Wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, het invoeren van een verbod op straatintimidatie. (2017, nr. 39/6)

 

Nummer 39/6

Agendapunt 8

Datum besluit B&W 15 november 2016

Onderwerp

Wijzigen van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, het invoeren van een verbod op straatintimidatie.

De gemeenteraad van Amsterdam

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 15 november 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 6);

Mede gezien de aangenomen motie van het raadslid Mbarki (Gemeenteblad afd. 1, nr. 128);

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

Besluit:

I.Vast te stellen de verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 20 augustus 2008 (Gemeenteblad 2008, afd. 3A, nr. 155/390) en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 9 juli 2016 (Gemeenteblad 2016, afd. 3A, nr. 173/679).

Artikel 1

Na artikel 2.2 wordt een artikel toegevoegd, dat als volgt komt te luiden:

Artikel 2.2a

Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw in groepsverband dan wel afzonderlijk, anderen uit te jouwen of met aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen lastig te vallen.

Artikel 2

Aan artikel 6.1 wordt toegevoegd: artikel 2.2a.

  • II.

    Kennis te nemen van de wijziging van de toelichting behorend bij de Algemene Plaatselijke Verordening, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 20 augustus (Gemeenteblad 2008, afd. 3A, nr. 155/390) en laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 9 juli 2016 (Gemeenteblad 2016, afd. 3A, nr. 173/679).

  • A.

    De toelichting bij artikel 2.2a komt als volgt komt te luiden.

Met dit artikel wordt beoogd verschillende vormen van straatintimidatie te verbieden. Het artikel strekt tot bescherming van de openbare orde en het voorkomen van overlast en heeft zowel betrekking op gedragingen van een individu, als van een groep. Het artikel vormt een aanvulling op hetgeen hieromtrent in het Wetboek van Strafrecht al strafbaar is gesteld (bijvoorbeeld art. 266 Sr). Het motief van deze strafrechtelijke regels is vooral gelegen in de bescherming van iemands eer en goede naam en de persoonlijke integriteit. Het motief van deze APV-bepaling is primair gelegen in het wegnemen van de effecten op openbare orde als gevolg van intimiderend gedrag op straat.

Uit onderzoek is gebleken dat steeds meer groepen, waaronder vrouwen, in toenemende mate met uiteenlopende vormen van straatintimidatie worden geconfronteerd. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om uitschelden of uitjouwen, intimiderende of aanstootgevende gebaren, geluiden en gedragingen. Deze vormen van straatintimidatie zijn met name hinderlijk voor de slachtoffers zelf, maar brengen eveneens gevoelens van onveiligheid voor omstanders met zich mee. Het gevolg van dit soort gedragingen in de openbare ruimte kan zijn dat bepaalde plekken worden gemeden. Daarmee hebben deze gedragingen dus een effect op de bewegingsvrijheid van personen. Ook kan het ertoe leiden dat mensen hun gedrag aanpassen door bijvoorbeeld hun kledingstijl te wijzigen. Behalve dat deze gedragingen een effect hebben op de bewegingsvrijheid, wordt daarmee ook hinder en overlast veroorzaakt en de rust in het openbare leven verstoord.

Met deze bepaling wordt het tegelijkertijd mogelijk om op te treden tegen het uitjouwen of lastigvallen van opsporingsambtenaren. Uit onderzoek onder opsporingsambtenaren is namelijk gebleken dat deze groep bij de uitoefening van hun taak in toenemende mate worden uitgejouwd of anderszins lastig gevallen. Ook deze gedragingen hebben een negatief effect op de openbare orde. Gezagdragers hebben immers als taak de openbare orde te handhaven. Indien zij worden gehinderd in dit werk, heeft dit automatisch een negatief effect op de openbare orde.

Bij overtreding van het Wetboek van Strafrecht kan uitsluitend diegene tot wie het gedrag zich primair richt, aangifte doen. Om uiteenlopende redenen doen deze slachtoffers dat lang niet altijd. De bepalingen in het Wetboek van Strafrecht bieden dus geen sluitend systeem om de negatieve effecten van deze gedragingen tegen te gaan. Door een bepaling in de APV op te nemen is het mogelijk om op te treden tegen dit soort ongewenst gedrag, ook al heeft het slachtoffer daarvan geen aangifte gedaan.

III.Te bepalen dat de besluiten onder I en II op 1 maart 2017 in werking treden.

III. Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

III. in zijn vergadering op 15 februari 2017.

De plv. voorzitter

E.Ünver

De raadsgriffier

mr. M. Pe

Naar boven