Wijziging CAR-UWO, wijziging Regeling vakantie en verlof DOWR, vaststellen Nadere regeling Individueel Keuzebudget DOWR en bekrachtiging besluiten werkgeverscommissie

De raad van de gemeente Olst-Wijhe;

 

gelezen het voorstel van de werkgeverscommissie, nr. 2017/08;

 

gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet en artikel 107e van de Gemeentewet;

besluit:

  • I.

    De besluiten van de werkgeverscommissie van 16 maart 2016 en 20 april 2016 inzake de CAR-UWO te bekrachtigen.

     

  • II.

    De besluiten van de werkgeverscommissie van 13 mei 2015 tot het vaststellen van de volgende regelingen te bekrachtigen:

    • Regeling Beoordeling DOWR

    • Sociaal Statuut DOWR

    • Regeling aanstelling in algemene dienst

    • Regeling Keuzemodel DOWR

    • Reglement commissie Van werk naar werk gemeente Olst-Wijhe

    • Regeling sanctiebeleid DOWR

    • Regeling dienstreizen en verblijfskosten gemeente Olst-Wijhe

    • Regeling Melding Vermoeden Misstand gemeente Olst-Wijhe

    • Regeling Tegemoetkoming reiskosten woon-werkverkeer bij wijziging van standplaats

    • Regeling Klachtencommissie Ongewenst Gedrag gemeente Olst-Wijhe

    • Regeling vakantie en verlof DOWR

  • III.

    Tot het vaststellen van een wijziging van de CAR-UWO in verband met de nieuwe collectieve zorgverzekering conform de LOGA-circulaire d.d. 24 november 2016, 16/089 CvA/LOGA 16/20

    • A.

      In de toelichting op artikel 7:24 worden de woorden ‘met IZA Zorgverzekeraar NV en Zilveren Kruis Achmea voor de periode 1 januari 2013 tot 1 januari 2016, dat optioneel 3 keer met 1 jaar’ vervangen door ‘met CZ, IZA en Menzis voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2020, dat optioneel één keer met één jaar’.

    • B.

      Artikel 3:25 lid 1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

      • 1.

        De ambtenaar heeft recht op een tegemoetkoming in zijn ziektekosten als hij één van de volgende aanvullende zorgverzekeringen heeft: Extra Zorg 3 of 4 bij IZA, Plus Collectief of Top Collectief bij CZ, Collectief Aanvullend 3 of 4 bij Menzis.

  •  

    Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017.

     

  • IV.

    Tot het vaststellen van een wijziging van de CAR-UWO in verband met de invoering van het Individueel Keuzebudget per 1 januari 2017 conform de LOGA-circulaire d.d. 10 november 2016, ECWGO/U201601310

Artikel A

Aan artikel 1:1 lid 1 wordt na onderdeel vv een nieuw onderdeel toegevoegd:

 

ww vakantietoelage:

jaarlijkse toelage van 8% van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), hetgeen met ingang van 1 januari 2017 een vast onderdeel van het Individueel Keuze Budget vormt.

Artikel B

In artikel 1:2a lid 2 wordt het nummer: ‘4a,’ geschrapt.

 

Artikel C

In artikel 1:2b lid 2 wordt het nummer: ‘4a,’ geschrapt.

 

Artikel D

Artikel 1:2c wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • 1.

    In afwijking van artikel 3:3 lid 1 kan het college salarisschaal A in bijlage IIa vaststellen voor de ambtenaar die op grond van de Wet banenafspraak een aanstelling krijgt omdat hij onder de Participatiewet valt en door beperkingen niet het wettelijk minimumloon kan verdienen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 3:3 lid 1 kan het college vaststellen dat de ambtenaar die op grond van de Wet banenafspraak een aanstelling krijgt omdat hij Wajonger is met arbeidsvermogen en voor wie een loonwaarde van minder dan 100% is vastgesteld, recht heeft op een door zijn loonwaarde bepaald percentage van het salaris. Is het door het loonwaarde bepaalde percentage van het salaris lager dan het wettelijk minimumloon, dan is het salaris van de ambtenaar gelijk aan het wettelijk minimumloon.

  • 3.

    Voor de ambtenaar, bedoeld in lid 1 gelden niet de in artikel 3:28 lid 2, onderdelen a, b en c genoemde minimumbedragen.

  • 4.

    Voor de ambtenaar, bedoeld in lid 2 gelden als minimumbedragen, de bedragen genoemd in artikel 3:28 lid 2, onderdelen a, b en c naar rato van de loonwaarde en de deeltijdfactor.

  • 5.

    Indien het college voor de in lid 2 genoemde ambtenaar loondispensatie op grond van de Wajong ontvangt, past het college deze loondispensatie toe op het salaris en de daarop gebaseerde toelagen en vergoedingen.

Artikel E

Artikel 2:5:4 lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • 2.

    Het salaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%, worden uitgedrukt in een bedrag per uur

Artikel F

Artikel 2:7a wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Op verzoek van het college kan de arbeidsduur van een ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van 36 uur per week, worden verruimd naar maximaal 40 uur per week.

  • 2.

    Bij een verruiming van de arbeidsduur geldt dat:

    • de verruiming van de arbeidsduur plaatsvindt gedurende een vooraf te bepalen periode;

    • het salaris evenredig wordt verhoogd;

    • de vakantieduur evenredig wordt verhoogd;

    • de pensioenopbouw evenredig wordt verhoogd;

    • het IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, onderdeel a evenredig wordt verhoogd;

    • het IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, onderdeel b evenredig wordt verhoogd;

    • instemming van de ambtenaar is vereist;

    • de verkoop van vakantie-uren op grond van artikel 3:36 voor de duur van de verruiming niet is toegestaan.

  • 3.

    Wanneer lid 1 van dit artikel wordt toegepast, meldt het college dit vooraf aan de OR.

  • 4.

    Het college rapporteert jaarlijks in het sociaal jaarverslag over het gebruik van de uitbreidingsmogelijkheid van de arbeidsduur naar maximaal 40 uur. Deze rapportage wordt ter bespreking voorgelegd aan de OR.

Artikel G

  • Artikel 3:19 lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    • 2.

      Bij 25 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage de helft van het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%. Bij 40 en 50 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met 8%.

  • De toelichting op artikel 3:19 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Lid 2

    De ambtsjubileumgratificatie wordt berekend op basis van het geldende salaris en de toegekende salaristoelagen, tezamen vermeerderd met 8% (deze 8% betreft de vakantietoelage die per 1 januari 2017 is toegevoegd aan het IKB; hoofdstuk 3, par. 5) naar rato over de maand waarin het jubileum valt. Een ambtsjubileumgratificatie kan niet in alle gevallen onbelast worden uitgekeerd; aanbevolen wordt om dit bij de Belastingdienst na te gaan.

Artikel H

Artikel 3:23 lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • 2.

    de uitkering bedraagt één jaarsalaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%, berekend over de 12 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan de maand van overlijden.

Artikel I

  • Artikel 3:24 lid 2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    • 3.

      De uitkering bedraagt één jaarsalaris en de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8%, berekend over de 12 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan de maand van overlijden.

  • De toelichting op artikel 3:24 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Lid 2

    Nabestaanden van de ambtenaar die als gevolg van een ongeval in en door de dienst overlijden, krijgen deze overlijdensuitkering naast de overlijdensuitkering van artikel 3:23.

    De hoogte van de uitkering is één jaarsalaris vermeerderd met de toegekende salaristoelage(n), tezamen vermeerderd met 8% (deze 8% betreft de vakantietoelage die per 1 januari 2017 is toegevoegd aan het IKB; hoofdstuk 3, par. 5), waarbij de 12 kalendermaanden direct voorafgaand aan de maand van overlijden als referteperiode dient.

    Ziekte van de ambtenaar in die referteperiode, waarbij zijn salaris is gekort o.g.v. artikel 7:3 CAR, heeft geen invloed op de hoogte van de overlijdensuitkering. Op jaarbasis wordt gerekend met het volledige salaris. Ook bij toepassing van lid 3 gelden de 12 kalendermaanden voorafgaand aan de maand van overlijden als referteperiode

Artikel J

Artikel 3:18a wordt geschrapt.

 

Artikel K

De nummering van artikel 3:27 wordt, inclusief koptekst, gewijzigd in artikel 3:38.

 

Artikel L

Aan hoofdstuk 3 wordt een nieuwe paragraaf 5 toegevoegd met de titel ‘Individueel Keuzebudget’, luidende als volgt:

 

§ 5 Individueel Keuzebudget

 

Artikel 3:27 Algemeen

  • 1.

    De ambtenaar heeft recht op een Individueel Keuzebudget, hierna te noemen: IKB.

  • 2.

    Het college is beheerder van het IKB.

  • 3.

    Het IKB is een maandelijks, in geld uitgedrukt budget dat de ambtenaar naar keuze kan gebruiken voor de doelen genoemd in artikel 3:29,op de wijze zoals vastgelegd is in deze paragraaf.

Artikel 3:28 Opbouw IKB

  • 1.

    Het IKB wordt per maand opgebouwd en bestaat uit een deel waarover pensioen wordt opgebouwd en een deel waarover geen pensioen wordt opgebouwd.

  • 2.

    Het deel van het IKB waarover pensioen wordt opgebouwd bedraagt:

    • a.

      8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris vermeerderd met de salaristoelagen genoemd in paragraaf 3 van dit hoofdstuk, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

    • b.

      6% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 145,83 bij een volledig dienstverband, en

    • c.

      1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, voor de ambtenaar die geboren is na 31 december 1949, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig dienstverband, en

    • d.

      indien en voor zolang hoofdstuk 9a van toepassing is op de ambtenaar, 1% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris, met dien verstande dat dit voor maximaal 20 jaar geldt, tenzij artikel 9a:9, lid 1, onderdeel b, van toepassing is.

  • 3.

    Het deel van het IKB waarover geen pensioen wordt opgebouwd bedraagt 0,8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris.

  • 4.

    Indien in een maand het salaris of de salaristoelagen niet volledig zijn uitbetaald dan wordt het IKB in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris en de uitbetaalde salaristoelagen. Ontvangt de ambtenaar in een maand geen salaris dan wordt in die maand geen IKB opgebouwd.

  • 5.

    Indien in een maand het salaris en de salaristoelagen niet volledig zijn uitbetaald op grond van artikel 7:3, lid 2 tot en met 4, dan wordt, in afwijking van lid 4 van dit artikel, het IKB in die maand berekend op basis van het volledige salaris en de volledige salaristoelagen.

  • 6.

    Het college kan bronnen toevoegen aan het IKB. Een bron kan zijn een persoonlijk budget, voor zover dat in de gemeente bestaat en niet is opgenomen in de TOR zoals omschreven in paragraaf 7 in hoofdstuk 3.

De toelichting op artikel 3:28 komt als volgt te luiden:

Artikel 3:28

Lid 2

In dit lid is geregeld wat de bronnen van het pensioengevende deel van het IKB zijn. De bronnen komen uit arbeidsvoorwaarden die tot 1 januari 2017 onder een andere naam in de CAR UWO geregeld waren. Het IKB is opgebouwd uit:

  • a.

    De vakantietoelage, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 6:3.

  • b.

    De eindejaarsuitkering, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 3:18a.

  • c.

    De levensloopuitkering, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 6a:7, lid 1.

  • d.

    De levensloopuitkering, zoals tot 1 januari 2017 geregeld in artikel 6a:7, lid 2.

Lid 3

Deze bron bestaat uit de financiële tegenwaarde van 14,4 uren bovenwettelijk vakantieverlof. Tot 1 januari 2017 had de ambtenaar op grond van artikel 6:2 recht op ten minste 158,4 uren vakantieverlof per kalenderjaar. Met ingang van 1 januari 2017 is de aanspraak op vakantieverlof verminderd tot 144 uren per kalenderjaar. De financiële tegenwaarde van 14,4 uren vakantieverlof is per diezelfde datum opgenomen in het IKB.

 

Artikel 3:29 Doelen IKB

  • 1.

    De ambtenaar kan het IKB gebruiken voor:

    • a.

      het kopen van vakantie-uren, tot een maximum van vier maal de aanstellingsduur per week gedurende het kalenderjaar;

    • b.

      extra inkomen door uitbetaling van het IKB tot een maximum van het tot aan de datum van uitbetaling opgebouwde IKB;

    • c.

      het financieren van een opleiding, indien en voor zover deze niet door de gemeente wordt vergoed en de geldende fiscale regelgeving de besteding van het IKB aan dit doel belastingvrij mogelijk maakt.

  • 2.

    Het college kan de bestedingsdoelen zoals omschreven in lid 1 aanvullen.

Artikel 3:30

  • 1.

    De ambtenaar kan elke maand een keuze maken om zijn IKB te gebruiken voor een of meerdere van de in artikel 3:29 genoemde doelen. Hij heeft voor deze keuze geen toestemming nodig.

  • 2.

    Het college wijst in verband met de salarisverwerking voor elke maand een uiterste datum aan waarop de ambtenaar zijn keuze kenbaar moet maken.

  • 3.

    Als de ambtenaar geen keuze maakt, of bij zijn keuze slechts een deel van zijn IKB gebruikt, dan wordt het IKB over die maand, of het resterende deel daarvan, gereserveerd. De ambtenaar kan het gereserveerde IKB op een later moment in het lopende kalenderjaar besteden.

  • 4.

    Heeft de ambtenaar na de sluitingsdatum van de salarisverwerking in december nog een resterend IKB dan wordt dit bij de salarisbetaling van die maand uitbetaald.

  • 5.

    Besteding van het IKB kan alleen voor zover het beschikbare budget toereikend is. De keuze voor een doel heeft uitsluitend betrekking op hetzelfde kalenderjaar.

  • 6.

    Bedragen die uit het IKB zijn gebruikt, kunnen niet meer worden teruggestort in het IKB.

Artikel 3:31 Waarde van een vakantie-uur

Als de ambtenaar kiest voor het kopen van vakantie-uren dan wordt het IKB per vakantie-uur verlaagd met het voor de ambtenaar geldende uurloon in de maand waarin hij de vakantie-uren koopt.

 

Artikel 3:32 Uitbetaling IKB bij einde dienstverband

  • 1.

    Bij beëindiging van het dienstverband wordt het resterende IKB bij de laatste salarisbetaling aan de ambtenaar uitbetaald.

  • 2.

    Bij overlijden van de ambtenaar wordt in aanvulling op de overlijdensuitkering het resterende IKB uitbetaald aan de nagelaten betrekkingen zoals omschreven in artikel 3:23, lid 2 en 3.

Artikel 3:33 Wet- en regelgeving

  • 1.

    Het gebruik van het IKB kan gevolgen hebben voor loonheffingen, pensioen en sociale verzekeringen. De ambtenaar wordt geacht deze gevolgen te kennen.

  • 2.

    Als blijkt dat een bedrag uit het IKB ten onrechte belastingvrij is uitgekeerd doordat de ambtenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, verhaalt het college de verschuldigde loonheffing of eventuele boetes op de ambtenaar.

  • 3.

    Als een netto voordeel voor de ambtenaar vervalt door wijzigingen van wet- en regelgeving dan wordt dat niet gecompenseerd door het college.

  • 4.

    Alle transacties in het IKB moeten in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving.

Artikel 3:34 Vakantietoelage 2016

  • 1.

    De vakantietoelage die de ambtenaar heeft opgebouwd in de periode van juni 2016 tot en met december 2016 op grond van artikel 6:3 zoals dat gold op 31 december 2016 wordt uitbetaald bij de salarisbetaling van mei 2017. Dit bedrag maakt geen onderdeel uit van het IKB.

  • 2.

    Indien de ambtenaar ontslag verleend wordt voor 1 mei 2017 dan wordt de opgebouwde vakantietoelage over 2016 uitbetaald bij de laatste salarisbetaling.

Artikel 3:35 Overige bepalingen

Voor de ambtenaar die werkzaam is in de kunsteducatie en op wie artikel 19b:10 van toepassing is, is artikel 3:28, lid 3, niet van toepassing.

 

Artikel M

De nummering van paragraaf 6 van hoofdstuk 3 wordt gewijzigd in paragraaf 7.

 

Artikel N

Na paragraaf 5 wordt een nieuwe paragraaf 6 toegevoegd met als titel ‘Overige individuele keuzemogelijkheden’, luidende als volgt:

 

§6 Overige individuele keuzemogelijkheden

 

Artikel 3:36 Verkoop van vakantie-uren

  • 1.

    De ambtenaar kan elk kalenderjaar een verzoek doen om ten hoogste 72 uren bovenwettelijk vakantieverlof te verkopen. Bij een deeltijd dienstverband wordt dit aantal naar rato vastgesteld.

  • 2.

    Een verzoek als bedoeld in lid 1 wordt toegewezen, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

  • 3.

    Het college kan regels stellen over de aanvraagprocedure.

  • 4.

    Het bepaalde in artikel 3:31 is van overeenkomstige toepassing.

De toelichting op artikel 3:36 lid 2 komt te luiden:

 

Artikel 3:36 Verkoop van vakantie-uren

 

Lid 2

De reden dat dit lid is opgenomen, is dat het op grond van fiscale regelgeving niet is toegestaan om vakantie-uren te verkopen die in het IKB zijn gekocht.

 

Artikel O

  • Artikel 3:38 wordt vernummerd in artikel 3:37.

  • In de toelichting op punt 3, in de derde alinea, worden de woorden: ‘extra eindejaarsuitkering of een’ geschrapt.

  • In de toelichting op punt 4 worden de woorden ‘eindejaarsuitkering, vakantietoelage of levensloopbijdrage’ vervangen door: ‘het IKB’.

 

Artikel P

Hoofdstuk 4a wordt geschrapt.

 

Artikel Q

De titel van hoofdstuk 6 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

VAKANTIE EN VERLOF

 

Artikel R

  • Artikel 6:2 lid 1 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    • 1.

      De vakantie van de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt ten minste 144 uur per kalenderjaar.

  • De toelichting op artikel 6:2 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Lid 2

    Een ambtenaar kan verzoeken in enig jaar maximaal 50,4 uur op jaarbasis (bij een volledig dienstverband) meer te werken dan de maximale arbeidsduur van 1836 uur voortvloeit.

    Voor een deeltijder geldt een naar evenredigheid aantal uren als maximum.

     

    Toekenning van dit verzoek geeft de ambtenaar recht op een gelijk aantal extra vakantie-uren. Dit verzoek dient betrokkene in vóór 1 november (tenzij anders geregeld) in het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor het verzoek geldt. Gelet op de samenhang met paragraaf 5 en 6 van hoofdstuk 3 ligt het voor de hand dat het college bij de toewijzing van de verzoeken rekening houdt met alle mutaties van het verlof, te weten:

    • extra vakantie-uren op basis van dit artikel

    • verkoop van vakantie-uren op basis van artikel 3:36;

    • koop van vakantie-uren op basis van artikel 3:29 lid 1, onderdeel a..

  •  

    Op basis van het totaalbeeld van de effecten van alle verzoeken kan worden bezien in hoeverre sprake is van ernstige problemen van organisatorische dan wel roostertechnische aard.

Artikel S

In de toelichting op artikel 6:2:6 lid 3 wordt het getal ‘187,2’ op twee plaatsen gewijzigd in: ‘144’ en het getal ‘280,8’ in: ‘216’.

 

Artikel T

Artikel 6:3 wordt geschrapt.

 

Artikel U

  • Artikel 6:3:1 vervalt, inclusief titel.

  • De toelichting op artikel 6:3:1 vervalt, inclusief titel.

Artikel V

  • Artikel 6:4:1a lid 6 en lid 7 worden geschrapt.

  • De toelichting op de artikel 6:4:1a leden 2 tot en met 7 wordt geschrapt.

Artikel W

  • Artikel 6:5:4 wordt, inclusief titel, gewijzigd en komt als volgt te luiden:

     

    Opbouw vakantie

     

    De duur van de vakantie van een ambtenaar die ouderschapsverlof geniet, wordt verminderd naar evenredigheid van de omvang van het ouderschapsverlof.

  • De toelichting op artikel 6:5:4 wordt, inclusief titel, gewijzigd en komt te luiden:

    Opbouw vakantie

    De korting van vakantieverlof vindt gedurende het ouderschapsverlof plaats overeenkomstig de omvang en de duur van dit verlof. Geniet de ambtenaar bijvoorbeeld ouderschapsverlof gedurende zes maanden voor de helft van zijn arbeidsduur en loopt het verlof van 1 mei tot 1 november, dan heeft betrokkene tot en met april recht op volledig verlof (4/12 x verlofaanspraak op jaarbasis), van mei tot november een halve verlofopbouw (6/12 x verlofaanspraak op jaarbasis x 0,5) en in november en december weer een gehele verlofopbouw (2/12 x verlofaanspraak op jaarbasis).

Artikel X

In de toelichting op artikel 6:10 lid 1 worden de woorden ‘de vakantietoelage, levensloopbijdrage en eindejaarsuitkering’ vervangen door: ‘het IKB’.

 

Artikel Y

In de toelichting op hoofdstuk 6a wordt de laatste zin van de eerste alinea geschrapt.

 

Artikel Z

Artikel 6a:6 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Artikel 6a:6 Bronnen

De jaarlijkse inleg van de ambtenaar in het kader van de gemeentelijke levensloopregeling bestaat uit een of meer van de volgende bronnen:

  • a.

    het salaris;

  • b.

    het IKB indien het college de levensloopregeling op grond van artikel 3:29 lid 2 heeft aangewezen als bestedingsdoel van het IKB;

  • c.

    de geldelijke vergoeding voor de verkoop van vakantie-uren, bedoeld in artikel 3:36;

  • d.

    het opgebouwde verloftegoed, bedoeld in artikel 4:9 lid 3.

Artikel AA

Artikel 6a:7 wordt geschrapt.

 

Artikel BB

  • In artikel 7:13:1 worden tussen de woorden ‘in artikel 7:3’ en ‘bestaat:’ de woorden ‘en geen opbouw van het IKB, bedoeld in artikel 3:28,’ toegevoegd.

  • In de toelichting op artikel 7:13:1 worden tussen de woorden ‘salaristoelage(n)’ en ‘Het gaat’ de woorden ‘en op opbouw van het IKB.’ toegevoegd.

Artikel CC

  • In artikel 7:13:2 lid 1 worden tussen de woorden ‘in artikel 7:3’ en ‘indien’ de woorden ‘en de opbouw van het IKB, bedoeld in artikel 3:28, worden gestaakt,’ toegevoegd.

  • Artikel 7:13:2 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    • 2.

      De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB vinden wel plaats indien de ambtenaar op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt van het gedrag, genoemd in het lid 1.

  • De toelichting op artikel 7:13:2 wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    Artikel 7:13:2 Staken van de doorbetaling

    Zowel artikel 7:13:2 als artikel 7:14 bevatten de sancties op overtreding van de verplichtingen als genoemd in artikel 7:10, 7:11 en 7:12, alsmede de conclusies die uit het onderzoek als bedoeld in artikel 7:12 getrokken kunnen worden.

    De in deze artikelen beschreven situaties kunnen tijdelijk zijn. Dit houdt in dat artikel 7:13:2 en 7:14 ook tussentijds kunnen worden toegepast. Wanneer de situatie weer hersteld is, wordt de betaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB weer gestart.

    Artikel 7:13:2 ziet op de verplichtingen die aan de ambtenaar zijn opgelegd in artikel 7:10 en 7:12. Artikel 7:14 ziet op de verplichtingen die op grond van artikel 7:11 aan de ambtenaar zijn opgelegd.

    Artikel 7:13:2 sanctioneert allereerst de weigering de benodigde informatie te verstrekken. De andere sancties van artikel 7:13:2 betreffen gedrag van de ambtenaar, waarbij de arbo-dienst een rol speelt in de beoordeling van dat gedrag.

    De sancties op de overtredingen die genoemd zijn, zijn imperatief: de betaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB worden gestaakt wanneer bijvoorbeeld de ambtenaar nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of zich niet houdt aan voorschriften van behandelende geneeskundigen.

    Als de ambtenaar geen verwijt gemaakt kan worden op grond van zijn geestelijke toestand, vindt doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB wel plaats. De gemeente moet zich voor het besluit om de salarisbetaling te staken dus vergewissen van de geestestoestand van de ambtenaar.

Artikel DD

  • Artikel 7:14 wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    Artikel 7:14 Sanctie bij nalatigheid algemene verplichtingen

    • 1.

      De ambtenaar die zich niet houdt aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 7:11 lid 1, onderdeel c, wordt disciplinair gestraft wegens plichtsverzuim.

    • 2.

      De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), bedoeld in artikel 7:3, en de opbouw van het IKB bedoeld in artikel 3:28, worden gestaakt, indien en voor zolang de ambtenaar:

      • a.

        weigert mee te werken aan, door het college of een door hem aangewezen deskundige, gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, als bedoeld in artikel 7:11 lid 1, onderdeel a, die erop gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen de eigen passende arbeid te verrichten;

      • b.

        weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:11 lid 1, onderdeel b;

      • c.

        weigert aangeboden passende arbeid te verrichten, waartoe hij op grond van artikel 7:11 lid 2 verplicht is.

    • 3.

      De doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n), en de opbouw van het IKB, bedoeld in lid 2, vinden wel plaats indien de ambtenaar op grond van zijn geestelijke toestand geen verwijt kan worden gemaakt van het gedrag, genoemd in het lid 2.

  • In de toelichting op artikel 7:14 worden in de eerste alinea tussen de woorden ‘salaristoelage(n)’ en ‘weer opgestart.’ de woorden ‘en de opbouw van het IKB’ toegevoegd.

  • De toelichting op artikel 7:14 lid 3 wordt gewijzigd en komt te luiden:

    Lid 3

    Als de ambtenaar, bedoeld in lid 2, geen verwijt gemaakt kan worden op grond van zijn geestelijke toestand, vindt doorbetaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB wel plaats. De gemeente moet zich voor het besluit om de betaling van het salaris en de toegekende salaristoelage(n) en de opbouw van het IKB te staken dus vergewissen van de geestestoestand van de ambtenaar.

Artikel EE

In de algemene toelichting op artikel 7:16 worden in de laatste alinea tussen de woorden ‘salaristoelage(n)’ en ‘te staken,’ de woorden ‘en de opbouw van het IKB’ toegevoegd.

 

Artikel FF

In artikel 10d:2 sub worden de woorden ‘de vakantietoelage en de eindejaarsuitkering’ vervangen door: ‘het IKB, bedoeld in artikel 3:28 lid 2, onderdeel a en b’.

 

Artikel GG

In artikel 18:1:1 lid 1, sub f worden de woorden ‘de aanspraak op de vakantie-uitkering’ vervangen door: ‘8%’.

 

Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017.

 

  • V.

    tot het wijzigen van de Regeling vakantie en verlof DOWR, als volgt

Artikel A

Aan artikel 1 wordt een lid 6 toegevoegd, luidende als volgt:

  • 6.

    Het aantal verlofuren als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:2 en artikel 3:28 lid 3 verminderd met 14,4 uur met ingang van 1 januari 2017.

Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017.

 

  • VI.

    Tot het vaststellen van de Nadere Regeling Individueel Keuzebudget DOWR

Gelet op hoofdstuk 3 §5 en §6 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR);

 

Gelet op de instemming van de commissie voor Bijzonder Georganiseerd Overleg op 17 november 2016;

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van de navolgende artikelen wordt verstaan onder:

 

a. Medewerker

De ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR niet zijnde een medewerker als bedoeld in artikel 1:2 of in dienst bij wijze van stage.

 

b. Persoonlijk budget

Het bedrag dat jaarlijks door burgemeester en wethouders per formatieplaats kan worden vastgesteld om aan te wenden voor in deze regeling vastgestelde keuzemogelijkheden dan wel de keuzemogelijkheden als bedoeld in artikel 3:29 CAR.

 

c. IKB

Het individueel keuzebudget als bedoeld in artikel 3:28 CAR vermeerderd met het persoonlijk budget als bedoeld in artikel 2 van deze regeling.

 

d. Keuzemogelijkheden:

Arbeidsvoorwaarden die de medewerker voor de bronnen terugkrijgt.

Artikel 2 Persoonlijk budget

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een persoonlijk budget1 vast per kalenderjaar per formatieplaats na overleg met de Commissie voor Georganiseerd Overleg.

  • 2.

    Parttime medewerkers ontvangen dit persoonlijk budget naar rato van de dienstbetrekking. De aanstellingsomvang per 1 januari van het kalenderjaar is hiervoor bepalend.

  • 3.

    Het persoonlijk budget wordt afgerond op hele euro’s en kan worden ingezet naast het IKB voor de keuzemogelijkheden beschreven in artikel 6 van deze regeling.

  • 4.

    Het persoonlijk budget komt in twaalf maandelijkse termijnen ter beschikking van de medewerker.

  • 5.

    Als de medewerker geen keuze maakt, of bij zijn keuze slechts een deel van zijn persoonlijk budget gebruikt, dan wordt het persoonlijk budget over die maand, of het resterende deel daarvan, gereserveerd. De medewerker kan het gereserveerde persoonlijk budget op een later moment in het lopende kalenderjaar besteden.

  • 6.

    Heeft de medewerker na de sluitingsdatum van de salarisverwerking in december nog een resterend persoonlijk budget dan wordt dit bij de salarisbetaling van die maand uitbetaald.

  • 7.

    De hoogte van dit jaarbedrag wordt periodiek geëvalueerd met de medezeggenschap teneinde te bezien of voor een volgend kalenderjaar een ander bedrag wordt vastgesteld.

Artikel 3 Aanvraag verkoop bovenwettelijk verlof

  • 1.

    In het keuzesysteem wordt de mogelijkheid geboden om overeenkomstig artikel 3:36 CAR om het in dat jaar aanwezige bovenwettelijk verlof te laten uitbetalen tot een maximum van 72 uur per fulltime dienstverband. Voor parttime medewerkers geldt dit maximum naar rato van hun deelbetrekking op 1 januari.

  • 2.

    Dit uit te betalen bedrag kan worden uitbetaald of naast het IKB worden ingezet voor de keuzemogelijkheden beschreven in artikel 4 van deze regeling.

Artikel 4 Keuzemogelijkheden

  • 1.

    Naast de bestedingsdoelen genoemd in artikel 3:29 eerste lid CAR, worden de volgende bestedingsdoelen toegevoegd gevolg gevend aan artikel 3:29 tweede lid:

    • a)

      reiskosten woon-werkverkeer,

    • b)

      verhuiskosten

    • c)

      levensloopverlof voor rechthebbenden

    • d)

      vergoeding werkkostenforfait (zijnde: fiets, fietsaccessoires, bedrijfsfitness, internetverbinding thuis, vakbondscontributie, lidmaatschap beroepsvereniging)

  • 2.

    Aan elke keuzemogelijkheid zijn fiscale of administratieve voorwaarden verbonden, die nader in deze regeling uitgewerkt worden

Artikel 5 Wijze van aanvragen

  • 1.

    De medewerker kan via het daartoe bestemde keuzesysteem van 20 januari tot en met 15 november van het lopende kalenderjaar een keuze maken op welke wijze hij zijn IKB dan wel het persoonlijk budget en/of de uitbetaling van bovenwettelijk verlof wil besteden.

  • 2.

    Komt een medewerker op of na 15 november in dienst dan wordt zijn IKB en zijn persoonlijk budget bruto uitbetaald in de maand december.

  • 3.

    Een aanvraag moet uiterlijk op de 1e dag van de lopende maand zijn ingediend, wil deze diezelfde maand nog kunnen worden verwerkt in de salarisbetaling. Aanvragen na die dag worden verwerkt in de maand daaropvolgend.

  • 4.

    Een aanvraag ten aanzien van de maand december moet uiterlijk op 15 november zijn ingediend.

  • 5.

    De medewerker verplicht zich bij het maken van een keuze om, indien dat wordt verlangd, alle door burgemeester en wethouders gewenste informatie of (bewijs)stukken te verstrekken, die nodig zijn voor honorering van de betreffende keuzemogelijkheid binnen de aangegeven aanvraagperiode. Onvolledig ingevulde aanvragen dan wel aanvragen, waarbij de juiste bewijsstukken ontbreken worden niet in behandeling genomen c.q. gehonoreerd.

Artikel 6 Behandeling aanvraag

  • 1.

    Als de aanvraag compleet is, wordt de aanvraag verwerkt.

  • 2.

    De aan- of verkoop van verlofuren wordt na verwerking tevens doorgevoerd in de verlofadministratie.

  • 3.

    De medewerker ontvangt een bevestiging van zijn gemaakte keuze(s) via het keuzesysteem.

Artikel 7 Uit dienst tijdens kalenderjaar

Als een medewerker na het maken van een keuze uit dienst gaat, vindt de salarisverrekening plaats op het moment van uitdiensttreding, waarbij eveneens een verrekening plaatsvindt van de keuzemogelijkheden naar rato van het dienstverband in het betreffende kalenderjaar.

 

Artikel 8 Gevolgen van de keuze

Als (een deel van) het persoonlijk budget of (een deel van) de verkoop van verlofuren wordt uitbetaald, wordt het uitbetaalde bruto bedrag voor het kalenderjaar daaropvolgend meegeteld in het pensioengevend inkomen en wordt hierover pensioenpremie berekend.

 

Artikel 9 Onrechtmatig gebruik

Wanneer de medewerker onjuiste gegevens verstrekt en/of onrechtmatig gebruik maakt van deze regeling, worden de totale kosten – met inbegrip van rente, verhaalskosten e.d. – die de werkgever maakt met terugwerkende kracht op de medewerker verhaald.

 

Artikel 10 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kan door of namens burgemeester en wethouders een bijzondere voorziening worden getroffen.

 

Artikel 11 Voorwaarden uitruil t.b.v. reiskosten woonwerkverkeer

  • 1.

    De medewerker mag zijn IKB, zijn persoonlijk budget en verkocht bovenwettelijk verlof uitruilen ter verkrijging van een belastingvoordeel voor het reizen tussen zijn woning en zijn werkadres.

  • 2.

    ‘Het maximaal uit te ruilen bedrag is: ‘aantal reisdagen per jaar’ x ‘aantal kilometers per dag’ x € 0,19, minus het bedrag dat voor het reizen woon-werkverkeer wordt vergoed door de werkgever.

  • 3.

    Ter bepaling van het aantal dagen per jaar dat de medewerker reist in verband met woon-werkverkeer wordt uitgegaan van het door de belastingdienst bepaalde maximum aantal werkdagen per jaar zijnde 214 bij een volledig dienstverband, waarbij gemiddeld genomen 5 dagen per week wordt gereisd tussen woning en werkadres. Bij medewerkers die een gemiddeld arbeidspatroon hebben van minder dagen per week, wordt dit aantal dagen gecorrigeerd naar rato van het gemiddeld aantal werkdagen waarop gereisd wordt voor het woon-werkverkeer.

  • 4.

    Ter bepaling van het aantal kilometers per dag is 2 maal het aantal kilometers enkele reis, verkregen via www.routenet.nl, keuze ‘optimaal’ en ‘per auto’, leidend. Maximaal mag de afstand enkele reis 75 kilometer bedragen. De op deze wijze berekende afstand wordt neergelegd in het keuzesysteem.

  • 5.

    Voor het bepalen van het gemiddelde arbeidspatroon als bedoeld in lid 3 en de reisafstand als bedoeld in lid 4 is de werkelijke situatie per 1e van de aanvraagmaand leidend. Wijziging van arbeidspatroon en/of reisafstand in de loop van het kalenderjaar beïnvloedt de maximale fiscale ruimte om uit te ruilen. Er kan nooit meer worden uitgeruild dan de maximale fiscale ruimte.

Artikel 12 Verhuiskostenvergoeding

  • 1.

    De medewerker mag zijn IKB, zijn persoonlijk budget en/of verkocht bovenwettelijk verlof gebruiken voor de verkrijging van een belastingvoordeel voor het verhuisd zijn in verband met aanvaarden van een functie bij de gemeente.

  • 2.

    De verhuizing moet plaatsvinden binnen twee jaar na aanvaarden van de functie en vóór aanvaarding van de functie woonde de medewerker tenminste 25 kilometer vanaf de nieuwe standplaats. De afstand nieuwe woonplaats naar standplaats moet door de verhuizing tenminste met 60% zijn bekort.

  • 3.

    Het maximaal uit te ruilen bedrag is € 7.750 plus de kosten voor het overbrengen van de boedel. Op dit bedrag wordt in mindering gebracht een eventueel door de werkgever verstrekte bijdrage in de verhuizing.

  • 4.

    Bij de aanvraag overlegt de medewerker een op naam gestelde factuur voor het overbrengen van de boedel waaruit de verhuisdatum blijkt. De verhuisdatum dient te liggen in het jaar van de aanvraag en ligt binnen de twee jaar na aanvaarding van de functie bij gemeente.

Artikel 13 Uitruil t.b.v. levensloop

De medewerker mag zijn IKB, zijn persoonlijk budget en/of verkocht bovenwettelijk verlof inzetten voor de financiering van levensloopverlof, als hij voldoet aan de voorwaarden om op dat verlof aanspraak te maken.

 

Artikel 14 Voorwaarden uitruil vergoeding werkkostenforfait

De medewerker mag zijn IKB, zijn persoonlijk budget en/of verkocht bovenwettelijk verlof inzetten ter verkrijging van een belastingvoordeel voor een vergoeding werkkostenforfait. De vergoeding werkkostenforfait dient als vergoeding voor de aanschaf van een fiets en/of fietsaccessoires, thuisinternet, bedrijfsfitness, vakbondscontributie, en/of lidmaatschap beroepsvereniging. De maximale uitruil hiervoor per medewerker bedraagt € 300,– per jaar. De hoogte van dit bedrag wordt periodiek geëvalueerd met de medezeggenschap teneinde te bezien of voor een volgend kalenderjaar een ander bedrag wordt vastgesteld.

 

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017, onder intrekking van de Regeling Keuzemodel DOWR.

 

  • VII.

    Tot het vaststellen van het ‘Reglement Bijzonder Georganiseerd Overleg arbeidsvoorwaarden DOWR (BGO arbeidsvoorwaarden DOWR)’

Overwegende dat het in het kader van de wijzigingen in de geharmoniseerde arbeidsvoorwaardenregelingen van de drie voornoemde gemeenten noodzakelijk is om te komen tot een Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO);

 

Gelet op het bepaalde in artikel 8 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr),

 

de CAR-UWO met aanvullende DOWR-regelingen;

 

Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1.

    Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

     

    De commissie

    De commissie voor Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO) zijnde het in hoofdstuk 12 van de CAR-UWO bedoelde overlegorgaan.

     

    De ambtenaren

    De ambtenaren in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder a van de CAR-UWO.

     

    De organisaties

    De plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, aangesloten bij de centrales welke zijn toegelaten tot het centrale overleg met het College van Arbeidszaken voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde centrales zijn:

    • a.

      de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP);

    • b.

      de Christelijke Centrale van Overheidspersoneel (CCOOP);

    • c.

      de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij overheid, onderwijs, bedrijven en instellingen (CMHF).

Samenstelling

Artikel 2

  • 1.

    De commissie is samengesteld uit een vertegenwoordiging van de besturen van de betrokken gemeenten Deventer, Olst-Wijhe en Raalte en een vertegenwoordiging van de organisaties.

  • 2.

    Voor de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen wijzen de colleges van burgemeester en wethouders van de drie gemeenten gezamenlijk uit hun midden een vertegenwoordiger en diens plaatsvervanger aan, zijnde een portefeuillehouder P&O. De vertegenwoordiging van de gemeentebesturen kunnen overeenkomstig artikel 12 lid 2 worden bijgestaan door andere ambtenaren alsmede externe adviseurs.

  • 3.

    Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per gemeente twee leden (van elke organisatie één) en een plaatsvervanger aangewezen. De aanwijzing geschiedt per gemeente door de werknemersvertegenwoordiging van de drie gemeentelijke commissies voor georganiseerd overleg. De vertegenwoordigers kunnen overeenkomstig artikel 12 lid 3 worden bijgestaan door het bestuur van de organisaties.

Artikel 3

  • 1.

    De aanwijzingen als bedoeld in artikel 2, de leden 2 en 3 vinden zo spoedig mogelijk plaats.

  • 2.

    Degene, die als vertegenwoordiger of plaatsvervanger door het gemeentebestuur is aangewezen, houdt op dit te zijn, zodra hij geen lid meer is van het gemeentebestuur alsmede indien het gemeentebestuur hem doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen, conform artikel 2, lid 2.

  • 3.

    Degene, die als vertegenwoordiger of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn, zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is van één van de drie gemeenten, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan de vertegenwoordigers van de gemeentebesturen doet weten, dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen, conform artikel 2 lid 3.

Artikel 4

  • 1.

    De vertegenwoordiger vanuit de Colleges van burgemeester en wethouders is voorzitter van de commissie. De plaatsvervanger is plaatsvervangend voorzitter.

  • 2.

    De vertegenwoordiging van gemeentebesturen wijst een ambtenaar aan, niet behorende tot de vertegenwoordiging van de organisaties, tot secretaris van de commissie, alsmede diens plaatsvervanger. Zo nodig wordt verder personeel voor het secretariaat ter beschikking gesteld.

  • 3.

    De adviseurs en de secretaris van de commissie nemen aan de besprekingen deel en hebben geen stemrecht.

Taak en werkwijze

Artikel 5

  • 1.

    De commissie overlegt over de wijziging van geharmoniseerde arbeidsvoorwaardenregelingen die per 1 januari 2015 zijn vastgesteld. Dit zijn limitatief:

    • a.

      procedureregeling HR 21

    • b.

      regeling aanstelling in algemene dienst

    • c.

      regeling beoordeling en beloning

    • d.

      regeling dienstreizen en verblijfkosten

    • e.

      regeling keuzemodel

    • f.

      regeling melding vermoeden misstanden

    • g.

      regeling opleiden en ontwikkelen

    • h.

      regeling reiskosten woon-werkverkeer bij wijziging van standplaats

    • i.

      regeling sanctiebeleid

    • j.

      regeling sociaal statuut

    • k.

      regeling vakantie en verlof

    • l.

      regeling commissie VWNW

  • 2.

    De commissie overlegt tevens over de vaststelling van nieuwe regelingen, waartoe de CAR-UWO opdracht geeft of die wenselijk zijn.

Artikel 6

  • 1.

    Uitgangspunt is dat de Colleges van burgemeester en wethouders de regelingen genoemd in het eerste lid van artikel 5 aanpassen of de regelingen als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 vaststellen conform de door het LOGA2 vastgestelde modelregeling. Deze besluiten worden niet ter instemming ingebracht in de commissie. Het voornemen tot overname van de door het LOGA vastgestelde modelregeling wordt ter kennis gebracht aan de leden van de commissie. Artikel 8 lid 2 is hierop van toepassing. Wordt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 8 lid 2 niet binnen 10 werkdagen gebruik gemaakt, wordt de wijziging van de regeling dan wel de nieuwe regeling vastgesteld.

  • 2.

    Indien één van de Colleges van burgemeester en wethouders de regelingen genoemd in het eerste lid van artikel 5 wil aanpassen of de regelingen als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 wil vaststellen en daarbij wil afwijken van de door het LOGA vastgestelde modelregeling of in de situatie dat hiervoor geen modelregeling is vastgesteld, wordt een dergelijk besluit niet genomen, noch voorstellen daaromtrent gedaan, dan nadat daarover in de commissie overeenstemming is bereikt tussen de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen en de vertegenwoordiging van vakorganisaties.

Artikel 7

  • 1.

    De commissie is bevoegd aangaande de in artikel 5 bedoelde onderwerpen voorstellen te doen aan de Colleges van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De Colleges van burgemeester en wethouders nemen daaromtrent een besluit indien hierover overeenstemming is bereikt.

  • 3.

    De besluiten, die naar aanleiding van voorstellen van de commissie worden genomen, worden aan de vertegenwoordiging van de organisaties en aan de hoofdbesturen van de vertegenwoordigende organisaties medegedeeld.

Vergaderingen

Artikel 8

  • 1.

    De commissie vergadert indien de voorzitter dit nodig oordeelt op, in overleg met de leden, door hem te bepalen tijdstippen.

  • 2.

    Voorts belegt de voorzitter een vergadering als één van de leden van de commissie hem dit schriftelijk met opgaaf van redenen verzoekt en wel binnen veertien tot achtentwintig dagen na ontvangst van het verzoek.

Artikel 9

  • 1.

    De commissie wordt tien kalenderdagen van tevoren, ter vergadering opgeroepen. Een oproepingsbrief vermeldt de te behandelen onderwerpen en hun behandelstatus. De stukken voor de vergadering worden gelijktijdig met de oproepingsbrief toegezonden.

  • 2.

    Een vergadering kan slechts plaatshebben indien tenminste de helft van de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen aanwezig is en tenminste de helft van de organisaties vertegenwoordigd is.

  • 3.

    Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een tussen de vijf en veertien dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.

Artikel 10

Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt de onderwerpen in de eerstvolgende vergadering aan de orde.

Artikel 11

  • 1.

    De vergaderingen zijn besloten.

  • 2.

    De voorzitter kan andere ambtenaren alsmede externe adviseurs de vergadering doen bijwonen. Deze kunnen aan de besprekingen deelnemen.

  • 3.

    De vertegenwoordigers van de organisaties kunnen zich doen bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie. Zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen van de agenda binnen de grenzen van een doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan een voorbespreking met eigen leden van de vereniging en vertegenwoordigers van de medezeggenschapsorganen te onderwerpen.

  • 4.

    De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken, geheimhouding voorstellen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van de Colleges van burgemeester en wethouders, alsmede niet tegenover de (vertegenwoordigers van de) hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.

Artikel 12

De voorzitter kan op verzoek van een of meer leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.

Artikel 13

  • 1.

    Indien in de vergadering moet worden gestemd, brengt elke vertegenwoordiging, bedoeld in artikel 2 lid 1 een stem uit.

  • 2.

    De stem van de vertegenwoordiging van de gemeentebesturen wordt bepaald door de voorzitter na overleg met de adviseurs als bedoeld in artikel 11 lid 2.

  • 3.

    De stem van de vertegenwoordiging van de organisaties wordt bepaald door stemming per vakorganisatie, waarbij elke vakorganisatie een stem uitbrengt. Staken de stemmen per vakorganisatie dan is de stem van de vertegenwoordiging van de organisaties negatief en is daarmee geen overeenstemming bereikt.

  • 4.

    Alle opvattingen – ook minderheidsopvattingen – worden in de besluitvorming van de Colleges van burgemeester en wethouders betrokken.

Artikel 14

  • 1.

    Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen, die zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen veertien dagen na de vergadering en voorafgaand aan de volgende vergadering aan de leden worden gezonden.

  • 2.

    De notulen zijn openbaar na vaststelling tenzij anders wordt overeengekomen.

  • 3.

    Eventuele gezamenlijke communicatieberichten over de gemaakte afspraken in het BGO arbeidsvoorwaarden DOWR naar de organisatie worden afgestemd tussen secretaris, voorzitter en een door de vertegenwoordiging van organisaties aangewezen lid.

Geschillenregeling

Artikel 15

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

de deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordigingen als bedoeld in artikel 2 van deze regeling.

de Advies- en Arbitragecommissie: de Lokale Advies- en ArbitrageCommissie ingesteld door het College voor Arbeidszaken.

Artikel 16

De artikelen 17 tot en met 21 van deze regeling zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5.

Artikel 17

Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van de meerderheid van de deelnemers aan het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen zes dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven, schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.

Artikel 18

  • 1.

    Binnen tien dagen na de kennisgeving bedoeld in het vorige artikel schrijft de voorzitter een vergadering van het BGO uit. De vergadering moet worden gehouden binnen zeven dagen nadat deze is uitgeschreven.

  • 2.

    Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de Advies- en Arbitragecommissie dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.

  • 3.

    Tot het inwinnen van advies zijn – ieder voor zich – de vertegenwoordiging der organisaties bevoegd. Voor onderwerping van het geschil aan arbitrage is overeenstemming vereist tussen alle deelnemers aan het overleg.

Artikel 19

  • 1.

    Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 18 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor het inwinnen van het advies hebben uitgesproken en bevat tenminste het onderwerp en de inhoud van het geschil.

    Indien de vergadering bedoeld in artikel 18 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie.

  • 2.

    Binnen zes dagen na de vergadering, bedoeld in artikel 18, wordt het verzoek om arbitrage ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient tenminste te bevatten:

    • a.

      het onderwerp en de inhoud van het geschil;

    • b.

      de standpunten van alle deelnemers aan het overleg omtrent onderwerp en inhoud van het geschil.

Artikel 20

Binnen twee weken na de ontvangst van het advies wordt het overleg over het geschil voortgezet.

Artikel 21

De arbitrale uitspraak van de Advies- en Arbitragecommissie heeft bindende kracht.

Slotbepalingen

Artikel 22

In de gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, beslissen de Colleges van burgemeester en wethouders in overeenstemming met de commissie.

Artikel 23

  • 1.

    Deze regeling kan niet worden gewijzigd dan nadat het voorstel tot wijziging in de commissie is behandeld en hierover overeenstemming is bereikt.

  • 2.

    De commissie heeft het recht voorstellen omtrent wijziging voor te leggen aan de Colleges van burgemeester en wethouders.

Artikel 24

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling Bijzonder Georganiseerd Overleg arbeidsvoorwaarden DOWR’.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 oktober 2016.

  • VIII.

    Tot het vaststellen van een wijziging van de CAR-UWO in verband met de invoering van het Individueel Keuzebudget per 1 januari 2017 conform de LOGA-circulaire d.d. 23 januari 2017, ECGWO/U201700032, Lbr. 17/004

  • A.

    Aan artikel 1:2:1 wordt lid 5 toegevoegd en deze komt te luiden:

    • 5.

      De ambtenaar, bedoeld in de leden 2, 3 of 4 van dit artikel, heeft recht op:

      • a.

        8% vakantietoelage, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

      • b.

        1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, voor de ambtenaar die geboren is na 31 december 1949, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig dienstverband, en

      • c.

        0,8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris.

De toelichting op artikel 1:2:1 lid 5 komt te luiden:

De ambtenaren die vallen onder de leden 2, 3 en 4 van dit artikel zijn de enige medewerkers waarvoor nog een vakantietoelage geldt. Deze 8% is pensioengevend.

De 1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 de levensloopregeling geregeld in artikel 6a:7 lid 1. Deze 1,5% is pensioengevend.

De 0,8% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 het bovenwettelijk verlof van 14,4 uren geregeld in artikel 6:2 lid 1. Deze 0,8% is niet pensioengevend.

 

Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald dan worden de in de percentages in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris en de uitbetaalde salaristoelage(n).

Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald op grond van artikel 7:3 lid 2 tot en met 4 dan worden, in afwijking van voorgaande volzin, de percentages in die maand berekend op basis van het volledige salaris en toegekende salaristoelage(n).

 

Uitbetaling vindt plaats bij de maandelijkse salarisbetaling.

 

  • B.

    Artikel 2:5:4 lid 2 wordt geschrapt, onder vernummering van lid 3 in lid 2.

De toelichting op artikel 2:5:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Met de oproepcontractant wordt een contract aangegaan voor minimaal 15 uur per maand. Voor die uren bestaat er dan ook een loonbetalingsverplichting, ook als de oproepcontractant ziek is. Aangezien hoofdstuk 7 per definitie van toepassing is (de CAR/UWO is namelijk van toepassing), hoeft deze loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte niet meer expliciet te worden opgenomen. De berekeningsbasis van de ziekte-uitkering wordt gevormd door het inkomen dat de oproepkracht gedurende het laatste kwartaal genoot.

De oproepcontractant heeft een IKB conform de regeling in paragraaf 5 van hoofdstuk 3.

Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017.

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 27 februari 2017.

De raad voornoemd,

de griffier

B.A. (Bart) Duursema

de voorzitter

A.G.J. (Ton) Strien


1

De colleges van alle drie de gemeenten stellen separaat van elkaar de hoogte van het persoonlijk budget vast. Dit kan als resultaat hebben dat de hoogte van het persoonlijk budget afwijkt ten opzichte van elkaar. Indien lokaal afwijkende keuzes in de werkkosten worden gemaakt die negatief van invloed zijn op het werkkostenforfait dan worden de werkgeverskosten, die met die keuzes gepaard gaan, in mindering gebracht op de hoogte van het persoonlijk budget

2

(B)GO-leden kunnen zich via de site van de VNG abonneren op wekelijkse nieuwsbrieven. In deze nieuwsbrief worden bij het onderwerp ‘Arbeidsvoorwaarden’ ook de LOGA-brieven bekend gemaakt.

Naar boven