Wijzigingsverordening van de Algemene plaatselijke verordening

De raad van de gemeente Wijchen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 februari 2017

 

gelet op artikel 147 en 149 Gemeentewet

besluit

 

vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening.

Artikel I Wijziging verordening

De Algemene plaatselijke verordening (Apv) wordt als volgt gewijzigd:

  • A.

    Artikel 1:3 van de Apv wordt gewijzigd als volgt:

    Oude tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 1:3 Indiening aanvraag

    1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

    2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd.

     

    Gereserveerd.

     

     

  • B.

    Artikel 2:24 van de Apv wordt gewijzigd als volgt:

    Oude tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:24 Begripsbepaling

    1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    a. bioscoopvoorstellingen;

    b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

    c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening;

    g. sportactiviteiten en daaraan gerelateerde activiteiten in of op een sportaccommodatie tussen 7:00 uur en 23:00 uur met uitzondering van vechtevenementen.

    2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    a. een herdenkingsplechtigheid;

    b. een braderie;

    c. een rommelmarkt;

    d. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    e. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan een openbare plaats;

    f. een klein evenement.

    Artikel 2:24 Begripsbepaling

    1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    a. bioscoopvoorstellingen;

    b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

    c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening;

    g. sportactiviteiten en daaraan gerelateerde activiteiten in of op een sportaccommodatie tussen 7:00 uur en 23:00 uur met uitzondering van vechtevenementen

    h. activiteiten in een inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer die passen binnen de normale bedrijfsvoering van de inrichting.

    2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    a. een herdenkingsplechtigheid;

    b. een braderie;

    c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan een openbare plaats;

    e. een klein evenement.

  • C.

    Artikel 2:28, vierde lid van de Apv wordt gewijzigd als volgt:

    Oude tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting

    1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

    2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren:

    a. in of bij de openbare inrichting hebben zich de afgelopen 12 maanden geen incidenten voorgedaan die gepaard gingen met geweld, ernstige overlast op straat of drugsgebruik en/of -handel of vermoeden is dat ernstig gevaar bestaat dat uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen worden benut of worden gebruikt om strafbare feiten mee te plegen;

    b. vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan.

    3. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in

    a. een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    b. een zorginstelling;

    c. een museum;

    d. een bedrijfskantine of -restaurant.

    4. Het verbod genoemd in lid 1 geldt niet voor de in lid 5 genoemde openbare inrichtingen, mits aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:

    a. in of bij de openbare inrichting hebben zich de afgelopen 12 maanden geen incidenten voorgedaan die gepaard gingen met geweld, ernstige overlast op straat of drugsgebruik en/of -handel of vermoeden is dat ernstig gevaar bestaat dat uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen worden benut of worden gebruikt om strafbare feiten mee te plegen.

    5. De in lid 4 bedoelde openbare inrichtingen zijn:

    a. een horecabedrijf zoals bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

    b. een buurthuis;

    c. clubhuis van een (sport)vereniging met uitzondering van motor(sport)clubs;

    d. een kantine in een sporthal;

    e. lunchroom;

    f. openbare inrichting in een speeltuin;

    g. bed and breakfast;

    t. theetuin;

    i. ijssalon;

    j. openbare inrichting in een kinderboerderij;

    k. openbare inrichting in een openlucht theater;

    l. openbare inrichting in een educatief (tuin)centrum;

    m. congrescentrum.

    Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting

    1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

    2. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren:

    a. in of bij de openbare inrichting hebben zich de afgelopen 12 maanden geen incidenten voorgedaan die gepaard gingen met geweld, ernstige overlast op straat of drugsgebruik en/of -handel of vermoeden is dat ernstig gevaar bestaat dat uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen worden benut of worden gebruikt om strafbare feiten mee te plegen;

    b. vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan.

    3. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in

    a. een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    b. een zorginstelling;

    c. een museum;

    d. een bedrijfskantine of -restaurant.

    4. Het verbod genoemd in lid 1 geldt niet voor de in lid 5 genoemde openbare inrichtingen, tenzij:

    a. er in of bij die openbare inrichting zich de afgelopen 12 maanden incidenten hebben voorgedaan die gepaard gingen met geweld, ernstige overlast op straat of drugsgebruik en/of -handel of;

    b. er vermoeden is dat ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om de uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of;

    c. er een vermoeden bestaat dat er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten mee te plegen.

    5. De in lid 4 bedoelde openbare inrichtingen zijn:

    a. een horecabedrijf zoals bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

    b. een buurthuis;

    c. clubhuis van een (sport)vereniging met uitzondering van motor(sport)clubs;

    d. een kantine in een sporthal;

    e. lunchroom;

    f. openbare inrichting in een speeltuin;

    g. bed and breakfast;

    h. theetuin;

    i. ijssalon;

    j. openbare inrichting in een kinderboerderij;

    k. openbare inrichting in een openlucht theater;

    l. openbare inrichting in een educatief (tuin)centrum;

    m. congrescentrum.

  • D.

    Artikel 2:39, tweede lid van de Apv wordt gewijzigd als volgt:

    Oude tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:39 Speelgelegenheden

    1. Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

    2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:

    a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;

    b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Veiligheid en Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;

    c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.

    3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning:

    a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;

    b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan

    Artikel 2:39 Speelgelegenheden

    1. Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

    2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:

    a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;

    b. speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen;

    c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.

    3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning:

    a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;

    b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan

  • E.

    Artikel 2:57, eerste lid onder a van de Apv wordt gewijzigd als volgt:

    Oude tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:57 (Loslopende) honden

    1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a. binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat die hond fysiek met een riem aangelijnd is;

    b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of kinderspeelweide of op een andere door het college aangewezen plaats.

    c. op een openbare plaats indien de hond niet is voorzien van een halsband met daaraan een hondenpenning waaruit blijkt wie de eigenaar of houder is.

    2. Het verbod genoemd in het eerste lid onder a is niet van toepassing op door het college aangewezen hondenuitlaatvoorzieningen.

    3. Het verbod in het eerste lid onder a en b geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden en deze vanwege de uitoefening van zijn taak onaangelijnd moet werken. Het verbod in het eerste lid onder a geldt tevens niet voor zover de eigenaar of houder van een hond in opleiding taken oefent, waarvoor deze onaangelijnd moet zijn.

    Artikel 2:57 (Loslopende) honden

    1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a. op een openbare plaats zonder dat die hond fysiek is met een lijn (riem of ketting) van hand tot halsband aangelijnd is;

    b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of kinderspeelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    c. op een openbare plaats indien de hond niet is voorzien van een halsband met daaraan een hondenpenning waaruit blijkt wie de eigenaar of houder is.

    2. Het verbod genoemd in het eerste lid onder a is niet van toepassing op door het college aangewezen hondenuitlaatvoorzieningen, met uitzondering van de uitlaatbermen.

    3. Het verbod in het eerste lid onder a en b geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden en deze vanwege de uitoefening van zijn taak onaangelijnd moet werken. Het verbod in het eerste lid onder a geldt tevens niet voor zover de eigenaar of houder van een hond in opleiding taken oefent, waarvoor deze onaangelijnd moet zijn.

  • F.

    Artikel 2:77, eerste lid van de Apv wordt gewijzigd als volgt:

    Oude tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

    1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

    2. De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere openbare plaatsen: parkeerplaatsen of parkeerterreinen.

    Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

    1. De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

    2. De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid eveneens ten aanzien van andere openbare plaatsen: parkeerplaatsen of parkeerterreinen.

  • G.

    Artikel 4:15 komt te vervallen:

    Oude tekst

    Nieuwe tekst

    Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

    Het is verboden

    a. Op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving

    b. Indien de handelsreclame, geen bouwwerk zijnde, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.

    Artikel 4:15 Omgevingsvergunning voor handelsreclame

    1. Voor de volgende locaties geldt het bepaalde in lid 2 t/m 7:

    a. centrum Wijchen en Bedrijventerrein Bijsterhuizen, zoals aangewezen door het college

    b. op of bij een rijksmonument of gemeentelijk monument

    c. in een beschermd stads- of dorpsgezicht

    2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de een openbare plaats zichtbaar is. Het verbod is mede van toepassing op woonwagens en woonschepen.

    3. Het verbod geldt niet voor onverlichte:

    a. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op de zichtbaarheid vanaf een openbare plaats;

    b. opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken, daartoe aangewezen door de overheid;

    c. opschriften en aankondigingen kleiner dan 0,50 m2 en de langste zijde korter dan 1 meter die betrekking hebben op:

    i openbare verkoping, aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    ii het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd, zomede op naamborden;

    iii opschriften betrekking hebbend op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    iv opschriften en aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.

    4. Het verbod in het tweede lid geldt niet voor opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben, mits deze opschriften en aankondigingen niet langer dan negen weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.

    5. Het is verboden een handelsreclame te maken als bedoeld in het derde of vierde lid welke

    a. het verkeer in gevaar brengt of ernstige hinder voor de omgeving veroorzaakt;

    b. hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving in ernstige mate in strijd is met de redelijke eisen van welstand.

    6. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in het tweede lid worden geweigerd:

    a. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand;

    b. in het belang van de verkeersveiligheid;

    c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak, woonwagen of woonschip.

    7. Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening.

  • H.

    Artikel 4:15A wordt toegevoegd aan de Apv:

    Oude tekst

    Nieuwe tekst

     

     

    Artikel 4:15A Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

    1. Voor de locaties die niet genoemd zijn in artikel 4:15 eerste lid geldt het bepaalde in lid 2.

    2. Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding:

    a. waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving

    b. indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving in ernstige mate in strijd is met de redelijke eisen van welstand.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 8 dagen na de officiële bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de openbare raadsvergadering van 30 maart 2017.

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven