Gemeenteblad van Groningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groningen | Gemeenteblad 2017, 44738 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groningen | Gemeenteblad 2017, 44738 | Verordeningen |
HOOFDSTUK 1 REGELS VOOR MANDAAT
In lid 1 wordt de basis van het Algemeen Mandaatbesluit 2017 gelegd. De mandaatbevoegdheid van afdeling 10.1.1 Algemene wet bestuursrecht wordt hierin geconcretiseerd voor de gemeente Groningen.
Lid 2 beperkt de kring van ondergeschikten waaraan direct mandaat door het college en/of de burgemeester kan worden gegeven tot de concerndirecteuren met lijnverantwoordelijkheid voor onderdelen.
Lid 3 zorgt er voor dat de gemandateerde bevoegdheid niet wegvalt bij afwezigheid van de concerndirecteur met lijnverantwoordelijkheid voor een onderdeel.
In lid 4 komt tot uitdrukking dat uit oogpunt van transparantie het goed is om ook de plaatsvervanging of de waarneming in de ondertekening tot uiting te brengen. Zie ook de toelichting bij artikel 6. Voor de goede orde wordt hier nog opgemerkt dat vervanging of waarneming alleen mogelijk is, waar daarover uitdrukkelijk besloten is. In gevallen waarin niet in vervanging of waarneming is voorzien, gaat de gemandateerde bevoegdheid, indien de mandataris niet in staat is te ondertekenen, terug naar de mandans.
Dit artikel geeft de belangrijkste (politieke) randvoorwaarden voor mandaatverlening.
Alle verderop in dit besluit aan de orde zijnde bevoegdheden moeten in het licht van deze bepaling worden uitgeoefend. Er is voor gekozen om dit artikel een eigen plek te geven om het belang van afstemming bij gevoelige zaken te onderstrepen. In dit artikel worden twee vormen van afstemming opgevoerd, namelijk voorleggen aan de portefeuillehouder en terugleggen bij het college.
Het eerste houdt overleg met de portefeuillehouder in over afdoening door de concerndirecteur zelf in mandaat, dan wel over besluitvorming door het college. Terugleggen bij het college houdt in dat de gevoelige zaak niet in mandaat afgedaan wordt, maar ter besluitvorming voorgelegd wordt aan het college.
Dit artikel geeft de situaties aan waarin er in elk geval teruggekoppeld moet worden, en/of de beslissing door het college en/of de burgemeester genomen moet worden. Naast de genoemde voorbeelden dat er teruggelegd moet worden (lid 2) is het de verantwoordelijkheid van de concerndirecteur om ook in andere gevallen deze afweging te maken (lid 1).
Deze verantwoordelijkheid strekt zich ook uit tot de ondermandaten.
Hieraan wordt nadere uitwerking gegeven in artikel 8 van dit mandaatbesluit.
Overigens moet de teruglegverplichting gezien worden als een interne verplichting, die bedoeld is om het college zo veel mogelijk grip op de besluitvorming in (onder)mandaat te geven. Het artikel is niet bedoeld als vorm van rechtsbescherming met externe werking. Met andere woorden, een in mandaat genomen besluit geldt, overeenkomstig artikel 10:2 Algemene wet bestuursrecht, als een besluit van de mandaatgever, ook al is er niet teruggelegd.
Voor alle duidelijkheid wordt de toepasselijkheid van dit artikel expliciet vermeld in de toelichtingen op de mandaten in Hoofdstuk 2.
Artikel 3 Onderlinge afstemming
Net als bij politieke afstemming kan het noodzakelijk of wenselijk zijn om bepaalde besluiten aan andere concerndirecteuren voor te leggen.
Lid 2 waarborgt dat als de concerndirecteuren niet tot overeenstemming kunnen komen dit probleem alsnog aan de betrokken portefeuillehouder(s) of het college voorgelegd wordt. Feitelijk is het een aanvulling op de opsomming van artikel 2 lid 2.
De gemeente Groningen kent een ruim systeem van mandatering. Uitgangspunt is dat bevoegdheden ter uitvoering van de dagelijkse taak in algemene zin worden opgedragen, steeds weer onder volledige verantwoordelijkheid van de betreffende bestuursorganen.
Voor alle duidelijkheid: in dit artikel is een niet-limitatieve lijst met bevoegdheden opgenomen. Het reguliere beslissen op aanvragen en verzoeken is vanzelfsprekend begrepen onder hetgeen in de eerste zin van dit artikel is geformuleerd.
Voor correspondentie geldt dat dit de briefwisseling betreft die direct te maken heeft met de opgedragen taken. Brieven die gericht zijn aan burgemeester of wethouder en een persoonlijk karakter dragen of een persoonlijke afhandeling vragen worden hier niet onder begrepen (zie artikel 2, lid 2 sub e).
In lid 2, sub e is de bevoegdheid tot het doen van aangifte genoemd, bij strafbaar gestelde overtredingen genoemd in de regelgeving. Op basis van artikel 161 Wetboek van strafvordering is ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit bevoegd daarvan aangifte of klacht te doen. Met de bepaling in dit subonderdeel kan de concerndirecteur uit hoofde van zijn functie aangifte doen van strafbare feiten die betrekking hebben op de regelgeving die de gemeente uitvoert.
De bepalingen van artikel 2 en 3 zijn onverkort van kracht op dit artikel.
Artikel 5 Bestuursdwang/dwangsom
Waar uitvoering van wetten, algemene regelen van bestuur en van provinciale en gemeentelijke verordeningen of andere regelingen wordt opgedragen, wordt daarmee ook de bevoegdheid tot het toepassen van last onder bestuursdwang/last onder dwangsom (de bepalingen als bedoeld in artikel 125 e.v. van de Gemeentewet of in de specifieke regeling en de afdelingen 5.3 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht) opgedragen.
In dit artikel wordt expliciet en apart de mogelijkheid van toepassing van last onder bestuursdwang/dwangsom aan de uitvoering gekoppeld. Deze bevoegdheid wordt bewust apart genoemd om het belang van deze mogelijkheid te benadrukken.
Het blijft natuurlijk wel zo dat waar de toepassing van last onder bestuursdwang/last onder dwangsom mogelijk grote beleidsmatige, financiële, publicitaire of overige gevolgen met zich brengt, dit vooraf moet worden teruggekoppeld aan de verantwoordelijk wethouder, de burgemeester en/of het college, overeenkomstig artikel 2.
Het eerste lid koppelt de bevoegdheid om een besluit te nemen of te besluiten een overeenkomst aan te gaan aan de bevoegdheid om dit besluit of deze overeenkomst te ondertekenen. Dit geldt ook voor privaatrechtelijke overeenkomsten, waar de besluit- en tekeningsbevoegdheid bij verschillende organen ligt (besluiten doet het college op grond van artikel 160 lid 1 onder e Gemeentewet, de burgemeester ondertekent namens de rechtspersoon gemeente op grond van artikel 171 Gemeentewet).
Beoogd wordt dit onderwerp helder te regelen, zonder dat er ingewikkelde ondertekeningsconstructies in contracten en brieven hoeven te worden geformuleerd.
Op grond van het tweede lid kan dus volstaan worden met het aangeven van de ondertekeningsbevoegde (burgemeester namens de gemeente of het college) en degene die op basis van mandaat het besluit heeft genomen en ondertekent (de concerndirecteur). Bij privaatrecht moet het zijn 'de gemeente Groningen, de burgemeester, namens hem, de concerndirecteur'. Bij publiekrecht blijft het: de burgemeester en wethouders, namens hen, de concerndirecteur'.
Onder het tweede lid moet ook begrepen worden de situatie waarin er een waarneming of plaatsvervanging optreedt. De ondertekening kan dan gepaard gaan met de afkortingen loco (bij burgemeester of secretaris), plv. of wnd.
In dit mandaatbesluit is gekozen om het ondermandateren in beginsel vrij te laten.
Daarbij moeten drie dingen worden opgemerkt:
Ten aanzien van het eerste punt wordt opgemerkt dat voorkomen moet worden dat de ondertekening uit een serie bevoegdheidsopdrachten gaat bestaan, waarbij de tussenliggende schakels geen afzonderlijke inbreng of verantwoordelijkheid hebben.
Dat betekent dat de concerndirecteur Groningen met lijnverantwoordelijkheid voor het onderdeel direct mandateert aan degene die inhoudelijk de beslissing neemt. Dat laat onverlet dat leidinggevenden ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid instructies kunnen geven aan degene die door middel van het ondermandaat bevoegd is gemaakt.
Het is ook van belang duidelijk te stellen dat dezelfde randvoorwaarden die voor mandatering gelden, ook voor ondermandaat gelden. Van de concerndirecteur wordt verwacht dat hij hiervoor waarborgen schept. Artikel 8 legt daar nog eens speciaal de nadruk op.
Verder is uitgangspunt dat organisatorische en noodzakelijke functiescheidingen vanuit het oogpunt van administratief beheer gehandhaafd blijven. Er moet dus goed worden nagegaan bij wie of waar in de organisatie de betreffende bevoegdheid wordt neergelegd.
De genoemde restricties dragen er toe bij dat binnen het onderdeel een overzicht beschikbaar moet zijn van de verleende ondermandaten.
Lid 5 voorziet in de mogelijkheid dat leidinggevenden in de lijn dezelfde bevoegdheden hebben als hun ondergeschikten. Dit op grond van het adagium: wie het meerdere mag, mag ook het mindere.
Artikel 8 Waarborgen rond ondermandatering
Ten einde het politieke en beleidsmatige belang van het college en/of de burgemeester te waarborgen wordt in artikel 7 aan de concerndirecteur expliciet de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van ondergemandateerde bevoegdheden toebedeeld. Daaronder valt ook de verantwoordelijkheid voor de toepassing van artikel 2. In artikel 8 wordt de concerndirecteur omtrent die verantwoordelijkheid opgedragen te waarborgen dat de bepaling van artikel 2 goed toegepast wordt.
Dit artikel gaat uit van een monitorfunctie van de concerndirecteur, die daarmee duidelijke kaders aangeeft voor het al dan niet terugleggen van in ondermandaat te nemen besluiten. De invulling van deze verantwoordelijkheid is grotendeels vormvrij gelaten om bureaucratisering te voorkomen.
Om invulling aan dit artikel te geven zou de concerndirecteur bijvoorbeeld een checklist voor terugleggen kunnen opstellen, specifieke aanwijzingen kunnen geven in het ondermandaatbesluit of periodieke correspondentie- en mandaataudits kunnen organiseren.
Uit concernbrede juridische audits blijkt dat ondertekening bij afwezigheid en in opdracht vaak voorkomt. Niet altijd is duidelijk wie dan tekent, hetgeen tot onduidelijkheid kan leiden. Op basis van lid 3 sub b. kan de concerndirecteur over deze vervanging aanwijzingen geven. De vervanger dient in elk geval zijn naam en functie bij zijn ondertekening te vermelden.
Volgens de Awb dienen mandaatbesluiten bekendgemaakt te worden. Waar het bij bekendmaking om gaat is dat de burger op eenvoudige wijze na kan gaan of en hoe de betreffende functionaris bevoegd is. Om rechtszekerheid te bieden wordt in dit artikel opgenomen dat alle geldende mandaatbesluiten (alsmede ondermandaatbesluiten) bekendgemaakt worden in het elektronische Gemeenteblad. Door plaatsing in het elektronische Gemeenteblad gebeurt de bekendmaking ook landelijk via de Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving op overheid.nl. Ook tussentijdse wijzigingen worden in het elektronische Gemeenteblad bekendgemaakt.
Mandaatbesluiten worden ter kennis gebracht aan de raad, teneinde de raad in de gelegenheid te stellen zijn controlerende rol uit te voeren.
Artikel 10 Privaatrechtelijke rechtshandelingen
De concerndirecteuren wordt de bevoegdheid gegeven per onderdeel budgethouderslijsten vast te stellen, waarbij de volgende uitgangspunten leidend zijn:
privaatrechtelijk handelen tot een bedrag van € 2.500,– op medewerkersniveau;
privaatrechtelijk handelen tot een bedrag van € 12.000,– op teamleiders-/projectleidersniveau;
privaatrechtelijk handelen tot een bedrag van € 25.000,– op afdelingshoofdenniveau;
privaatrechtelijk handelen tot een bedrag van € 37.500,– op divisiemanagersniveau;
privaatrechtelijk handelen tot een bedrag van € 50.000,– op directeursniveau.
Bij ondermandaat kunnen de concerndirecteuren indien noodzakelijk afwijken van deze uitgangspunten.
In dit mandaatbesluit blijft de € 50.000,– grens voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen gelden. Het gaat dan om die overeenkomsten waarbij financiële uitgaven worden gedaan in het kader van de dagelijkse uitoefening van taken van een onderdeel.
Expliciet is aangegeven, dat indien de gemeente een rechtshandeling aangaat waarbij de contractpartner een hoger bedrag dan het normbedrag dient te betalen (en de gemeente de ‘geldontvangende’ partij is), de grens niet van toepassing is. In het kader van bedrijfsmatig werken is dit een noodzakelijke aanpassing om de slagvaardigheid en handelingssnelheid te verbeteren.
Voor onderdelen waarbij vanuit bedrijfsmatig oogpunt dit mandaatbesluit nog te weinig armslag biedt, kan middels het onderdeelsmandaat een meeromvattende regeling aan het college voorgesteld worden.
Aan de bepaling dat er routine-investering met een hogere tegenwaarde dan € 50.000,– door concerndirecteuren gedaan mogen worden is toegevoegd dat deze in de gemeentebegroting gedekt dienen te zijn.
Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht. Met name voor dit mandaat wordt van de concerndirecteur aandacht gevraagd voor de opschalingplicht richting portefeuillehouder en/ of college als het politiek gevoelige besluiten betreft.
Besluiten tot lease werden tot enkele jaren geleden door de algemeen directeuren genomen, in principe nadat de concerncontroller was geraadpleegd. Dit mandaat is al eerder ingetrokken. Besluiten tot het aangaan van lease worden sindsdien door het college genomen.
Aan de concerndirecteuren wordt de bevoegdheid gegeven om budgethouderslijsten per onderdeel vast te stellen. Daarin worden de budgethouders aangewezen. Tevens dient daarbij te worden aangegeven tot welk bedrag zij tekenbevoegd zijn. De in dit artikel genoemde bedragen dienen daarvoor als leidraad; zij komen eenduidig handelen binnen de gehele gemeentelijke organisatie ten goede. Slechts in bijzondere gevallen kan de concerndirecteur in het ondermandaatbesluit voor een onderdeel afwijken van deze normbedragen.
Wellicht ten overvloede vermelden wij hier nog dat in het Organisatiebesluit 2014 in artikel 10 bepalingen over Budgettoedeling en bevoegdheden voor budgetten zijn opgenomen. Zo is daarin bepaald dat het college de gemeentesecretaris en de concerndirecteuren mandaat geeft om de gemeentebegroting uit te voeren. Ook is daarin aangegeven, dat het college hen de bijbehorende budgetten en investeringskredieten ter beschikking stelt.
De afspraken rond het vaststellen van de begroting zijn: de raad stelt de begroting vast op programmaniveau, het college op deelprogrammaniveau en de gemeentesecretaris en concerndirecteuren op directieniveau/onderdeelsniveau.
Artikel 11 Uitvoering dwangsom bij termijnoverschrijding
Aan de concerndirecteuren wordt gemandateerd de bevoegdheid om besluiten op grond van paragraaf 4.1.3.2. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te nemen.
Per 1 oktober 2009 is in de Awb de mogelijkheid van de dwangsom bij termijnoverschrijding opgenomen. Besluiten naar aanleiding van ingebrekestellingen vanwege termijnoverschrijding kunnen op onderdeelsniveau worden afgehandeld.
Artikel 12 Procesvertegenwoordiging
In dit artikel wordt het voeren van procedures opgedragen, voor zover de gemeente of een gemeentelijk orgaan in een geding is geroepen. Het betreft daarmee de vertegenwoordigings-bevoegdheid in ruime zin, zoals het (besluiten tot) schriftelijk voeren van verweer, verzoeken om uitstel, versnelde behandeling, de vertegenwoordiging ter zitting, incidenteel appèl, maar ook zaken als schikken, het treffen van dadingen, het overgaan tot mediation etc. Hierbij zij opgemerkt dat de actieve kant van procederen uitdrukkelijk voorbehouden blijft aan het college. Hierop zijn twee uitzonderingen aangebracht. Ten eerste namelijk het doen van een eis in reconventie (tegeneis), als er een kort geding tegen de gemeente aangespannen wordt en indien de tijd ontbreekt voor het college om hierover zelf te beslissen. De tweede uitzondering betreft het mandaat dat aan de gemeentesecretaris is verleend in het Mandaatbesluit Gemeentesecretaris tot het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep (inclusief het instellen van overige rechtsmiddelen) in alle voorkomende administratiefrechtelijke procedures, alsmede het toepassen van alle mogelijke administratiefrechtelijke proceshandelingen. Dit mandaat is eveneens alleen verstrekt voor uitzonderingsgevallen, waarin het college of de burgemeester bijvoorbeeld vanwege tijdgebrek niet in staat is zelf hierover te beslissen.
Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht.
Artikel 13 Privacy, Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en Wet openbaarheid van bestuur.
Verzoeken met betrekking tot de Wet bescherming persoonsgegevens worden bij vrijwel alle diensten ingediend. In dit artikel worden concerndirecteuren gemandateerd om besluiten met betrekking tot deze regelgeving te nemen. Tegen genomen besluiten staat vervolgens de bezwaarmogelijkheid van de Awb open.
In dit artikel wordt ook geregeld dat de concerndirecteur de verplichte identificatie van de gemeente op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme uit kan voeren. Deze wet eist ook van overheden dat zij zich identificeren bij het aangaan van dienstverleningscontracten (zoals met accountants en andere economische dienstverleners), om witwaspraktijken en financiering van terrorisme te voorkomen.
De bevoegdheid tot het nemen van besluiten in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) wordt in lid 3 gemandateerd. Het betreft uitsluitend de categorie besluiten zonder politieke of beleidsmatige importantie. Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht.
Aan de concerndirecteuren wordt opgedragen het uitvoeren van de gemeentebegroting, voor wat betreft het financiële beleid en beheer zoals die nader omschreven zijn in verordeningen en de concernrichtlijnen. Daaronder is te verstaan het aangaan van verplichtingen ten laste van de posten van de gemeentebegroting.
Evenals voor het handelen op het gebied van personeel en organisatie, is het nodig om randvoorwaarden te stellen aan het handelen op financieel gebied.
Vanuit de Concernstaf wordt een aantal randvoorwaarden gesteld aan het financiële beheer van de onderdelen, dit voor zover het betreft de uitvoering van bestaand beleid alsmede de dagelijkse sturing. Dit artikel biedt daarvoor het algemeen kader.
Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht.
Artikel 15 Personeel en organisatie
Aan de concerndirecteuren wordt opgedragen het personeelsmanagement van medewerkers van de betreffende onderdelen (met uitzondering van de concerncontroller), als bedoeld in de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen (ARG) en het Uitvoeringsbesluit Personeelsmanagement en de Personele Organisatie van de gemeente Groningen. Ook wordt gemandateerd de bevoegdheid om af te wijken van het korten van salaris bij langdurige ziekte (artikel 7:3 CAR UWO).
In het Groningse model is het GMT in hoge mate verantwoordelijk voor het personeel(sbeleid) binnen het concern. Vanwege uitvoerbaarheid en taakverdeling wordt er gekozen voor een mandatering aan concerndirecteuren met lijnverantwoordelijkheid voor een onderdeel. Het personeelsmanagement aangaande de concerncontroller en de concerndirecteuren wordt niet aan de concerndirecteuren noch aan de gemeentesecretaris gemandateerd.
De onder a tot en met c genoemde bevoegdheden blijven de exclusieve bevoegdheid van het college en worden niet opgedragen, noch aan concerndirecteuren noch aan de gemeentesecretaris. De onder d genoemde bevoegdheden worden exclusief aan de gemeentesecretaris gemandateerd in het Mandaatbesluit voor de gemeentesecretaris. Collegeleden zullen betrokken worden bij de benoeming van medewerkers die direct voor de collegeleden werken. Dat zijn de bestuursadviseurs, voorlichters en secretaresses.
De formele benoeming ligt bij de concerndirecteur met lijnverantwoordelijkheid voor het onderdeel waar deze medewerkers geplaatst zijn (veelal de gemeentesecretaris), maar pas nadat ook het betreffende collegelid akkoord heeft gegeven.
Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht.
Lid 1. Op diverse plaatsen in de gemeentelijke organisatie wordt gewerkt met subsidiestromen op basis van onder meer Europese of rijksregelgeving. Uit praktische overweging wordt de bevoegdheid om de aanvraag in te dienen bij de concerndirecteuren gelegd. Hieronder vallen ook alle uitvoeringshandelingen die voortvloeien uit het aanvragen van een subsidie (zoals het onderbouwen van de subsidieaanvraag, het indienen van aanvullende stukken, (tussen)rapportages en handelingen ten behoeve van de subsidievaststelling). Overigens zijn hierop ook weer de algemene bepalingen van de artikelen 2 en 3 van dit besluit van toepassing.
Lid 2. In de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2011 is bepaald op welke beleidsterreinen subsidies verstrekt kunnen worden. De afhandeling van subsidieverzoeken gebeurt bij meerdere onderdelen. Aan de concerndirecteur die lijnverantwoordelijkheid draagt voor het onderdeel op wiens beleidsterrein het subsidieverzoek ligt is de afhandeling ervan opgedragen.
Artikel 17, lid 1 heeft betrekking op het Protocol klachten gemeente Groningen 2012 waarin is opgenomen op welke wijze klachten in de zin van titel 9.1 Algemene wet bestuursrecht worden afgehandeld. Artikel 17, lid 2 heeft betrekking op de Klachtenregeling aanbestedingen waarin is opgenomen op welke wijze klachten die specifiek betrekking hebben op aanbestedingen worden afgehandeld. In beide gevallen is de verantwoordelijkheid voor de afdoening van klachten belegd bij de concerndirecteuren. De mandatering in artikel 17 van dit Algemeen mandaatbesluit legt deze werkwijze vast. Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht.
In dit artikel wordt de portefeuillehouder onder wiens verantwoordelijkheid het besluit is genomen, gemachtigd om namens het college te beslissen op een daartegen ingediend bezwaar. Volgens artikel 168 van de Gemeentewet kan het college van burgemeester en wethouders een lid van dat college machtigen om bepaalde bevoegdheden namens het college uit te oefenen. In dat geval wordt gesproken over machtigen (en niet over opdragen), omdat het opdragen van bevoegdheden een ondergeschiktheidsrelatie veronderstelt. Wanneer daarom is verzocht, dan wordt in de beslissing op bezwaar ook een besluit genomen over het al dan niet toekennen van een proceskostenvergoeding en/of een dwangsom bij overschrijding van de beslistermijn. Ook voor deze besluiten geldt de machtiging. In wetgeving en rechtspraak is een aantal uitzonderingen gemaakt op dit mandaat: wanneer het primaire besluit door het college is genomen (en niet in mandaat), dan moet op een ingediend bezwaar daartegen ook door het college worden beslist. Voor deze machtiging geldt de algemene teruglegverplichting van artikel 2. Daarvan is in ieder geval sprake wanneer wordt voorgesteld om een besluit te nemen in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie. Deze machtiging geldt niet voor bezwaarschriften over ambtelijk personeel, dit is uitgezonderd in artikel 15 onder a.
Aan de concerndirecteur bedrijfsvoering wordt opgedragen de bevoegdheid om door gebruikmaking van de hardheidsclausule af te wijken van de beleidsregel om bij zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke opeisbare vorderingen in alle gevallen tot invordering over te gaan. Deze bevoegdheid mag niet worden ondergemandateerd.
Bij besluit van 19 februari 2013 hebben het college en de burgemeester, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, de Beleidsregel invordering 2013 vastgesteld. Die beleidsregel houdt in dat de gemeente ten aanzien van – zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke – opeisbare vorderingen in alle gevallen tot (volledige) invordering over zal gaan. Bij datzelfde besluit is aangegeven, dat de concerndirecteur bedrijfsvoering bevoegd is door toepassing van de hardheidsclausule hiervan af te wijken, maar dat deze bevoegdheid niet doorgemandateerd mag worden. Dit artikel 19 is de weerslag van genoemd besluit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-44738.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.