Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen 2015

De raad van de gemeente Groningen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 maart 2017;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid en 2.6.6, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen 2015.

Artikel I Wijziging Verordening

 

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen 2015 wordt als volgt gewijzigd.

 

  • A.

    In artikel 1 Begripsbepalingen worden toegevoegd:

    • g.

      formele ondersteuning: Ondersteuning door cliënt met een pgb ingekocht van derden op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst en bij natuurlijke personen bovendien in het kader van een hulpverlenend beroep.

    • h.

      informele ondersteuning: Ondersteuning die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

  • B.

    Het tweede lid onderdeel b van artikel 4 komt te vervallen

     

  • C.

    Artikel 7 komt als volgt te luiden:

     

    Artikel 7 Regels voor Pgb

    • 1.

      Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

    • 2.

      Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

    • 3.

      De hoogte van een pgb:

      • a.

        wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

      • b.

        wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

      • c.

        bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

    • 4.

      Het college stelt nadere regels ten aanzien van de berekeningswijze van pgb’s. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van zorg en ondersteuning en, voor zover van toepassing, in ieder geval in verband met de te bieden deskundigheid en/of het vereiste opleidingsniveau en/of er gewerkt wordt volgens toepasselijke professionele of kwaliteitsstandaarden.

    • 5.

      Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als:

      • a.

        deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het bij de uitvoering van de Wet langdurige zorg gangbare tarief voor informele hulpverleners,

      • b.

        tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald,

      • c.

        vast staat dat deze hulpverlener in staat is tot het verrichten van de zorg op kwalitatieve, doelmatige en veilige wijze.

    • 6.
      • a.

        Het Pgb-tarief informeel voor Beschermd wonen is modulair samengesteld en opgebouwd uit de volgende onderdelen: toezicht, begeleiding, persoonlijke verzorging, verpleging en dagbesteding en vakantie/respijtzorg.

      • b.

        Dagbesteding kan niet informeel worden geleverd.

      • c.

        Het pgb-tarief voor het onderdeel 24-uurs toezicht is gelijk aan één wettelijk minimum(uur)loon per dag.

      • d.

        De informele tarieven voor de onderdelen begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging zijn gebaseerd op het bij de uitvoering van de Wlz gangbare uurtarief voor informele hulpverleners.

      • e.

        Naast de informele ondersteuning voor de onderdelen onder a. genoemd kan ook professionele ondersteuning worden ingekocht.

    • 7.

      Het college geeft bij nadere regels verdere invulling aan het bepaalde in de voorgaande leden.

  • D.

    In artikel 8 lid 1 b wordt ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning’ vervangen door ‘Uitvoeringsbesluit Wmo 2015’.

     

  • E.

    Het derde lid van artikel 8 wordt onder verwijdering van de dubbel punt en de letter c. vernummerd naar het tweede lid.

     

  • F.

    In artikel 9 lid 1 onder b wordt na het woordje ‘zorg;’ toegevoegd: en ondersteuning;

     

  • G.

    In artikel 9 lid 1 wordt een nieuw onderdeel g. toegevoegd luidende:

    • g.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten ten minste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • H.

    In artikel 10 lid 1 wordt de term ‘geweldsincidenten’ gewijzigd in ‘geweld’.

     

  • I.

    Artikel 11 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

     

    Artikel 11 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

     

    • 1.

      Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordigers in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

    • 2.

      Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

    • 3.

      Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

      • a.

        de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

      • b.

        de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

      • c.

        de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

      • d.

        de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

      • e.

        de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

    • 4.

      Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

    • 5.

      Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

    • 6.

      Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

    • 7.

      Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en besteding van pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

  • J.

    Na artikel 11 wordt een nieuw artikel 11a toegevoegd, dat als volgt komt te luiden:

     

    Artikel 11a Opschorting betaling uit het pgb

     

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

     

  • K.

    Artikel 13 lid 1 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

     

    • 1.

      Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten in ieder geval rekening met:

      • a.

        de aard en omvang van de te verrichten taken;

      • b.

        een redelijke toeslag voor overheadkosten;

      • c.

        een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

      • d.

        kosten voor bijscholing van het personeel;

      • e.

        professionele standaard;

      • f.

        de kosten van de beroepskracht, waaronder de loonkosten en overige kosten voortvloeiend uit de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst, de kosten van wettelijke verplichtingen ter zake van de arbeid en de overige kosten van wettelijke verplichtingen verbonden aan het leveren van een dienst, en

      • g.

        gemeentelijk kwaliteitsbeleid.

Artikel II Wijziging (artikelsgewijze) toelichting Verordening

De Toelichting bij de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen 2015 wordt gewijzigd als volgt:

 

  • A.

    In de toelichting bij artikel 4 komt de derde alinea ‘Met betrekking tot ……..(….)… reserveren’ te vervallen.

     

  • B.

    Na de tekst onder de toelichting Ad. f. Aannemelijke meerkosten komt een nieuwe tekst die luidt als volgt:

    Ad. g. Formele ondersteuning

    De hier bedoelde ondersteuning heeft betrekking op de ondersteuning die met een pgb bij derden wordt ingekocht. Het college stelt de pgb-tarieven voor ondersteuning vast die door derden aan de cliënt in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geleverd. Deze derde en de cliënt hebben een ondersteuningsovereenkomst gesloten die is goedgekeurd door het college. De overeenkomst kan gesloten zijn met een natuurlijke persoon of met een rechtspersoon. Van formele ondersteuning bij een natuurlijke persoon kan alleen sprake zijn wanneer deze natuurlijke persoon de ondersteuning verleent in het kader van een hulpverlenend beroep. Dat de ondersteuning in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven moet blijken uit een inschrijving bij de Kamer van Koophandel, een Modelovereenkomst en uit diploma´s of daarmee vergelijkbare ervaring. Voor alle formele ondersteuning geldt dat deze aan de kwaliteitseisen van de wet en de gemeentelijke regelgeving moet voldoen, dus ook aan de professionele standaard die geldt voor de ondersteuning.

    Ad. h. Informele ondersteuning

    Informele ondersteuning wordt verleend door natuurlijke personen en is ondersteuning in de zin van de wet. Deze informele ondersteuning kan dan ook als zodanig worden geïndiceerd. De cliënt heeft deze ondersteuning nodig om te kunnen participeren en zelfredzaam te zijn. Voor het tarief bij ondersteuning door een natuurlijk persoon is van doorslaggevend belang of die ondersteuning wel of niet wordt geleverd in het kader van een hulpverlenend beroep. Dat de ondersteuning rechtstreeks moet voortvloeien uit een tussen personen bestaande relatie is geen voorwaarde voor informele ondersteuning. Mantelzorg vloeit rechtstreeks voort uit een tussen personen bestaande relatie en wordt niet verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Iemand uit zijn sociaal netwerk kan informele ondersteuning leveren, maar dat hoeft niet. Iemand kan ook een advertentie zetten met een ondersteuningsvraag. Wanneer vervolgens deze ondersteuning wordt geleverd door iemand die dat niet doet in het kader van een hulpverlenend beroep, is er ook dan sprake van informele ondersteuning. Al deze ondersteuning wordt om niet geleverd op vrijwillige basis. Het college wil deze ondersteuning om niet, en die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geleverd, stimuleren. Hulp en ondersteuning die door inwonende ouders of inwonende kinderen ten opzichte van elkaar als huisgenoten wordt gegeven heeft in beginsel het karakter van informele hulp. Onder omstandigheden kan er sprake zijn van formele hulp in deze.

    Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin het gewenst wordt geacht deze informele hulp die om niet door een natuurlijk persoon wordt geleverd en die niet in het kader van een beroep wordt gegeven te vergoeden. In de verordening zijn criteria opgenomen wanneer deze informele ondersteuning voor een vergoeding in aanmerking kan komen. Voor deze ondersteuning is een afzonderlijk tarief vastgesteld. Een pgb voor informele hulp is beperkt tot die gevallen waarin de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt, structureel, zwaar, van een behoorlijke omvang is en een hoge mate van verplichting kent.

     

  • C.

    In de toelichting bij artikel 7 komt na het woordje ‘declareren.’ het laatste tekstonderdeel te vervallen. In plaats daarvan wordt toegevoegd de volgende tekst:

     

    Het derde lid berust op het bepaalde in artikel 2.1.3 tweede lid onder b van de wet. Hierin staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald hoe de hoogte van een pgb wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn.

    In het vierde lid delegeert de raad het verder vaststellen van nadere regels over de berekeningswijze van de hoogte van de pgb’s. Het college behoort deze nadere regels te stellen, daarbij rekenschap gevende van het derde lid in samenhang met het wettelijke kader.

    Het vijfde lid is gebaseerd op het bepaalde in artikel 2.3.6 lid 4 van de wet. In de verordening is bepaald dat de gemeente een informeel tarief hanteert indien de zorg, hulp en/of ondersteuning wordt verleend door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk van de cliënt. Als voorwaarden betreffende het tarief gelden: dat uit het pgb niet de kosten van bemiddeling of van de tussenpersonen mogen worden betaald; daarnaast moet gemeente zich ervan vergewissen dat de ondersteuning op kwalitatieve, doelmatige en veilige wijze plaatsvindt. Het tarief voor de informele ondersteuning ligt niet hoger dan het gangbare tarief dat geldend is voor informele zorg onder de Wet langdurige zorg (Wlz) overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg. De hoogte van de tarieven worden in de nadere regels bepaald.

    Het zesde lid bevat bijzondere bepalingen ten aanzien van de berekening van het PGB-budget Beschermd wonen informeel tarief. De gemeente kent namelijk in het kader van beschermd wonen (‘wonen met begeleiding op maat’) de mogelijkheid dat personen uit het sociaal netwerk (veelal ouders) de zorg en ondersteuning leveren in een thuissituatie of in een gezamenlijk opgezet wooninitiatief. In deze gevallen is veelal 24 uurstoezicht of 24 uursbereikbaarheid aan de orde. Indien deze vorm van ondersteuning aangewezen is en daarvoor gemotiveerd wordt gekozen kan een pgb worden verstrekt. De tariefopbouw van het pgb is modulair. Ingeval van toekenning Pgb BW informeel wordt ten eerste een vast bedrag verstrekt voor het 24 uurstoezicht. De hoogte daarvan is gerelateerd aan het Wettelijk minimum(uur)loon, gebaseerd op 156 uur per maand, waarbij de vergoeding is gelijk aan één uurloon per dag. Dit komt overeen met de systematiek in de Cao gehandicaptenzorg. Verhoging van het pgb kan plaatsvinden door indicatie van uren begeleiding of persoonlijke verzorging tegen een tarief dat niet hoger is dan het gangbare tarief dat geldt voor informele hulp onder de Wlz. Een mengvorm met in te kopen uren bij een aanbieder behoort ook tot mogelijkheden. Het pgb kan worden verhoogd met een vergoeding voor één of meer te indiceren dagdelen externe dagbesteding (formeel tarief) te relateren aan een ontwikkelingsdoel. Het zevende lid spreekt voor zichzelf.

     

  • D.

    In de laatste zin van de toelichting op artikel 8 dient de term ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning’ te worden vervangen door ‘Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

     

  • E.

    Na de laatste zin van de toelichting op artikel 8 wordt een zinssnede toegevoegd, luidende:

    Gemeente Groningen volgt met betrekking tot de maatwerkvoorziening dan wel pgb de bepalingen rond de maximale eigen bijdrageregeling zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en geeft geen nadere invulling aan de gestelde ruimte om in bepaalde gevallen een lagere eigen bijdrage te vragen.

    Indien echter toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 7 lid 6 en de persoon die een pgb toegekend heeft gekregen en aan wie de ondersteuning wordt gegeven inwonend is bij de hulpverlener die behoort tot het sociaal netwerk geldt de regel dat cliënt geacht wordt bij te dragen aan de kosten van inwoning. In dat geval wordt aan het CAK doorgegeven dat voor deze persoon de zogeheten ‘lage eigen bijdrage’ geldend is.

     

  • F.

    De titel in de toelichting bij artikel 11 komt te luiden als volgt: Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

     

  • G.

    In de toelichting bij artikel 11 wordt na de eerste alinea (‘Deze ..(…)…. van de wet.’) een alinea toegevoegd, luidende:

     

    Enkele artikelleden (lid 2, 3 en 5) voegen inhoudelijk op zichzelf niet meer toe dan reeds is geregeld in de wetsartikelen 2.3.8, 2.3.10 en 2.4.1 Wmo 2015. Om toch een volledig beeld te schetsen zijn deze bepalingen in de verordening opgenomen.

    Het woordje ‘derde’ in de nieuwe derde alinea wordt vervangen door ‘vierde’

     

  • H.

    Na de artikelsgewijze toelichting van artikel 11 wordt een nieuwe toelichting toegevoegd, luidende:

     

    Artikel 11a Opschorting betaling uit pgb

    In bepaalde gevallen is (tijdelijke) opschorting van een betaling uit het pgb naar aanleiding van een declaratie een beter instrument dan beëindiging of weigering (op grond van artikel 2, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015) of zelfs intrekken of herzien van het verleningsbesluit (op grond van artikel 2.3.10 van de wet). Door opschorting kan ruimte worden geboden voor herstelmaatregelen of nader onderzoek. Bijvoorbeeld als het gaat om de overeenkomsten die de budgethouder is aangegaan of bij herziening van de toekenningbeschikking.

     

    Het is aan de SVB om te beslissen om over te gaan tot opschorting. Dit kan echter ook op verzoek van het college, mits dit met toepassing van bij de verordening gestelde regels gebeurt (artikel 2, vierde lid, aanhef en onder e, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015). Gemeenten die deze mogelijkheid wenselijk achten, moeten dit artikel (of enig artikel ter uitvoering van artikel 2, vierde lid, aanhef en onder e, van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015) in de verordening opnemen.

     

    Voor de termijn van dertien weken is gekozen na overleg met het ministerie van VWS en op verzoek van de SVB (VWS en SVB wijzen erop dat een uniforme regeling bij gemeenten de praktische uitvoerbaarheid voor de SVB zeer ten goede komt).

Artikel III Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2017.

 

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 19 april 2017

De voorzitter

De griffier

Naar boven