Bomenverordening 2017

De raad van de gemeente Winterswijk;

 

overwegende dat:

 

gestreefd wordt naar vermindering en vereenvoudiging van regelgeving;

 

in artikel 2 van de Bomenverordening een vergunningsplicht voor het kappen of vellen van houtopstanden is opgenomen;

 

de Bomenverordening hoofdzakelijk van toepassing is op houtopstanden in de bebouwde kom en daarnaast op bomen op erven en in tuinen buiten de bebouwde kom;

 

de natuurwaarde en beeldbepalende waarde van kleine(re) bomen in tuinen en op erven beperkt is behalve als het gaat om karakteristieke erfbeplanting in het buitengebied;

 

om deze reden het vellen van bomen in tuinen en op erven tot een maximale omtrek van 100 centimeter van de vergunningsplicht ingevolge artikel 2, lid 1 van de Bomenverordening kan worden vrijgesteld met uitzondering van enkele karakteristieke boomsoorten op erven in het buitengebied;

 

voorts artikel 7 van de Bomenverordening betreffende de bevoegdheid van het college om een lijst van monumentale bomen vast te stellen een slapende bepaling is en daarom kan vervallen;

 

daarnaast de Bomenverordening aan de nieuwe Wet natuurbescherming moet worden aangepast;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2.2 lid 1 sub g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming;

 

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 24 januari 2017, nr. 124148

besluit:

 

vast te stellen de volgende

 

BOMENVERORDENING 2017

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In en bij toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

     

    a. houtopstand:

    één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een beplanting van bosplantsoen;

     

    b. boom:

    een houtachtig, opgaand gewas, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld; ingeval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam; in afwijking van het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 20 resp. 10 centimeter, indien sprake is van een houtopstand in het kader van een herplant- of een instandhoudingsplicht als bedoeld in de artikelen 4 en 5;

     

    c. hakhout:

    één of meer bomen of boomvormers die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

     

    d. vellen:

    het rooien of kappen van een houtopstand met inbegrip van het verplanten alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

     

    e. dunning:

    velling welke uitsluitend als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

     

    f. kappen:

    het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

     

    g. rooien:

    het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand;

     

    h. afzetten:

    het op een zodanige wijze kappen van een houtopstand dat deze opnieuw kan uitlopen;

     

    i. bebouwde kom:

    de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 4.1 sub a van de Wet natuurbescherming;

     

    j. boomwaarde:

    de waarde van de boom voor de omgeving in relatie tot de mogelijke overlast die door de boom wordt veroorzaakt; de boomwaarde wordt bepaald aan de hand van een door het bevoegde gezag vast te stellen berekeningsmethode;

     

    k. tuin:

    het perceel grond dat behoort en direct is gelegen bij een woning en dat hoofdzakelijk een beeldbepalende en/of recreatieve functie heeft;

     

    l. erf:

    het perceel grond of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, blijkens de bestemming voor deze inrichting in aanmerking komt;

     

    m. bevoegd gezag:

    het bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

     

    n. zieke boom:

    een boom die volgens een VTA-inspectie van een gecertificeerd boomveiligheidscontroleur tengevolge van ziekte of schimmelaantasting een levensverwachting van minder dan 5 jaren heeft en daardoor een gevaar voor de omgeving kan zijn;

     

    o. dode boom:

    een boom die geheel afgestorven is.

  • 2.

    In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan het opkronen van bomen anders dan op een bosbouwkundig verantwoorde wijze.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor het vellen of doen vellen van:

    • a.

      een houtopstand waarvoor op grond van artikel 2.1, lid 1 onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is;

    • b.

      een houtopstand die gelegen is buiten de bebouwde kom behalve:

      • houtopstanden op erven en in tuinen,

      • houtopstanden die een zelfstandige eenheid met een oppervlakte van minder dan 10 are vormen en

      • houtopstanden die uit een rijbeplanting van maximaal 20 bomen, gerekend over het totaal aantal rijen, bestaan;

    • c.

      bomen op erven en in tuinen waarvan de stam op een hoogte van 1.30 meter boven het maaiveld een omtrek heeft van maximaal 100 cm met uitzondering van:

      • bomen die zijn geplant ingevolge een herplantplicht als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van deze verordening en

      • erfbeplanting met eiken, beuken, lindes, kastanjes en walnootbomen op erven buiten de bebouwde kom;

    • d.

      wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • e.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • f.

      fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • g.

      kweekgoed;

    • h.

      een houtopstand die bij wijze van dunning wordt geveld;

    • i.

      een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt tevens niet voor het vellen of doen vellen van een of meer zieke of dode bomen, mits door of namens de eigenaar of zakelijk gerechtigde van de betreffende boom van de voorgenomen velling tenminste 3 weken voor de velling schriftelijk of elektronisch een kennisgeving onder bijvoeging van een situatieschets aan het bevoegde gezag is gedaan.

Artikel 3 Weigeringsgronden

  • 1.

    De vergunning kan worden geweigerd dan wel onder voorschriften worden verleend in het belang van onder meer de volgende waarden van de houtopstand:

    • a.

      natuurwaarde;

    • b.

      landschappelijke waarde;

    • c.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • d.

      beeldbepalende waarde;

    • e.

      cultuurhistorische waarde, en

    • f.

      waarde voor de leefbaarheid van de omgeving.

  • 2.

    Bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag hanteert het bevoegde gezag als criterium de boomwaarde, als bedoeld in artikel 1 sub j.

  • 3.

    Indien een houtopstand een direct gevaar voor personen of goederen vormt en de velling van deze houtopstand om deze reden als spoedeisend moet worden beschouwd, laat het bevoegde gezag een toetsing aan de in het eerste lid genoemde waarden buiten beschouwing.

Artikel 4 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan aan een vergunning het voorschrift verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegde gezag te geven aanwijzingen in het belang van de in artikel 3 genoemde waarden moet worden herbeplant.

  • 2.

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid aan de vergunning verbonden, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Aan een vergunning kunnen tevens voorschriften verbonden worden ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

Artikel 5 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegde gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegde gezag aan de eigenaar of zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten, overeenkomstig de daarbij gegeven aanwijzingen en binnen een daarbij gestelde termijn.

  • 2.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de daarbij gegeven aanwijzingen en een daarbij gestelde termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4.

    Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 6 Intrekking of wijziging vergunning

  • 1.

    De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

    • c.

      indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien de houder van de vergunning of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

  • 2.

    De vergunning vervalt indien hiervan binnen 2 jaar nadat deze is verleend geen gebruik wordt gemaakt.

Artikel 7 Bescherming bomen

  • 1.

    Het is verboden om houtopstanden, die openbaar eigendom zijn:

    • te beschadigen, te bekladden of te beplakken,

    • daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens onderhoudswerkzaamheden door of in

      opdracht van het publieke orgaan dat het beheer over de houtopstanden heeft.

  • 2.

    Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.

Artikel 9 Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Bomenverordening 2017’.

  • 2.

    Zij treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking daarvan.

  • 3.

    De bij besluit van 19 september 2013 onder nr. IX-6 vastgestelde ‘Bomenverordening 2013’ wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.

  • 4.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

     

Aldus besloten door de raad van de gemeente Winterswijk in zijn openbare vergadering gehouden op 23 februari 2017,

de griffier,

de voorzitter,

Naar boven