Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oud-Beijerland 2017, tweede versie

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oud-Beijerland;

Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen omtrent de te verstrekken maatwerkvoorzieningen, tegemoetkoming meerkosten, bijdrage in de kosten en het Persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015);

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur) en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oud-Beijerland 2017;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oud-Beijerland 2017, tweede versie [1] .

[1]Op 20 december 2016 heeft het college het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oud-Beijerland 2017 vastgesteld. Door aanpassingen wordt dat Besluit ingetrokken en wordt met dit Besluit een nieuw Besluit vastgesteld. In de titel wordt voor het onderscheid bij dit besluit “tweede versie” toegevoegd.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oud-Beijerland 2017, tweede versie;

    • b.

      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oud-Beijerland 2017;

    • c.

      Uitvoeringsbesluit: het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, Stb 420.

    • d.

      Instandhoudingskosten: een door het College te bepalen bedrag dat bestemd is voor bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en verzekering, verband houdend met de te verstrekken maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Alle begrippen, die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Artikel 2.1 Afschrijvingsperioden

Onverminderd de toepassing van artikel 8.4 vierde lid onder f van de Verordening worden voor voorzieningen de volgende afschrijvingsperioden gehanteerd:

Woningaanpassingen:

  • -

    keuken 20 jaar;

  • -

    badkamer 25 jaar.

Hulpmiddelen:

  • -

    tilliften en trapliften 10 jaar;

  • -

    overige hulpmiddelen ten behoeve kinderen 5 jaar;

  • -

    overige hulpmiddelen ten behoeve volwassenen 7 jaar.

Artikel 2.2 Toepassing primaat verhuizing

Het bedrag waarboven toepassing van het primaat van de verhuizing, zoals bedoeld in artikel 8.3 eerste lid van de Verordening kan worden toegepast bedraagt € 2.421,15.

Artikel 2.3 Terugbetaling bij verkoop woning

  • 1.

    Het in artikel 12.4 van de Verordening genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

    • -

      bij verkoop in het eerste jaar na gereed melding 100% van vergoede aanpassingskosten;

    • -

      bij verkoop in het tweede jaar na gereed melding 90% van de vergoede aanpassingskosten;

    • -

      bij verkoop in het derde jaar na gereed melding 80% van de vergoede aanpassingskosten;

    • -

      bij verkoop in het vierde jaar na gereed melding 70% van de vergoede aanpassingskosten;

    • -

      bij verkoop in het vijfde jaar na gereed melding 50% van de vergoede aanpassingskosten;

    • -

      bij verkoop in het zesde jaar na gereed melding 30% van de vergoede aanpassingskosten;

    • -

      bij verkoop in het zevende jaar na gereed melding 10% van de vergoede aanpassingskosten;

  • 2.

    Het College vermindert de in het eerste lid genoemde bedragen met de verschuldigde bijdrage in de kosten;

  • 3.

    Het in artikel 12 lid 1 bedoelde bedrag bedraagt € 13.038,32.

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget

Artikel 3.1 Verstrekking op verzoek

  • 1.

    Verstrekking van een Persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt.

  • 2.

    De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het Persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening.

Artikel 3.2 Budgetperiode

Het Persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de normale afschrijvingstermijn die geldt voor de met het Persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening. Daaronder worden ook de instandhoudingskosten gerekend.

Artikel 3.3 Recht op Persoonsgebonden budget

Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat geen recht op een Persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het Persoonsgebonden budget.

Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget en kwaliteit

  • 1.

    Bij de verstrekking van een Persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing, diensten en Huishoudelijke Ondersteuning dient te worden voldaan aan de door het College gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorwerkvoorziening:

    • a.

      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

    • b.

      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

    • c.

      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

Artikel 3.5 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1.

    Bij de verlening van een Persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het besluit met de werkzaamheden te worden aangevangen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 5.1 tweede lid onder e van de Verordening dient het persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen binnen 15 maanden na toekenning te zijn aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Voor de verstrekking van een Persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het College positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het College heeft desgevraagd op één of meer door het College te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het College wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 4.

    Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het besluit tot toekenning verklaart de cliënt schriftelijk aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 5.

    De gereed melding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het Persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 6.

    De cliënt aan wie een Persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 3.6 Persoonsgebonden budget hulpmiddel en vervoersvoorziening

  • 1.

    Bij de verstrekking van een Persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen, volgens de door het College daaraan gestelde eisen;

    • b.

      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen de kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijkosten en arbeidsloon), 24-uurs-service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

    • c.

      de cliënt dient bij aanschaf van een vervoersvoorziening een wettelijke aansprakelijkheids-verzekering af te sluiten.

  • 2.

    De cliënt dient het College desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het Persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.

Artikel 3.7 Hoogte Persoonsgebonden budget diensten

  • 1.

    Onder diensten als bedoeld in dit artikel worden verstaan: begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf alsmede het noodzakelijk vervoer van en naar de locatie waar deze diensten worden geboden.

  • 2.

    De hoogte van het Persoonsgebonden budget waarmee niet door het College gecontracteerde diensten worden ingekocht bij een aanbieder die in loondienst werkzaam is bij een organisatie die staat ingeschreven in het Handelsregister als zijnde aanbieder van maatschappelijke ondersteuning, bedraagt niet meer dan 90% van het tarief waarvoor het College deze diensten heeft ingekocht.

  • 3.

    De hoogte van het Persoonsgebonden budget waarmee diensten worden ingekocht bij een aanbieder die niet in loondienst werkzaam is bij een organisatie als bedoeld in het vorige lid, maar wel als

    beroepskracht kan worden aangemerkt, bedraagt niet meer dan 75% van het tarief waarvoor het College deze diensten heeft ingekocht.

  • 4.

    De hoogte van het Persoonsgebonden budget waarmee diensten worden ingekocht bij een persoon die niet als beroepskracht wordt aangemerkt of een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt bedraagt maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende Pgb-tarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners.

  • 5.

    De hoogte van het Persoonsgebonden budget voor het noodzakelijk vervoer als bedoeld in het eerste lid bedraagt niet meer dan 100% van het tarief dat het College in natura verschuldigd is of zal zijn.

  • 6.

    Uit het Persoonsgebonden budget mogen de volgende extra kosten worden betaald:

    • a.

      indien alleen via een acceptgiro kan worden gefactureerd;

    • b.

      de reiskosten van de persoon aan wie het Persoonsgebonden budget wordt uitbetaald in verband met het bieden van maatschappelijke ondersteuning, niet zijnde vervoer, met een maximum van 40 kilometer per dag. De hoogte is gebaseerd op het maximaal belastingvrije bedrag (€ 0,19);

  • 7.

    Van het Persoonsgebonden budget kan 1,5% tot een maximum van € 1.250,00 per jaar buiten de verantwoording worden gelaten van de overeenkomst als bedoeld in artikel 5.1 van de Verordening.

  • 8.

    Van de bedragen bedoeld in het tweede en/of derde lid kan alleen worden afgeweken indien de cliënt aantoont dat het Persoonsgebonden budget niet toereikend is voor het bieden van de goedkoopst passende bijdrage gelet op de mate van zelfredzaamheid en participatie.

Artikel 3.8 Hoogte Persoonsgebonden budget Huishoudelijke Ondersteuning

  • 1.

    De hoogte van het Persoonsgebonden budget voor Huishoudelijke Ondersteuning op € 12,61 per uur.

  • 2.

    De hoogte van het Persoonsgebonden budget voor Huishoudelijke Ondersteuning plus op € 17,15

    per uur.

  • 3.

    De hoogte van het Persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van uren. Indien er sprake is van een deel van een uur, wordt het Persoonsgebonden budget naar boven afgerond op kwartieren.

Artikel 3.9 Hoogte Persoonsgebonden budget hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van het Persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur- dan wel aanschafprijs van de goedkoopst passende bijdrage, waaronder instandhoudingskosten zoals die door het College aan de aanbieder verschuldigd is.

  • 2.

    Onverminderd artikel 5.2 vijfde lid van de Verordening kan het College bij de vaststelling van de hoogte van het Persoonsgebonden budget rekening houden met de (extra) kosten van de WA-verzekering bij vervoersvoorzieningen.

HOOFDSTUK 4 BIJDRAGE IN DE KOSTEN

Artikel 4.1 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening

  • 1.

    De bijdrage in de kosten is gelijk aan de maximale bedragen zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 2.

    Geen bijdrage is verschuldigd voor:

    • a.

      een minderjarige cliënt, inclusief een woningaanpassing;

    • b.

      rolstoelen;

    • c.

      aan rolstoel gekoppelde voorzieningen (zoals handbikes).

  • 3.

    De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrageplichtig inkomen van het Uitvoeringsbesluit.

  • 4.

    De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

  • 5.

    De kostprijs van de maatwerkvoorziening is:

    • a.

      het toegekende en betaalde PGB;

    • b.

      de huurprijs die het College verschuldigd is aan de aanbieder;

    • c.

      de koopprijs die het College verschuldigd is aan de aanbieder;

    • d.

      de waarde van de maatwerkvoorziening in depot van de gemeente dan wel de instandhoudingskosten die aan de maatwerkvoorziening zijn verbonden;

    • e.

      voor diensten geldt het tarief welke het College verschuldigd is aan de aanbieder.

    • f.

      voor huishoudelijke ondersteuning het tarief welke het College verschuldigd is aan de aanbieder dan wel een daarop gebaseerd aantal uren.

  • 6.

    De bijdrage in de kosten voor begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en eventueel het daaraan verbonden vervoer in de vorm van Zorg in natura en persoonsgebonden budget bedraagt 70% van de kostprijs.

  • 7.

    De bijdrage in de kosten voor huishoudelijke ondersteuning in de vorm van Zorg in natura bedraagt maximaal 177,28 voor een periode van 4 weken;

  • 8.

    Indien het aantal geleverde uren bij huishoudelijke ondersteuning in de vorm van Zorg in natura minder bedraagt dan 8 uur per periode wordt de bijdrage als volgt berekend: het aantal geleverde uren gedeeld door 8 maal het bedrag van 177,28.

  • 9.

    De bijdrage in de kosten voor huishoudelijke ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget bedraagt 100% van de kostprijs.

  • 10.

    De bijdrage in de kosten voor huishoudelijke ondersteuning + in de vorm van Zorg in Natura en persoonsgebonden budget bedraagt 100% van de kostprijs.

  • 11.

    De bijdrage in de kosten voor hulpmiddelen, met uitzondering van de traplift, in de vorm van Zorg in natura is een vast bedrag per periode met uitzondering van het gestelde in lid 14:

    • a.

      voor alle Scootmobielen € 30,00;

    • b.

      voor alle Tilliften € 35,00;

    • c.

      voor alle douche/badvoorzieningen € 20,00;

    • d.

      voor alle Fietsen/driewielers € 25,00.

  • 12.

    Bij een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen zoals bedoeld in lid 11 sub a en b geldt de bijdrage in de kosten per periode zoals bedoeld in lid 11 sub a en b voor de duur van de afschrijvingsperiode zoals genoemd onder 2.1.

  • 13.

    Bij een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen zoals bedoeld in lid 11 sub c en d geldt dat de bijdrage in de kosten als volgt berekend wordt:

    • a.

      bij een kostprijs lager dan 500: de kostprijs gedeeld door 6 perioden voor de duur van 6 perioden;

    • b.

      bij een kostprijs hoger dan 500,-- en lager dan 1.000,--: de kostprijs gedeeld door 13 perioden voor de duur van 13 perioden;

    • c.

      bij een kostprijs hoger dan 1.000,-- en lager dan 5.000,--: de kostprijs gedeeld door 65 perioden voor de duur van 65 perioden;

    • d.

      bij een kostprijs hoger dan 5.000,--: de kostprijs gedeeld door 130 perioden voor de duur van 130 perioden.

  • 14.

    Indien de kostprijs van hulpmiddelen, die zijn gehuurd voor 27 februari 2017, voor 27 februari 2017 lager is dan de kostprijs vanaf 27 februari 2017, bedraagt de bijdrage in de kosten de kostprijs van voor 27 februari 2017 voor zolang het hulpmiddel door de cliënt in gebruik is.

  • 15.

    De bijdrage in de kosten voor woningaanpassingen bedraagt 100% van de kostprijs.

  • 16.

    De bijdrage in de kosten voor woningaanpassingen geldt voor een periode van maximaal 10 jaar.

  • 17.

    De bijdrage in de kosten voor overige voorzieningen in de vorm van Zorg in natura en persoonsgebonden budget wordt als volgt berekend:

    • a.

      bij een kostprijs lager dan 500: de kostprijs gedeeld door 6 perioden voor de duur van 6 perioden;

    • b.

      bij een kostprijs hoger dan 500,-- en lager dan 1.000,--: de kostprijs gedeeld door 13 perioden voor de duur van 13 perioden;

    • c.

      bij een kostprijs hoger dan 1.000,-- en lager dan 5.000,--: de kostprijs gedeeld door 65 perioden voor de duur van 65 perioden;

    • d.

      bij een kostprijs hoger dan 5.000,--: de kostprijs gedeeld door 130 perioden voor de duur van 130 perioden.

HOOFDSTUK 5 TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN

Artikel 5.1 Meerkosten en aanvraag

  • 1.

    Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 11.1 eerste lid van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen voor:

    • a.

      de verhuis- en herinrichtingskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 8.3 van de Verordening;

    • b.

      de kosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportrolstoel welke noodzakelijk is in verband de zelfredzaamheid en participatie;

    • c.

      de kosten in verband met het zich verplaatsen in de leefomgeving met een eigen auto, een rolstoeltaxi of individueel taxivervoer als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Verordening welke noodzakelijk zijn in verband met de zelfredzaamheid en participatie.

Artikel 5.2 Hoogte tegemoetkoming meerkosten

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkomingen zijn gebaseerd op de bedragen van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Oud-Beijerland 2017, tweede versie.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming voor de verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt een vast bedrag voor de kosten van stoffering en verven/behangen van de nieuwe woning. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de gezinsgrootte.

    • a.

      de tegemoetkoming voor inrichtingskosten bedraagt:

      • -

        eenpersoonshuishouden € 2.421,15;

      • -

        tweepersoonshuishouden € 2.421,15;

      • -

        driepersoonshuishouden € 3.379,52 ;

      • -

        huishouden van vier of meer personen € 4.337,89;

    • b.

      de tegemoetkoming voor de verhuiskosten bedraagt maximaal € 1.008,81en wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten;

    • c.

      de tegemoetkoming van maximaal één maand dubbele woonlasten, zijnde de werkelijke kosten van de woonruimte met de laagste lasten.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming voor:

    • a.

      het gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal een kilometervergoeding van € 0,28 onder aftrek van de reguliere kosten voor openbaar vervoer ter hoogte van € 0,15 per km;

    • b.

      het gebruik van een rolstoeltaxi of individuele taxi bedraagt maximaal het bijbehorende reguliere tarief per kilometer, tijdtarief en het van toepassing zijnde reguliere voorrijdtarief per rit onder aftrek van de reguliere kosten voor openbaar vervoer ter hoogte van € 0,15 per km;

    • c.

      de aanschaf van een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.734,39 voor een periode van minimaal drie jaar.

  • 4.

    Het College stemt de hoogte van de tegemoetkoming in het derde lid onder a of b af op de samenvallende vervoersbehoefte van de echtgenoten of daarmee gelijkgestelden.

  • 5.

    Vallen de vervoersbehoeften als bedoeld in het vorige lid in belangrijke mate samen, dan verstrekt het College slechts een keer het bedrag genoemd in het eerste lid onder a of b.

  • 6.

    Het College kan in individuele gevallen afwijken van de (uitkomst van) bedragen genoemd in het derde lid onder a of b indien de vervoersbehoefte als bedoeld in artikel 5.1 onder c van dit Besluit daartoe aanleiding geeft gelet op de zelfredzaamheid en participatie.

Artikel 5.3 Uitbetaling tegemoetkoming meerkosten

  • 1.

    De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.2 tweede lid onder a en c van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het College heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning.

  • 2.

    De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.2 tweede lid onder b van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het College heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning op basis van nota’s of een door het college goedgekeurde offerte.

  • 3.

    De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.2 derde lid onder a van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het College de aanvraag om de tegemoetkoming heeft toegekend.

  • 4.

    De tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 5.2 derde lid onder b van dit Besluit worden uitbetaald op basis van declaratie of op basis van nota’s.

  • 5.

    De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.2 eerste lid onder c van dit Besluit worden uitbetaald op basis van een door het College goedgekeurde offerte of op basis van nota’s.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Indexering

  • 1.

    Op grond van artikel 15.2 van de Verordening kunnen jaarlijks per 1 januari de bedragen in dit Besluit verhoogd of verlaagd worden conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 2.

    Voor zover gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid als bedoeld in het eerste lid zal dat op de volgende wijze geschieden:

    uitgegaan wordt van de consumentenprijsindex, alle huishoudens over de periode oktober van het voorvorige jaar tot en met september van het vorige jaar.

Artikel 6.2 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit Besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oud-Beijerland 2017, tweede versie.

  • 2.

    Dit Besluit treedt in werking op 24 maart 2017, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Oud-Beijerland 2017, en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 met uitzondering van de hulpmiddelen in Zorg in natura en met een persoonsgebonden budget, waarvoor het nieuwe Besluit terugwerkt tot 27 februari 2017.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Oud-Beijerland d.d. 17 januari 2017.

De secretaris,

R.S.M. Heintjes

de burgemeester,

J. Hermans - Vloedbeld

Naar boven