Beleidsregels behorend bij de Verordening Individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016

Burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren

gelet op artikel 6, van de Verordening Individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016

b e s l u i t e n:

tot het vaststellen van de

beleidsregels behorend bij de Verordening Individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016

Deze beleidsregels behoren bij de verordening Individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016. Artikelen die geen beleidsregels behoeven worden niet uitgewerkt.

Kader

De individuele inkomenstoeslag vervangt de langdurigheidstoeslag. De categoriale langdurigheidstoeslag wordt vanaf januari 2015, conform de wens van de regering, omgevormd tot een individuele inkomenstoeslag voor personen tot de AOW gerechtigde leeftijd. De toeslag is bestemd voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder dat zij zicht hebben op inkomensverbetering.

De individuele inkomenstoeslag is een toeslag op basis van de bijzondere bijstand. Deze toeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten.

Artikel 1. Begripsbepalingen

N.v.t.

Artikel 2. Doelgroep

Deze regeling is in algemene zin van toepassing op iedere inwoner die in de gemeente Gooise Meren gedurende de referteperiode een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet of op grond van de IOAW/IOAZ. Men komt niet in aanmerking als er zicht is op inkomensverbetering of naar oordeel van het college gedurende de referteperiode onvoldoende hebben geprobeerd hun inkomen te verbeteren.

Zicht op inkomensverbetering geldt in elk geval voor:

  • -

    personen die inkomsten uit arbeid hebben zonder aanvullende bijstand

  • -

    personen met een uitkering uit of in verband met arbeid, bijvoorbeeld op grond van de Werkloosheidswet (WW) of Ziektewet (ZW)

  • -

    personen die een opleiding volgen als genoemd in de WTOS of een studie volgen als genoemd in de WSF 2000.

Er is in elk geval sprake van ‘onvoldoende geprobeerd hebben inkomen te verbeteren’ als de inwoner gedurende de referteperiode:

  • -

    onvoldoende heeft gedaan om betaalde arbeid te behouden

  • -

    de uitkering is verlaagd door het niet of onvoldoende te voldoen aan de arbeidsverplichtingen.

Bovengenoemde uitgangspunten moeten worden onderzocht en er moet maatwerk worden geleverd, waarbij vragen als:

  • -

    waarom is iemand nog niet aan het werk?

  • -

    hoe groot was de afstand tot de arbeidsmarkt toen de maatregel werd opgelegd?

aan de orde moeten komen. Bij de beoordeling van de individuele inkomenstoeslag moet de ernst van de gedraging die tot verlaging van de uitkering heeft geleid, genuanceerd worden.

Artikel 3. Indienen verzoek

De gemeente moet een formulier ontwikkelen om een verzoek (= aanvraag) te kunnen indienen.

Artikel 4. Langdurig laag inkomen

Als langdurig laag inkomen wordt in elk geval aangemerkt inkomsten die gedurende de referteperiode niet hoger zijn van 100% van de toepasselijke bijstandsnorm. Een inkomen gebaseerd op en ter hoogte van het sociaal minimum wordt gelijkgesteld aan de toepasselijke bijstandsnorm. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Wajong-uitkering. Dit is een uitkering op minimumniveau, waarbij de netto-uitkering enkel euro’s boven de bijstandsnorm ligt.

Als aanvullende bijstand voor levensonderhoud wordt verleend, kan men in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag, als voldaan wordt aan de overige criteria.

Geringe overschrijding norm

De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode past binnen de definitie van “langdurig laag inkomen”, zal op grond van bestaande jurisprudentie niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd. 1 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met € 5,- of meer te boven, dan is sprake van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die toekenning van een langdurigheidstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten. 2

Er is geen reden aan te nemen dat voor de toepassing van de individuele inkomenstoeslag anders moet worden gehandeld.

Vrijlating inkomsten

De tijdelijke vrijlating van inkomsten op grond van art 31 lid 2 onder n en r van de wet leidt niet tot een hoger inkomen. De wet staat een vrijlating van inkomsten toe tot een maximaal bedrag en gedurende een maximale periode. De bedoeling van deze vrijlating is mensen te stimuleren arbeid te verrichten. Bij de draagkrachtregels bijzondere bijstand is daarom bepaald dat een vrijlating geen draagkracht oplevert: eens vrijgelaten, blijft vrijgelaten. Dit leidt echter wel tot een hoger inkomen dan de toepasselijke bijstandsnorm. Dit hogere inkomen belemmert het verstrekken van de individuele inkomenstoeslag niet.

Ook andere inkomsten kunnen buiten beschouwing worden gelaten. Dit geldt in ieder geval voor de door het Ministerie geaccordeerde kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk.

Artikel 5. Hoogte van de individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

Wijziging leefvorm

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval als gehuwden een individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Deze personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

Voldoet één van de partners niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag. 3

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

Voorbeeld:

Uitgangspunt is dat beide echtgenoten los van elkaar aan de voorwaarden voor de toeslag moeten voldoen. Als bijvoorbeeld op de peildatum de relatie verbroken is, is sprake van een alleenstaande of alleenstaande ouder. Deze heeft dan recht op de individuele inkomenstoeslag als hij/zij zelf aan de voorwaarden voldoet. Uiteraard blijven de referte-eis van 36 maanden en de criteria bij het bepalen van “langdurig laag inkomen” van kracht. De feitelijke situatie tijdens de referteperiode is bepalend.

Leeftijdsgrens

Als een echtpaar of samenwonenden een individuele inkomenstoeslag aanvragen, waarvan de ene persoon de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en de andere niet, dan komen zij niet in aanmerking voor deze toeslag.

Indien één van de echtgenoten beneden de 23 jaar is, kan er geen recht op individuele inkomenstoeslag bestaan gelet op de referte-eis van 36 maanden. Ook hier geldt: beide echtgenoten moeten los van elkaar aan de voorwaarden voor de toeslag voldoen.

Communiceren

Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) duidelijk te communiceren.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 2.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘beleidsregels behorend bij de Verordening Individuele inkomenstoeslag Gooise Meren 2016’.

  • 3.

    De ‘beleidsregels behorend bij de Verordening Individuele inkomenstoeslag Naarden, Muiden, Bussum 2015’ worden ingetrokken per 1 januari 2016.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren

Burgemeester en wethouders van Gooise Meren d.d.

de secretaris, de burgemeester,

D.J. van Huizen mevrouw A. van Vliet-Kuiper

Naar boven