Nota geluidbeleid

Gemeente Leusden

Februari 2009

 

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor u ligt de Nota geluidbeleid van de gemeente Leusden die is opgesteld in het kader van het provinciale RAAM project geluidnota Eemlandgemeenten. Op 1 januari 2007 is de nieuwe Wet geluidhinder van kracht geworden. Dit vormde de aanleiding om in regionaal verband het gevoerde geluidbeleid en het niveau van de geluidsbelasting in de gemeenten nader te bestuderen. Hieruit kwam naar voren dat de gemeente Leusden geen grote knelpunten op het gebied van geluid kent. Aandachtspunten als de verkeersdruk, de invloed van de bouwopgave op de geluidskwaliteit, het behoud van de rust en het ontbreken van een kader voor geluidhinder bij festiviteiten en evenementen hebben het college doen besluiten om deze geluidnota op te stellen.

 

Er is bij het opstellen van het geluidbeleid samengewerkt met vier andere gemeenten in de regio Eemland (Bunschoten, Soest, Woudenberg en Eemnes), de Servicedienst Midden-Nederland (voorheen Gewest Eemland) en de provincie Utrecht. De provincie Utrecht heeft de middelen beschikbaar gesteld om de gemeentelijke geluidsnota’s vorm te geven.

1.2 Doel van gemeentelijk geluidbeleid

Met deze nota geeft de gemeente aan hoe zij met geluid omgaat. De nota is vooral bedoeld om de gemeentelijke uitgangspunten binnen de gemeentelijke organisatie te verhelderen en om het geluidbeleid nog beter te laten aansluiten bij de ambities die de gemeente Leusden heeft om een voor de gemeente passende geluidskwaliteit te realiseren. De gemeente wil waarborgen dat de geluidbelasting aan de wettelijke randvoorwaarden voldoet en de door de haar gewenste geluidniveaus niet worden overschreden. De nota kan verder dienen om aan de inwoners te laten zien wat de gemeente doet om geluidhinder te beperken.

In het Milieubeleidsplan 2004–2007 heeft de gemeente Leusden de volgende doelen gesteld ten aanzien van het formuleren van beleid rond geluid en het in kaart brengen van de geluidskwaliteit:

  • Er worden geen hogere grenswaarden procedures gevoerd in nieuwe woonwijken. Bij uitzondering is dit ter plaatse van de ontsluitingswegen wel mogelijk, mits compensatie wordt toegepast.

  • In plannen van andere beleidsterreinen wordt expliciet aandacht besteed aan geluid in de milieuparagraaf.

  • Het resterende project gevelsanering wordt in regionaal verband opgepakt.

  • Opstellen van horeca- en evenementenbeleid.

Verder zijn er voor vier gebiedstypen milieuprofielen opgesteld, waarin ook geluid is opgenomen. In het kader van het gebiedsgerichte milieubeleid wil de gemeente verder uitzoeken hoe de goede geluidskwaliteiten kunnen worden behouden en wil ze kansen benutten om de geluidskwaliteit te verbeteren.

 

Rijksdoelstellingen

 

Het NMP4 geeft aan dat in 2010 een geluidbelasting van 70 dB op woningen niet meer mag worden overschreden en dat de situatie in 2010 ten opzichte van die van 2000 niet is verslechterd. Deze twee doelstellingen uit het NMP geven richting aan de inhoud en de uitvoering van het gemeentelijke geluidbeleid.

Daarnaast zegt het NMP dat de 'akoestische kwaliteit' in het stedelijke en landelijke gebied in 2030 gerealiseerd moet zijn, onder andere door de aanpak van de rijksinfrastructuur (lees: autowegen en spoorwegen) en dient de 'akoestische kwaliteit' in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2030 gerealiseerd te zijn. Deze twee doelstellingen uit het NMP hebben minder invloed op het gemeentelijke beleid omdat beide nagenoeg geheel buiten de invloedsfeer van de gemeente staan.

1.3 Betrokkenen binnen het beleidsveld

De gemeente Leusden bestaat uit 10 afdelingen, waarvan vooral de afdelingen Ruimtelijk Beheer en Ruimtelijke Ontwikkeling te maken hebben met geluidsaspecten. Bij de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling worden plannen en beleid voorbereid en (bouw)vergunningen verleend en gecontroleerd. De sectie milieu toetst de hierbij opgestelde akoestische onderzoeken en zorgt daarnaast voor de inbreng van eisen voor geluid in ruimtelijke plannen. De samenwerking tussen de disciplines milieu en ruimtelijke ordening is goed. Onder de afdeling Ruimtelijke Beheer valt de sectie verkeer en vervoer die verkeersmetingen uitvoert, prognoses maakt en geluidsintensiteit van verkeer bepaalt. Bij het team vergunningverlening en handhaving van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling is één Bijzondere opsporingsambtenaar (BOA) ondergebracht die ook controles uitvoert naar aanleiding van klachten over geluid.

 

Bij ieder grootschalig bouwproject wordt een milieumedewerker vanaf het begin betrokken. Op deze wijze is vanaf de start de inbreng van geluid en luchtkwaliteit gewaarborgd.

 

Het Servicedienst Midden-Nederland voert voor de Eemland-gemeenten de vergunningverlening en handhaving Wet milieubeheer uit. De Servicedienst Midden-Nederland heeft hiertoe een regionaal handhavingprogramma en een Regionale handhavingstrategie opgesteld. Verder voert de Servicedienst Midden-Nederland de saneringsoperatie voor de Eemland-gemeenten uit en houdt het overzicht van de A- en B-lijsten en de raillijst bij (Leusden kent geen raillijst). De provincie en gemeenten zijn gezamenlijk uitvoerder van het zonebeheer van gezoneerde bedrijventerreinen. De provincie beheert het zonemodel. Het gezoneerde bedrijventerrein het Instandhoudingsbedrijf Landsystemen (IBL, het voormalige MCW) aan de Kolonel van Royenstraat is een uitzondering en valt onder het ministerie van VROM.

1.4 Leeswijzer

Het geluid binnen de gemeente is afkomstig van verschillende bronnen. Hoofdstuk 2 geeft een korte beschrijving van de algemene karakteristieken, beleving en (gezondheids-) effecten van geluid. In de hoofdstukken 3 tot en met 5 wordt lawaai van industriële activiteiten, van verkeer en van horeca en evenementen en het gemeentelijk beleid beschreven. In Hoofdstuk 6 wordt nagegaan of verdergaand gebiedsgericht geluidbeleid een meerwaarde heeft voor de kwaliteit van woonwijken en van het buitengebied en hoe hier desgewenst invulling aan wordt geven. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op stiltegebieden.

Voor specifieke situaties heeft de Wet geluidhinder met de ‘Hogere grenswaarde procedure’ gemeenten een instrument in handen gegeven om te kunnen afwijken van de wettelijke norm (de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder). Beleid voor toepassing hiervan heeft het college vastgesteld op 18 december 2007 (document nr. 2007/13563). Volledigheidshalve is dit beleid in bijlage 2 opgenomen.

2 Effecten van geluid

Door wetenschappelijk onderzoek is de laatste jaren meer bekend geworden over de gevolgen van geluid voor de gezondheid. Geluidsoverlast kan slaapverstoring, stress en ergernis veroorzaken, kan het vegetatieve zenuwstelsel aantasten en het gehoororgaan beschadigen. De Gezondheidsraad heeft in 1994 vijf categorieën effecten onderscheiden waarbij de relatie tussen blootstelling aan geluid en nadelige gezondheidseffecten wetenschappelijk is aangetoond. De vijf categorieën zijn:

  • hinder (uitgewerkt in paragraaf 2.1);

  • slaapverstoring (uitgewerkt in paragraaf 2.2);

  • aan stress gerelateerde ziekten;

  • functionele effecten;

  • gehoorschade.

2.1 Geluidhinder

Wanneer geluid hinderlijk is, dan wordt dit meestal lawaai genoemd. Lawaai werkt verstorend, is ongewenst en is daarom een probleem. De belangrijkste factoren daarbij zijn:

  • *

    Geluidniveau: hoe hoger het geluidniveau hoe meer verstoring van onze gesprekken en hoe meer irritatie en stress. Het geluid eist te veel aandacht op en dat gaat ten koste van andere taken.

  • *

    Soort geluid: ruisende bomen of een bulderende branding zijn natuurlijk en niemand kan er iets aan veranderen. De acceptatie is daarom groot ondanks de hoge geluidniveaus. Een zeer laag geluidniveau housemuziek, afkomstig van walkman van een andere passagier in een rustige treincoupé, kan echter als zeer hinderlijk worden ervaren.

  • *

    Voorspelbaarheid: Onvoorspelbare en onregelmatige geluiden zijn vaak hinderlijker dan voorspelbare en constante geluiden. Hoe minder voorspelbaar een geluid is hoe meer irritatie en stress er kan ontstaan.

  • *

    Gevoel van beheersbaarheid: als er geen gevoel van beheersbaarheid is dan ontstaat er steeds meer prikkeling en stress.

 

Daarnaast neemt de geluidhinderbeleving toe als er sprake is van één of meer van de volgende meer subjectieve factoren:

  • het geluid wordt als onnodig en/ of niet nuttig ervaren;

  • de geluidsveroorzakers schijnen zich niets aantrekken van anderen;

  • de gedachte dat het geluid schadelijk is voor de gezondheid;

  • de associatie van het geluid met gevaar;

  • de ontevredenheid over andere aspecten uit de omgeving.

 

Strikt genomen heeft alleen het geluidniveau direct met het geluid zelf te maken, de andere zijn zogenaamde ‘niet akoestische’ factoren. Communicatie speelt een belangrijke rol bij de beheersing van het geluidsklimaat. Als geluidsveroorzakers aan hun omgeving duidelijk maken wat ze doen en waarom, dan draagt dit bij tot acceptatie en het kunnen verdragen van geluid.

2.2 Slaapverstoring

Mensen kunnen door geluid moeilijker in slaap vallen en ‘s nachts vaker wakker worden. De Gezondheidsraad heeft in 2004 onderzoek gedaan naar de effecten van geluid op slaap en gezondheid. Deze effecten zijn niet bij ieder mens gelijk en hangen af van persoonlijke en omgevingsfactoren. De belangrijke effecten van omgevingsgeluiden tijdens de slaap zijn:

  • verminderde slaapkwaliteit;

  • verminderd algemeen welbevinden;

  • hogere prikkelbaarheid;

  • verminderde concentratie en prestatie;

  • voortijdige sterfte door hartziekten en verhoogde bloeddruk.

3 Industrielawaai

3.1 Situatieschets

3.1.1 Bedrijven en industrieterreinen

Het beleid voor industrielawaai heeft betrekking op de in de gemeente Leusden aanwezige bedrijven. In de gemeente zijn circa 540 bedrijven aanwezig die onder de Wet milieu-beheer vallen. Ongeveer de helft hiervan is agrarisch, de rest grotendeels detailhandel, horeca, dienstverlening en kantoren. Er zijn circa 90 vergunningsplichtige bedrijven aanwezig. De meeste bedrijven liggen op de zes niet-geluidgezoneerde bedrijventerreinen in Leusden. Ook langs de Hamerveldseweg bevinden zich bedrijven. Verder bevinden zich voornamelijk detailhandel, horeca en voorzieningen in de woongebieden.

De gemeente Leusden heeft één geluidgezoneerd bedrijventerrein: het IBL. Het zonebeheer van dit terrein valt direct onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van VROM.

3.1.2 Wet- en regelgeving

 

Wet milieubeheer

De milieuvoorschriften voor bedrijven (ook wel ‘inrichtingen’ genoemd) worden opgelegd volgens twee regimes: door het uitgeven van Wm-vergunningen voor specifieke bedrijven óf door de directe werking van regels die zijn opgenomen in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, het zogenaamde activiteitenbesluit (Barim, januari 2008) of de AMvB Landbouw. In het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) is beschreven onder welk van deze regimes een bedrijf valt.

 

Bedrijven en Milieuzonering

De VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ (ook wel het ‘groene boekje’ genoemd) biedt gemeenten een hulpmiddel bij het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en van gevoelige functies nabij bedrijven. Het groene boekje geeft voor een bepaalde categorie bedrijven aan hoe groot deze zone is die tot gevoelige bestemmingen moet worden aangehouden. De onlangs uitgebrachte (16 april 2007) nieuwe versie van het groene boekje heeft als uitgangspunt dat de hierin opgenomen afstanden voor bedrijfscategorieën gemotiveerd dienen worden toegepast, in tegenstelling tot de werkwijze van gemotiveerd afwijken in de oude versie.

3.1.3 Huidige praktijk

 

Akoestisch onderzoek

Ter onderbouwing van een vergunningaanvraag dient een akoestisch onderzoek te worden aangeleverd als dit verplicht is of anderszins relevant. Wanneer bij een aanvraag of melding akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd, staat weergegeven in het Activiteitenbesluit en wordt daarnaast ontleend aan art 5.10 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb). Voor vragen hierover kan de Servicedienst Midden-Nederland worden benaderd.

Bedrijven op een geluidsgezoneerd industrieterrein moeten bij een vergunningaanvraag altijd een akoestisch onderzoek uitvoeren. Het IBL in Leusden is een geluidsgezoneerd industrieterrein. Het ministerie van VROM is het bevoegd gezag.

 

Handhaving

De handhaving van de voorschriften in de milieuvergunningen en het Activiteitenbesluit wordt door de Servicedienst Midden-Nederland uitgevoerd op basis van het regionale handhavingprotocol. Over het aantal en de aard van geluidcontroles worden jaarlijks met de gemeente afspraken gemaakt. Bij behandeling van klachten worden twee sporen gevolgd:

  • Na vaststellen gegrondheid klacht in overleg komen tot naleving van voorwaarden waaronder het opleggen van bijvoorbeeld maatwerkvoorschriften kan vallen;

  • Bestuurlijke en strafrechterlijke handhaving.

3.2 Beleidsuitgangspunten

De beleiduitgangspunten die de gemeente ten aanzien van vergunningverlening en handhaving in het kader van de Wet milieubeheer hanteert staan hieronder genoemd. Uitgangspunt vormen de afspraken die over vergunningverlening en handhaving zijn gemaakt binnen de Servicedienst Midden-Nederland.

3.2.1 Grenswaarden en voorschriften

 

Handreiking Industrielawaai

De Servicedienst Midden-Nederland neemt voor de bedrijven die vergunningplichtig zijn geluidsgrenswaarden en -voorschriften op in de Wm vergunning. Voor het bepalen van de grenswaarden past de Servicedienst Midden-Nederland de methodiek uit de Handreiking industrielawaai en vergunning-verlening (21 oktober 1998) toe. De handreiking heeft geen formele juridische status, maar is opgesteld als hulpmiddel voor overheden bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai in het kader van de vergunningverlening en het opstellen van maatwerkvoorschriften. De handreiking bevat richtwaarden voor geluid voor verschillende woonomgevingen: een landelijke omgeving, een rustige woonwijk met weinig verkeer en een woonwijk in de stad en biedt de mogelijkheid om de opgenomen richtwaarden gebiedsgericht verder toe te spitsen op de heersende referentieniveaus in meerdere typen gebieden.

 

De geluidsvoorschriften voor bedrijven die onder de werking van het Activiteitenbesluit vallen, zijn standaard. Ook hier is het echter mogelijk voor specifieke situaties maatwerkvoorschriften op te leggen.

 

Aan de tabel uit de Handreiking Industrielawaai, zijn vanwege een betere aansluiting op de situaties in de praktijk in de Eemland gemeenten , twee gebiedstypen toegevoegd:

  • eerstelijns bebouwing

  • woning op niet gezoneerde bedrijventerreinen

 

Het gebiedstype ‘woonwijk in de stad’ is komen te laten vervallen, omdat dit onvoldoende aansluit bij het karakter van de woonwijken in de Eemland gemeenten.

 

Tabel 1: Gebiedsgerichte richtwaarden voor woonomgevingen

Aard van de woonomgeving

 

Aanbevolen richtwaarden in de woonomgeving in dB(A)

dag

avond

nacht

Landelijke omgeving

40

35

30

Rustige woonwijk, weinig verkeer

45

40

35

Eerstelijns bebouwing

50

45

40

Woning op bedrijventerrein (niet gezoneerd)*

50

45

40

* Voor (voormalige) bedrijfswoningen is een maximale ontheffing van 5 dB mogelijk.

 

Vanuit het oogpunt van bescherming van de gebiedskwaliteit, neemt de Servicedienst Midden-Nederland als grenswaarde in de vergunning de geluidsruimte op die het bedrijf nodig heeft, indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat dit lager ligt dan de richtwaarde.

 

Bij vergunningverlening wordt uitgegaan van het gebruik van de Best Beschikbare Technieken (BBT). De grenswaarde kan hierdoor dus lager liggen dan de richtwaarden in bovenstaande tabel.

 

Indien geen woningen (of andere geluidsgevoelige objecten) binnen 50 m van het bedrijf afliggen, wordt standaard een referentiepunt op 50 m opgenomen. Op basis van dit referentiepunt wordt het toegestane geluidniveau (grenswaarde) bepaald.

 

Pieklawaai

Voor pieklawaai zoals laden en lossen sluit de gemeente bij het vaststellen van te vergunnen grenswaarden (LAmax) aan op het landelijk beleid. Daarbij wordt aangesloten bij de richtwaarden (LAmax) in de Handreiking Industrielawaai. Het maximum niveau voor piek-lawaai bedraagt 70/65/60 dB (LAmax) voor de dag/avond/nacht. Het maximum wordt alleen verleend mits met onderzoek is aangetoond dat deze ruimte nodig is. Indien minder geluidsruimte nodig is, wordt minder vergund.

 

Met name supermarkten geven overlast vanwege het laden en lossen. In de praktijk blijkt dat vanwege de geluidsnormen vóór 7:00 uur ’s ochtends en woonbebouwing in de omgeving laden en lossen voor dit tijdstip nagenoeg niet mogelijk is. Als laden en lossen voor dit tijdstip gebeurt, wordt hierop door de Servicedienst Midden-Nederland gehandhaafd. Aansluitend op het landelijke programma PIEK is het mogelijk dat de gemeente in specifieke gevallen stille vervoerders belonen door laden en lossen vóór 7.00 toe te staan. Hier kunnen in overleg met de Servicedienst Midden-Nederland afspraken over worden gemaakt.

 

Om overlast bij laden en lossen te beperken stelt de gemeente dat bij nieuwe supermarkten laden en lossen inpandig plaats moet vinden. De mogelijkheid om inpandig te lossen moet bij de bouw van het pand worden gerealiseerd. Dit om overlast in de toekomst te voorkomen.

3.2.2 Ruimtelijk beleid

Uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid van de gemeente is dat woningen en andere gevoelige bestemmingen zo veel mogelijk worden beschermd tegen geluid. Het bestemmingsplan is het belangrijkste instrument om dit te regelen. De volgende uitgangspunten ten aanzien van geluidhinder worden betrokken bij het opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen:

  • Kleinschalige bedrijvigheid die genoemd is in het Ivb van de Wet Milieubeheer is niet toegestaan in woonwijken. Dit wordt als zodanig in de bestemmingsplannen verankerd;

  • Er wordt ruimtelijk een duidelijke functiescheiding aangebracht tussen bedrijfs-activiteiten en gevoelige functies (zoals wonen). Uitzondering hierop zijn bestaande bedrijfswoningen op onder andere bedrijventerreinen Ambachtsweg en De Fliert.

    Nieuwe woningen zijn hier echter niet toegestaan. Op ’t Spiegel is niet geluid-belastende bedrijvigheid (kantoren) gecombineerd met wonen. Deze functies staan elkaar niet in de weg;

  • Bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerrein wordt gestreefd naar het aanbrengen van een inwaartse (milieu)zonering.

  • Bij de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein, maar ook bij nieuwe vestiging van bedrijven op bestaande bedrijventerreinen, is er naast de geluidsproductie van het bedrijf zelf ook nadrukkelijk aandacht voor de verkeersaantrekkende werking van bedrijven en de hinder van transport op de gevels van woningen langs de ontsluitingsroutes.

3.2.3 Klachten

Als er desondanks geluidsklachten zijn over bedrijven dan worden deze door de sectie milieu van afdeling Ruimtelijke Ordening behandeld en wordt nagegaan of het bedrijf voldoet aan de milieuvergunning of eisen uit het Activiteitenbesluit. Zo nodig worden er in overleg met de Servicedienst Midden-Nederland afspraken gemaakt met het bedrijf. Klachten betreffende bedrijven worden geregistreerd bij de gemeentelijke meldlijn.

3.2.4 Beleid voor specifieke locaties

De geluidcontour rond motorcrossterrein SALZ biedt geen mogelijkheden om de huidige activiteiten verder uit te breiden. Op basis van het huidige bestemmingsplan kan het terrein niet uitgebreid worden vanwege omliggende natuur.

4 Verkeerslawaai

4.1 Situatieschets

 

Lokale infrastructuur

De gemeente Leusden ligt in de nabijheid van twee snelwegen, de A28 (ten westen van Leusden) en de A1 (ten noorden). Binnen de gemeente liggen verder twee provinciale wegen, de Arnhemseweg (N226) en de Doornseweg (N227). De gemeente wordt vooral ontsloten via de Randweg, de Groene Zoom, de Noorderinslag en de Zuiderinslag (allen 50 km wegen). Deze ontsluitingswegen hebben een breed profiel. De afstand tussen het verkeer en de naastgelegen woningen is relatief groot en veelal gescheiden door een groenstrook.

 

Voor de kern Achterveld geldt dat voor alle wegen een 30 km/uur-zone is ingesteld. Binnen de gemeente Leusden ligt tevens een spoorlijn die uitsluitend dient voor de aan- en afvoer van goederen per spoor voor PON.

 

Akoestische kwaliteit

Aangezien de gemeentewegen aan hun maximale capaciteit zitten, is het voorkomen en beperken van overlast door verkeerslawaai een belangrijk aandachtspunt. Het feit dat er regelmatig klachten zijn over verkeerslawaai bij doorgaande wegen bevestigt dit zorgpunt.

 

De gemeente heeft geen structureel inzicht in de geluidsbelasting langs wegen. Uit het rapport ‘Milieuaspecten Verkeer en Infrastructuur, MAVI 3’ van de provincie Utrecht d.d. juni 2005 blijkt dat de geluidscontouren van de A28 en de A1 gedeeltelijk op het gemeentelijk grondgebied liggen. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de akoestische onderzoeken en de daarin bepaalde geluidskwaliteit.

 

Voor 1 januari 2009 moet de gemeente de eindmelding voor de saneringsoperatie wegverkeerslawaai bij het ministerie van VROM doen. Hierbij gaat het om woningen en andere geluidsgevoelige objecten (onderwijs en gezondheidszorg) die op 1 maart 1986 een zodanige geluidsbelasting1 vanwege wegverkeerslawaai ondervonden dat die voor maatregelen (dakisolatie, dubbelglas) op kosten van het Rijk in aanmerking komen. Het jaar 1986 is het referentiepunt omdat de geluidsnormen daarna zijn verbeterd. De saneringsoperatie is er op gericht om een erfenis uit het verleden weg te werken. Voordat vaststelling plaatsvindt zal een lijst van woningen en andere geluidsgevoelige objecten een openbare procedure doorlopen waarbinnen betrokkenen kunnen inspreken. Over het moment waarop saneringsmaatregelen worden getroffen, worden binnen de Servicedienst Midden-Nederland prioriteiten gesteld.

4.2 Beleidsuitgangspunten

Er is een aantal mogelijkheden om via het beleid van de gemeente invloed uit te oefenen om de geluidhinder vanwege verkeer te beperken. Deze paragraaf legt de beleidsuitgangspunten van de gemeente Leusden vast.

4.2.1 Verkeersbeleid

In het verkeersbeleid worden uitgangspunten vastgelegd die invloed hebben op de verkeerscirculatie, verkeersafwikkeling, verkeerssamenstelling, de inrichting van nieuwe wegen en het onderhoud van bestaande wegen. Dit zijn allemaal aspecten die een belangrijke invloed kunnen hebben op de lokale geluidskwaliteit. In de toekomst wordt bovendien een verdergaande groei van het verkeer verwacht, zowel door autonome groei als door toename van het sluipverkeer. Ook dit kan leiden tot een toename van de geluidsbelasting.

De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten voor geluid bij het opstellen of uitvoeren van verkeersbeleid:

  • Bij het opstellen van een verkeersbeleidsplan, circulatieplan en/of uitvoeringsprogramma wordt ook het aspect geluid betrokken en waar mogelijk wordt rekening gehouden met de invloeden van buiten gemeentelijke verkeers- en infrastructurele ontwikkelingen en de invloed daarvan op de gemeentelijke geluidskwaliteit.

  • Bij wijzigingen in de verkeerscirculatie wordt nagegaan of de wijzigingen zodanig kunnen worden uitgevoerd dat deze een positieve invloed op de geluidbelasting hebben. Daarom zal de sectie milieu bij het opstellen van een beleidsplan of programma op het gebied van verkeer actief worden betrokken bij het in beeld brengen van de gevolgen voor het aspect geluid.

4.2.2 Onderhoud en reconstructie

Bij onderhoud en reconstructie van ontsluitingswegen wordt een afweging gemaakt of stiller asfalt toegepast kan worden. Factoren die hierbij een rol spelen zijn de hoogte van de geluidsbelasting, de verwachte groei van het verkeer, de mogelijkheden om een relevante geluidsreductie te halen met deze bronmaatregel en de constructieve en financiële mogelijkheden.

 

Bij de afweging om stiller asfalt toe te passen worden de volgende beleidsuitgangspunten gevolgd:

  • Bij onderhoud en aanpassingen aan een ontsluitingsweg wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd2.

  • Bij onderhoud van een ontsluitingsweg is het toepassen van steenmastiekasfalt (SMA)3 en het voldoen aan de voorkeursgrenswaarde uitgangspunt. Wanneer niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde wordt bekeken op welke wijze de voorkeursgrenswaarde wel behaald kan worden en wordt op basis van kosten en milieurendement een integrale afweging gemaakt. De richtlijn hiervoor is maximaal € 1.000 per woning per gereduceerde dB voor geluidsreducerende maatregelen.

  • Wanneer in een verdere uitwerking van het geluidbeleid gebiedskwaliteiten worden bepaald (zie stappenplan in 6.3), gelden deze tevens als leidraad voor de toepassing voor stiller asfalt.

Om tot een goede afweging te komen in individuele gevallen zal er structureel overleg plaatsvinden tussen de afdeling milieu, verkeer en ruimtelijke ontwikkeling over de geplande onderhouds- en reconstructiewerkzaamheden.

4.2.3 Geluid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Juist bij nieuwbouwplannen (zowel groot als kleinschalig) kan verkeersgeluid één van de belangrijkste factoren zijn die een belemmering vormen voor de ontwikkeling. Het vooraf betrekken van de geluiddeskundigen en het hanteren van ‘geluid’ als toetsingskader bij de planontwikkeling in plaats van een toetsing ‘achteraf’, wordt uitgangspunt voor het geluidbeleid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De mogelijkheden om in het ontwerp en bij de bouw rekening te houden met geluid zijn in het figuur weergegeven.

 

De gemeente hanteert het beleid dat voorafgaand aan alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd (ook bij 30 km wegen4) zodat de gevolgen van het verkeer voor de geluidskwaliteit in een vroeg stadium in beeld worden gebracht. De resultaten van het onderzoek worden betrokken bij het opstellen van het stedenbouwkundig ontwerp zodat het realiseren van voldoende akoestische kwaliteit wordt gewaarborgd. Bij afwijkingen5 van het stedebouwkundige ontwerp moeten de gevolgen voor de akoestische kwaliteit opnieuw worden onderzocht. De geluiddeskundigen denken bij de start van iedere ruimtelijke ontwikkeling/ruimtelijk besluitvormingsproces mee over kansen en bedreigingen en blijven voor zover mogelijk vanuit hun deskundigheid bij het proces betrokken.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden kan worden voldaan is het beleid voor het vaststellen van hogere grenswaarden van toepassing. Dit beleid is door het college vastgesteld en opgenomen in bijlage 2 (document nr 2007/13563, d.d. 18-12-07).

4.2.4 Geluidsoverlast van provinciale wegen

De provinciale wegen (N226 en N227) lopen plaatselijk vlak langs woningen en vormen hiermee een belangrijk aandachtspunt. De provincie voert het beleid dat bij onderhoud van provinciale wegen het gebruik van stil asfalt nadrukkelijk wordt overwogen. Inzet is een reductie van gemiddeld 5 dB. Andere bronmaatregelen, die ingrijpen in de verkeersstructuur, zijn over het algemeen niet mogelijk.

Bij de provinciale wegen liggen de woningen verspreid en veelal dicht tegen de weg aan (bijvoorbeeld Leusden-zuid). Afschermende maatregelen (het plaatsen van schermen) is een oplossing die vaak niet haalbaar is vanwege de hoge kosten en de vele aansluitingen van woningen. Bovendien zijn de provinciale wegen die door de bebouwde kom van de gemeente lopen juist vaak weer dicht bebouwd zodat het plaatsen van schermen zicht ontneemt en bezwaren vanuit de bevolking zal oproepen.

 

De gemeente Leusden houdt bij het ontwerp van ruimtelijke plannen rekening met de geluidsbelasting afkomstig van provinciale wegen.

 

In 2007 heeft de provincie Utrecht en de gemeenten6 Houten, IJsselstein, Maarssen, Nieuwegein en Utrecht geluidbelastingkaarten vastgesteld. Dit volgt uit de Europese Richtlijn Omgevingslawaai. In 2012 zijn kleinere agglomeraties (kleiner dan 250.000 inwoners maar groter dan 100.000 inwoners) ook verplicht om een geluidbelastingkaart op te stellen. Deze agglomeraties zijn nog niet aangewezen. De verwachting is dat gemeente Amersfoort en omliggende gemeenten één agglomeratie zullen gaan vormen. Bij het opstellen van het nieuwe milieubeleidsplan voor de periode 2009-2013 wordt rekening gehouden met deze mogelijke ontwikkeling.

4.2.5 Sluipverkeer

Bijna alle Eemland-gemeenten hebben last van sluipverkeer: doordat de rijkswegen (A1, A27 en A28) vollopen, wijkt verkeer uit naar provinciale wegen en gemeentelijke doorgaande wegen. Dit probleem is bij de afdelingen verkeer gesignaleerd. Er wordt in regionaal verband naar oplossingen gezocht. In samenwerking met andere partijen is een aantal maatregelen genomen (quick-win maatregelen) en worden pakketstudies uitgevoerd (bijvoorbeeld knooppunt Hoevelaken). De verwachting is dat een voldoende doorstroming op de rijkswegen leidt tot een afname van het sluipverkeer op het onderliggende wegennet. Het sluipverkeer heeft lokaal invloed op de geluidsbelasting langs wegen. De oplossing van dit probleem ligt echter bij andere beleidsvelden. Vanuit het geluidbeleid worden de ontwikkelingen gevolgd.

5 Horeca en evenementen

Naast industrie en verkeer, kunnen horecabedrijven en buitenevenementen binnen de

gemeente ook een bron van geluidsoverlast zijn. In deze geluidsnota worden de gemeentelijke uitgangspunten beschreven om de overlast hiervan tegen te gaan. Er wordt ingegaan op de huidige situatie en het vast te leggen beleid.

5.1 Situatieschets

Jaarlijks worden in de gemeente Leusden verschillende evenementen georganiseerd waarbij geluid een rol speelt, zoals bijvoorbeeld carnaval in Achterveld, Trekkertrek, Puddingpop en jaarmarkt. Ook worden zo nu en dan een circus of kermis georganiseerd. Daarnaast is er een aantal horecabedrijven in Leusden en in Achterveld, die regelmatig een festiviteit organiseren

 

Op basis van het Activiteitenbesluit gelden standaard geluidsnormen voor de normale bedrijfsvoering van bedrijven, waaronder horecabedrijven. In het Activiteitenbesluit zijn het stemgeluid afkomstig van (onverwarmde) terrassen en onversterkte muziek uitgezonderd van deze geluidsnormen.

In een beschikking kunnen ‘maatwerkbepalingen’ ter beperking van geluidsoverlast worden opgenomen. Maatwerkbepalingen zijn voorschriften zoals het laten plaatsen van een volumebegrenzer op de muziekinstallatie, het gesloten houden van ramen en deuren (behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen), voorschriften over terrassen en gedragsregels. Het opleggen van maatwerkvoorschriften gebeurt meestal nadat er klachten over geluidsoverlast zijn binnengekomen of geconstateerd is dat sprake is van overschrijding van de geluidsnorm. De Servicedienst Midden-Nederland stelt na klachten een onderzoek in en adviseert het college over de te nemen handhavingactie.

Verder houdt de gemeente in het vestigingsbeleid voor horecaondernemingen rekening met de eventuele overlast op omwonenden. Dit wordt in de bestemmingsplannen vastgelegd.

5.2 Beleiduitgangspunten

Binnen de gemeente vinden jaarlijks een aantal evenementen in de open lucht plaats. Ook de horecabedrijven organiseren met enige regelmaat festiviteiten. In deze paragraaf wordt het beleid beschreven dat de gemeente hanteert om de geluidoverlast van (buiten) evenementen en festiviteiten van inrichtingen te reguleren.

 

Op basis van het Activiteitenbesluit kan de vrijstellingsmogelijkheid van de geldende geluidsnormen voor festiviteiten door (horeca)inrichtingen worden vastgelegd in een verordening. De gemeente heeft de vrijstellingsmogelijkheden vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • Incidentele festiviteiten behorend tot de inrichting. (art. 4.1.3. APV)

  • collectieve festiviteiten (incidentele festiviteiten en activiteiten van maatschappelijk belang); (art. 4.1.2. APV)

5.2.1 Evenementen

Voor het houden van evenementen en feesten dient een evenementenvergunning te worden aangevraagd. Er geldt een maximale equivalent geluidniveau van 80 dB (A) op de gevel van woningen voor buitenevenementen.

 

Voor de vergunning van evenementen met muziek en versterkt stemgeluid gelden de volgende beleidsuitgangspunten:

  • Bij evenementen en (buurt- en tuin)feesten is muziek en versterkt stemgeluid toegestaan tot maximaal 24.00 uur.

  • In bijzondere gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken.

  • Organisatoren dienen omwonenden te informeren over het evenement.

  • Naast algemene regels wordt per evenement geluidvoorschriften opgenomen in de evenementen vergunning om geluid voor de omgeving te beperken.

  • Bij grotere evenementen (bijv. jaarmarkt) meet de organisator in een try-out het geluidniveau van te voren. Tijdens dergelijke evenementen is één verantwoordelijke voor het geluid telefonisch mobiel bereikbaar. Overschrijdingen van de geluidsnorm worden besproken in de evaluatie en meegenomen in de afweging bij een volgende vergunningaanvraag.

 

De gemeente wil slechts beperkt nieuwe evenementen toestaan. Met name in het buitengebied hanteert de gemeente het beleid dat evenementen vooral dienen te zijn bedoeld voor de inwoners van de gemeente Leusden. Indien het publiek van een evenement voor het grootste deel van buiten de gemeente afkomstig is, staat de gemeente deze in het buitengebied niet toe.

5.2.2 Individuele festiviteiten behorend tot een inrichting

De geluidsnormen voor horeca-, recreatie- en sportinrichtingen zijn vastgelegd in het Activiteitenbesluit. Het activiteitenbesluit biedt het college de mogelijkheid om in een verordening de vrijstelling van geluidsnormen tijdens festiviteiten die behoren tot een inrichting te regelen.

 

Deze vrijstellingsmogelijkheid is vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) waarin is bepaald dat per horeca-, recreatie- en sportinrichting maximaal 6 incidentele festiviteiten per jaar toe. Voor de vrijstellingsmogelijkheid gelden de volgende uitgangspunten:

  • de vrijstelling van de geluidsnormen voor incidentele festiviteiten geldt tot 24.00 uur. Dit tijdstip kan voor uitzonderlijke festiviteiten op aanvraag met maximaal 1 uur worden verlengd.

  • van de festiviteiten moet minimaal 3 weken van te voren melding worden gedaan

  • een goede communicatie richting burgers over festiviteiten, bespaart veel ergernis en hinder. Hiervoor publiceert de gemeente tijdstip, locatie en aard van incidentele festiviteiten van horeca-inrichtingen in de krant.

  • tevens wordt de aanvrager van de vrijstelling verplicht om de omwonenden van de festiviteit op de hoogte te brengen middels bijv. een brief.

Tegen het houden van incidentele festiviteiten in de inrichtingen is geen bezwaar mogelijk.

Bij andere inrichtingen dan horeca, sport en recreatie, kan het college per kalenderjaar toestemming geven voor één incidentele festiviteit. Het college kan hier in bijzondere gevallen gemotiveerd van afwijken. Dit wordt vastgelegd in de APV. Voor de festiviteiten gelden de hierboven genoemde uitgangspunten.

5.2.3 Collectieve festiviteiten

De geluidsnormen voor horeca-, recreatie- en sportinrichtingen zijn vastgelegd in het Activiteitenbesluit. Het activiteitenbesluit biedt het college de mogelijkheid om dagen voor collectieve festiviteiten aan te wijzen waar horeca-, recreatie- en sportinrichtingen zijn vrijgesteld van de geluidsnormen. Inrichtinghouders hoeven geen melding te doen van te houden festiviteiten. In de gemeente Leusden komen daarvoor de jaarwisseling, Koninginnedag en carnaval in Achterveld in aanmerking.

 

Vrijstelling van de geluidsnormen op deze dagen heeft betrekking op geluid van festiviteiten van de inrichting. Hiervoor geldt het volgende uitgangspunt:

  • vrijstellingsmogelijkheid van de geluidsnormen voor collectieve festiviteiten wordt verleend tot maximaal 01.00 uur.

De vrijstelling geldt niet voor festiviteiten op gemeenschappelijke podia. Voor deze podia dient een aparte evenementenvergunning te worden aangevraagd. De dagen waarop collectieve festiviteiten plaatsvinden worden door de gemeente Leusden vastgelegd. Het besluit wordt gepubliceerd.

6 Gebiedsgericht geluidbeleid

6.1 Situatieschets

In het Milieubeleidsplan 2004–2007 zijn de volgende gebiedstypen met bijbehorende ambities voor geluid benoemd:

  • Centrum: maximaal 55 dB(A) nabij horeca, binnenniveau woningen maximaal 35 dB(A)7, tijdelijke overschrijdingen bij evenementen mogelijk.

  • Woonwijken: streefwaarde < 50 dB(A), binnenniveau woningen maximaal 35 dB(A), in beginsel geen hogere grenswaarden.

  • Bedrijventerreinen: richtwaarde 50 dB(A), met argumentatie hoger tot maximaal 65 dB(A).

  • Buitengebied: bewaken van rust en stilte.

Deze geluidsambities worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen in deze gebiedstypen.

 

Het hanteren van gebiedsgerichte geluidsambities heeft als doel dat de focus meer is gericht op de akoestische kwaliteit van soorten gebieden en de mogelijkheden om de gewenste geluids- en leefomgevingskwaliteit te realiseren. Hierbij geldt als uitgangspunt dat gestreefd wordt naar een bij de functies passend geluidniveau per gebied. In een druk en levendig (winkel en uitgaan) centrum is het karakter immers heel anders dan in een rustige woonwijk.

6.2 Beleidsuitgangspunten

De gemeente Leusden kiest ervoor om de mogelijkheid om de gebiedsgerichte ambities voor geluid bij te stellen en in de praktijk te realiseren verder te onderzoeken. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Voor het bijstellen van de gebiedsgerichte ambities wordt het stappenplan gevolgd zoals dat beschreven is in bijlage 4.

  • Er wordt aansluiting gezocht bij de provinciale methodiek van gebiedsgerichte kwaliteitsprofielen uit het Provinciale Milieubeleidsplan 2004–2008.

 

Wanneer de gemeente een ambitiekwaliteit heeft vastgesteld, wordt deze vervolgens van toepassing verklaard bij de volgende procedures:

  • de toetsing van grootschalige bouwplannen en aanvragen van ontheffing (art 19) op bestemmingsplannen;

  • advies tijdens de fase van stedenbouwkundige planvorming;

  • vergunningverlening of melding8 in het kader van de Wet Milieubeheer;

  • de procedure voor het verlenen van hogere grenswaarden. In het milieubeleidsplan kan bepaald worden dat de hogere grenswaarde bv maximaal 5 dB hoger mag zijn dan de voor het gebied vastgestelde ambitiewaarde. Daarmee kan de gemeente ook in hogere grenswaarde procedures recht doen aan het karakter van een gebied.

7 Stiltegebieden

Het provinciale beleid voor de stiltegebieden is er op gericht een aantal stille gebieden te creëren voor de ‘rustzoekende’ mens. In de regio is inmiddels één stiltegebied (Eemland) begrensd in de gemeenten Bunschoten en Eemnes.

Het natuurgebied Den Treek, gelegen in de gemeenten Leusden en Woudenberg, is in het Streekplan (13 december 2004)aangewezen als zoekgebied om daar indien mogelijk een stiltegebied te realiseren.

Er heeft langdurig overleg plaatsgevonden met de betrokken gemeenten en organisaties over de nut en noodzaak van het instrument stiltegebied. De conclusie was dat gemeente Leusden en landgoedeigenaar Den Treek-Henschoten de kwaliteit stilte in het gebied onderschrijven en dat de meerwaarde van het instrument stiltegebied niet is aangetoond. Het beleid van beide partijen respecteert de kwaliteit stilte. Dit komt onder meer tot uiting in het nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied en de in het verleden aangebrachte ‘knip’ in de Treekerweg.

Bijlage 1: Akoestische kwaliteit

Binnen de gemeente zijn de volgende akoestische onderzoeken aanwezig:

  • T.b.v. bestemmingsplan ’t Vliet (1996): hogere grenswaarden 51 tot 55 dB(A) langs de Randweg en 51 dB(A) langs de ontsluitingsweg en de Horsterweg.

  • T.b.v. bestemmingsplan Tabaksteeg (VL:2003 t/m 2004, IL: 2002 t/m 2006):

    • o

      aanbrengen van een geluidsscherm langs het spoor bij PON (o.a. ten behoeve van industrielawaai 45 dB(A) etmaalwaarde).

    • o

      wellicht gedeeltelijke uitvoering ‘dove gevel’ nodig.

    • o

      Hgw: 52 en 55 dB(A) vanwege Dorpsstraat.

    • o

      45 dB(A) etmaalwaarde vanwege PON na maatregelen.

  • T.b.v. motorcrossterrein nabij de Leusderhei:

    • o

      (1983) waarbij een 50 dB(A)-contour is vastgesteld;

    • o

      (2006): L95 niveau is ter plaatse van de zorginstelling Symforagroep bepaald en varieert in de dag van 45 tot 49 dB(A) vanwege de A28.

  • T.b.v. partycentrum De Klaveet te achterveld (1999): nadere geluidsisolerende voorzieningen zij nodig om aan de grenswaarden van 45 dB(A) etmaalwaarde te voldoen.

  • T.b.v. reconstructie Arnhemseweg t.p.v. de Maanweg (1990):hogere waarden variërend van 53 tot 67 dB(A).

  • T.b.v. bijplaatsen van een zoutloods bij de gemeentewerf aan de Hamersveldseweg (2000): grenswaarde 45 dB(A) etmaalwaarde, normoverschrijding alleen in avond en nacht bij gladheidbestrijding: dit is toelaatbaar.

  • T.b.v. bestemmingsplan Westflank (2006): woonwerkeenheden binnen invloed van Randweg en A28: 52 dB(A) vanwege de A28 en 58 dB(A) vanwege de Randweg.

  • T.b.v. woonhuis Dodeweg 19 (2003): geluidsbelasting 62 dB(A) excl. aftrek vanwege A28.

  • T.b.v. project ‘t Zicht (2005): hogere grenswaarde 52 dB(A) voor 25 woningen vanwege de Randweg.

  • T.b.v. reconstructie kruising Groene Zoom/Burg. Postlaan: maximaal 62 dB(A) excl. aftrek vanwege de Groene Zoom.

Op basis van deze onderzoeken is de huidige geluidskwaliteit binnen de gemeente op enkele locaties inzichtelijk gemaakt.

 

Er zijn in de periode 2002 tot en met 2006 19 (indicatieve) referentieniveaumetingen uitgevoerd door de Servicedienst Midden-Nederland. Tot 1 januari 2007 zijn door de provincie Utrecht de hogere grenswaarden vastgesteld (zie tabel op de volgende bladzijde voor een overzicht van vastgestelde hogere grenswaarden voor Leusden).

 

 

In de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 januari 2009 heeft het college de onderstaande hogere grenswaarden vastgesteld:

Adres

Hogere waarden

Doc. Nr.

Besluit datum

Arnhemseweg 23, Leusden

49, 50, 50, 53

2007/3592

10-04-2007

Jan van Arkelweg 55,

Achterveld

49, 50, 50

2008/1812

18-03-2008

Hamersveldseweg 136

58,56

2008/5686

20-05-2008

Op basis van het onderzoek naar mogelijkheden voor stiltegebied Den Treek is gebleken dat de geluidniveau van het buitengebied relatief laag is.

Bijlage 2: Beleid voor het verlenen van hogere grenswaarden

 

Conform collegebesluit 2007/13563, d.d. 18 december 2007

 

Dit beleidskader omschrijft de situaties waarin door het college hogere grenswaarden kunnen worden toegestaan in het geval van het wegverkeerslawaai, het raillawaai en het industrielawaai. Het beleid voor hogere grenswaarden voor wegverkeerslawaai is van toepassing op alle wegen, en de directe omgeving daaromheen, uitgezonderd wegen die binnen een woonerf liggen of waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De directe omgeving is in de Wgh en BGH omschreven in de vorm van zones.

 

Het beleid voor hogere grenswaarden voor raillawaai is van toepassing op de (zone van de) spoorlijn naar Pon. Het beleid voor hogere grenswaarde voor industrielawaai is van toepassing op (de zone van) één gezoneerd industrieterrein: het Instandhoudingsbedrijf Landsystemen (IBL, het voormalige MCW) aan de Kolonel van Royenstraat. Overige bedrijfsmatige en industriële activiteiten in Leusden vallen onder de Wet milieubeheer.

1. Geluidgevoelige bestemmingen

De voorkeursgrenswaarden voor geluid en de mogelijkheid voor het vaststellen van hogere grenswaarden voor geluid zijn conform de Wgh en het BGH van toepassing op geluidgevoelige bestemmingen. Daarbij gaat het om het geluidniveau op de gevel9 van de geluidsgevoelige bestemming. Onder geluidgevoelige bestemmingen wordt verstaan:

  • woningen (art. 1 Wgh);

  • onderwijsgebouwen exclusief de gymzaal (art. 1 Wgh);

  • ziekenhuizen en verpleeghuizen (art. 1 Wgh);

  • verzorgingstehuizen (art. 1.2 BGH);

  • psychiatrische inrichtingen (art 1.2 BGH);

  • medisch centra (art 1.2 BGH);

  • poliklinieken (art 1.2 BGH);

  • medische kleuterdagverblijven (art 1.2 BGH).

Hierna spreken we over woningen. In de meeste gevallen zal een aanvraag voor een hogere grenswaarde een woning betreffen. Wanneer er geen woningen worden bedoeld, wordt er gesproken over andere geluidgevoelige bestemmingen.

2. 30-kilometer wegen

De 30 kilometer wegen vormen een afwijkende categorie binnen de Wgh. Formeel kan voor deze wegen geen hogere grenswaarde aangevraagd of verleend worden, omdat ze geen zone hebben. Vanuit de ruimtelijke ordening moet echter wel beoordeeld worden of de geluidbelasting op woningen nabij een 30 kilometer weg voldoet aan de voorkeursgrenswaarde.

Bij nieuwbouw van woningen en reconstructie van wegen zal altijd getoetst moeten worden aan de wettelijke eisen voor het binnenniveau, te weten 33 dB (in een enkel geval geldt een eis van 43 dB voor het binnenniveau, zie artikel 3.1 Bouwbesluit).

Dit betekent dat ook voor 30 kilometer wegen een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd, indien de geluidbelasting op de gevel mogelijk meer dan 53 dB zal bedragen10.

3. Beleidskader hogere grenswaarden

De Wgh biedt de mogelijkheid om voor woningen hogere grenswaarden voor geluid vast te stellen wanneer het niet mogelijk is om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. De Wgh geeft globaal aan wanneer een uitzondering gemaakt kan worden. Aan het vaststellen van hogere grenswaarden verbindt het college ontheffingscriteria, maximale grenswaarden en voorwaarden. Ook worden eisen gesteld aan de aanvraag. Hiermee geeft het college duidelijk aan in welke gevallen er afgeweken kan worden van de voorkeursgrenswaarden. In de volgende paragrafen wordt hier op nader ingegaan.

Als basis is het beleid genomen dat de provincie Utrecht tot 1 januari 2007 heeft gehanteerd.

A. Beleidsregels voor de toetsing van hogere grenswaarde voor woningen

In de hierna volgende gevallen wordt omschreven wanneer een hogere grenswaarde kan worden vastgesteld:

  • 1.

    de woningen vullen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op, het gaat hierbij vooral om woningen die worden gebouwd in een planmatige verdichting van de woonbebouwing; of

  • 2.

    de woningen vervullen door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige, akoestisch afschermende functie voor andere woningen waar de voorkeursgrenswaarde reeds wordt overschreden. Onder een doelmatige afscherming verstaan we ten minste 2 dB afscherming voor bestaande woningen, welke in aantal ten minste de helft van het aantal nieuwe woningen bedraagt (verhouding ‘nieuwe woningen : bestaande woningen met een reductie van ten minste 2 dB’ = 2:1); of

  • 3.

    de woningen bestaan uit vervangende nieuwbouw:

    • a.

      woningen voor woningen: gelijk blijvend aantal woningen of geluid-gehinderden en een gevelbelasting die gelijk blijft of afneemt11; of

    • b.

      woningen in plaats van niet-geluidsgevoelige functies: indien dit niet leidt tot ingrijpende wijzigingen van de stedenbouwkundige structuur; of

  • 4.

    de woningen liggen verspreid in het gebied buiten de bebouwde kom; of

  • 5.

    de woningen zijn grond- of bedrijfsgebondenheid, dit zijn bijvoorbeeld (agrarische) bedrijfswoningen of aanleunwoningen bij een zorginstelling; of

  • 6.

    een nieuw aan te leggen weg vervult een zodanige verkeersverzamelfunctie, dat binnen de zone van een andere weg of meerdere andere wegen een lagere geluidsbelastingen van woningen wordt bereikt. Netto moet er moet sprake zijn van een verbetering. Dit betekent dat de totale afname (aantal woningen x afname per woning) groter moet zijn dan de totale toename (aantal woningen x toename per woning); of

  • 7.

    bij een gezoneerd industrieterrein wanneer:

    • c.

      het geluidniveau aan de gevel van de woning(en) waarvoor de hogere waarde nodig is, is hoger dan of gelijk aan het equivalente geluidniveau vanwege het betrokken industrieterrein, én;

    • d.

      de aanwezige geluidsruimte op het industrieterrein niet wordt beperkt door het verlenen van de hogere grenswaarde.

B. Beleidsregels verbonden aan het verkrijgen van een hogere grenswaarde

Aan een beschikking waarin een hogere grenswaarde wordt vastgesteld, worden voorwaarden verbonden:

  • 1.

    Een hogere grenswaarde wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de mogelijkheden om binnen de voorkeursgrenswaarde te blijven, door het treffen van bron- en overdrachtmaatregelen, zijn uitgeput.

  • 2.

    Bij een uitbreidingslocaties moet ten minste 90% van de woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde(n). Voor maximaal 10% van de nieuwe woningen kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld.

  • 3.

    Iedere woning moet een geluidsluwe gevel hebben. Geluidsluw betekent een geluidsbelasting die kleiner of gelijk aan de voorkeursgrenswaarde, ook indien er rekening wordt gehouden met cumulatie. Deze waarde kan maximaal 5 dB hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde in een van de volgende gevallen:

    • a.

      vervangende nieuwbouw;

    • b.

      indien dit is aangewezen in gebiedsgericht geluidbeleid

  • 4.

    Er is ten minste één te openen deel in de geluidsluwe gevel aanwezig.

C. Beleidsregels voor het vaststellen van de hoogte van de hogere grenswaarde

De hoogte van de vast te stellen hogere grenswaarde wordt bepaald aan de hand van onderstaande regels:

  • 1.

    Grenswaarden voor woningen hoger dan

    • a.

      58 dB voor wegverkeerslawaai, of

    • b.

      63 dB voor railverkeerslawaai, of

    • c.

      60 dB(A) voor industrielawaai

  • worden alleen toegestaan bij vervangende nieuwbouw, bij een stadsvernieuwingsplan of bij een woning in de buurt van een station.

  • 2.

    Bij andere geluidgevoelige bestemmingen worden geen hogere grenswaarden vastgesteld hoger dan:

    • a.

      58 dB voor wegverkeerslawaai12

    • b.

      63 dB voor railverkeerslawaai.

  • Er is voor andere geluidgevoelige bestemmingen geen hogere grenswaarde mogelijk voor industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein.

  • Er is voor andere geluidgevoelige bestemmingen geen hogere grenswaarde mogelijk voor industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein.13

  • 3.

    Wanneer sprake is van cumulatie van geluidsbelasting in de maatgevende zone en omliggende zones, mag deze gecumuleerde geluidsbelasting nooit hoger zijn dan de maximale grenswaarde voor de maatgevende zone.14

  • 4.

    In lokaal gebiedsgerichte geluidbeleid kunnen gebieden worden aangewezen waarvoor afwijkende bepalingen gelden, zoals:

    • a.

      gebieden waar de maximale hogere grenswaarde conform de Wgh kunnen worden vastgesteld;

    • b.

      gebieden waar hogere grenswaarden niet mogelijk zijn;

    • c.

      gebieden waar de hogere grenswaarde maximaal 5 of 10 dB hoger is dan de streefwaarde15 voor het gebied.

D. Procedure

Benodigde gegevens bij aanvraag

Bij de aanvraag voor het vaststellen van hogere grenswaarden worden de volgende gegevens overgelegd:

  • *

    De hoogte van de gevraagde hogere waarden in dB;

  • *

    De reden voor de aanvraag;

  • *

    De rapportage van het akoestisch onderzoek (inclusief onderzochte bron- of overdrachtsmaatregelen);

  • *

    Ruimtelijke onderbouwing;

  • *

    Financiële onderbouwing;

  • *

    Verklaring dat maatregelen getroffen worden om aan het binnenniveau voor geluid te kunnen voldoen;

  • *

    Een beschrijving, schetstekening en uitvoeringsplan van (eventuele) de geluidsafschermende voorzieningen tussen geluidsbron en woningen, indien deze voorziening noodzakelijk is om de gevraagde waarden te kunnen waarborgen;

  • *

    Een situatietekening van de onderzoekslocatie met inbegrip van de omgeving waarop alle geluidsbronnen zijn weergegeven, alsmede mogelijke wettelijk vastgestelde zone(s) die de onderzoekslocatie overlappen;

Besluitvorming

In de meeste gevallen is de procedure voor het toestaan van een hogere grenswaarde gekoppeld aan de vaststelling van een bestemmingsplan of een artikel 19 procedure.

Initiatiefnemers kunnen ook geheel autonoom, dus niet gekoppeld aan een bestemmingsplanwijziging of artikel 19 procedure, een verzoek om een hogere waarde indienen. Dit kan uiteraard alleen indien de reden voor het verzoek niet in strijd is met het bestemmingsplan. De procedure ziet er als volgt uit:

  • 1.

    Indienen aanvraag (zo mogelijk voorafgegaan door vooroverleg)

  • 2.

    Beoordelen aanvraag

    • a.

      Eventueel verzoek om aanvullende gegevens

    • b.

      Inhoudelijke toetsing (door medewerker milieu)

    • c.

      Opstellen advies (door medewerker RO)

  • 3.

    Ontwerpbesluit

  • 4.

    Inspraak

    • a.

      6 weken, of

    • b.

      2 weken bij artikel 19 WRO procedure

Als de procedure gerelateerd is aan een bestemmingsplanprocedure (of art 19 WRO) worden beide ontwerpen tegelijkertijd ter inzage gelegd. (conform de procedure uit 3.4 Awb)

  • 5.

    Besluit: vaststellen hogere grenswaarden

  • 6.

    Vaststellen bestemmingsplan

  • 7.

    Hogere grenswaarde melden bij kadaster (na besluit of beroepsprocedure)

De medewerker milieu toetst de ingediende akoestische onderzoeken aan dit beleidskader en overige wet- en regelgeving en stelt een inhoudelijk advies op. De medewerker RO coördineert de procedure (parallel aan de WRO procedure) en adviseert aan de hand van het inhoudelijke advies van milieu het college.

Bijlage 3: Voorbeeldvoorschriften Kermis

 

Conform vergunning 29 juli 2002

 

Voorschriften muziek / geluid

 

  • 1.

    Er mag uitsluitend mechanische muziek worden geproduceerd via een centraal te bedienen geluidsinstallatie; een individuele instelling van het muziekvermogen is niet toegestaan;

  • 2.

    De muziek mag uitsluitend gedurende de openingstijden van de kermis ten gehore worden gebracht.

  • 3.

    De geluidsboxen behoren zodanig te zijn aangebracht, dat het voortgebrachte geluid naar de binnenzijde van de kermis wordt verspreid.

  • 4.

    De geluidsbegrenzer op de geluidsinstallatie moet zodanig zijn afgesteld, dat gedurende de openingstijden het equivalente geluidniveau niet meer bedraagt dan 65 dB(A). Het gemeten piekniveau mag de waarde van 75 dB(A) niet overschrijden. (Dit voorschrift dient te worden gemeten en beoordeeld volgens de Handleiding ‘meten en rekenen industrielawaai’, IL-HR-13-01).

  • 5.

    Het is niet toegestaan gebruik te maken van sirenes, hoorns (anders dan in een vermaakinrichting om kort het begin en einde van een rit aan te geven) en/ of andere overmatig lawaaimakende apparaten. Het aangeven van begin en einde van een rit in vermaakinrichtingen dient bij voorkeur te geschieden door middel van een bel.

  • 6.

    De in de kermisattracties aanwezige luidsprekers en microfoons voor gesproken woord dienen behoorlijk te zijn afgesteld, zodat daarmee voor de omgeving geen hinderlijk geluid wordt gemaakt.

  • 7.

    Motorwagens en compressoren dienen een geruisarm karakter te hebben.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders zijn te allen tijde bevoegd mondeling en/of schriftelijk de geluidswaarden van deze vergunning aan te passen.

 

Bijlage 4: Stappenplan gebiedsgerichte ambitiekwaliteit geluid

 

Om te bepalen of de gemeente overgaat tot het benoemen van meer toegesneden gebiedsgerichte ambities dan in het MBP 2004–2007 zijn vastgelegd, worden de volgende stappen gevolgd. Uitgangspunt daarbij is dat het alleen zin heeft om een ambitie vast te stellen voor een gebied, als er ook maatregelen kunnen worden genomen om deze te verbeteren, of ontwikkelingen voorzien zijn die deze kwaliteit kunnen aantasten.

  • 1.

    Vanuit het beschermen van de kwetsbare functies van gebieden, richt de gemeente zich in eerste instantie op woonwijken en het buitengebied.

  • 2.

    Ten behoeve van de nulmeting wordt geïnventariseerd in welke woonwijken en welke gedeelten van het buitengebied, maatregelen kunnen worden uitgevoerd die de bestaande gebiedskwaliteit kunnen verbeteren. Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan het aanbrengen van een stiller wegdek of het stellen van aanvullende eisen aan bedrijven.

  • 3.

    Ook de gebieden waar (grootschalige) voorzieningen gepland zijn die de gebiedskwaliteit negatief kunnen beïnvloeden (bijvoorbeeld door de verkeersaantrekkende werking, of de productie van geluid), worden benoemd.

  • 4.

    Op basis van het overzicht uit 2 en 3 maakt de gemeente de keuze voor welke gebieden de gebiedskwaliteit wordt vastgelegd.

  • 5.

    De huidige referentieniveaus van de onder 4 geselecteerde gebieden worden bepaald. Dit gebeurt met behulp van bestaande referentieniveau metingen van de Servicedienst Midden-Nederland die in overleg met de Servicedienst Midden-Nederland worden aangevuld (tot het niveau van een nulmeting) zodat een inzicht in de gebiedskwaliteit ontstaat.

  • 6.

    Op basis van de referentieniveaus gaat de gemeente na of de ambitiewaarden uit het milieubeleidsplan 2004–2007 moeten worden aangepast.

  • 7.

    De, eventuele aangepaste, ambitiewaarden worden verankerd in het nieuwe Milieubeleidsplan.

 

Ambitiekwaliteiten

Als de gemeente er voor kiest voor bepaalde gebieden ambitiekwaliteiten te benoemen, dan kunnen deze de volgende functie krijgen:

  • a.

    De ambitiekwaliteiten vormen het toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen. Er dient voor te worden gezorgd dat bij ontwikkelingen de gebiedskwaliteit niet verslechtert.

  • b.

    Indien in de bestaande situatie de kwaliteit niet aan de gebiedsgerichte streefwaarde voldoet, wordt er naar gestreefd de lokale afwijkingen/knelpunten op te lossen.

  • c.

    Via ruimtelijke inrichtingsmaatregelen wordt getracht de gewenste ambitiekwaliteit te bereiken. Mocht dit onvoldoende resultaat opleveren, dan moet door middel van bron-, overdrachts- of effectmaatregelen worden getracht deze alsnog te bereiken.

 

Uit de bijlage van het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004–2008 van de provincie Utrecht zijn voor de gebiedstypen, die op Leusden van toepassing kunnen zijn, de volgende ranges af te leiden waartussen de ambitiekwaliteit van een gebied zich kan begeven:

 

Tabel 1

Gebiedstypen

Ambitiekwaliteit in dB(A)

Klasse uit PMP

Centrum Dorps

45-55

2-3

Groen-stedelijk

45-50

1-2

Bedrijven Milieu

55-65

4

Landelijk gebied 1

40-45

2

Landelijk gebied 2

40-52

2-3

Landelijk gebied 3

<40-45

1-2

Landelijk gebied 4

<40

1

Bovenstaande ranges voor de verschillende gebiedstypen zijn indicatief. De uiteindelijke ambitiekwaliteit die de gemeente voor de onderscheiden gebieden vaststelt, dient te zijn afgestemd op de functies in het gebied (horeca, wonen, recreatie, agrarische activiteiten, verkeer), de huidige kwaliteit, de voorziene ontwikkelingen in een gebied en de mogelijkheden om de kwaliteit te verbeteren.

 

De actuele kwaliteit bevindt zich in de praktijk per gebiedstype meestal ergens in de range tussen het ambitieniveau en het wettelijk niveau. Indien het ambitieniveau wordt vastgesteld op het actuele niveau wordt een stand-still situatie gecreëerd. Uitgangspunt bij het realiseren van de ambitiekwaliteit is dat 90% van het gebiedsoppervlak aan deze waarde dient te voldoen. De 10% van het gebied dat van de ambitiewaarde mag afwijken, bevindt zich doorgaans ter plaatse van de eerstelijns bebouwing.


1

Een geluidbelasting hoger dan 60 dB(A) op de gevel van een woning of geluidgevoelige object binnen de zone van de weg (art 88 Wgh en art 3.6 Besluit geluidhinder).

2

Ten laste van het onderhoudsproject.

3

SMA levert een geluidreductie van ongeveer 2 dB op ten opzichte van DAB (dicht asfaltbeton).

4

Volgens de wet geluidhinder beschikt een 30 km weg niet over een geluidszone. Echter, er dient bij nieuwbouw wel bepaald te worden of er een hoge geluidsbelasting is in verband met het voldoen aan de binnenwaarden in woningen (33 dB Lden Bouwbesluit). Het gebruik van 30 km zones heeft dus niet altijd de consequentie dat geluid hierbij van ondergeschikt belang is.

5

Onder afwijkingen van het stedebouwkundig ontwerp wordt onder andere verstaan: verandering wegprofiel, verandering snelheidsregime, verandering van afstand tussen weg en bebouwing, verandering van verkeersintensitei en omleggen van wegen.

6

Gemeenten Houten, IJsselstein, Maarssen, Nieuwegein en Utrecht vormen samen de agglomeratie Utrecht.

7

Het maximale geluidniveau (35 dB(A) of 33 dB) in een woning is vastgelegd in het Bouwbesluit.

8

Via de procedure rond de Wm-vergunning of het Activiteitenbesluit is het mogelijk een aanvullende geluidsnorm te stellen. Hiermee wordt de geluidskwaliteit in het gebied bewaakt of wordt ruimte gegeven aan specifieke bedrijvigheid.

Voor bestaande bedrijven worden de huidige grenswaarden gehandhaafd, ook als deze hoger zijn dan de vastgestelde ambitiekwaliteit, tenzij duidelijk is dat hier zonder aanvullende technische maatregelen aan kan worden voldaan. In geval van knelpunten wordt in overleg met de inrichtingshouder gekeken naar mogelijkheden op grond van de BBT.

9

Onder gevel wordt niet verstaan ‘een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte’ (art 1b lid 5 Wgh). Wordt ook wel ‘dove gevel’ genoemd.

10

Het bouwbesluit verplicht een gebouwschil die voor 20 dB geluid isoleert. Uitgaande van een binnenniveau van 33 dB mag het geluidniveau op de gevel niet hoger zin dan 53 dB.

11

In veel gevallen zullen op een locatie waar vervangende nieuwbouw plaatsvindt meer mensen komen wonen. Het geval stelt dat het aantal geluidgehinderden gelijk moet blijven. Met andere woorden: het aantal mensen dat woont in een woning waarvoor een hogere grenswaarde is vastgesteld blijft gelijk. De ruimte van het criterium zit in het feit dat de bewoners van woningen die voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet meetellen. In het stedebouwkundig ontwerp kan hiermee rekening worden gehouden.

12

Dit komt overeen met 60 dB(A), de nieuwe saneringsdrempel uit de Wgh

13

De zinsnede ‘afkomstig van een gezoneerd industrieterrein’ is ter verduidelijking toegevoegd aan het oorspronkelijke kader.

14

In de Wet geluidhinder wordt onderscheid gemaakt tussen een zone rond industrieterreinen, een zone rond spoorwegen, een zone rond wegen en een zone rond een luchtvaartterrein.

15

Bij gebiedgericht geluidbeleid kunnen streefwaarden vastgesteld worden die afwijken van de voorkeursgrenswaarden.

Naar boven