Gemeenteblad van Olst-Wijhe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Olst-Wijhe | Gemeenteblad 2017, 38620 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Olst-Wijhe | Gemeenteblad 2017, 38620 | Overige besluiten van algemene strekking |
Wijziging CAR-UWO, wijziging Regeling vakantie en verlof DOWR, vaststellen Nadere regeling Individueel Keuzebudget DOWR en bekrachtiging besluiten werkgeverscommissie
Tot het vaststellen van een wijziging van de CAR-UWO in verband met de nieuwe collectieve zorgverzekering conform de LOGA-circulaire d.d. 24 november 2016, 16/089 CvA/LOGA 16/20
In de toelichting op artikel 7:24 worden de woorden ‘met IZA Zorgverzekeraar NV en Zilveren Kruis Achmea voor de periode 1 januari 2013 tot 1 januari 2016, dat optioneel 3 keer met 1 jaar’ vervangen door ‘met CZ, IZA en Menzis voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2020, dat optioneel één keer met één jaar’.
Aan artikel 1:1 lid 1 wordt na onderdeel vv een nieuw onderdeel toegevoegd:
In artikel 1:2a lid 2 wordt het nummer: ‘4a,’ geschrapt.
In artikel 1:2b lid 2 wordt het nummer: ‘4a,’ geschrapt.
Artikel 1:2c wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
In afwijking van artikel 3:3 lid 1 kan het college vaststellen dat de ambtenaar die op grond van de Wet banenafspraak een aanstelling krijgt omdat hij Wajonger is met arbeidsvermogen en voor wie een loonwaarde van minder dan 100% is vastgesteld, recht heeft op een door zijn loonwaarde bepaald percentage van het salaris. Is het door het loonwaarde bepaalde percentage van het salaris lager dan het wettelijk minimumloon, dan is het salaris van de ambtenaar gelijk aan het wettelijk minimumloon.
Artikel 2:5:4 lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
Artikel 2:7a wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
Artikel 3:19 lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
Bij 25 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage de helft van het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%. Bij 40 en 50 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%.
De toelichting op artikel 3:19 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:
De ambtsjubileumgratificatie wordt berekend op basis van het geldende salaris en de toegekende salaristoelagen, tezamen vermeerderd met 8% (deze 8% betreft de vakantietoelage die per 1 januari 2017 is toegevoegd aan het IKB; hoofdstuk 3, par. 5) naar rato over de maand waarin het jubileum valt. Een ambtsjubileumgratificatie kan niet in alle gevallen onbelast worden uitgekeerd; aanbevolen wordt om dit bij de Belastingdienst na te gaan.
Artikel 3:23 lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
De toelichting op artikel 3:24 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Nabestaanden van de ambtenaar die als gevolg van een ongeval in en door de dienst overlijden, krijgen deze overlijdensuitkering naast de overlijdensuitkering van artikel 3:23.
De hoogte van de uitkering is één jaarsalaris vermeerderd met de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8% (deze 8% betreft de vakantietoelage die per 1 januari 2017 is toegevoegd aan het IKB; hoofdstuk 3, par. 5), waarbij de 12 kalendermaanden direct voorafgaand aan de maand van overlijden als referteperiode dient.
Ziekte van de ambtenaar in die referteperiode, waarbij zijn salaris is gekort o.g.v. artikel 7:3 CAR, heeft geen invloed op de hoogte van de overlijdensuitkering. Op jaarbasis wordt gerekend met het volledige salaris. Ook bij toepassing van lid 3 gelden de 12 kalendermaanden voorafgaand aan de maand van overlijden als referteperiode
Artikel 3:18a wordt geschrapt.
De nummering van artikel 3:27 wordt, inclusief koptekst, gewijzigd in artikel 3:38.
Aan hoofdstuk 3 wordt een nieuwe paragraaf 5 toegevoegd met de titel ‘Individueel Keuzebudget’, luidende als volgt:
De toelichting op artikel 3:28 komt als volgt te luiden:
In dit lid is geregeld wat de bronnen van het pensioengevende deel van het IKB zijn. De bronnen komen uit arbeidsvoorwaarden die tot 1 januari 2017 onder een andere naam in de CAR UWO geregeld waren. Het IKB is opgebouwd uit:
Deze bron bestaat uit de financiële tegenwaarde van 14,4 uren bovenwettelijk vakantieverlof. Tot 1 januari 2017 had de ambtenaar op grond van artikel 6:2 recht op ten minste 158,4 uren vakantieverlof per kalenderjaar. Met ingang van 1 januari 2017 is de aanspraak op vakantieverlof verminderd tot 144 uren per kalenderjaar. De financiële tegenwaarde van 14,4 uren vakantieverlof is per diezelfde datum opgenomen in het IKB.
Artikel 3:31 Waarde van een vakantie-uur
Als de ambtenaar kiest voor het kopen van vakantie-uren dan wordt het IKB per vakantie-uur verlaagd met het voor de ambtenaar geldende uurloon in de maand waarin hij de vakantie-uren koopt.
Artikel 3:32 Uitbetaling IKB bij einde dienstverband
Artikel 3:33 Wet- en regelgeving
Artikel 3:34 Vakantietoelage 2016
Artikel 3:35 Overige bepalingen
Voor de ambtenaar die werkzaam is in de kunsteducatie en op wie artikel 19b:10 van toepassing is, is artikel 3:28, lid 3, niet van toepassing.
De nummering van paragraaf 6 van hoofdstuk 3 wordt gewijzigd in paragraaf 7.
Na paragraaf 5 wordt een nieuwe paragraaf 6 toegevoegd met als titel ‘Overige individuele keuzemogelijkheden’, luidende als volgt:
§6 Overige individuele keuzemogelijkheden
Artikel 3:36 Verkoop van vakantie-uren
De toelichting op artikel 3:36 lid 2 komt te luiden:
Artikel 3:36 Verkoop van vakantie-uren
De reden dat dit lid is opgenomen, is dat het op grond van fiscale regelgeving niet is toegestaan om vakantie-uren te verkopen die in het IKB zijn gekocht.
De titel van hoofdstuk 6 wordt gewijzigd en komt te luiden:
De toelichting op artikel 6:2 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Een ambtenaar kan verzoeken in enig jaar maximaal 50,4 uur op jaarbasis (bij een volledig dienstverband) meer te werken dan de maximale arbeidsduur van 1836 uur voortvloeit.
Voor een deeltijder geldt een naar evenredigheid aantal uren als maximum.
Toekenning van dit verzoek geeft de ambtenaar recht op een gelijk aantal extra vakantie-uren. Dit verzoek dient betrokkene in vóór 1 november (tenzij anders geregeld) in het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor het verzoek geldt. Gelet op de samenhang met paragraaf 5 en 6 van hoofdstuk 3 ligt het voor de hand dat het college bij de toewijzing van de verzoeken rekening houdt met alle mutaties van het verlof, te weten:
In de toelichting op artikel 6:2:6 lid 3 wordt het getal ‘187,2’ op twee plaatsen gewijzigd in: ‘144’ en het getal ‘280,8’ in: ‘216’.
De toelichting op artikel 6:5:4 wordt, inclusief titel, gewijzigd en komt te luiden:
De korting van vakantieverlof vindt gedurende het ouderschapsverlof plaats overeenkomstig de omvang en de duur van dit verlof. Geniet de ambtenaar bijvoorbeeld ouderschapsverlof gedurende zes maanden voor de helft van zijn arbeidsduur en loopt het verlof van 1 mei tot 1 november, dan heeft betrokkene tot en met april recht op volledig verlof (4/12 x verlofaanspraak op jaarbasis), van mei tot november een halve verlofopbouw (6/12 x verlofaanspraak op jaarbasis x 0,5) en in november en december weer een gehele verlofopbouw (2/12 x verlofaanspraak op jaarbasis).
In de toelichting op artikel 6:10 lid 1 worden de woorden ‘de vakantietoelage, levensloopbijdrage en eindejaarsuitkering’ vervangen door: ‘het IKB’.
In de toelichting op hoofdstuk 6a wordt de laatste zin van de eerste alinea geschrapt.
Artikel 6a:6 wordt gewijzigd en komt te luiden:
De jaarlijkse inleg van de ambtenaar in het kader van de gemeentelijke levensloopregeling bestaat uit een of meer van de volgende bronnen:
De toelichting op artikel 7:13:2 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Artikel 7:13:2 Staken van de doorbetaling
Zowel artikel 7:13:2 als artikel 7:14 bevatten de sancties op overtreding van de verplichtingen als genoemd in artikel 7:10, 7:11 en 7:12, alsmede de conclusies die uit het onderzoek als bedoeld in artikel 7:12 getrokken kunnen worden.
De in deze artikelen beschreven situaties kunnen tijdelijk zijn. Dit houdt in dat artikel 7:13:2 en 7:14 ook tussentijds kunnen worden toegepast. Wanneer de situatie weer hersteld is, wordt de betaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB weer gestart.
Artikel 7:13:2 ziet op de verplichtingen die aan de ambtenaar zijn opgelegd in artikel 7:10 en 7:12. Artikel 7:14 ziet op de verplichtingen die op grond van artikel 7:11 aan de ambtenaar zijn opgelegd.
Artikel 7:13:2 sanctioneert allereerst de weigering de benodigde informatie te verstrekken. De andere sancties van artikel 7:13:2 betreffen gedrag van de ambtenaar, waarbij de arbo-dienst een rol speelt in de beoordeling van dat gedrag.
De sancties op de overtredingen die genoemd zijn, zijn imperatief: de betaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB worden gestaakt wanneer bijvoorbeeld de ambtenaar nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of zich niet houdt aan voorschriften van behandelende geneeskundigen.
Als de ambtenaar geen verwijt gemaakt kan worden op grond van zijn geestelijke toestand, vindt doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB wel plaats. De gemeente moet zich voor het besluit om de salarisbetaling te staken dus vergewissen van de geestestoestand van de ambtenaar.
De toelichting op artikel 7:14 lid 3 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Als de ambtenaar, bedoeld in lid 2, geen verwijt gemaakt kan worden op grond van zijn geestelijke toestand, vindt doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB wel plaats. De gemeente moet zich voor het besluit om de betaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB te staken dus vergewissen van de geestestoestand van de ambtenaar.
In de algemene toelichting op artikel 7:16 worden in de laatste alinea tussen de woorden ‘salaristoelage(n)’ en ‘te staken,’ de woorden ‘en de opbouw van het IKB’ toegevoegd.
In artikel 10d:2 sub worden de woorden ‘de vakantietoelage en de eindejaarsuitkering’ vervangen door: ‘het IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, onderdeel a en b’.
In artikel 18:1:1 lid 1, sub f worden de woorden ‘de aanspraak op de vakantie-uitkering’ vervangen door: ‘8%’.
Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017.
Aan artikel 1 wordt een lid 6 toegevoegd, luidende als volgt:
Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017.
Gelet op hoofdstuk 3 §5 en §6 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR);
Gelet op de instemming van de commissie voor Bijzonder Georganiseerd Overleg op 17 november 2016;
Voor de toepassing van de navolgende artikelen wordt verstaan onder:
Burgemeester en wethouders stellen een persoonlijk budget1 vast per kalenderjaar per formatieplaats na overleg met de Commissie voor Georganiseerd Overleg.
Als de medewerker geen keuze maakt, of bij zijn keuze slechts een deel van zijn persoonlijk budget gebruikt, dan wordt het persoonlijk budget over die maand, of het resterende deel daarvan, gereserveerd. De medewerker kan het gereserveerde persoonlijk budget op een later moment in het lopende kalenderjaar besteden.
Artikel 3 Aanvraag verkoop bovenwettelijk verlof
In het keuzesysteem wordt de mogelijkheid geboden om overeenkomstig artikel 3:36 CAR om het in dat jaar aanwezige bovenwettelijk verlof te laten uitbetalen tot een maximum van 72 uur per fulltime dienstverband. Voor parttime medewerkers geldt dit maximum naar rato van hun deelbetrekking op 1 januari.
De medewerker verplicht zich bij het maken van een keuze om, indien dat wordt verlangd, alle door burgemeester en wethouders gewenste informatie of (bewijs)stukken te verstrekken, die nodig zijn voor honorering van de betreffende keuzemogelijkheid binnen de aangegeven aanvraagperiode. Onvolledig ingevulde aanvragen dan wel aanvragen, waarbij de juiste bewijsstukken ontbreken worden niet in behandeling genomen c.q. gehonoreerd.
Artikel 6 Behandeling aanvraag
Artikel 7 Uit dienst tijdens kalenderjaar
Als een medewerker na het maken van een keuze uit dienst gaat, vindt de salarisverrekening plaats op het moment van uitdiensttreding, waarbij eveneens een verrekening plaatsvindt van de keuzemogelijkheden naar rato van het dienstverband in het betreffende kalenderjaar.
Artikel 8 Gevolgen van de keuze
Als (een deel van) het persoonlijk budget of (een deel van) de verkoop van verlofuren wordt uitbetaald, wordt het uitbetaalde bruto bedrag voor het kalenderjaar daaropvolgend meegeteld in het pensioengevend inkomen en wordt hierover pensioenpremie berekend.
Artikel 9 Onrechtmatig gebruik
Wanneer de medewerker onjuiste gegevens verstrekt en/of onrechtmatig gebruik maakt van deze regeling, worden de totale kosten – met inbegrip van rente, verhaalskosten e.d. – die de werkgever maakt met terugwerkende kracht op de medewerker verhaald.
Artikel 10 Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan door of namens burgemeester en wethouders een bijzondere voorziening worden getroffen.
Artikel 11 Voorwaarden uitruil t.b.v. reiskosten woonwerkverkeer
Ter bepaling van het aantal dagen per jaar dat de medewerker reist in verband met woon-werkverkeer wordt uitgegaan van het door de belastingdienst bepaalde maximum aantal werkdagen per jaar zijnde 214 bij een volledig dienstverband, waarbij gemiddeld genomen 5 dagen per week wordt gereisd tussen woning en werkadres. Bij medewerkers die een gemiddeld arbeidspatroon hebben van minder dagen per week, wordt dit aantal dagen gecorrigeerd naar rato van het gemiddeld aantal werkdagen waarop gereisd wordt voor het woon-werkverkeer.
Ter bepaling van het aantal kilometers per dag is 2 maal het aantal kilometers enkele reis, verkregen via www.routenet.nl, keuze ‘optimaal’ en ‘per auto’, leidend. Maximaal mag de afstand enkele reis 75 kilometer bedragen. De op deze wijze berekende afstand wordt neergelegd in het keuzesysteem.
Voor het bepalen van het gemiddelde arbeidspatroon als bedoeld in lid 3 en de reisafstand als bedoeld in lid 4 is de werkelijke situatie per 1e van de aanvraagmaand leidend. Wijziging van arbeidspatroon en/of reisafstand in de loop van het kalenderjaar beïnvloedt de maximale fiscale ruimte om uit te ruilen. Er kan nooit meer worden uitgeruild dan de maximale fiscale ruimte.
Artikel 12 Verhuiskostenvergoeding
Artikel 13 Uitruil t.b.v. levensloop
De medewerker mag zijn IKB, zijn persoonlijk budget en/of verkocht bovenwettelijk verlof inzetten voor de financiering van levensloopverlof, als hij voldoet aan de voorwaarden om op dat verlof aanspraak te maken.
Artikel 14 Voorwaarden uitruil vergoeding werkkostenforfait
De medewerker mag zijn IKB, zijn persoonlijk budget en/of verkocht bovenwettelijk verlof inzetten ter verkrijging van een belastingvoordeel voor een vergoeding werkkostenforfait. De vergoeding werkkostenforfait dient als vergoeding voor de aanschaf van een fiets en/of fietsaccessoires, thuisinternet, bedrijfsfitness, vakbondscontributie, en/of lidmaatschap beroepsvereniging. De maximale uitruil hiervoor per medewerker bedraagt € 300,– per jaar. De hoogte van dit bedrag wordt periodiek geëvalueerd met de medezeggenschap teneinde te bezien of voor een volgend kalenderjaar een ander bedrag wordt vastgesteld.
Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017, onder intrekking van de Regeling Keuzemodel DOWR.
Overwegende dat het in het kader van de wijzigingen in de geharmoniseerde arbeidsvoorwaardenregelingen van de drie voornoemde gemeenten noodzakelijk is om te komen tot een Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO);
Gelet op het bepaalde in artikel 8 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr),
de CAR-UWO met aanvullende DOWR-regelingen;
Voor de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen wijzen de colleges van burgemeester en wethouders van de drie gemeenten gezamenlijk uit hun midden een vertegenwoordiger en diens plaatsvervanger aan, zijnde een portefeuillehouder P&O. De vertegenwoordiging van de gemeentebesturen kunnen overeenkomstig artikel 12 lid 2 worden bijgestaan door andere ambtenaren alsmede externe adviseurs.
Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per gemeente twee leden (van elke organisatie één) en een plaatsvervanger aangewezen. De aanwijzing geschiedt per gemeente door de werknemersvertegenwoordiging van de drie gemeentelijke commissies voor georganiseerd overleg. De vertegenwoordigers kunnen overeenkomstig artikel 12 lid 3 worden bijgestaan door het bestuur van de organisaties.
Degene, die als vertegenwoordiger of plaatsvervanger door het gemeentebestuur is aangewezen, houdt op dit te zijn, zodra hij geen lid meer is van het gemeentebestuur alsmede indien het gemeentebestuur hem doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen, conform artikel 2, lid 2.
Degene, die als vertegenwoordiger of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn, zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is van één van de drie gemeenten, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan de vertegenwoordigers van de gemeentebesturen doet weten, dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen, conform artikel 2 lid 3.
Uitgangspunt is dat de Colleges van burgemeester en wethouders de regelingen genoemd in het eerste lid van artikel 5 aanpassen of de regelingen als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 vaststellen conform de door het LOGA2 vastgestelde modelregeling. Deze besluiten worden niet ter instemming ingebracht in de commissie. Het voornemen tot overname van de door het LOGA vastgestelde modelregeling wordt ter kennis gebracht aan de leden van de commissie. Artikel 8 lid 2 is hierop van toepassing. Wordt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 8 lid 2 niet binnen 10 werkdagen gebruik gemaakt, wordt de wijziging van de regeling dan wel de nieuwe regeling vastgesteld.
Indien één van de Colleges van burgemeester en wethouders de regelingen genoemd in het eerste lid van artikel 5 wil aanpassen of de regelingen als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 wil vaststellen en daarbij wil afwijken van de door het LOGA vastgestelde modelregeling of in de situatie dat hiervoor geen modelregeling is vastgesteld, wordt een dergelijk besluit niet genomen, noch voorstellen daaromtrent gedaan, dan nadat daarover in de commissie overeenstemming is bereikt tussen de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen en de vertegenwoordiging van vakorganisaties.
Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een tussen de vijf en veertien dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.
Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt de onderwerpen in de eerstvolgende vergadering aan de orde.
De vertegenwoordigers van de organisaties kunnen zich doen bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie. Zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen van de agenda binnen de grenzen van een doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan een voorbespreking met eigen leden van de vereniging en vertegenwoordigers van de medezeggenschapsorganen te onderwerpen.
De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken, geheimhouding voorstellen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van de Colleges van burgemeester en wethouders, alsmede niet tegenover de (vertegenwoordigers van de) hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.
De voorzitter kan op verzoek van een of meer leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.
De stem van de vertegenwoordiging van de organisaties wordt bepaald door stemming per vakorganisatie, waarbij elke vakorganisatie een stem uitbrengt. Staken de stemmen per vakorganisatie dan is de stem van de vertegenwoordiging van de organisaties negatief en is daarmee geen overeenstemming bereikt.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
de deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordigingen als bedoeld in artikel 2 van deze regeling.
de Advies- en Arbitragecommissie: de Lokale Advies- en ArbitrageCommissie ingesteld door het College voor Arbeidszaken.
De artikelen 17 tot en met 21 van deze regeling zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5.
Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van de meerderheid van de deelnemers aan het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.
Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de Advies- en Arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.
Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 18 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor het inwinnen van het advies hebben uitgesproken en bevat tenminste het onderwerp en de inhoud van het geschil.
Indien de vergadering bedoeld in artikel 18 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie.
Binnen twee weken na de ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.
De arbitrale uitspraak van de Advies- en Arbitragecommissie heeft bindende kracht.
In de gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, beslissen de Colleges van burgemeester en wethouders in overeenstemming met de commissie.
De toelichting op artikel 1:2:1 lid 5 komt te luiden:
De ambtenaren die vallen onder de leden 2, 3 en 4 van dit artikel zijn de enige medewerkers waarvoor nog een vakantietoelage geldt. Deze 8% is pensioengevend.
De 1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 de levensloopregeling geregeld in artikel 6a:7 lid 1. Deze 1,5% is pensioengevend.
De 0,8% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 het bovenwettelijk verlof van 14,4 uren geregeld in artikel 6:2 lid 1. Deze 0,8% is niet pensioengevend.
Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald dan worden de in de percentages in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris en de uitbetaalde salaristoelage(n).
Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald op grond van artikel 7:3 lid 2 tot en met 4 dan worden, in afwijking van voorgaande volzin, de percentages in die maand berekend op basis van het volledige salaris en toegekende salaristoelage(n).
Uitbetaling vindt plaats bij de maandelijkse salarisbetaling.
De toelichting op artikel 2:5:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Met de oproepcontractant wordt een contract aangegaan voor minimaal 15 uur per maand. Voor die uren bestaat er dan ook een loonbetalingsverplichting, ook als de oproepcontractant ziek is. Aangezien hoofdstuk 7 per definitie van toepassing is (de CAR/UWO is namelijk van toepassing), hoeft deze loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte niet meer expliciet te worden opgenomen. De berekeningsbasis van de ziekte-uitkering wordt gevormd door het inkomen dat de oproepkracht gedurende het laatste kwartaal genoot.
De oproepcontractant heeft een IKB conform de regeling in paragraaf 5 van hoofdstuk 3.
Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017.
De colleges van alle drie de gemeenten stellen separaat van elkaar de hoogte van het persoonlijk budget vast. Dit kan als resultaat hebben dat de hoogte van het persoonlijk budget afwijkt ten opzichte van elkaar. Indien lokaal afwijkende keuzes in de werkkosten worden gemaakt die negatief van invloed zijn op het werkkostenforfait dan worden de werkgeverskosten, die met die keuzes gepaard gaan, in mindering gebracht op de hoogte van het persoonlijk budget
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-38620.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.