Gemeenteblad van 's-Gravenhage
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Gravenhage | Gemeenteblad 2017, 25209 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
's-Gravenhage | Gemeenteblad 2017, 25209 | Verordeningen |
Verordening Beheersregels Grondexploitaties en Strategisch bezit gemeente Den Haag 2016
In deze nota wordt (in alfabetische volgorde) verstaan onder:
Projectfasering grondexploitaties
2.1 Autorisatie van voorbereidingskosten (projectopdracht)
2.1.1 In de projectopdracht worden doel, programma, aanpak, benodigde middelen, planning en dekkingsbronnen opgenomen om te komen tot een nota van uitgangspunten.
2.1.2 De projectopdracht wordt vastgesteld door de portefeuillehouder namens het college. Dekking vindt plaats door middel van voorbereidingsbudgetten.
2.1.3 De regels voor autorisatie voor het maken van voorbereidingskosten om te komen tot een nota van uitgangspunten zijn als volgt:
Bij voorbereidingskosten van € 500.000 tot € 2,5 miljoen legt het college het besluit, voorafgaande aan definitieve besluitvorming aangaande het maken van deze voorbereidingskosten, ter advisering voor aan de desbetreffende raadscommissie(s) via de wensen en bedenkingen procedure. Bovendien wordt de raadscommissie geïnformeerd indien overschrijdingen worden voorzien.
2.1.4 Na vaststelling van een projectopdracht mogen er voorbereidingskosten worden gemaakt.
2.2 Nota van uitgangspunten ( NvU )
2.2.1 In de nota van uitgangspunten worden de uitgangspunten van het project en de randvoorwaarden waarbinnen het project moet worden uitgevoerd beschreven.
2.2.2 De nota wordt vastgesteld door het college. Het college stuurt de nota ter kennisname aan de desbetreffende raadscommissie.
2.2.3 Na de vaststelling van de nota van uitgangspunten worden de voorbereidingskosten geactiveerd als immaterieel vast actief, wanneer er anticiperende aankopen plaatsvinden dan worden deze geactiveerd als materieel vast actief cf. hoofdstuk 5 strategisch bezit.
2.3.1 De uitvoering van een project start na vaststelling van het projectdocument.
2.3.2 In het projectdocument wordt de relatie aangegeven met het door de raad vastgestelde kader zoals aangegeven de programmabegroting.
2.3.3 Het projectdocument voldoet aan de uitgangspunten zoals opgenomenin de nota van uitgangspunten, of geeft in een argumentatie aan waarom uitgangspunten niet worden gehandhaafd, en bevat daarnaast stedenbouwkundige randvoorwaarden, uitvoerings- en procedurele aspecten, uitvoeringsplanning en risicoanalyses en een gedetailleerde grondexploitatie. Hierbij wordt de checklist grote projecten (RIS161689), afkomstig uit het rapport Grip op grote projecten (RIS169996A), als leidraad gehanteerd, evenals de aanbevelingen over de overzichtelijkheid van de rapportage.
2.4.1 Wanneer tijdens de uitvoering substantieel wordt afgeweken van wat in het projectdocument is gesteld ten aanzien van plankaders zoals opgenomen in de grondexploitatie (projectbegrenzing, programmatische eigenschappen en/of kwalitatieve kenmerken), wordt het projectdocument inclusief grondexploitatie herzien.
2.4.2 Onder substantiële wijzigingen het volgende wordt verstaan:
2.4.3 Overschrijdingen als gevolg van substantiële wijzigingen (‘plankaderwijzigingen’) dienen separaat met akkoord door raad (dan wel college indien gedelegeerd) uit andere middelen dan de Reserve grondbedrijf te worden gedekt. Financiële middelen moeten in de eerste plaats gezocht worden bij reeds door de raad beschikbaar gestelde budgetten in overeenstemming met het doel van deze budgetten.
2.5 Besluitvormingsproces grondexploitaties en herzieningen
2.5.1 De raad stelt grondexploitaties vast met een nog te verwachten begroting van kosten én opbrengsten van minimaal € 2,5 mln. Grondexploitaties met een looptijd langer dan 10 jaar worden in alle gevallen door de raad vastgesteld.
2.5.2 De raad delegeert aan het college het vaststellen van grondexploitaties met een nog te verwachten begroting van kosten en opbrengsten van maximaal € 2,5 mln.
2.5.3 De raad stelt herzieningen vast waarbij de begroting van nog verwachten kosten én opbrengsten ten opzichte van de laatst vastgestelde stand is gewijzigd met minimaal € 2,5 mln.
2.5.4 De raad delegeert aan het college het vaststellen van herzieningen waarbij de begroting van nog verwachten kosten én opbrengsten ten opzichte van de laatst vastgestelde stand is gewijzigd met maximaal € 2,5 mln.
2.5.5 De grondexploitatie of herziene grondexploitatie bevat (een omschrijving van) plankaders, kosten, opbrengsten (inclusief de planning van de genoemde kosten en opbrengsten in de tijd) gerelateerd aan de oplevering en verkoop van bouwrijpe grond.
2.5.6 Voorafgaand aan vaststelling van een grondexploitatie of herziening van een grondexploitatie, stelt het college een geheim stuk vast, en stuurt dit geheim aan de raad, met daarin minimaal:
een overzicht, inclusief onderbouwing, van gerealiseerde en te maken kosten. Alleen kosten die conform de bepalingen van de Wet en het Besluit Ruimtelijke Ordening aan grondexploitatie mogen worden toegerekend en een aantoonbare relatie o.b.v. profijt, proportionaliteit en toerekenbaarheid hebben, voldoen aan het toetsingscriterium voor het opnemen van kosten in de grondexploitatie.
Overigens gelden deze criteria uiteraard ook voor de overige (binnenplanse) kosten uit de kostensoortenlijst. Hier zal dit echter altijd leiden tot een volledige toerekening van deze kosten aan de grondexploitatie.
Conform het BBV wordt facilitair grondbeleid afgezonderd van de operationele grondexploitaties die door de gemeente worden uitgevoerd. Voor de werkzaamheden in de openbare ruimten binnen de plangrens die slechts in beperkte mate via anterieure bijdragen van derden worden gedekt, is hierop een uitzondering gemaakt. Hierbij wordt een werkbare grens gehanteerd van maximaal € 250.000 per operationele grondexploitatie.
2.5.7 De concept-grondexploitatie of concept-herziene grondexploitatie wordt openbaar aan de raad toegezonden en - tenzij besluitvorming conform 2.5.2 of 2.5.4 door de raad aan het college is gedelegeerd - ter besluitvorming aan de raad voorgelegd.
Een grondexploitatie of herziening daarvan inzake besluitvorming onder art. 2.5.1 en 2.5.3 omvat de informatie uit 2.5.6 voor zover deze geen bedrijfsgevoelige informatie bevat, noch informatie waar de gemeente financieel of anderzins door benadeeld wordt, doch omvat ten minste:
2.5.8 Om bij vaststelling of herziening van de grondexploitatie af te mogen wijken van de minimale vereisten zoals gesteld in art. 2.5.6 dient hiertoe expliciet door de raad te worden besloten. In de grondexploitatie of herziene grondexploitatie wordt in zo een geval expliciet aangegeven waarom wordt afgeweken.
2.6.1 Afsluiting van een grondexploitatie vindt plaats via de programmarekening en wordt als autonome mutatie verwerkt. De raad wordt hierover door het college via de paragraaf grondbeleid geïnformeerd.
2.6.2 Afsluiting van een deelexploitatie met een negatief plansaldo (op contante waarde) vindt via de programmarekening en wordt als autonome mutatie verwerkt. De raad wordt hierover door het college via de paragraaf grondbeleid geïnformeerd.
2.6.3 Afsluiting van een deelexploitatie met een positief plansaldo (op contante waarde) vindt plaats via een collegebesluit.
2.7.1 De artikelen genoemd onder hoofdstuk 2 met betrekking tot projectfasering zijn eveneens van toepassing op de klusobjecten.
3.1.1 In het halfjaarbericht worden de geactualiseerde grondexploitaties met betrekking tot het begrotingsjaar aan de raad voorgelegd, inclusief de doorwerking op baten, lasten, onttrekkingen en dotaties.
3.2.1 In de programmarekening worden de geactualiseerde grondexploitaties aan de raad voorgelegd, inclusief de doorwerking op baten, lasten, onttrekkingen en dotaties met betrekking tot het rapportagejaar.
3.2.2 In de programmarekening wordt over de uitvoering van de programmabegroting verantwoording afgelegd. De laatste bestuurlijk vastgestelde grondexploitatie (halfjaarbericht, herziening of operationalisering) dient als basis voor de verschillenverklaring. De ontwikkelingen die in het eerste halfjaar hebben gespeeld en waarover in halfjaarbericht is gerapporteerd worden kort samengevat weergegeven. Het gaat om verantwoording over lasten en baten en over dotaties en onttrekkingen aan reserves met inbegrip van de Reserve Grondbedrijf. Er is een overzicht opgenomen van operationele en (recent) afgesloten projecten.
3.3 Regels voor verschillenverklaring bij halfjaarbericht en programmarekening
3.3.1 Er dient een verschillenverklaring voor een grondexploitatie te worden opgesteld indien:
3.3.2 In de verschillenverklaring wordt onderscheid gemaakt in autonome mutaties, mee- en tegenvallers zonder scope- en beleidswijzigingen (ten laste van Reserve Grondbedrijf) en scope- en beleidswijzigingen (herziening, additionele middelen).
3.3.3 De verschillenverklaring moet een toelichting geven op afwijkingen zoals gesteld uit art. 3.3.1
3.4 Meerjarenprognose Grondexploitaties (MPG)
3.4.1 De MPG wordt vastgesteld door het college.
3.4.2 De MPG wordt als onderdeel van de programmabegroting ter kennisname voorgelegd aan de raad.
3.4.3 In de MPG wordt het benodigd weerstandsvermogen voor operationele grondexploitaties, klusobjecten en anterieure overeenkomsten die verbonden zijn met een grondexploitatie bepaald. Dit gebeurt op basis van een marktrisicoanalyse, een projectrisicoanalyse van de Top 40 projecten en optelling van de positieve saldi van grondexploitaties en eventuele risicovoorzieningen. Financiële belangen in verbonden partijen (indien daarbij sprake is van het actief voeren van een grondexploitatie) worden hierin ook meegenomen.
3.4.4 In de MPG wordt een prognose van de Reserve Grondbedrijf opgenomen voor de komende
5 jaar waarin in ieder geval de prognose van te dekken verslechteringen op operationele grondexploitaties, klusobjecten, de verrekening van verwachte negatieve en positieve exploitatiesaldi van af te sluiten grondexploitaties en de verwachte winstneming van grondexploitaties van verbonden partijen zijn opgenomen.
3.4.5 De MPG gaat per jaarschijf in op mutaties van lasten en baten en mutaties van dotaties en onttrekkingen aan reserves ten opzichte van de vorige MPG.
3.4.6 Het rapport van de MPG wordt gepubliceerd en is geschikt voor de openbaarheid. In de geheime Bijlage MPG worden projectrisicoanalyses opgenomen van de Top 40 projecten en grondexploitaties van verbonden partijen. De Bijlage MPG wordt ter inzage gelegd in de leeskamer van de griffie (vanwege privaatrechtelijke verplichtingen met partners in publiek- private samenwerking is de gemeente niet volledig vrij om gevoelig geachte informatie ten aanzien van een PPS zelfstandig openbaar te maken. Ten tweede kan openbaarheid van deze gegevens de gemeente financieel of economisch schaden).
3.5.1 Aan bestuurlijke documenten, die betrekking hebben op grote projecten (waaronder projecten met grondexploitaties), wordt een stroomschema ‘proces en informatie’ toegevoegd cf. RV 19/2010. Significante afwijkingen t.o.v. het door de raad vastgestelde stroomschema worden inclusief verklaring door het college gemeld aan de raad. In voortgangsrapportages wordt een geactualiseerde versie van het stroomschema opgenomen.
3.5.2 Het exploitatiesaldo wordt weergegeven als startwaarde (ook nominale waarde genoemd), eindwaarde en netto contante waarde.
3.5.3 Deze regels gelden uitsluitend voor gemeentelijke grondexploitaties en niet voor grondexploitaties van Verbonden Partijen. Hierover vindt separate besluitvorming plaats door de raad.
Reserves en voorzieningen grondexploitaties
4.1 Reserve Grondbedrijf (RGB)
4.1.1 Deze algemene reserve is het weerstandsvermogen van het Grondbedrijf. Het dient ter verrekening van het rekeningresultaat op operationele grondexploitaties, grondexploitaties van verbonden partijen en klusobjecten voor zover sprake is van winsten of verliezen die niet worden veroorzaakt door substantiële afwijkingen zoals omschreven onder art. 2.4 Projectherzieningen.
4.2 Reserve Anticiperende Werkzaamheden
4.2.1De reserve dient ter dekking van tijdelijke kapitaallasten en exploitatielasten (maximaal 2 jaar) tot het operationeel verklaren van betreffende grondexploitaties. Alleen grondexploitaties waarbij een nota van uitgangspunten door het college is vastgesteld komen in aanmerking voor deze tijdelijke dekking.
4.2.2 De reserve dient als revolving fund voor anticiperende grondexploitaties.
4.3 Reserve Stedelijke Ontwikkeling
4.3.1 Deze reserve dient ter dekking van activiteiten in het kader van de stedelijke ontwikkeling, voortkomend uit de besluitvorming over de programmabegroting.
4.4 Voorziening Negatieve lopende Plannen MPG (VNP)
4.4.1 De voorziening dient ter dekking van operationeel verklaarde grondexploitaties en het Haagse aandeel in tekorten van grondexploitaties van verbonden partijen met een negatief plansaldo.
4.5 Voorziening Negatieve plannen Harnaschpolder
4.5.1.Deze voorziening dient ter dekking van het Haagse gemeentelijke aandeel in het negatieve plansaldo van de grondexploitatie van het bedrijvenschap “ontwikkeling bedrijventerrein Harnaschpolder”.
5.1.1 Voor het doen van strategische aankopen wordt een rentedragende lening aangetrokken bij de Centrale Treasury.
5.1.2 Bij strategische aankopen onder € 1.000.000 neemt het college het besluit. Bij strategische aankopen boven € 1.000.000 legt het college het besluit, voorafgaand aan de definitieve besluitvorming, ter advisering voor aan de desbetreffende raadscommissie(s). Bij strategische aankopen boven € 2.500.000 neemt de raad het besluit.
5.1.3 De dekking van de kapitaals- en exploitatielasten van het strategisch bezit komen ten laste van de Reserve Vastgoedexploitaties (RVE). De reserve is bestemd voor de verrekening van het exploitatieresultaat van verspreid bezit, de verrekening van exploitatieresultaat van strategisch vastgoed dat buiten masterplangebieden structuurvisie valt en de verrekening van exploitatieresultaat van herontwikkeld vastgoed voortkomend uit fase van herontwikkeling en de fase van beheer van herontwikkeld vastgoed.
6.1.1 De Verordening beheersregels grondexploitatie en strategisch bezit gemeente Den Haag 2014 (RIS279682) wordt ingetrokken.
6.1.2 De Verordening beheersregels grondexploitatie en strategisch bezit gemeente Den Haag 2016 treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2016.
Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Verordening betreffende de Beheersregels Grondexploitaties en Strategisch bezit, gemeente Den Haag 2016”.
Deze verordening wordt minimaal elke vijf jaar geactualiseerd en aan de raad ter vaststelling aangeboden tenzij de evaluatie in artikel 6.5 aanleiding geeft tot actualisatie.
Ter uitvoering van deze beheersregels is het Uitvoeringsbesluit Beheersregels Grondexploitaties en Strategisch bezit 2014 van kracht. In deze verordening zijn onderdelen van het uitvoeringsbesluit overgenomen en waar nodig bijgesteld cf. de nieuwe BBV. Hoofdstukken 2.4 Projectherziening en 3.1 Definiëring grondexploitatie uit het uitvoeringsbesluit komen met de vaststelling van deze verordening te vervallen.
De werking van deze verordening wordt twee jaar na vaststelling geëvalueerd. Doel van de evaluatie is te bepalen of de werking van de verordening voldoet aan de gestelde doelstelling inzake het stellen van regels over het besluitvormingsproces, het zorgen voor tijdige en juiste informatievoorziening aan de gemeenteraad over grondexploitaties én de beheersing van deze projecten.
I.De Verordening Beheersregels Grondexploitaties en Strategisch bezit, gemeente Den Haag 2014 (RIS 279682) in te trekken.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 15 december 2016.
De griffier, mr. H.L.G. Seuren en de voorzitter, J.J. van Aartsen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-25209.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.