Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Zundert 2016

 

De raad van de gemeente Zundert;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 22-11-2016;

gehoord het advies van de Ronde d.d. 21-12-2016;

gelet op de betreffende bepalingen in de Gemeentewet;

besluit:

Vast te stellen de

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Zundert 2016

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene Wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Participatiewet;

    • b.

      lOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      lOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • e.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert;

    • f.

      proefplaatsing: werken met behoud van uitkering gedurende een periode van maximaal 3 maanden met de intentie en afspraak van een concrete baan in het vooruitzicht;

    • g.

      werkstage: werken met behoud van uitkering gedurende een periode van maximaal 6 maanden met als doel om werkritme en werkervaring op te doen;

    • h.

      activeringsplaats: werken met behoud van uitkering voor personen met een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt die wel het perspectief hebben dat zij met langere begeleiding weer inzetbaar zijn in reguliere arbeid;

    • i.

      detachering: werken in een betaalde baan bij een reguliere werkgever via een (sociaal) detacheringsbureau van de overheid of via een derde;

    • j.

      werkplekaanpassing: een voorziening die ingezet kan worden op de werkplek ten behoeve van een werknemer met arbeidsbeperkingen, waardoor de werknemer beter in staat is zijn werkzaamheden uit te voeren;

    • k.

      Jobcoaching: het geheel aan ondersteunende activiteiten dat nodig is om arbeidsparticipatie van mensen met een beperking op een specifieke werkplek optimaal en duurzaam te maken. Het gaat daarbij om activiteiten die overstijgend zijn aan het gebruikelijke inwerktraject van de werkgever en die na het inwerken (nog) nodig zijn om de opgedragen taken te kunnen blijven uitvoeren.

 

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

 

Artikel 2 Evenwichtige verdeling

Het college bevordert dat er met betrekking tot het aanbieden van ondersteuning, sprake is van een gelijke aandacht voor de in artikel 7, lid 1, sub a, van de wet genoemde groepen alsmede voor een evenwichtige verdeling binnen de te onderscheiden doelgroepen.

 

Artikel 3 Subsidie- of budgetplafonds

  • 1.

    Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3.

    Een door het college vastgesteld plafond als genoemd in het eerste en tweede lid vormt een weigeringsgrond bij aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing voor de voorziening als genoemd in artikel 18.

 

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

 

Artikel 4 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college kan in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2.

    Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de lOAW of de artikelen 13 en 37 van de lOAZ niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2o, van de wet;

    • d.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • 3.

    Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in hoofdstuk 4 van deze verordening nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • d.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • 4.

    De algemene subsidieverordening van de gemeente Zundert is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die voortkomen uit de toepassing van deze verordening.

 

Artikel 5 Individuele omstandigheden

Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

  • a.

    de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

  • b.

    de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • c.

    de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

  • d.

    de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • e.

    de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

  • f.

    de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

 

Artikel 6 Niet-uitkeringsgerechtigde

  • 1.

    Bij de re-integratie van niet-uitkeringsgerechtigden gelden de volgende eisen:

    • a.

      de aanvrager dient zich voor minimaal twintig uur per week beschikbaar te stellen voor algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      de noodzaak voor ondersteuning dient aanwezig te zijn en wordt door het college vastgesteld;

    • c.

      de ondersteuning dient te allen tijde gericht te zijn op het verkrijgen van betaalde arbeid;

    • d.

      de aanvrager is verplicht ingeschreven te staan als werkzoekende bij het UWV.

  • 2.

    De voorzieningen als genoemd in de artikelen 11,12, en 15 worden niet ingezet voor de niet-uitkeringsgerechtigde met uitzondering van niet-uitkeringsgerechtigden met een doelgroepverklaring in het kader van de baanafspraken.

  • 3.

    Geen recht op ondersteuning bestaat voor de niet-uitkeringsgerechtigde, indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de aanvrager.

 

Hoofdstuk 4 De vorm van ondersteuning

 

Artikel 7 Proefplaatsing

  • 1.

    Het college kan aan de personen behorend tot de doelgroep een proefplaatsing aanbieden indien de werkgever waar deze proefplaatsing wordt gerealiseerd aansluitend een dienstverband in het vooruitzicht stelt.

  • 2.

    De proefplaatsing is bedoeld om de werknemer de vaardigheden te leren die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de werkzaamheden in het aansluitende dienstverband.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de uitvoering van de proefplaatsing.

Artikel 8 Werkstage

  • 1.

    Het college kan een persoon een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep en

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

  • 2.

    Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze van uitvoering van de werkstage en de voorwaarden die hieraan verbonden worden.

 

Artikel 9 Sociale activering

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering, onder andere in de vorm van een activeringsplaats, voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening of voor zover dit bijdraagt aan zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze van uitvoering van sociale activering en de voorwaarden die hieraan verbonden worden.

 

Artikel 10 Scholing

  • 1.

    Het college kan aan de persoon die behoort tot de doelgroep scholing of opleiding aanbieden die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien de wijze van uitvoering van het scholingsinstrument en de voorwaarden die hieraan verbonden worden.

 

Artikel 11 Detachering

  • 1.

    Het college kan aan de persoon die behoort tot de doelgroep een dienstverband aanbieden in de vorm van een detacheringsbaan, waarbij betrokkene voor het verrichten van de werkzaamheden wordt geplaatst bij een derde.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze van uitvoering van deze detacheringsbaan.

 

Artikel 12 Participatieplaats

  • 1.

    Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

  • 3.

    Het college biedt de persoon die minimaal zes maanden werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid verricht en geen startkwalificatie bezit een voorziening als bedoeld in artikel 10 van deze verordening aan, indien dit bijdraagt aan de vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 4.

    De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de wet bedraagt € 100,00 per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 5.

    Geen aanspraak op een premie als genoemd in het derde lid bestaat, indien de gemiddelde inzet gedurende de periode genoemd in het derde lid minder bedraagt dan 4 uren per week.

 

Artikel 13 Beschut werk

  • 1.

    Het college kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een persoon uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.

  • 2.

    Het college maakt uit de personen uit de doelgroep een voorselectie en wint bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

  • 3.

    Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken kan het college de volgende ondersteunende voorzieningen inzetten:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken;

    • c.

      aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4.

    Het college bepaalt de omvang van het aanbod beschut werk en legt vast hoeveel plekken voor beschut werk de gemeente beschikbaar stelt.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze van uitvoering van de voorziening beschut werk en de voorwaarden die hieraan verbonden worden.

 

Artikel 14 Persoonlijke ondersteuning

  • 1.

    Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning in de vorm van jobcoaching aanbieden bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem door de werkgever opgedragen taken te verrichten.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze waarop persoonlijke ondersteuning wordt aangeboden, alsmede de omvang, duur en kosten hiervan.

 

Artikel 15 Incidentele loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan een incidentele loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers ten behoeve van specifieke doelgroepen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de voorziening bedoeld in het eerste lid Voor zover deze nadere regels worden opgesteld hebben deze in ieder geval betrekking op:

    • a.

      de specifieke doelgroepen waarvoor incidentele loonkostensubsidie kan worden verleend;

    • b.

      de hoogte en duur van de incidentele loonkostensubsidie;

    • c.

      het recht op de incidentele loonkostensubsidie gerelateerd aan de omvang van de dienstbetrekking;

    • d.

      de wijze van betaalbaar stellen;

    • e.

      het maximaal aantal te verstrekken incidentele loonkostensubsidies per werkgever.

  • 3.

    De incidentele loonkostensubsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing plaatsvindt.

  • 4.

    De incidentele loonkostensubsidie wordt alleen dan verstrekt als er voor dezelfde werknemer geen structurele loonkostensubsidie wordt verstrekt.

  • 5.

    Een incidentele loonkostensubsidie wordt niet verstrekt als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

 

Artikel 16 Structurele loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep van de structurele loonkostensubsidie.

  • 2.

    Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    • a.

      de persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • b.

      de persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en

    • c.

      de persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

 

Artikel 17 Vaststelling loonwaarde

  • 1.

    Ten behoeve van de vaststelling van de structurele loonkostensubsidie stelt het college de loonwaarde van de persoon als bedoeld in artikel 16 vast.

  • 2.

    Totdat in het Regionaal Werkbedrijf afspraken zijn gemaakt over de toe te passen loonwaardemethode en die methode door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gevalideerd, maakt het college voor de vaststelling van de loonwaarde gebruik van de methode als beschreven in de Ministeriële regeling loonkostensubsidie Participatiewet.

 

Artikel 18 Werkplekaanpassing

  • 1.

    Het college kan een werkgever die met een persoon, die behoort tot de doelgroep een dienstbetrekking aangaat van ten minste zes maanden, een vergoeding verstrekken voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht.

  • 2.

    Een vergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt indien op grond van een andere regeling een vergoeding voor de kosten kan worden verstrekt.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de wijze van uitvoering van de voorziening als bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 19 Overige vergoedingen

  • 1.

    Het college kan aan de personen behorend tot de doelgroep een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Geen aanspraak op de in het eerste lid genoemde vergoedingen bestaat indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die gezien haar aard en doel wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de verstrekking van overige voorzieningen, waarbij bepaald kan worden voor welke specifieke voorzieningen vergoedingen mogelijk zijn.

 

Artikel 20 Overige re-integratievoorzieningen

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de inzet van andere dan de in deze verordening genoemde re-integratievoorzieningen.

 

Artikel 21 Combinatie van voorzieningen

Het college kan een re-integratievoorziening aanbieden die bestaat uit een combinatie van de in dit hoofdstuk genoemde voorzieningen.

 

Hoofdstuk 5 Staatssteunbepaling

 

Artikel 22 Staatssteun

  • 1.

    Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geschiedt de verstrekking op grond van:

    • a.

      hoofdstuk III, deel 6 van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard; of

    • b.

      de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

  • 2.

    Als en voor zover de verstrekking van de voorzieningen aan de werkgever staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt de voorziening verstrekt onder de voorwaarde dat de begunstigde onderneming een dossier bijhoudt aan de hand waarvan kan worden geverifieerd of de verleende steun voldoet aan de voorwaarden van de in lid 1 genoemde toegepaste verordeningen.

 

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

 

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 24 Overgangsrecht

  • 1.

    Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re-integratieverordening voor de duur:

    • a.

      van 12 maanden gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of

    • b.

      dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 2.

    Het college kan na afloop van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

  • 3.

    De Re-integratieverordening blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 25 Inwerkingtreding en intrekking

De verordening treedt in werking de eerste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 december 2016. Met ingang van deze datum wordt de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Zundert 2015, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 9 december 2014, ingetrokken.

 

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald: "Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Zundert 2016".

 

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 24-01-2017.

De raad voornoemd,

 

de griffier, de voorzitter,

 

drs. J.J. Rochat L.C. Poppe-de Looff

Naar boven