Besluit Gemeenteraad 2e wijziging APV

 

 

De raad van de gemeente Beek;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16-01-2017;

gelet op artikel 149 en 151c, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen;

Besluit:

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Beek 2015, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2014 en laatstelijk gewijzigd op 28 januari 2016 als volgt te wijzigen:

Artikel I

A

Artikel 1:3 komt te vervallen.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

1.Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

2.Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

3.In afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2 kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2:25 APV (evenement) niet te behandelen indien deze minder dan 26 weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft wordt ingediend.

 

B

Artikel 1:8 wordt gewijzigd als volgt

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:8

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

a.de openbare orde;

b.de openbare veiligheid;

c.de volksgezondheid;

d.de bescherming van het milieu.

Artikel 1:8

1. Een vergunning of ontheffing kan in i e der geval worden geweigerd in het belang van:

a.de openbare orde;

b.de openbare veiligheid;

c.de volksgezondheid;

d.de bescherming van het milieu.

2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daa r voor minder dan drie weken voor de b e oogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mog e lijk is.

C

Artikel 2:10, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:10

5.Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2:10

5.In afwijking van het vierde lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of kvan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

D

Artikel 2:12 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

1.Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien:

a.degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie; of

b.het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

2. Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg indien:

a.daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

b.dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

c.het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of

d.er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

3. De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Wegenverordening provincie Limburg.

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

1. Het is verboden zonder vergunning van het college:

a. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

b. verandering te brengen in een b e staande uitweg naar de weg;

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet daaronder verstaat.

3. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van:

a. de bruikbaarheid van de weg;

b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

d. de bescherming van de groenvoorziening in de gemeente.

4. Een vergunning zoals bedoeld in het eerste lid is zaakgebonden.

5. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet of de Wegenverordening provincie Limburg van toepassing is.

E

Artikel 2:39, tweede lid, onder b, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

b.speelgelegenheden waarvoor de minister van Veiligheid en Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen; en

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

b.speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen; en

F

Artikel 2:57 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:57 Loslopende honden

1.Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

a.op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

b.binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd; of

c.op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

2.Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

3.De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond;

a.die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

b.die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

Artikel 2:57 Loslopende honden

1.Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

a.op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

b.binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd;

c. buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats indien de hond niet is aangelijnd; of

d. op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

2.Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

3.Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond;

a.die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

b.die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

G

Artikel 2:59, lid 1 en lid 4 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1.Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

4.Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Artikel 2:59 gevaarlijke honden

1.Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hijde eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

4.Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

H

Artikel 2:62 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:62 Loslopend vee

De rechthebbende op herkauwende en eenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht er voor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.

Artikel 2:62 Loslopend vee

De rechthebbende op herkauwende ofeenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht er voor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.

I

Artikel 2:68 onder d, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht

d.een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht

d.een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste vijf werkdagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

J

Artikel 2:77 eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

1.De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de gemeentewet te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

1.De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

K

Artikel 4:1, onderdeel a, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

a.Besluit: het besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

a.Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;

L

Artikel 4:3, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

2.Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

2.Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

M

Artikel 4:11 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

1.Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de lijst vermeld op bijlage 1 (Bomenlijst).

2.In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:

a.de natuurwaarde van de houtopstand;

b.de landschappelijke waarde van de houtopstand;

c.de waarde van de houtopstand voor stand- en dorpsschoon;

d.de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

e.de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; of

f.de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

3.Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

4.Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

1.Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de lijst vermeld op bijlage 1 (Bomenlijst).

2.In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:

a.de natuurwaarde van de houtopstand;

b.de landschappelijke waarde van de houtopstand;

c.de waarde van de houtopstand voor stand- en dorpsschoon;

d.de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

e.de cultuurhistorische waarde van de houtopstand; of

f.de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

3. Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

4. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

N

Artikel 4:15, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

2.Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

2.Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.

O

Artikel 6:1 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6:1 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen met uitzondering van de artikelen 2:10, vierde lid, 2:11 en 4:11 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 6:1 Strafbepaling

1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid, 2:11, tweede lid en 4:11, eerste lid.

Artikel II:

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die waarop dit besluit is bekendgemaakt.

Beek, 16-02-2017

GEMEENTERAAD,

 

 

 

 

 

 

Guliël Erven

 

Christine van Basten-Boddin

Raadsgriffier

 

Burgemeester

 

 

 

Naar boven