Gemeenteblad van Haarlemmermeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlemmermeer | Gemeenteblad 2017, 42443 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlemmermeer | Gemeenteblad 2017, 42443 | Verordeningen |
Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2017
De raad van de gemeente Haarlemmermeer;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders {datum};
gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
gelet op artikel 4:21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de verordening EG nr. 800/2008;
- vast te stellen de Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2017;
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 3. Europees Steunkader
Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Artikel 5. Bevoegdheid college tot verlenen en vaststellen van subsidie
Artikel 6. Rechtspersoonlijkheid aanvrager
Artikel 7. Toezicht en verantwoording
Artikel 8. Bestuurlijk ingrijpen
Artikel 9. Standaardberekeningswijzen van kostprijzen en uniforme kostenbegrippen
Artikel 10. Bestemmingsreserves en voorzieningen
Artikel 11. Beleidsregel of nadere regels
Het college kan ter uitvoering van deze verordening beleidsregels of nadere regels vaststellen.
Het college kan met toepassing van artikel 4:46 lid 2, artikel 4:48, artikel 4:49, artikel 4:50 of artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht de subsidie verlagen, intrekken, wijzigen of weigeren.
Het college is met toepassing van artikel 4:93 Algemene wet bestuursrecht bevoegd de op basis van deze verordening te betalen verleende subsidies of voorschotten op verleende subsidies en na de vaststelling na te betalen bedragen te verrekenen met opeisbare vorderingen die de gemeente Haarlemmermeer op de aanvrager heeft.
Het college evalueert het proces van subsidieverlening en de werking van de verordening in ieder geval eens in de vier jaar.
Het college kan toezichthouders, als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht, aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen die zijn opgelegd aan de subsidieontvanger.
Artikel 17. Meerjarige subsidies
Artikel 18. Verplichtingen van de subsidieontvanger
HOOFDSTUK 2. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE
HOOFDSTUK 3. PRESTATIESUBSIDIE
Artikel 23. Uitvoeringsovereenkomsten
Artikel 24. Aanvraag tot subsidievaststelling
HOOFDSTUK 4. GENORMEERDE SUBSIDIE
Artikel 29. Aanvraag tot subsidievaststelling
HOOFDSTUK 5. STIMULERINGSSUBSIDIE
Artikel 34. Aanvraag tot subsidievaststelling
HOOFDSTUK 6. EENMALIGE SUBSIDIE
Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 39. Aanvraag tot subsidievaststelling
Hoofdstuk 7 – OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 42. Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming
Artikel 44. Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
Artikel 46. Levering van goederen en diensten aan derden
Artikel 49. Zaken waarin de verordening niet voorziet
In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 4, 19 en 20.
De Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2011 wordt ingetrokken per datum van in werking treden van deze verordening.
Ingevolge artikel 4.2 van de Awb dient de subsidieaanvraag volledig te zijn om in behandeling te kunnen worden genomen. Indien dit niet het geval is, heeft het college de bevoegdheid om de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Twee belangrijke momenten in het proces van subsidiëring zijn de subsidieverlening en de subsidievaststelling. De subsidieverlening vestigt een rechtens afdwingbare, zij het voorwaardelijke, aanspraak op financiële middelen, veelal voor een bepaald tijdvak. Wanneer de activiteiten zijn verricht en ook aan de overige verplichtingen is voldaan, wordt het subsidie in beginsel overeenkomstig de verlening vastgesteld. De subsidievaststelling is het besluit, waarbij wordt bepaald welk bedrag daadwerkelijk zal worden uitbetaald.
De mogelijkheid bestaat om af te zien van subsidieverlening en direct tot vaststelling over te gaan, indien een verlening vooraf gelet op de subsidievorm en de hoogte van het subsidiebedrag niet nodig dan wel te omslachtig is. De artikelen 4:29 tot en met 4:32 van de Awb geven onder meer aan welke eisen worden gesteld aan de beschikking tot subsidieverlening.
De Awb gaat ervan uit, dat de subsidieontvanger de aanvraag tot subsidievaststelling indient. Bij verordening kan daarvoor een termijn worden gesteld. Dit is voor de verschillende subsidievormen in de desbetreffende hoofdstukken gedaan.
Artikel 4:44 van de Awb geeft de uitzonderingen op het principe dat de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling indient. In dit verband wijzen wij op de bevoegdheid die het college op grond van artikel 4:47 heeft om de subsidie ambtshalve vast te stellen.
De hoofdregel luidt, dat de subsidie overeenkomstig de verlening wordt vastgesteld. Lagere vaststelling is alleen toegestaan in de in artikel 4:46 van de Awb genoemde gevallen.
Ambtshalve vaststelling houdt in, dat het college overgaat tot subsidievaststelling, zonder dat daartoe een aanvraag is ingediend. De subsidie wordt dan vastgesteld op basis van de op dat moment beschikbare gegevens. Het kan bijvoorbeeld voorkomen, dat een subsidieontvanger de termijn ongebruikt laat verstrijken of dat de subsidieverlening wordt ingetrokken. In dat laatste geval kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend.
Artikel 4:45 gaat over de verantwoording van de activiteiten door de subsidieontvanger. De gemeente kan op dit vlak nadere eisen stellen in de verordening. In de nieuwe ASV is dit voor de verschillende subsidievormen gedaan.
In de verordening zijn geen bepalingen opgenomen over de intrekking en wijziging van subsidies. De mogelijkheden daartoe zijn geregeld in de artikelen 4:48 tot en met 4:51 van de Awb. Voor een goed overzicht is het belangrijk deze artikelen te kennen.
In een beperkt aantal gevallen kan de subsidieverlening met terugwerkende kracht worden ingetrokken. Deze maatregel moet worden gezien als een aanvulling op de mogelijkheid om een subsidie lager of op nul euro vast te stellen. Er hoeft dus in bepaalde, in artikel 4:48 genoemde gevallen niet gewacht te worden met ingrijpen tot het moment van subsidievaststelling.
Intrekking wegens feiten of omstandigheden die zich na de vaststelling hebben voorgedaan of die het bestuursorgaan ten tijde van de vaststelling niet bekend konden zijn, is in artikel 4:49 geregeld. Hieraan is een limiet van vijf jaar gesteld.
Artikel 4:50 handelt over intrekking of wijziging van de subsidieverlening voor de toekomst.
Artikel 4:51 regelt het weigeren van de voortzetting van subsidies die al drie jaar of langer worden verstrekt. Dat kan alleen bij veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten en met inachtneming van een redelijke termijn.
In de Asv 2017 worden de volgende subsidievormen onderscheiden:
- Prestatiesubsidies (hoofdstuk 3)
- Genormeerde subsidies (hoofdstuk 4)
- Stimuleringssubsidies (hoofdstuk 5)
- Eenmalige subsidies (hoofdstuk 6)
Al naar gelang de te bereiken doelen kan het college een van de subsidievormen inzetten. Daarbij gelden de volgende vuistregels.
Prestatiesubsidies worden ingezet voor organisaties die als uitvoerende partij gemeentelijke doelen bereiken. De doelen komen niet ten goede aan de organisatie of de medewerkers van de organisatie zelf (zoals bij genormeerde subsidies). Met deze organisaties worden prestatieafspraken gemaakt welke worden vastgelegd in de subsidieverlening. Het subsidiebedrag is gerelateerd aan de omvang van de met de subsidieontvanger gemaakte afspraken.
Genormeerde subsidies worden ingezet ter ondersteuning van activiteiten van vrijwilligersorganisaties die aan henzelf of hun leden ten goede komen, passend binnen de gemeentelijke doelen. Genormeerde subsidies worden jaarlijks verstrekt aan vooral verenigingen en (vrijwilligers)organisaties en hebben betrekking op cultuur, sport, participatie en jeugd en jongerenwerk. Ook hier geldt – zij het beperkt – dat wij subsidiëren op basis van een prestatie. De eisen die wij daaraan stellen zijn echter aanmerkelijk beperkter en eenvoudiger dan wanneer sprake is van een prestatiesubsidie. Het subsidiebedrag wordt berekend op basis van normbedragen bijvoorbeeld per lid.
Eenmalige subsidies worden ingezet om nieuwe activiteiten en ontwikkelingen een kans te geven, al of niet als opstart naar een structurele subsidie of om een eenmalige activiteit of evenement mogelijk te maken. Dit instrument, dat soms ook wel wordt aangeduid met het begrip “sponsoring”, kan worden gebruikt, mits het past binnen de gemeentelijke doelen. Sponsoring valt onder de definitie van subsidie in de Awb, is dus feitelijk een subsidie en onderworpen aan de regelgeving voor subsidies.
Artikel 1 – Begripsomschrijvingen
De begripsomschrijvingen in dit artikel van de verordening zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Een omschrijving van het begrip “subsidie” ontbreekt, omdat artikel 4:21 van de Awb daar een definitie van geeft, die dwingend is en algemene geldigheid heeft. Opname in de verordening is derhalve niet mogelijk. Desalniettemin is het zinvol op deze plaats aandacht te besteden aan de wettelijke definitie.
De bevoegdheidsverdeling geeft aan dat de raad stuurt op hoofdlijnen en dat het college verantwoordelijk is voor de uitvoering van het door de raad vastgestelde beleid. Ook is hierin bepaald dat het college bevoegd is meer en andere voorwaarden op te leggen dat zonder wettelijk voorschift als deze verordening mogelijk zou zijn, waaronder het kunnen voorschrijven van een controle-protocol voor accountantscontroles.
Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Op grond van de Asv 2017 stelt het college voor de beleidsterreinen of onderdelen daarvan subsidieplafonds vast. Met subsidieplafonds beheerst het college de inzet van middelen. Komt het subsidieplafond in zicht dan worden keuzes gemaakt om overschrijding te voorkomen. De regels daarvoor verschillen per subsidievorm in de van toepassing zijnde verdeelregel. Te denken valt aan de volgende beslisregels:
Artikel 5. Bevoegdheid college tot verlenen en vaststellen van subsidie
Deze verplichtingen kunnen onder andere betrekking hebben op gelijke behandeling, toegankelijkheid van de activiteiten voor mensen met een beperking of andere mensen in een kwetsbare positie en duurzaamheid.
Tevens is de mogelijkheid opgenomen om een voorwaarde in het subsidiebesluit op te nemen als het besluit gericht is op het verrichten van een concrete investering (bijvoorbeeld de renovatie van een door de gemeente gesubsidieerde instelling). Deze voorwaarde kan er toe strekken dat de subsidieontvanger wordt verplicht de opdracht aan derden tot het uitvoeren van die investering alleen te geven met toepassing van het ten tijde van de subsidieverlening geldende aanbestedingsbeleid. Op deze wijze wordt de subsidieontvanger verplicht om de daarvoor beschikbare gestelde gelden extern alleen te besteden aan opdrachtnemers die onder toepassing van het gemeentelijk aanbestedingsbeleid zijn geselecteerd.
Artikel 6. Rechtspersoonlijkheid aanvrager
Uitgangspunt is dat subsidies alleen kunnen worden toegekend aan organisaties met volledige rechtsbevoegdheid, omdat subsidies aan particulieren minder eenvoudig te controleren zijn door de vermenging van privé-middelen en de subsidie. Het college kan in voorkomende gevallen hiervan afwijken. Hierbij gaat het om gevallen waarin de rechtspersoonlijkheid van de aanvrager niet van belang is voor de toe te kennen subsidie, bijvoorbeeld omdat de subsidie direct bij de verlening wordt vastgesteld.
Het succes van een maatschappelijke organisatie is in hoge mate afhankelijk van goed management, adequaat intern toezicht (financieel en bestuurlijk) en een verantwoorde bedrijfsvoering. De gemeente gaat niet op de stoel van de instelling zitten, de autonome positie van zelfstandige stichtingen wordt gerespecteerd. Maar maatschappelijke instellingen moeten wel aan meer randvoorwaarden voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen. Randvoorwaarden die overigens aansluiten op hetgeen gebruikelijk is in de sector en dus niet wezensvreemd zijn, zoals het hanteren van de geldende governance code, het benoemen van competenties van de directeur/directeur bestuurder en het overeenkomen van een controle protocol. Hierna geven we aan hoe we concreet met deze punten om willen gaan.
De welzijnssector en de cultuursector kennen beiden een eigen governancecode. Daarin worden taken, bevoegdheden, profielen en soms ook competenties benoemd voor directie, bestuur en toezicht. Door in de Asv naleving van de code te verlangen wordt in principe al veel geregeld.
Artikel 7. Toezicht en verantwoording
Als alles goed gaat met een organisatie, is er geen reden om intensief toezicht uit te oefenen en vergaande verantwoording te verlangen (“groen”). Dan kan er met enkele minimale vormen worden volstaan, bijvoorbeeld is het in dat geval niet nodig dat de zogenaamde “managementletter”, waarin de accountant verbeteringen voor de door de aanvrager gevoerde administratie voorstelt, aan de gemeente wordt overgelegd. Voordat overgegaan wordt om de meest intensieve vorm van toezicht en verantwoording (“rood”) is er een tussenfase, waarin de aanvrager de gelegenheid krijgt de zaken op orde te krijgen (“oranje”). De overgang naar een andere fase is in principe een besluit.
Artikel 8. Bestuurlijk ingrijpen
Ook dit is een nieuwe bepaling, die is ingegeven door de problemen die er de afgelopen tijd zijn geweest met enkele grote gesubsidieerde instellingen. De basis voor deze bevoegdheid staat in artikel 4:38 Awb.
Als aan de (zware) voorwaarden voor toepassing is voldaan, is het college in staat om dwingend in te grijpen in het bestuur van een gesubsidieerde instelling, door daarvoor één of meer bewindvoerders aan te wijzen. Het is niet de bedoeling dat een dergelijke situatie permanent wordt, zodat een maximum is verbonden aan de geldigheid van de aanwijzing. Als de instelling er echter mee instemt, is er natuurlijk geen bezwaar tegen het verlengen van de aanwijzing.
Artikel 9. Standaardberekeningswijzen van kostprijzen en uniforme kostenbegrippen
Ter verbetering van de uitvoeringspraktijk en ter verlichting van de administratieve lasten van de aanvragers is het zaak te gaan werken met standaarden. Het college zal deze standaarden in overleg met de instellingen vaststellen.
Artikel 10. Bestemmingsreserves en voorzieningen
Dit artikel biedt de mogelijkheid aan een aanvrager om naast een algemene reserve één of meerdere bestemmingsreserves en/of voorzieningen te vormen. Onder bestemmingsreserve wordt verstaan een op de balans van de instelling opgenomen bedrag voor te verwachten activiteiten, die echter niet uitsluitend in het jaar van uitvoering ten laste van de middelen kan worden gebracht. Onder een voorziening wordt verstaan een op de balans opgenomen bedrag voor de betaling van reeds aangegane, maar nog niet opeisbare verplichtingen. Om een goed gebruik van de financiële middelen te waarborgen, dient hiervoor toestemming aan het college te worden gevraagd. Het verlenen van toestemming betekent ook dat de instelling verplicht is die reserve en/of voorziening te vullen op de voorgenomen wijze. Tenslotte is het van belang dat zicht bestaat op de wijze van besteding van een voorziening of reserve, met name als die besteding al niet in de begroting is voorzien. Daarmee kan oneigenlijk gebruik van de reserve zo nodig worden bestreden.
Artikel 11. Beleidsregels of nadere regels
Het college kan ter uitvoering van de verordening beleidsregels of nadere regels opstellen. Deze (beleids)regels geven aan hoe een bepaalde bevoegdheid zal worden. De nadere regels kunnen zien op de wijze van verdeling van de subsidie. Op deze wijze wordt eenduidig met een bepaalde bevoegdheid omgegaan.
Omdat we bij het verlenen van subsidie graag willen uitgaan van vertrouwen en de aanvrager aan de voorkant ruimte en eigen verantwoordelijk willen geven, is het nodig dat wanneer er toch onrechtmatigheden voorkomen een sanctie te kunnen opleggen. Het niet opleggen van een sanctie betekent in de praktijk de keuze maken om geen subsidie te geven. Dit betekent dat wanneer aanvragers geen subsidie ontvangen, de gewenste activiteiten niet worden uitgevoerd. Subsidieontvangers worden op basis van dit sanctiebeleid financieel gesanctioneerd (door een korting op de subsidie) indien zij niet aan de hen opgelegde verplichting voldoen.
Op grond van artikel 18 hebben subsidieontvangers een meldingsplicht bij veranderde omstandigheden. Zo ook bij het niet uitvoeren van bepaalde activiteiten. Het niet uitvoeren van activiteiten kan gevolgen hebben voor de hoogte van de subsidie. Omdat bepaalde subsidies bij de verlening gelijk wordt vastgesteld is controle door een aparte vaststelling niet meer mogelijk. Om de rechtmatigheid van subsidie te waarborgen wordt de mogelijkheid opgenomen om steekproefsgewijs verleende subsidies te controleren op het voldoen aan de voorwaarden van de subsidie.
Op basis van de regels voor bestuurlijke geldschulden in de Awb is verrekening van uit te betalen subsidies met (bijvoorbeeld) terugvorderingen wegens lager vastgestelde subsidies uit een eerdere periode slechts mogelijk als daarvoor een wettelijke grondslag is. Deze bepaling beoogt die grondslag te geven. Overigens blijft verrekening een bevoegdheid en geen verplichting.
Dit artikel geeft uitwerking aan het bepaalde in artikel 4:24 van de Awb. Het betreft een zogenaamde gangbare regel. Dat wil zeggen, dat de gemeente de vrijheid heeft om deze anders in te vullen.
In de Awb is in Hoofdstuk 5, Afdeling 5.1 het nodige geregeld omtrent toezichthouders. Een uitgebreide regeling in de verordening is daarom niet nodig. Wel moet de verordening de mogelijkheid aangeven om toezichthouders aan te wijzen.
Op grond van het bepaalde in Afdeling 5.1 moet de aanvrager de toezichthouder toegang verlenen tot de accommodatie en de administratie. Hij is bevoegd inlichtingen te vorderen en zo nodig zakelijke bescheiden en gegevens mee te nemen om kopieën te kunnen maken.
Op grond van artikel 5:14 van de Awb is bepaald, dat de toezichthouder niet de bevoegdheden heeft die worden vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19, omdat dergelijke bevoegdheden in het kader van de subsidieverordening geen zin hebben.
Artikel 17. Meerjarige subsidies
Uit de Algemene wet bestuursrecht blijkt dat het mogelijk is een subsidie te verlenen voor een tijdvak dat langer is dan een jaar. In artikel 17 is vastgelegd dat de subsidies voor een tijdvak van maximaal vier jaren worden verstrekt.
Voor meerjarige subsidies wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Aangezien niet altijd kan worden overzien of er voldoende geld beschikbaar zal blijven, moet het college een meerjarige subsidie altijd verlenen onder het voorbehoud dat jaarlijks voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.
Artikel 18. Verplichtingen van de subsidieontvanger
Deze bepaling maakt expliciet dat de subsidieontvanger verplicht is de gesubsidieerde activiteit uit te voeren, als dat in de uitvoeringsovereenkomst is opgenomen. De bepaling sluit aan bij artikel 4:36 Awb. De tekst van dit artikel is vermeld bij de toelichting op artikel 18.
Het stellen van eisen met betrekking tot de administratie van een aanvrager is met name van belang met het oog op de subsidievaststelling. De administratie moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn.
Op diverse plaatsen in deze verordening wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moeten/kunnen beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend via gevraagd of ongevraagd door een aanvrager gegeven informatie. Het ligt voor de hand, dat de bereidheid van een aanvrager om informatie te verstrekken afneemt naarmate de gevolgen daarvan minder gunstig (kunnen) zijn. Daarom wordt in dit artikel bepaald, dat informatieverstrekking verplicht is (zo spoedig mogelijk en schriftelijk) als het gaat om omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een door het college te nemen beslissing.
De artikelen 4:25 en 4:35 bevatten dwingend recht, waarvan niet bij verordening kan worden afgeweken. Wel is het mogelijk deze weigeringsgronden aan te vullen. Hiervan wordt in dit artikel gebruik gemaakt. Het betreft hier een limitatieve opsomming, zodat andere weigeringsgronden niet kunnen worden toegepast. Artikel 4:25 lid 2 Awb bepaald dat een subsidie moet worden geweigerd indien door verstrekking van het subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Artikel 19 lid 1 onder d – Kernvoorzieningen
Bepaalde activiteiten zijn voorbehouden aan vaste organisaties (kernvoorzieningen). Voor het waarborgen van continuïteit in de dienstverlening aan de inwoners van de gemeente en om versnippering van de activiteiten te voorkomen, kan de raad organisaties als kernvoorzieningen aanwijzen. Organisaties die voor vergelijkbare activiteiten subsidie aanvragen als die door de als kernvoorziening bestempelde organisatie worden uitgevoerd, wordt subsidie geweigerd.
Artikel 19 lid 1 onder g – Geloofs- en politieke overtuiging
De gesubsidieerde activiteiten dragen geen geloofs- of politieke overtuiging uit. Activiteiten, producten of projecten zijn dus neutraal. Als ze het uitdragen van een geloofsovertuiging of partijpolitieke grondslagen beogen, komen de activiteiten niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 19 lid 1 onder j – Subsidie als aanvulling
De subsidie is uitsluitend bedoeld voor activiteiten die niet zonder steun van de gemeente gerealiseerd kunnen worden en waarvoor geen of in onvoldoende mate andere inkomsten of financiers zijn. Er moet:
Artikel 19 lid 1 onder n – Geen winstoogmerk
De subsidie wordt niet aan commerciële activiteiten besteed. Activiteiten met een winstoogmerk komen niet voor subsidie in aanmerking.
HOOFDSTUK 3. PRESTATIESUBSIDIE
De datum voor het indienen van de aanvraag houdt verband met de besluitvorming in het kader van de begrotingscyclus van de gemeente. Dit artikel geeft aan welke gegevens met een aanvraag moeten worden ingediend. Het college kan, indien zij dit nodig acht, bepalen, dat ook andere gegevens moeten worden overgelegd. Voor kleine subsidies kan het college besluiten dat indiening van een deel van de gegevens niet verplicht is.
Nadat de raad in de programmabegroting heeft vastgesteld neemt het college een definitieve beslissing in de vorm van een verleningsbesluit. De ambtelijke toetsing van de aanvraag vindt plaats na 15 augustus. Aanvragers worden in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen (artikel 4:7 tot en met 4:9 Awb).
Artikel 23. Uitvoeringsovereenkomsten
Dit artikel maakt het mogelijk dat naast de beschikking tot subsidieverlening een (privaatrechtelijke) uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten (conform 4:36 Awb). Een dergelijke overeenkomst biedt de mogelijkheid om het verrichten van de activiteiten zo nodig te vorderen via de civiele rechter. Hieraan kan behoefte bestaan, als de activiteit bestaat uit het verschaffen van door de gemeente essentieel geachte voorzieningen en (dreiging met) intrekking van de subsidie een onder de gegeven omstandigheden onvoldoende effectieve sanctie is. Dit kan zich voordoen, als het aanbieden van de desbetreffende voorziening niet eenvoudig door anderen of de gemeente zelf kan worden overgenomen.
Artikel 24. Aanvraag tot subsidievaststelling
Dit artikel heeft betrekking op de voorbereiding van het tweede publiekrechtelijke moment in het subsidietraject. Voorafgaand aan het vaststellen van een subsidie zullen de aanvragers een aanvraag moeten indienen, vergezeld van een aantal stukken. Het college kan in beleidsregels afwijken van de verplichting een accountantsverslag te overleggen als naar zijn inzicht de kosten van de accountant niet opwegen tegen de hoogte van de verleende subsidie. In dat geval kan in beginsel worden volstaan met een samenstellingsverklaring, voor de kleinste subsidies kan zelfs worden afgezien van onafhankelijke controle.
HOOFDSTUK 4 – GENORMEERDE SUBSIDIE
De normen voor de genormeerde subsidie staan beschreven in de beleidsregels. Deze normen worden opgenomen in een bijlage van het subsidiebeleidskader. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 21.
Artikel 29. Aanvraag tot subsidievaststelling
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 24.
Artikel 30. Besluit tot subsidievaststelling
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 25.
Artikel 31. Subsidievaststelling gelijk bij verlening
Bij de genormeerde en stimuleringssubsidie is gekozen voor de mogelijkheid om direct over te gaan tot het vaststellen van de subsidie. De genormeerde subsidie is gebaseerd op vooraf gestelde normen en er is geen sterke sturing op de activiteiten. Het gaat hier om verenigingen die al jaren subsidie ontvangen op basis van bijvoorbeeld het aantal jeugdleden.
HOOFDSTUK 5 – STIMULERINGSSUBSIDIE
In de gemeente Haarlemmermeer zijn bepaalde organisaties die hun financiële middelen dusdanig op orde hebben, dat ze subsidie niet nodig hebben. Dat geldt onder andere voor organisaties die profiteren van fondsen, legaten en goede doelen. Zij worden gekort op de subsidie omdat ze een te hoog vrij besteedbaar vermogen hebben. Echter wanneer wij als gemeente subsidie geven aan deze organisaties, geeft dat andere financiers meer vertrouwen in de betreffende organisatie. Er wordt een mogelijkheid opgenomen om deze organisaties toch beperkt te subsidiëren voor een vast bedrag. Om hiervoor in aanmerking te komen, worden wel voorwaarden gesteld: het moet gaan om een lokale organisatie zonder winstoogmerk (geen landelijk netwerk), er moet sprake zijn van een grote inzet van vrijwilligers, ze moeten de belangen behartigen van kwetsbare groepen en ze zijn financieel onafhankelijk.
Artikel 34. Aanvraag tot subsidievaststelling
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 24.
HOOFDSTUK 6 – EENMALIGE SUBSIDIE
De aanvraag om een eenmalige subsidie kent een specifieke termijn van indiening en dient vergezeld te gaan van een aantal op de subsidiesoort toegesneden stukken.
Artikel 39. Aanvraag tot subsidievaststelling
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 24.
HOOFDSTUK 7 – OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 42. Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming
Deze bepaling is gebaseerd op artikel 4:41 van de Awb, een facultatief wetsartikel; de verordening moet een grondslag bieden om hiervan gebruik te maken. De aanvrager is onder bepaalde omstandigheden verplicht tot het betalen van een schadevergoeding aan de gemeente, wanneer het subsidie tot vermogensvorming bij de aanvrager heeft geleid. Hierbij gaat het in het bijzonder om situaties, waarbij vermogensbestanddelen niet langer dienen voor de verwezenlijking van het doel, waarvoor subsidie is verleend. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een aanvrager zichzelf ontbindt of een vorm van samenwerking met een andere aanvrager aangaat en het mede door middel van subsidie in eigendom verworven pand verkoopt. Deze vergoedingsverplichting is wel gekoppeld aan een verjaringstermijn van maximaal vijf jaar
In de praktijk wordt meestal met voorschotten gewerkt. Op grond van artikel 4:54 Awb is voorschotverlening alleen mogelijk indien de verordening dat bepaalt. Afgewogen moet worden of voorschotverlening noodzakelijk is en zo ja, welk systeem van bevoorschotting wordt gehanteerd. De beslissing om een voorschot te verlenen of te weigeren moet worden beschouwd als een beschikking, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Verlening van een voorschot verplicht tot uitbetaling. Het is mogelijk de beschikking tot subsidieverlening te combineren met een beschikking tot voorschotverlening.
Het is zinvol vast te leggen hoe met de voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting. Op grond van het tweede lid kan het rondpompen van geld worden voorkomen. Bevoorschotting aan een aanvrager waarvan het voortbestaan onzeker is, kan worden gestopt. Op grond van het zesde lid kan worden voorkomen, dat naderhand voorschotten moeten worden teruggevorderd van een aanvrager die niet aan haar verplichtingen voldoet.
Artikel 44. Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
Op grond van artikel 4:37, eerste lid, kan de gemeente de subsidieontvanger bepaalde verplichtingen opleggen. Omdat het gemeentebestuur activiteiten subsidieert die het van belang acht voor de inwoners, heeft het er ook belang bij, dat de aanvrager zich verzekert tegen mogelijke risico’s. Een brand- en inbraakverzekering voor de roerende en onroerende zaken alsmede een WA-verzekering voor personeel en vrijwilligers worden daarom verplicht gesteld. De in het vierde lid opgenomen mogelijkheid van vrijstelling kan worden gebruikt, als mocht blijken dat een risico niet te verzekeren is dan wel er een uitzonderlijk hoge risicodekking wordt verlangd.
Artikel 45. Tegengaan vervreemdingen
Dit artikel beoogt te voorkomen, dat subsidiegelden worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door een aanvrager elders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.
Artikel 46. Levering van goederen en diensten aan derden
Dit artikel is bedoeld om getrapte subsidiëring te voorkomen. Een aanvrager mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren.
Artikel 47. Medewerking aan onderzoek door gemeente
Medewerking aan onderzoek door de gemeente is in het algemeen niet verplicht. Met deze bepaling, die gebaseerd is op artikel 4:38 van de Awb, wordt aangegeven, dat de aanvrager niet de vrijheid heeft zich aan die medewerking te onttrekken.
De aanvragers hebben recht op een vlotte afwikkeling als de beschikking tot subsidieverlening is vastgesteld of indien de subsidie ineens is vastgesteld. Artikel 44 regelt de termijn waarbinnen tot betaling wordt overgegaan. Artikel 4:53 Awb biedt de mogelijkheid om het subsidiebedrag in gedeelten te betalen.
Artikel 49. Zaken waarin de verordening niet voorziet
Als de praktijk aanleiding geeft om deze verordening aan te vullen, zal het college uiteraard voorstellen aan de raad moeten doen. Omdat de tijd die gemoeid is met de totstandkoming van zo’n aanvulling te lang kan zijn om een beslissing op te schorten (in verband met voorgeschreven termijnen of belangen van de gemeente en/of aanvragers), geeft dit artikel het college de bevoegdheid om te handelen in gevallen waarin de verordening (nog) niet voorziet.
Dit artikel is opgenomen om ten opzichte van een aanvrager in begunstigende zin te kunnen afwijken van deze verordening, met uitzondering van de bepalingen die de wettelijke basis vormen voor de subsidieverlening. Daarvoor is wel nodig dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
De aanduiding “hardheidsclausule” geeft aan, dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarin een strikte toepassing van één of meer artikelen in redelijkheid niet kan worden verlangd.
De gehele afhandeling van aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening vindt plaats op grond van de bepalingen van de ASV 2011. Ook blijven voor zolang als nodig de onder de ASV 2011 vastgestelde beleids- en verdeelregels van kracht, tot er nieuwe beleidsregels zijn ingesteld, om een onverhoopt vacuüm te voorkomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-42443.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.