Verordening Meedoen voor minima in Barendrecht

De raad van de gemeente Barendrecht;

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders gemeente Barendrecht (1081595) d.d. 13 september 2016;

 

Gelet op het advies van de commissie Samenleving van 25 oktober 2016;

 

Gelet op artikel 108 en artikel 147 van de Gemeentewet;

 

Overwegende dat het wenselijk is dat volwassenen en kinderen met een laag inkomen kunnen Meedoen aan allerlei maatschappelijke activiteiten van sport, cultuur en school;

BESLUIT:

 

  • 1.

    De motie Rotterdampas 2016-021(1) als afgedaan te beschouwen.

  • 2.

    Vast te stellen de: Verordening Meedoen voor minima in Barendrecht 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

     

    a. rechthebbende:

    • i.

      de inwoner van de gemeente Barendrecht vanaf 18 jaar en ouder en diens inwonende minderjarige ten laste komende kinderen van 4 t/m 17 jaar met een inkomen tot 120% van de uitkeringsnorm Participatiewet van een alleenstaande, alleenstaande ouder of samenwonende zonder toepassing kostendeling (zie de toelichting);

    • ii.

      kinderen van 4 tot en met 17 jaar die bij ouders wonen die een minnelijk of wettelijk traject schuldhulpverlening volgen en een ‘besteedbaar’ inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van de uitkeringsnorm en inwoner van de gemeente Barendrecht zijn;

     

    b. Kalenderjaar:

    tijdvak van een jaar lopend van 1 januari tot 1 januari van het jaar daarop volgend;

     

    c. Tegemoetkoming:

    de maximale bijdrage die op grond van deze verordening verstrekt kan worden;

     

    d. Vermogen:

    het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet waarbij het vermogen in de eigen woning niet wordt meegeteld

Artikel 2. Sociale en culturele activiteiten rechthebbende vanaf 18 jaar

  • 1.

    Het college kan aan een rechthebbende vanaf 18 jaar een tegemoetkoming verstrekken in de kosten van deelname aan sociale, sport en culturele activiteiten, recreatieve uitjes, museum jaarkaart, bibliotheek lidmaatschap, Rotterdampas, of voor de aanschaf van een computer of fiets. Dit is een limitatieve lijst;

  • 2.

    De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 150,– per persoon per kalenderjaar;

  • 3.

    Per kalenderjaar wordt 1 keer via een aanvraagformulier beoordeeld of iemand rechthebbende is waarbij het recht voor het hele kalenderjaar wordt vastgesteld. Hierbij wordt verklaard dat er geen inkomen en vermogen is dat hoger is dan het gestelde maximum zonder opgave van bewijzen;

  • 4.

    Na vaststelling van het recht kan de aanvrager via een declaratieformulier de te maken kosten indienen, dit kan meerdere malen in het kalenderjaar tot de maximale vergoeding is bereikt, nota’s zijn niet nodig.

  • 5.

    De uitbetaling vindt bij voorkeur plaats door middel van het rechtstreeks overmaken aan de leverancier, club of vereniging. Als dat niet mogelijk is zal er worden uitbetaald aan de aanvrager;

  • 6.

    De tegemoetkoming is niet over te dragen aan een ander gezinslid. Bij de aanschaf van een computer kunnen gezinsleden wel de bedragen samenvoegen;

  • 7.

    Het college kan in beleidsregels bepalingen opnemen over de vorm van de ter beschikking stelling van de tegemoetkoming (pas, voucher, tegoedbon etc.);

  • 8.

    Achteraf kan er worden gecontroleerd op rechtmatigheid tot 1 juli van het volgend kalenderjaar;

  • 9.

    Aanvragen voor een bepaald kalenderjaar kunnen tot 1 januari van het daaropvolgend nieuwe kalenderjaar worden ingediend, de niet uitgegeven tegemoetkoming vervalt per 1 januari van het nieuwe jaar.

Artikel 3. Kindpakket

  • 1.

    Het college kan aan een kind vanaf 4 jaar tot en met 17 jaar een tegemoetkoming verstrekken voor de kosten van sport, cultuur, cursussen, zwemmen, plaatselijke seizoensactiviteiten, muziekles, instrumenten, sportbenodigdheden, recreatieve uitjes, aanschaf van een computer, fiets of kleding, voor verjaardagsfeestjes en schoolkosten. Dit is geen limitatieve lijst;

  • 2.

    De peildatum voor de leeftijd is 1 januari van een jaar, de leeftijd die het kind bereikt in het betreffende kalenderjaar bepaalt de hoogte van de tegemoetkoming;

  • 3.

    De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 350,– voor een kind van 4 tot en met 11 jaar per kalenderjaar;

  • 4.

    De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 450,– voor een kind van 12 tot en met 17 jaar per kalenderjaar;

  • 5.

    Per kalenderjaar wordt 1 keer via een aanvraagformulier beoordeeld of iemand rechthebbende is waarbij het recht voor het hele kalenderjaar wordt vastgesteld. Hierbij wordt verklaard dat er geen inkomen en vermogen is dat hoger is dan het gestelde maximum zonder opgave van bewijzen;

  • 6.

    Na vaststelling van het recht kan de aanvrager via een declaratieformulier de te maken kosten indienen, dit kan meerdere malen in het kalenderjaar tot de maximale vergoeding is bereikt, nota’s zijn niet nodig.

  • 7.

    De uitbetaling vindt bij voorkeur plaats door middel van het rechtstreeks overmaken aan de leverancier, club of vereniging. Als dat niet mogelijk is zal er worden uitbetaald aan de aanvrager;

  • 8.

    De tegemoetkoming is niet over te dragen aan een ander gezinslid. Bij de aanschaf van een computer kunnen gezinsleden wel de bedragen samenvoegen;

  • 9.

    Het college kan in beleidsregels bepalingen opnemen over de vorm van de ter beschikking stelling van de tegemoetkoming (pas, voucher, tegoedbon etc.);

  • 10.

    Achteraf kan er worden gecontroleerd op rechtmatigheid tot 1 juli van het volgend kalenderjaar;

  • 11.

    Aanvragen voor een bepaald kalenderjaar kunnen tot 1 januari van het daaropvolgend nieuwe kalenderjaar worden ingediend, de niet uitgegeven tegemoetkoming vervalt per 1 januari van het nieuwe jaar.

Artikel 4. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de rechthebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 5. Beleidsregels

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels opstellen.

Artikel 6. Rechtmatigheid

Burgemeester en wethouders kunnen achteraf middels steekproeven de rechtmatigheid van de verstrekkingen controleren.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Meedoen voor minima in Barendrecht 2017’.

  • 3.

    Op de dag van inwerkingtreding als bedoeld in het eerste lid wordt ingetrokken;

    • a.

      De verordening Sport Cultuur en Educatie 2012

    • b.

      De beleidsregels bijzondere bijstand onderdeel ‘Schoolkosten kinderen tot 18 jaar’

    • c.

      De tijdelijke overgangsregeling vergoeding Rotterdampas

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Barendrecht van 22 november 2016

De griffier,

mw. mr. G.E. Figge

De voorzitter,

drs. J. van Belzen

ALGEMENE TOELICHTING

 

Meedoen aan de samenleving is belangrijk, ook als je een laag inkomen hebt. Deze verordening geeft de mogelijkheid aan volwassen en kinderen om op eigen wijze deel te nemen aan verschillende activiteiten of geeft mogelijkheid tot het aanschaffen van een product in het kindpakket, bijvoorbeeld kleding, computer of fiets.

 

Voor het kind vanaf 4 jaar tot 17 jaar is er een bedrag beschikbaar gesteld dat kan worden besteed aan een breed scala van kosten, we noemen dit het ‘kindpakket’. Ook kinderen in gezinnen met problematische schulden die een wettelijk of minnelijk traject volgen komen in aanmerking voor een vergoeding van het kindpakket, ongeacht de hoogte van het inkomen van de ouders. De inhoud van het kindpakket is breed, de mogelijkheden zijn opgesomd maar niet limitatief. Als een kind iets anders nodig heeft dan kan dit gemotiveerd worden gevraagd.

 

Het (schoolgaande) kind vanaf 18 jaar valt niet meer onder het kindpakket, er is vanaf deze leeftijd zelfstandig recht op een vergoeding voor sport en culturele activiteiten zoals is gesteld in artikel 2 van deze verordening.

 

De inkomensgrens is verhoogd naar 120% van de bijstandsnorm, dit is door de raad vastgesteld in de ‘Kaders Minimabeleid en schuldhulpverlening’ in de raadsvergadering van 15 december 2015.

 

Uitvoering en uitgangspunten

De uitgangspunten bij het opstellen van deze verordening zijn als volgt:

  • de uitvoeringskosten zijn zo laag mogelijk;

  • de drempel voor de aanvrager is zo laag mogelijk;

  • er hoeft geen geld te worden voorgeschoten;

  • we gaan uit van ‘vertrouwen’ in plaats van strenge controle;

  • achteraf kan worden gecontroleerd op rechtmatigheid tot 1 juli van het jaar erop;

  • als blijkt dat het vertrouwen is geschonden zal het vertrouwen er niet meer zijn en worden gevraagd naar bewijzen bij een volgende aanvraag.

Als vaststaat dat de aanvrager rechthebbend is en heeft aangegeven waar de vergoeding voor gebruikt gaat worden, wordt de verstrekking beschikbaar gesteld. De aanvraag vindt 1x per kalenderjaar plaats door middel van een eenvoudig aanvraagformulier waarin wordt verklaard dat het inkomen niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm en het vermogen niet hoger is dan de grens genoemd in de Partcipatiewet. Als het recht is vastgesteld kan de aanvrager lopende het jaar aangeven waar de tegemoetkoming voor nodig is en voor welk bedrag via een eenvoudig declaratieformulier zonder betaalbewijzen.

 

Uitbetaling zal bij voorkeur rechtstreeks plaatsvinden aan de leverancier, club of vereniging. Als dat niet kan wordt er uitbetaald aan de aanvrager of de ouder. Er wordt geen betalingsbewijs gevraagd. Op deze wijze hoeven de kosten niet te worden voorgeschoten. Als de tegemoetkoming voor het eind van het kalenderjaar niet is uitgegeven vervalt het bedrag per 1 januari van het nieuwe kalenderjaar. In het nieuwe kalenderjaar kan opnieuw een aanvraag worden ingediend. Declaraties van een kalenderjaar kunnen doorlopen tot 1 februari van het volgend kalenderjaar.

 

Achteraf kan er gecontroleerd worden op de rechtmatigheid.. De controle kan plaatsvinden tot 1 juli van het volgend kalenderjaar. De mogelijkheid tot controle achteraf is afgebakend zodat de aanvrager weet tot wanneer de controles kunnen plaatsvinden. Bij verwijtbaar handelen heeft dit tot gevolg dat er bij een volgende aanvraag wel om bewijzen rondom inkomen, vermogen en besteding mag worden gevraagd.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

De inkomensgrens is gesteld op 120% van de bijstandsnorm, dit is reeds door de raad vastgesteld in de ‘Kaders minimabeleid’. De inkomenstoets wordt simpel uitgevoerd. Er zijn drie gezinssituaties, een alleenstaande, een alleenstaande ouder of een samenwonend stel c.q. echtpaar. Er wordt niet gekeken naar de situatie van kostendeling zoals de Participatiewet (Pw) voorschrijft. Inkomensbestanddelen die in de Participatiewet niet meetellen als inkomen worden ook nu buiten beschouwing gelaten.

Met betrekking tot het vermogen wordt aangesloten bij de vermogensgrens van de Pw, het vermogen in de eigen woning wordt buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2. Sociale en culturele activiteiten volwassenen vanaf 18 jaar

In dit artikel is beschreven wat vergoed kan worden aan de volwassene vanaf 18 jaar. De mogelijkheden voor de volwassene zijn limitatief en liggen op het gebied van sport, cultuur, recreatieve uitjes, lidmaatschap bibliotheek, museumjaarkaart, Rotterdampas, computer, fiets en alles wat nodig is om de activiteit uit te oefenen. Denk aan sportkleding, muziekinstrumenten, reiskosten om ergens heen te gaan. De maximale vergoeding is € 150 per kalenderjaar.

Artikel 3. Kindpakket

Dit artikel geeft wat de tegemoetkoming is voor kinderen van 4 t/m 17 jaar. Voor deze doelgroep is de besteding heel breed en kan naar eigen inzicht worden bepaald. De opsomming is niet limitatief en kan individueel worden afgestemd op de wensen en behoefte van het kind. Het belang van het kind is belangrijk bij deze afweging.

In ieder geval valt hier onder; sport, zwemles, cultuur, opleiding, sociale activiteiten, uitjes, seizoensactiviteiten, computer, fiets, kleding, schoolkosten. De hoogte van de tegemoetkoming is afgestemd op de leeftijd en varieert van € 350 tot € 450 per kalenderjaar. Het bedrag voor kinderen vanaf 12 jaar is hoger omdat er in het voortgezet onderwijs meer kosten moeten worden gemaakt.

Peildatum;

De peildatum voor de leeftijd is 1 januari van een kalenderjaar. Wordt een kind lopende het kalenderjaar 4 dan is er recht op een volledige vergoeding van € 350 voor dat jaar. Wordt een kind lopende het kalenderjaar 12 dan is er recht op de hoge vergoeding van € 450 in dat jaar. Wordt een kind lopende het kalenderjaar 18, dan is dit het laatste jaar waarop het kind de hoge vergoeding krijgt van € 450. Het jaar erop kan het kind als volwassene zelf een aanvraag indienen.

Artikel 4. Hardheidsclausule

Geen nadere toelichting.

Artikel 5. Nadere beleidsregels

Geen nadere toelichting.

Artikel 6. Rechtmatigheid

Het college kan controles verrichten op de rechtmatigheid van het recht en van de verstrekte tegemoetkomingen tot 1 juli van het volgende kalenderjaar. Verwijtbaar handelen, kan leiden tot een controle vooraf bij een volgende aanvraag en het vragen om betalingsbewijzen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bewust geplande fraude en het niet begrijpen van de regels. Bij de laatste vraagt dit om meer begeleiding en uitleg en kan het ‘vertrouwen’ worden hersteld.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

Als de nieuwe verordening van kracht is vervalt het recht via de SCE verordening en het beleid bijzondere bijstand voor wat betreft de ‘schoolkosten voor kinderen tot 18 jaar’. In Barendrecht is er vanaf 2011 recht op een vergoeding van de Rotterdampas, dit recht vervalt omdat de vergoeding in deze verordening is opgenomen.

Naar boven