij regelmatig problemen. De inwoner wil om verschillende redenen geen aanvraag indienen voor een Wlz indicatie. De meest voorkomende redenen die consulent vaak horen zijn:
Uit onderzoek is gebleken dat al deze mogelijke redenen onjuist zijn, en geen reden zijn voor het eventueel niet aanvragen van een Wlz indicatie.
De afspraak is om inwoners behorende in deze doelgroep geen indicatie te verstrekken vanuit de Wmo 2015 of Jeugdwet (m.u.v. hulpmiddelen, woningaanpassingen en enkele vormen van Jeugdhulp welke los staan van de Wlz), en de inwoner door te verwijzen naar de Wlz.
Wat kan de gemeente doen wanneer deze tot de conclusie komt dat de zorgvraag en ondersteuningsbehoefte passend is bij de Wlz, maar de inwoner en/of zijn of haar netwerk weigert een Wlz indicatie aan te vragen?
Cliëntondersteuning kan worden ingeschakeld. Dit is een onafhankelijk persoon die met de inwoner en zijn of haar netwerk in gesprek gaat en meer kan toelichten over de Wlz, eventuele voordelen daarvan en waarom deze vorm van zorg passend is bij de zorgvraag van de inwoner. Ook kan de cliëntondersteuner de inwoner eventueel helpen bij het aanvragen van de Wlz indicatie en overleggen met andere instanties zoals het CIZ en de wijkverpleging. Menzis heeft voor de Wlz ook onafhankelijke cliëntondersteuning ingekocht. Voor de gemeenten Dinkelland en Tubbergen geldt dat onafhankelijke cliëntondersteuning bij de Wlz geboden kan worden door MEE oost, Zorgbelang Overijsel en SCOT. Deze organisaties kunnen zowel cliëntondersteuning bieden tijdens de periode voor de Wlz indicatie (bijvoorbeeld tijdens de aanvraag) evenals wanneer de inwoner al reeds ondersteuning ontvangt vanuit de Wlz (bijvoorbeeld tijdens de overgang van ondersteuning thuis ontvangen vanuit een MPT of VPT naar een opname in een zorginstelling).
De consulent Ondersteuning en Zorg kan samen met een onderzoeker van het CIZ op huisbezoek gaan bij de inwoner. Hopelijk kunnen dan direct alle vragen van de inwoner met betrekking tot de Wlz en de Wmo en/of Jeugdwet beantwoord worden. Hierover is al contact geweest met het CIZ. Het CIZ staat open voor het (anoniem) bespreken van casussen en het samen op huisbezoek gaan.
De aanvraagprocedure van een Wlz indicatie duurt maximaal 6 weken. Geadviseerd wordt, wanneer de consulent Ondersteuning en Zorg concludeert dat een Wlz indicatie beter passend is bij de zorgvraag van de cliënt, maximaal nog een indicatie af te geven voor 8 weken voor ondersteuning vanuit de Wmo of de Jeugdwet. Deze termijn wordt redelijk geacht, omdat de inwoner dan twee weken de tijd heeft om de Wlz indicatie aan te vragen en het CIZ de vastgestelde maximale 6 weken de tijd heeft om de aanvraag te beoordelen en een indicatie af te geven. Zodra er een Wlz indicatie door het CIZ wordt afgegeven wordt de indicatie(s) vanuit de Wmo of de Jeugdwet beëindigd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-68360.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.