Wijziging CAR-UWO gemeente Krimpen aan den IJssel

De werkgeverscommissie griffie van Krimpen aan den IJssel;

 

gelezen de LOGA brief van 23 januari 2017 2016, onderwerp Nagekomen aanpassingen CAR-UWO als gevolg van IKB;

 

overwegende dat de gemeenteraad op 10 november 2011 heeft besloten de werkgeverscommissie griffie te belasten met de vaststelling van de rechtspositiepersoneel voor het griffiepersoneel Krimpen aan den IJssel;

 

dat het uitgangspunt is de besluiten van het college over rechtspositionele regelingen voor het gemeentelijk personeel voor het griffiepersoneel ongewijzigd over te nemen, tenzij afwijking voor de griffie gewenst is;

 

dat het besluit van het college van 28 februari 2017 ongewijzigd voor het griffiepersoneel kan worden vastgesteld;

 

gelet op de artikelen 107 tot en met 107e van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t e n

 

  • 1.

    De CAR-UWO als volgt te wijzigen:

     

    • A.

      Aan artikel 1:2:1 wordt lid 5 toegevoegd en deze komt te luiden:

       

      • 5.

        De ambtenaar, bedoeld in de leden 2, 3 of 4 van dit artikel, heeft recht op:

        • a.

          8% vakantietoelage, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

        • b.

          1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, voor de ambtenaar die geboren is na 31 december 1949, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig dienstverband, en

        • c.

          0,8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris.

           

    • De toelichting op artikel 1:2:1 lid 5 komt te luiden:

       

      De ambtenaren die vallen onder de leden 2, 3 en 4 van dit artikel zijn de enige medewerkers waarvoor nog een vakantietoelage geldt. Deze 8% is pensioengevend.

      De 1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 de levensloopregeling geregeld in artikel 6a:7 lid 1. Deze 1,5% is pensioengevend.

      De 0,8% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 het bovenwettelijk verlof van 14,4 uren geregeld in artikel 6:2 lid 1. Deze 0,8% is niet pensioengevend.

       

      Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald dan worden de in de percentages in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris en de uitbetaalde salaristoelage(n).

      Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald op grond van artikel 7:3 lid 2 tot en met 4 dan worden, in afwijking van voorgaande volzin, de percentages in die maand berekend op basis van het volledige salaris en toegekende salaristoelage(n).

       

      Uitbetaling vindt plaats bij de maandelijkse salarisbetaling.

       

    • B.

      Artikel 2:5:4 lid 2 wordt geschrapt, onder vernummering van lid 3 in lid 2.

       

      De toelichting op artikel 2:5:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

       

      Met de oproepcontractant wordt een contract aangegaan voor minimaal 15 uur per maand. Voor die uren bestaat er dan ook een loonbetalingsverplichting, ook als de oproepcontractant ziek is. Aangezien hoofdstuk 7 per definitie van toepassing is (de CAR/UWO is namelijk van toepassing), hoeft deze loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte niet meer expliciet te worden opgenomen. De berekeningsbasis van de ziekte-uitkering wordt gevormd door het inkomen dat de oproepkracht gedurende het laatste kwartaal genoot.

      De oproepcontractant heeft een IKB conform de regeling in paragraaf 5 van hoofdstuk 3.

       

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking de dag na de bekendmaking en werkt met ingang van 1 januari 2017.

     

De werkgeverscommissie griffie Krimpen aan den IJssel, 9 maart 2017

De voorzitter

Naar boven