Gemeenteblad van Scherpenzeel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Scherpenzeel | Gemeenteblad 2017, 65502 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Scherpenzeel | Gemeenteblad 2017, 65502 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Scherpenzeel houdende regels voor financiën Financiële verordening gemeente Scherpenzeel 2017
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke be-zittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotings-jaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uit-zettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de ge-meente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechts-personen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deel-neemt;
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieu-we investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergege-ven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskre-diet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoor-ding provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuld-positie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Het college voegt bij de Kadernota en de Begroting een lijst van nieuw beleid > 12.500 waarbij wordt aangegeven voor welke autorisatie een raadsvoorstel richting de raad komt.
Met betrekking tot bestaand beleid ontvangt de raad bij de Kadernota een over-zicht voor welke onderdelen en wanneer een raadsvoorstel verwacht kan wor-den.
Het college informeert de raad in de eerst volgende raadsvergadering als ze verwacht, dat de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautori-seerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een taak-veld de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden, met meer dan € 50.000.
Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6b, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstel-len van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskre-dieten.
Artikel 6b. Tussentijdse financiële rapportage
Het college rapporteert twee keer per jaar over de realisatie van de begroting van de gemeente middels een Financiële rapportage. De eerste Financiële rapportage wordt tegelijkertijd met de Bestuursrapportage aangeboden, de tweede rapportage wordt behandeld in de raad voorgaande aan de raad waarin de begroting wordt behandeld.
Het college besluit niet over:
dan nadat de raad via een raadsvoorstel is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen door middel van een raadsbesluit.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
Het College biedt tenminste één keer in de vier jaar een (geactualiseerde) nota activa-beleid aan. Deze nota vormt de basis voor het te voeren activabeleid.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de vorderingen op verbonden partijen, bijstandsverstrekkingen, toeristenbelasting en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een indi-viduele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.
Artikel 12. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de af-schrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensa-bele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kun-nen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart ge-administreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toege-rekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en hef-fingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van het overheadpercentage dat jaarlijks wordt vastgesteld bij de begroting op ba-sis van de rekenkundige uitkomst door de overheadkosten (taakveld 0.4) te delen door de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten. Dit overheadpercentage wordt vervolgens vermenigvuldigd met de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en so-ciale lasten die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, dien-sten, rechten en heffingen. Hierbij vind geen nacalculatie plaats.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de finan-ciering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De omslagrente wordt berekend door de aan de taakvelden toe te rekenen rente (in Euro’s) te delen door de boekwaarde per 1 ja-nuari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. De uitkomst van dit per-centage van de omslagrente wordt binnen een marge van een half procent afge-rond.
Indien de werkelijke rentelasten in euro’s die over een jaar aan taakvelden hadden moeten worden doorbelast afwijken van de rentelasten in euro’s die op basis van de voor gecalculeerde renteomslag aan de taakvelden zijn toegerekend, vindt er geen correctie plaats, tenzij deze afwijking groter is dan toegestaan is in het BBV.
In afwijking van het zevende lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aan-getrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activitei-ten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met markt-partijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheids-bedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in reke-ning gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde in-tegrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale hef-fingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begro-ting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van ar-tikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
de risico’s van materieel belang en tevens een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en geeft daarbij aan in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.
Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onder-houdsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onder-houd en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.
In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het colle-ge naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 21. Verbonden partijen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtma-tigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de be-heershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ont-wikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlo-pende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontro-leerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor her-stel van de tekortkomingen.
Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiele Verordening gemeente Scherpenzeel 2014 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 23 februari 2017,
B.S. van Ginkel-Schuur
Griffier
B. Visser
voorzitter
Bijlage 1 Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen
In onderstaande tabel wordt bepaald hoe er verantwoording wordt afgelegd bij budgetuitgaven en investeringen die niet in de begroting zijn opgenomen zoals door de raad is vastgesteld.
Raadsmemo (actieve informatieplicht) en Firap/Jaarrekening (achteraf) |
||
*‘Vooraf’ betekent voordat een verplichting wordt aangegaan.
Onder het bestaand beleid wordt verstaan het beleid én de bijbehorende budgetten zoals opgenomen in de vastgestelde begroting.
Het onderscheidt of de financiele mutatie beïnvloedbaar is of niet wordt gemaakt door de vraag: ‘Is er een keuze door de raad te maken die effect heeft op de financiele mutatie’?
In sommige gevallen kan een financiële mutatie kleiner dan € 50.000 een grote politieke impact hebben. Hierbij wordt rekening gehouden in de keuze voor informatieverstrekking via een memo of een raadsvoorstel. Het is ter beoordeling van het college of hier sprake van is.
Onder nieuwe beleid kan worden verstaan zaken die nog niet eerder in de vorm van voorstellen onder de aandacht van het bestuur zijn gebracht (er moet dus sprake zijn van een beslismoment). Daarnaast kan het gaan om ontwikkelingen die tot gevolg kunnen hebben dat heroverweging van bestaand beleid wenselijk is. Alles wat geen bestaand beleid is, valt onder nieuw beleid.
In sommige gevallen kan het vanwege een spoedeisende karakter nodig zijn dat het wachten op een eerstvolgende of tussentijdse raadsvergadering niet mogelijk is. Het college kan dan op basis van het spoedeisende karakter besluiten om tot het doen van uitgaven over te gaan. Het is ter beoordeling van het college of hier sprake van is. In de eerst volgende raadsvergadering en/of de eerst volgende Firap/jaarrekening legt het college hier verantwoording over af.
Het percentage wordt gerekend over de laatst vastgestelde som van het investeringskrediet. Indien het drempelbedrag niet wordt gehaald geldt de voorgaande bepaling.
Bijlage 2 BBV artikelen waarna verwezen wordt in deze verordening
De paragraaf betreffende de lokale heffingen bevat ten minste:
een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;
1. Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:
2. De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat ten minste:
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de kengetallen, genoemd in het tweede lid, onderdeel d, door provincies en gemeenten worden vastgesteld en in de begroting en het jaarverslag worden opgenomen.
1. De paragraaf betreffende het onderhoud van kapitaalgoederen bevat ten minste de volgende kapitaalgoederen:
2. Van de kapitaalgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven:
De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.
De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.
1. De paragraaf betreffende de verbonden partijen bevat ten minste:
2. In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:
De paragraaf betreffende het grondbeleid bevat ten minste:
Bijlage 3 Toelichting op de gewijzigde artikelen
Artikel 2: Het is in Scherpenzeel niet gebruikelijk om voor elke raadsperiode de programamindeling vast te stellen.
Artikelen 3.2, 3.6 en 3.7: deze artikelen zijn toegevoegd op basis van de gemeentelijke financiele verordening 2014. De termijn in artikel 3.6 is verschoven van 1 maart naar 1 april. In de praktijk is gebleken dat 1 maart niet haalbaar is.
Artikel 4.2: Toegepast op de huidige Scherpenzeelse situatie.
Artikel 5.3: Er wordt niet met ‘prioriteiten’ gewerkt. Dit woord is daarom in alle artikelen verwijderd.
Artikel 5.5: Opgenomen om helderheid te geven hoe het college moet handelen in het geval van tussentijdse budgetmutaties. Hiervoor is bijlage 1 leidend.
Artikel 5.6: Dit artikel gaat over de financiering van investeringen, niet over de budgettaire effecten op het begrotingssaldo bij een investering. Indien de investering groter is dan € 100.000 informeert het college de raad naast het dekkingsplan ook over het effect op de schuldpositie van de gemeente. Een belangrijke vraag hierbij is of de gemeente een lening moet aantrekken om de investering te kunnen financieren.
Artikel 5.7: Opgenomen om helderheid te geven hoe omgegaan wordt met het wijzigingen van de begroting met een apart raadsvoorstel.
Artikel 6a en 6b. De VNG-modelverordening is aangepast op basis van de gemeenlijke Financiele verordening 2014.
Artikel 7: Dit artikel is onderdeel van de VNG-modelverordening.
Artikel 9: Het beleid over waardering en afschrijving van de vaste activa wordt niet in deze verordening geregeld, maar in een aparte nota.
Artikel 10: Alleen voor de grote vorderningen wordt een individuele beoordeling gemaakt op de (on)inbaarheid. Dit is conform de huidige situatie.
Artikel 11: Het beleid is overgenomen conform de nota Reserves & Voorzieningen en wijkt daarmee af van de VNG-modelverordening. Daarnaast is toegevoegd dat er geen rente aan de reserves wordt toegerekend, tenzij het dekkingsreserves betreffen. Dit -sluit aan bij de huidige praktijk van een rentepercentage van 0,0% (Programmabegroting 2017-2020) en bij de aanbevelingen van de commissie BBV uit de notitie rente 2016.
Artikel 12.5: De keuze voor de berekeningsmethodiek is aan de gemeente. De voorgestelde methodiek sluit zoveel mogelijk aan bij de huidige situatie. Daarnaast is de koppeling tussen overhead en salaris de meest aannemelijke. Personeel maakt in de regel het meeste gebruik van de overhead.
Artikel 12.6: Artikel opgenomen conform de berekeningswijze van de notitie rente van het BBV (juli 2016).
Artikel 12.7 Er wordt om administratieve eenvoud voorgesteld geen nacalculatorisch rentepercentage te verrekenen, tenzij dit verplicht is. In artikel 11 is geregeld dat er geen rente wordt toegerekend aan reserves en voorzieningen. Daarom zijn er hier geen bepalingen voor opgenomen.
Artikel 14: De VNG-modelverordening is aangepast op basis van de gemeenlijke Financiele verordening 2014.
Artikel 15: Het beleid over de financieringsfunctie niet in deze verordening geregeld, maar in een aparte nota.
Artikel 17: Voorgesteld wordt om het aanbevolgen renteschema uit de notitie rente van het BBV op te nemen om inzicht te geven in de totstandkoming van het rente (omslag) percentage.
Artikel 18: Dit betreft een samenvoeging van de VNG modelverordening en de gemeenlijke Financiele verordening 2014. Daarnaast is opgenomen dat de kengetallen worden beoordeeld op basis van de normering van de Provincie Gelderland. Hiermee wordt aansluiting gezocht bij het provinciaal toezicht.
Artikel 19.2-4: Dit is nieuw ten opzichte van de gemeenlijke Financiele verordening 2014, maar is conform de VNG-modelverordening.
Artikel 20: De VNG-modelverordening is aangepast op basis van de gemeenlijke Financiele verordening 2014.
Artikel 26.2: De passage over investeringen met maatschappelijk nut is verwijderd, omdat dit wordt geregeld in de Nota waardering en afschrijving activa.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-65502.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.