Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2017, 29976 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2017, 29976 | Verordeningen |
Vaststellen van de Verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet en intrekken van de Financiële verordening van de gemeente Amsterdam (2017, nr. 7/9)
Datum besluit B&W 6 december 2016
Vaststellen van de Verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet en intrekken van de Financiële verordening van de gemeente Amsterdam
Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 6 december 2016 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 9);
Mede gezien de aangenomen amendementen van de raadsleden:
de heer Guldemond (Gemeenteblad afd. 1, nr. 63);
mevrouw Roosma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 64),
artikel 212 van de Gemeentewet, artikel 212;
het besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV),
I.vast te stellen de financiële verordening op grond van artikel 212 van de gemeentewet die komt te luiden als volgt:
Verordening op grond van artikel 212 van de gemeentewet
In deze verordening wordt verstaan onder:
Administratieve organisatie: administratieve organisatie en interne beheersing: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatievoorziening ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;
Regeling: een nadere uitwerking van de Verordening op grond van artikel 212 van de Gemeentewet in de vorm van een regeling in het geval dat de raad het college heeft opgedragen regels vast te stellen of de mogelijkheid daartoe heeft gecreëerd of dat het college het gegeven zijn verantwoordelijkheid noodzakelijk acht.
Artikel 2. Planning en control cyclus
Artikel 3. Programma’s en programma-indeling
De raad stelt op voorstel van het college per programma of onderdeel daarvan relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke prestaties, de daarvoor uitgevoerde activiteiten en de maatschappelijke effecten van gemeentelijk beleid. De indicatoren omvatten tenminste de wettelijk voorgeschreven indicatoren.
Artikel 5. Aanvullende eisen inrichting begroting en jaarstukken
Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten
legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor een investeringskrediet aan de gemeenteraad ter vaststelling voor.
Het college draagt er zorg voor dat de baten en lasten van de programma’s respectievelijk programmaonderdelen en de door de raad vastgestelde wijzigingen daarvan naar de juiste taakvelden worden verdeeld.
Artikel 8. Uitvoering begroting en tussentijdse rapportage
als bedoeld in het eerste lid, afwijkingen van de begroting en doet met opgave van redenen voorstellen en aan de raad voor wijziging van de begroting, bijstelling van het beleid of wijziging van investeringskredieten als:
a.bekend en duidelijk is dat aan de bepalingen van lid 2 onder a tot en met c niet kan
worden voldaan en daardoor het totaal van de baten of lasten van een
programmaonderdeel of als die ontbreken een programma, het overzicht kosten
van overhead of het overzicht algemene dekkingsmiddelen met meer dan €1
miljoen op- of neerwaarts afwijkt van de eerder vastgestelde begroting of
b.bekend en duidelijk is dat mutaties in reserves zullen worden overschreden of
onderschreden buiten de op grond van artikel 15 lid 2, onder e, door de raad
c.bekend en duidelijk is dat lasten van investeringskredieten zullen worden
overschreden of onderschreden met meer dan € 1 miljoen of 10 procent van het
beschikbaar gestelde investeringskrediet als dat lager is.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort als bedoeld in de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 11. Evaluatie beleidsnota’s
Het college evalueert vier jaarlijks de vastgestelde beleidsnota’s benoemd in de artikelen: 2, 12, 14, 15, 19, 20, 21 en 22.
Artikel 12. Financieel stelsel – ramen en bekostigen
De beleidsnota bevat minimaal voorschriften voor de wijze van ramen van baten en lasten van programma’s en voor de bekostiging van organisatie eenheden. In de beleidsnota wordt onderscheid gemaakt naar (groepen) van gemeentelijke organisatie eenheden als specifieke kenmerken van die organisatie eenheden dat rechtvaardigen.
Het college kan voor bepaalde of onbepaalde tijd een onafhankelijk deskundig adviesorgaan instellen. Dit orgaan adviseert het college over financiële onderwerpen binnen de kaders van het bestuurlijk en financieel stelsel.
Artikel 14. Waarderen, activeren en afschrijven vaste activa
Artikel 15. Reserves en voorzieningen
Artikel 16. Kostprijsberekening
Artikel 17. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 18. Voorziening voor oninbare vorderingen
wordt, voor de groep van vorderingen die individueel kleiner zijn dan € 10.000, een voorziening wegens oninbare vorderingen gevormd ter grootte van het gemiddelde percentage van oninbaarheid in de drie voorafgaande jaren.
Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Artikel 20. Financieringsfunctie
Artikel 21. Verbonden partijen
Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicomanagement
Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:
de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, en de uitvoering van onderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.
Artikel 25. Financiële organisatie
Het college stelt regels vast gericht op:
Artikel 26. Interne beheersing
Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de implementatie en uitvoering van relevante wet- en regelgeving, vastgesteld beleid en procedures, bewaking van activa of waarden inclusief de bedrijfsvoering en de administratieve processen en interne beheersingsmaatregelen die daarbij passen.
Het college draagt zorg voor interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheers handelingen en de interne toetsing op de naleving van de gestelde kaders en overige interne regelgeving in de gemeentelijke organisatie. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel van geconstateerde tekortkomingen.
Artikel 27. Subsidieverstrekking
Het college legt de raad een algemene subsidieverordening voor, die een algemeen kader bevat voor de subsidieverstrekking aan instellingen, ondernemingen en particulieren. De raad stelt deze verordening vast.
1.Deze verordening treedt in werking op de dag van publicatie in het Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2017.
De stukken voor begrotingsjaar 2017 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.
Tot en met het begrotingsjaar 2018 wordt de nadere onderverdeling door het college van programma’s en programmaonderdelen ten behoeve van de begrotingsuitvoering als bedoeld in artikel 3, derde lid aangeduid als de productenraming waarbij de volgende bepalingen tot en met genoemd begrotingsjaar van kracht zijn:
II. Het college draagt er zorg voor dat de producten in de productenraming eenduidig en stelselmatig zijn toegewezen aan programma’s, de onderverdeling daarvan en aan organisatie eenheden.
III. Het college draagt er zorg voor, dat alle door de raad goedgekeurde wijzigingen van de begroting juist en volledig in de budgetten van de producten worden verwerkt.
IV. Het college verstrekt de productenraming aan de raad ter kennisname.
Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening gemeente Amsterdam 2017’.
II.Kennis te nemen van de volgende toelichting:
De basis van het stelsel van financiële regels van de gemeente Amsterdam wordt gevormd door de financiële verordening op grond van artikel 212 van de Gemeentewet. In deze verordening zijn de primaire regels vastgelegd voor het financiële beleid, het financiële beheer en de financiële organisatie. Artikel 212 van de Gemeentewet bepaalt ten aanzien van de financiële verordening:
De verordening bevat in ieder geval:
grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b (het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn, door of vanwege de gemeente verstrekte diensten en het geven van vermakelijkheden waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur getroffen wordt) en, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (inzameling van huishoudelijke afvalstoffen);
Het stelsel van financiële regels kent een hiërarchie in de financiële regelgeving:
De uitwerking van het kader kan verder in de financiële verordening expliciet worden opgedragen aan het college of kan aan het college worden overgelaten als de verordening er niet expliciet om vraagt. In dat geval is sprake van uitvoeringsregels. Het college stelt deze vast en stuurt deze ter kennisname aan de gemeenteraad.
De uitwerking van de kaders naar praktische toepassing in de organisatie wordt geregeld in toepassingsregels. Dit zijn regels die , uiteraard binnen de kaders, verdere uitwerking geven aan de toepassing van de financiële verordening, de beleidsnota’s en de uitvoeringsregels. De verantwoordelijkheid voor ontwerp en
vaststelling van de toepassingsregels ligt bij de gemeentesecretaris en de directeur DMC. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan procesbeschrijvingen.
Deze verdeling past bij het doel van de dualisering van het gemeentebestuur: de gemeenteraad stelt de kaders vast en het college van burgemeester en wethouders bestuurt daarbinnen de gemeente. De ambtelijke organisatie voert vervolgens de door het college opgedragen taken uit.
De verordeningen, uitvoeringsregels en toepassingsregels gelden voor alle organisatie eenheden van de gemeente. Alleen in uitzonderingssituaties wordt in de regels onderscheid gemaakt naar verschillende organisatie eenheden.
Bij de gehanteerde begrippen in de verordening wordt aangesloten op (definities uit) de Gemeentewet, het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado).
Artikel 2. Kalender planning en control cyclus
Dit artikel bepaalt dat het college een voorstel doet voor de toe te passen planning en control cyclus en deze aanbiedt aan de raad ter vaststelling. Daarnaast biedt het college jaarlijks aan de raad een overzicht aan met de data waarop de planning-en-control producten in de raad worden geagendeerd.
Artikel 3. Programma’s en programma-indeling
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kader stellende functie van de raad tot uiting komt. De raad stelt bij aanvang van een raadsperiode de indeling van de begroting in programma’s en desgewenst een nadere onderverdeling daarvan vast. Dat geldt ook voor de indicatoren waarop de raad wil sturen en controleren. Het doel van dit artikel is niet om per se elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken te herindelen. Veel van de gemeentelijke taken/activiteiten veranderen in de loop der jaren niet, zodat een noodzaak om te veranderen ontbreekt. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode adequaat waren, dan kan deze indeling ook ongewijzigd of met beperkte bijstellingen of wijzigingen worden vastgesteld. Het artikel biedt het college de gelegenheid om ten behoeve van de sturing de begroting nader onder te verdelen. De voorname achtergrond daarvan is de begroting en de uitvoering daarvan te kunnen koppelen aan budgetten voor de uitvoerende organisatie eenheden.
Dit artikel bepaalt dat de raad vooraf aan het opstellen van de begroting (vóór het zomerreces) een nota vaststelt waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. Deze nota kan onderdeel uitmaken van een planning en control product, maar moet als zodanig dan wel zelfstandig leesbaar zijn. In praktijk komt dat er op neer dat de kadernota dan een zelfstandig stuk is of een duidelijk onderscheidbaar onderdeel in een planning en control product. Op grond van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad stelt het budgettaire kader vast. Met het vaststellen van de nota geeft de raad in een vroegtijdig stadium kaders aan het college voor de invulling van de begroting voor het komende jaar. In een verkiezingsjaar worden de beleidsmatige en financiële kaders gewoonlijk vastgelegd in een program- of coalitieakkoord. Zo’n akkoord is het document waarin de afspraken tussen de politieke partijen zijn vastgelegd en die de basis is voor de vorming het college van B&W. Dat akkoord komt in dat jaar dan in de plaats van de kadernota.
Artikel 5.Aanvullende eisen inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn enkele aanvullende eisen gesteld aan de inrichting van de begroting en jaarstukken met betrekking tot de informatieverstrekking aan de raad op het gebied van investeringen.
Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Dit artikel geeft aan wat de raad bij de begroting (of een wijziging daarvan) in budgettaire zin autoriseert. De autorisatie vindt plaats op programmaniveau of per programmaonderdeel als het programma is onderverdeeld. In het geval van een begrotingswijzing kan de autorisatie een deel van de begroting omvatten. Lid 3 draagt het college op om de wijzigingen die de raad aanbrengt in de begroting, op juiste wijze te verwerken. In het vierde lid is expliciet gemaakt in welke gevallen aan de raad een investeringsvoorstel moet worden voorgelegd.
Met ingang van 2017 wordt een taakveldenraming verlangt. Deze maakt deel uit van de toelichting van de begroting en wordt daarmee door de raad vastgesteld. De taakveldenraming is een indeling van de begroting die door het rijk wordt voorgeschreven. Om deze samen te stellen is een relatie aanwezig tussen de budgetten in de programma’s en het taakveld waartoe die behoren.
Artikel 8. Uitvoering begroting en tussentijdse rapportage
In dit artikel legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college regels opstelt die de rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitvoering waarborgen. Daarnaast bepaalt de verordening hier dat het college regels stelt voor de sturing op apparaatskosten en personele formatie.
Lid 2 tot en met 5 regelt de zorgplicht voor het college om de begroting binnen de door de raad gestelde financiële kaders uit te voeren en daarover tussentijds te rapporteren en voorstellen te doen aan de raad als de uitvoering van de begroting of de investeringskredieten in het gedrang komt .
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan
dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt door vertaald.
Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.
In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Dit artikel is het sluitstuk van de planning en control cyclus. De eindverantwoording over de begrotingsuitvoering door het college en de controle van de raad daarop. Met dit artikel legt de raad de basis voor de vorm van verantwoording en stelt zij het college in staat om nadere regels op te stellen voor de totstandkoming van de jaarrekening. De zogenaamde jaarrekening circulaire is daar een voorbeeld van.
Artikel 11. Evaluatie beleidsnota’s
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 12. Financieel stelsel ramen en bekostigen
De gemeenteraad heeft in de Kadernota 2013 de ambitie geformuleerd om te komen tot een integrale raming van inkomsten en uitgaven van de gemeentelijke programma’s. Het doel is het optimaliseren van inkomsten en uitgaven stadsbreed. In de begroting 2013 heeft de gemeenteraad uitgangspunten vastgesteld voor het nieuwe ramingmodel. Uitwerking van deze uitgangspunten binnen de kaders van het nieuw bestuurlijk stelsel en de organisatieontwikkeling leidt tot nieuwe voorschriften. Dit artikel bepaalt dat het college een beleidsnota over ramen en bekostigen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad.
Dit artikel regelt de mogelijkheid om een financieel adviesorgaan in te stellen. Doelstelling van het adviesorgaan is om binnen de kaders van het nieuwe bestuurlijk en financieel stelsel gevraagd of op eigen initiatief te adviseren over onderwerpen die relevant zijn voor de financiën van de gemeente Amsterdam.
Artikel 14. Waarderen, activeren en afschrijven vaste activa
De verordening moet volgens de Gemeentewet in elk geval regels bevatten voor activering en afschrijving van activa. In het BBV en de uitleg daarvan zijn nadere regels daarvoor opgenomen. Het laatste geldt ook voor het beleid ten aanzien van grondexploitaties. In financiële zin gaat het in deze nota specifiek over de wijze van omgaan met en verantwoording van de grondexploitaties en de erfpachtuitgiftes. Dit
artikel van de verordening bepaalt dat het college nota’s hierover ter vaststelling aan de raad aanbiedt.
Artikel 15. Reserves en voorzieningen
Dit artikel bepaalt dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling van de raad. Met deze nota stelt de raad regels voor de vorming van reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is beperkt aan de orde en betreft qua vrijheid uitsluitend het instellen van voorzieningen met een
kosten egaliserend karakter, zoals een onderhoudsvoorziening bedoeld om de kosten van onderhoud in de tijd gezien constant te houden.
Artikel 16. Kostprijsberekening
De Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten benoemd. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In dit artikel van de verordening zijn de kaders voor de bepaling van de kostprijzen opgenomen. Ook is in dit artikel opgenomen wat de basisprincipes zijn waarmee overhead (als en voor zover die deel mag uitmaken van de kostprijs) wordt toegerekend.
Artikel 17. Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht. Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd. Van deze verplichting kan verder worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep.
Artikel 18. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. In het artikel wordt rekening gehouden met gemeentelijke aanslagen en heffingen die het karakter hebben van bulkfacturen en overige vorderingen.
Vorderingen groter dan € 10.000 worden altijd individueel beoordeeld op oninbaarheid. Voor de in het tweede lid genoemde soorten vorderingen wordt (voor zover de bovengrens van € 10.000 per vordering) niet wordt bereikt een voorziening getroffen op basis van het historisch percentage van oninbaarheid. Een individuele beoordeling per aanslag of heffing is gezien het bulkkarakter van dit soort vorderingen te bewerkelijk.
Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd. Hier gaat dit artikel van de verordening over.
Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college.
Echter, daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Hiervoor is het al toegelichte artikel 17 in het leven geroepen.
Lid 2 benoemt een nota voor kaders voor prijzen en verhuur van vastgoed. Deze nota bevat een algemeen kader voor de prijzen van de verhuur en verkoop van vastgoed.
Lid 3 benoemt de jaarlijkse grondprijzenbrief.
Lid 4 en 5 zien toe op de informatieverstrekking en de betrokkenheid van de raad bij wijzigingen.
Artikel 20. Financieringsfunctie
De Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval regels bevat over het beleid en de organisatie van de financieringsfunctie. Dit artikel van de verordening geeft invulling aan deze wettelijke plicht. Het Treasurystatuut is een regeling voor het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's, rekening houdend met regels over financiering zoals die zijn vastgelegd in de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO).
Artikel 21. Verbonden partijen
Het artikel verbonden partijen van deze verordening legt vast dat het college naast de paragraaf verbonden partijen een nota opstelt met het beleidskader voor oprichting, beheer, verkoop en liquidatie van de verbonden partijen van de gemeente.
In aanvulling op de wettelijke voorschriften is voor verbonden partijen in dit artikel bepaald dat het college iedere collegeperiode de deelnemingen herijkt. De deelnemingen worden geëvalueerd, waarbij gekeken wordt of de deelneming de afgelopen periode succesvol is geweest in de behartiging van dit publieke belang, of een deelneming nog steeds de beste manier is om dit publieke belang te behartigen, of dat de deelneming beter afgestoten kan worden. Daarnaast worden de risico’s en het financieel belang van elke deelneming in kaart gebracht. Op basis hiervan wordt per deelneming bekeken of het verstandig is om deze aan te houden, te verkopen of te liquideren. Indien het afstoten van een deelneming budgettaire consequenties
heeft, dient dit onderwerp te zijn van een integraal besluitvormingsmoment over rekening of begroting.
Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicomanagement
Dit artikel van de verordening bepaalt dat het college een apart beleidskader voor het weerstandsvermogen en risicomanagement opstelt en ter vaststelling aanbiedt aan de raad. Daarbij worden tenminste de onderwerpen als genoemd in het tweede lid behandeld.
Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen
In dit artikel is een aanvullende informatievraag van de raad gedefinieerd. Er is opgenomen dat de raad in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen ook wordt geïnformeerd over de voortgang van het geplande onderhoud en de omvang van het achterstallig onderhoud.
In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen. Het college wordt opdracht gegeven regels vast te stellen gericht op de opzet, inrichting en wijze van registreren in de financiële administratie.
Artikel 25. Financiële organisatie
Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Dit artikel geeft in de brede de mogelijkheid voor het college om uitvoeringsregels vast te stellen gericht op financiële aspecten in de uitvoering door de ambtelijke organisatie van de gemeente.
Artikel 26. Interne beheersing
Dit artikel is gericht op de interne beheersing binnen de gemeente die omvattender is dan alleen de financiële organisatie. Het artikel onderkent de verantwoordelijkheid van het college daarin en over de ontwikkelingen daarin te rapporteren. Afgezien daarvan biedt ook dit artikel een basis voor het college om in den brede uitvoeringsregels op te stellen die niet per sé een financiële dimensie hebben.
Artikel 27. Subsidieverstrekking
Voor de subsidieverstrekking aan ondernemingen en instellingen is een algemene titel nodig op basis waarvan subsidies verleend kunnen worden. Dit volgt uit de Algemene Wet bestuursrecht. Deze verplichting is in de verordening vertaald naar een opdracht aan het college deze algemene titel in de vorm van een subsidieverordening aan de raad ter vaststelling voor te leggen.
De verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2017. De stukken voor het begrotingsjaar 2017 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening. Deze bepaling is afgeleid van het gegeven dat de veranderde wettelijke voorschriften ook vanaf dat jaar van toepassing zijn. Verder is een overgangsregeling opgenomen die toestaat dat gedurende de begrotingsjaren 2017 en 2018 nog gebruikt gemaakt kan worden van de productenraming. Dit met het doel de vergelijkbaarheid van de begrotingen gedurende de dan resterende raadsperiode in stand te houden. Het gebruik blijven maken van de productenraming heeft overigens geen invloed op de verplichte rapportage over de taakvelden en staat deze ook niet in de weg.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-29976.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.