Gemeenteblad van Lingewaal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lingewaal | Gemeenteblad 2017, 24952 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Lingewaal | Gemeenteblad 2017, 24952 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit maatschappelijke ondersteuning Lingewaal 2017
Hoofdstuk 1. Procedure en hoogte van het pgb
Artikel 2. Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld
Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft die ouder is dan de termijn waarop de naturaverstrekking economisch is afgeschreven, wordt het pgb vastgesteld op de kostprijs van deze tweedehands voorziening in het jaar waarop deze volgens de afschrijvingstabel is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.
De hoogte van een pgb-tarief voor dienstverlening wordt bepaald op basis van de dienstverlening die anders als zorg in natura zou zijn geleverd. Hierin onderscheidt het college de volgende onderverdeling:
Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon waarbij sprake is van een arbeidsrelatie dan betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 90% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.
Artikel 3. Overwegende bezwaren
Verstrekking in de vorm van een pgb vindt niet plaats indien:
Artikel 4. Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s
Er is een bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
Artikel 5. Toetsing motivatie eis, bekwaamheid en kwaliteit
Een persoonsgebonden budget wordt na toetsing verstrekt, indien de cliënt aan alle onderstaande voorwaarden voldoet. :
Motivatie-eis: de cliënt stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen; hiertoe dient de cliënt een persoonlijk pgb-plan in bij de gemeente. Tevens wordt gewaarborgd dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen en dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura.
Bekwaamheid: de cliënt dient naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat te worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen en op eigen kracht dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat worden geacht de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
Kwaliteit: naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van het budget wil inkopen, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn. De kwaliteit wordt benoemd in het persoonlijk pgb-plan.
Hoofdstuk 2. Woningaanpassingen
Artikel 7. Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
De financiële tegemoetkoming als bedoeld onder lid 1 sub a en b van dit artikel wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en als gevolg daarvan belanghebbende voor dubbele woonlasten komt te staan en dit redelijkerwijs niet kan voorkomen.
Burgemeester en wethouders geven opdracht tot het verrichten van een waardebepaling van de woning direct voorafgaande aan de verstrekking van een maatwerkvoorziening betreffende een woningaanpassing en binnen 6 maanden na gereedmelding van de woningaanpassing. Voor de bepaling van de waarde wordt uitgegaan van de WOZ-beschikking. Het positieve verschil in waarde tussen beide waardebepalingen is beschouwd als waardestijging als gevolg van de aanpassing van de woning.
Artikel 9. Subsidiabele kosten
De volgende kosten kunnen, in het kader van een woningaanpassing, in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de hoogte van een persoonsgebonden budget:
het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 2011 van de DNE. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten noodzakelijk geacht.
Artikel 10. Beschikbaar houden van een aangepaste huurwoning
Indien een huurder voor wie een woning, zijnde eigendom van de woningcorporatie, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning door burgemeester en wethouders is aangepast, de woning verlaat dan wordt deze woning in eerste instantie beschikbaar gesteld aan inwoners uit de gemeente Lingewaal met een beperking voor wie deze woning, gelet op de beperkingen, als adequaat wordt beschouwd.
Hoofdstuk 4. Melden van calamiteiten en geweld
Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar stuurt de aanbieder binnen twee weken na de melding een feitenrelaas over de calamiteit toe aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar geeft aan uit welke elementen het feitenrelaas moet bestaan.
Artikel 17. Verzoek tot het doen van onderzoek
Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar voert de aanbieder een onafhankelijk onderzoek uit naar de calamiteit. De aanbieder legt binnen drie weken na het verzoek de opzet van het onderzoek aan de toezichthoudende ambtenaar voor en wacht op goedkeuring van de toezichthoudende ambtenaar. Na deze goedkeuring voert de aanbieder het onderzoek uit en stuurt de rapportage binnen uiterlijk zes weken na goedkeuring naar de toezichthoudende ambtenaar. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit onderzoek van verantwoord niveau zijn.
Op basis van de oude overeenkomst met de hulpmiddelenleverancier werd de dagwaarde van de voorziening per verstrekking door de leverancier aangegeven (nieuwe voorziening de nieuwprijs en bij een herverstrekking de dagwaarde). De gemeente ontving ook een factuur voor de herverstrekking. Met de uitkomst van de aanbestedingsprocedure is aan deze systematiek een einde gekomen. In tegenstelling tot voorheen wordt voor elke voorziening een standaardprijs gehanteerd ongeacht eventuele noodzakelijke aanpassingen.
De afschrijvingstermijn voor de maatwerkvoorziening is bepaald op 7 jaar en er wordt maandelijks een onderhoudsbijdrage in rekening gebracht. Voor 2016 was dit (€ 16,96). Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Bij de gunning is aan gemeenten een afschrijvingstabel verstrekt op basis waarvan de waarde van de voorziening kan worden gebaseerd. Door deze tabel als basis voor de bepaling van de waarde van een herverstrekking te gebruiken wordt bij elk verzoek om een pgb gelijk gehandeld.
Behoeft verder geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 2. Procedure en hoogte van het pgb
Artikel 2. Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld
Per 1 april 2015 liep ons contract voor Wmo-hulpmiddelen met de firma Welzorg BV af. Gelet op de hoogte van het contract en het gegeven dat voor de uitvoering van de Wmo een overeenkomst noodzakelijk is, is een Europese aanbesteding hulpmiddelen doorlopen. Deze procedure is gezamenlijk met de gemeenten Geldermalsen, Buren, Neder-Betuwe en Tiel / Neerijnen doorlopen.
De aanbesteding is per 1 september 2015 gegund aan Kersten. Dit betekent dat we met deze leverancier een overeenkomst voor de duur van 3 jaar zijn aangegaan met de optie tot verlenging van tweemaal 1 jaar.
Een gevolg van de nieuwe overeenkomst is dat de bekostiging van hulpmiddelen (m.u.v. trapliften) is gewijzigd. Hieronder de belangrijkste (een uitgebreid overzicht treft u aan in bijlage I):
De basisregel in de Wmo is dat de gemeente de kosten van een toegekende voorziening / hulpmiddel (verder voorziening) aan de klant mag doorberekenen.
Lid 1 behoeft geen nadere toelichting.
Op grond van artikel 1.2.1 Wmo 2015 is de gemeente verantwoordelijk om een compenserende maatwerk-voorziening te verstrekken als de klant, met zijn netwerk, onvoldoende in staat is om de ervaren beperking op te heffen. Het is niet, per definitie, de verantwoordelijkheid van de gemeente om een nieuwe voorziening te verstrekken
Voor elke voorziening (behalve trapliften) wordt een standaardprijs gehanteerd ongeacht eventuele noodzakelijke aanpassingen.
De afschrijvingstermijn voor de maatwerkvoorziening is bepaald op 7 jaar en er wordt maandelijks een onderhoudsbijdrage in rekening gebracht (voor 2016 € 16,96). Bij de gunning is aan gemeenten een afschrijvingstabel verstrekt op basis waarvan de waarde van de voorziening kan worden gebaseerd. Door deze tabel als basis voor de bepaling van de waarde van een herverstrekking te gebruiken wordt bij elk verzoek om een pgb gelijk gehandeld
Bij de bepaling van de arbeidsrelatie spelen er een drietal voorwaarden.
Op het moment dat aan deze drie zaken wordt voldaan, dan is er sprake van werkgeverschap. De
budgethouder is de werkgever, de hulp is de werknemer. Let op dat er nog niet wordt gesproken
over dagen en inhoudingen. In dat geval zal de budgethouder als werkgever zich aan alle wetten en
regels moeten houden die de wet voorschrijft, zoals loonbetaling, doorbetaling bij ziekte,
aansprakelijkheid en recht van opname van vakantiedagen door de werknemer.
Vervolgens wordt er gekeken naar het aantal dagen dat er wordt gewerkt. Indien er sprake is van een verdeling van werkzaamheden in- en om het huis over maximaal drie dagen, wordt de bovenstaande wetgeving op een aantal punten vereenvoudigd:
Is er sprake van werkgeverschap, dan dient de budgethouder zich aan alle wetten en regels te houden. Werkt de hulp op maximaal drie dagen, dan worden een aantal van die wetten en regels vereenvoudigd.
De regering heeft aangegeven dat onder het sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Een voorbeeld van informele hulp bij woningaanpassingen is onder andere dat iemand uit het sociale netwerk de aanpassing realiseert, de zogenoemde ‘manuren’.
De budgethouder hoeft over de besteding van het vrij besteedbaar bedrag geen verantwoording af te leggen aan de gemeente. Het is bedoeld voor kleine uitgaven die te maken hebben met het PGB (voorbeeld: attentie voor de zorgverlener bij verjaardag, extra telefoonkosten, e.d.).
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 4. Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s
Hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur) handelt over de bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget.
In artikel 3.8 van genoemde AMvB wordt onder lid 1 a en b aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 3.8 geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de AMvB. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn. Als de bedragen en/of percentages in de AMvB worden gewijzigd, dan worden de bedragen en/of percentages overgenomen door de gemeente.
Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) bepaald, op basis van het verzamelinkomen van het peiljaar (het jaar twee jaar gelegen voor het jaar van aanvraag, voorbeeld aanvraag 2017 = peiljaar 2015) de eigen bijdrage.
De hoogte van de eigen bijdrage bestaat uit twee delen:
De inkomensafhankelijke bijdrage bedraagt maximaal 12½% van het meerinkomen.
Rekenvoorbeeld (basis CAK normen 1 januari 2017)
Verzamelinkomen € 23.525,-- ð maximale bijdrage per periode van 4 weken € 17,50
Verzamelinkomen meer dan € 23.525,-- ð eigen bijdrage per periode van 4 weken € 17,50 +
12½% van meerdere boven € 23.525,-- : 13 periodes
Het Kabinet heeft het besluit genomen om voor 2017 de zorgkosten voor burgers te verlagen. Dit heeft ook gevolgen voor de eigen bijdrage in het kader van de Wmo. En wel in die zin dat iedereen iets minder eigen bijdrage gaat betalen. In 2016 was het mogelijk om 15% van het meerinkomen mee te nemen voor de berekening van de eigen bijdrage. Per 1 januari 2017 is dit 12½% geworden. De hoogte van dit percentage wordt wettelijk bepaald. De gemeente heeft wel de vrijheid om dit percentage op een lager niveau of op nihil te bepalen. In de gemeente Lingewal wordt vooralsnog aangesloten op het wettelijk bepaalde maximum percentage.
Het CAK vraagt bij de Belastingdienst het inkomen van belanghebbende (en zijn eventuele partner) op. Op basis van het totale verzamelinkomen wordt de maximale ruimte voor de betaling van de eigen bijdrage opgelegd. Alle kosten worden bij elkaar opgeteld en afgezet tegen de beschikbare financiële ruimte. De te betalen eigen bijdrage is nooit meer dan de kostprijs van de voorziening en de beschikbare financiële ruimte.
Bij wet is geregeld dat men geen eigen bijdrage verschuldigd voor een rolstoel. Ook voor aanpassingen aan / van een rolstoel is geen eigen bijdrage verschuldigd.
Artikel 2.1.4. lid 3 Wmo 2015 bepaalt dat het totaal van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening de kostprijs niet te boven gaat. In beginsel horen onderhoudskosten ook bij de kostprijs van een voorziening. Daar op voorhand nooit is aan te geven voor welke duur cliënt gebruik gaat maken van de voorziening, dient de onderhoudsbijdrage jaarlijks te worden opgevoerd bij het CAK. Zo is de kostprijs nooit hoger dan de kosten die de gemeente maakt. Bij een herverstrekking betalen we ook de maandelijkse onderhoudsbijdrage. Deze kosten worden derhalve bij een herverstrekking opgevoerd bij het CAK.
Artikel 4.1 Omvang van de eigen bijdrage
Artikel 2.1.4 van de wet biedt de mogelijkheid om bij de verstrekking van maatwerkvoorzieningen dan wel een pgb een eigen bijdrage op te leggen. Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage wordt aansluiting gezocht bij de bedragen en percentages zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Voor wat betreft de indexering wordt aangesloten bij de jaarlijkse parameters van het CAK.
Artikel 4.2 Duur oplegging eigen bijdrage
De huishoudelijke hulp wordt per 1 januari 2015 toegekend in de vorm van het product HH1 dan wel HH2. Het verschil tussen deze producten is dat de belanghebbende bij HH1 in staat is om zelf de regie te voeren. Bij HH2 is dit niet aan de orde. De term ‘product’ geeft aan dat het niet gaat om uurtarief op basis waarvan de belanghebbende een eigen bijdrage dient te voldoen. De basis voor de eigen bijdrage is de kostprijs van het product.
Hanteren van een product betekent voor de belanghebbende dat de eigen bijdrage per zorgperiode van 4 week een vast bedrag is. De hoogte van de eigen bijdrage is dan ook niet afhankelijk van het daadwerkelijk aantal uren dat men huishoudelijke hulp heeft gekregen.
Er wordt een onderscheid gemaakt in de periode dat men een eigen bijdrage verschuldigd is m.b.t. de toekenning van een woningaanpassing, omdat grote woningaanpassingen:
Onder kleine woningaanpassingen wordt voorbeeld verstaan de aanpassing van een douche in die zin dat het bad wordt verwijderd, de douchevloer wordt aangepast of verbreding van deuren.
Artikel 5. Toetsing motivatie eis, bekwaamheid en kwaliteit
Deze eisen zijn genoemd in de Wmo 2015 (zie artikel 2.3.6). We hebben de motivatie eis en de kwaliteitseis iets verder geconcretiseerd ten opzichte van de wetstekst.
Bij de motivatie van het standpunt van de cliënt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen kan het gaan om de aard van de hulpvraag, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen een rol kunnen spelen, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.
Wanneer een cliënt van oordeel is dat hij de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd, is deze voorwaarde geen grond voor de gemeente om een pgb te weigeren, mits ook wordt voldaan aan de tweede en derde voorwaarde: bekwaamheid en kwaliteit. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt.
Bij het toetsen van de bekwaamheid van de cliënt om zijn eigen belangen te kunnen behartigen, verwacht de gemeente van een cliënt dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de ondersteuningsvraag. Daarbij kan de cliënt gevraagd worden:
De budgethouder kan voor zichzelf gebruik maken van de pgb-zelftest van Per Saldo. Dit kan hij gebruiken als toetsingskader om te zien of het pgb voor hem een geschikt instrument is.
Bij het toetsen van de bekwaamheid om de pgb taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kan de cliënt gevraagd worden hoe gedacht wordt over:
Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren, maar wel om de bekwaamheid van het voeren van een gedegen administratie.
Het is wettelijk bepaald dat een pgb-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning inkoopt een werkgever is, met de werkgeversplichten die hierbij horen. De cliënt dient hierbij te denken aan onder meer het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.
Om in aanmerking te komen voor een pgb dient de kwaliteit van de maatwerkvoorziening naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.
Voor de ondersteuning die ingekocht wordt met het pgb gelden waar mogelijk dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura. Niet alle kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura kunnen één op één worden toegepast op het pgb. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente daarom mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.
In het geval van een pgb heeft de cliënt zelf de regie over de ondersteuning die hij contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen.
De gemeente kan periodiek in gesprek gaan met de cliënt over de behaalde resultaten met het pgb of (steekproefsgewijs) toezicht houden op de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.
Artikel 6. Persoonlijk plan bij pgb aanvraag
In dit artikel geven we aan dat bij de aanvraag voor een pgb wordt gevraagd om een persoonlijk plan op te stellen en geven we aan uit welke onderdelen zo’n plan minimaal moet bestaan.
Hoofdstuk 2. Woningaanpassingen
Artikel 7. Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
Het verstrekken van een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting moet gezien worden als een stimulans om de bereidheid van belanghebbende te vergroten om mee te werken aan het aanpassen van de woonruimte.
De vergoeding bedraagt maximaal 100% van de werkelijke huur, tot een maximum van de bovengrens huurtoeslag per maand.
In het kader van de Wmo wordt een maatwerkvoorziening, waaronder een woningaanpassing, verstrekt als die langdurig noodzakelijk wordt geacht. De termijn van 12 maanden wordt landelijk gehanteerd. Indien er geen termijn wordt genoemd, kan men ook na drie jaar nog aanspraak maken op de toegekende voorziening. In het kader van de kostenbeheersing is er een termijn gekoppeld aan de verlening van deze voorziening.
In bijzondere gevallen, waarin belanghebbende een acceptabel uitstel vraagt van de 12 maanden termijn, kan het college een uitzondering maken. Te denken valt hierbij aan een langdurige ziekenhuisopname, faillissement van de aannemer.
In dit lid wordt het afschrijvingsschema aangegeven volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar het bedrag, dat als gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan de gemeente moet worden terugbetaald.
Artikel 9. Subsidiabele kosten
In dit artikel is opgenomen welke kosten er in het kader van een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing kunnen worden meegenomen bij de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget.
Artikel 10. Beschikbaar houden van een aangepaste huurwoning
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 11. Roerende woonvoorzieningen
Dit artikel bepaald dat bepaalde roerende voorzieningen in principe in natura worden aangeboden, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging.
Deze verstrekking hangt samen met het vormen van een depot en de daarmee samenhangende herverstrekking.
De gemeente Lingewaal koopt in via een kernassortiment. Bij verstrekking van de in dit artikel genoemde voorzieningen, wordt de voorziening in bruikleen verstrekt. Dit betekent dat de gemeente eigenaar blijft van deze voorziening. Als de belanghebbende geen gebruik meer ,maakt van de voorziening, dan wordt deze in het depot van de gemeente geplaatst. Dit depot bevindt zich bij de leverancier.
Als een andere belanghebbende een voorziening nodig heeft wordt eerst gekeken of deze uit depot kan worden verstrekt. De gemeente hoeft op dat moment geen nieuwe voorziening te kopen.
Door depotwerking te stimuleren vindt er zo min mogelijk kapitaalvernietiging plaats.
Hoofdstuk 3. Basismobiliteit / Versis
Met ingang van 1 januari 2017 wordt de huidige regiotaxi vervangen door Versis, het nieuwe regionale vervoerssysteem. Reizigers die gebruik maken van Versis betalen een bijdrage aan het vervoer. De vaststelling van deze bijdrage voor Wmo-geïndiceerden is middels regionale afstemming bepaald door de gemeenten.[1]
Het college bepaald de hoogte van het gesubsidieerde reizigerstarief.
Onder de regiotaxi was de maximaal gesubsidieerde reisafstand per rit vastgesteld op vijf zones. Ritten van meer dan 10 zones waren met de regiotaxi niet mogelijk. Voor Wmo-geïndiceerden in ons gebied is het van belang om de maximaal gesubsidieerde reisafstand in samenhang te zien met het reisgebied van Valys. Uit jurisprudentie blijkt dat, om te kunnen participeren, de belanghebbende de mogelijkheid moet hebben om jaarlijks lokaal en regionaal (tot zo’n 15 tot 20 kilometer afstand vanaf de woning van de belanghebbende) 1500 tot 2000 kilometer moet kunnen reizen. Vanuit dit uitgangspunt is de maximaal gesubsidieerde reisafstand per rit op 25 kilometer bepaald. Vanaf de 26ste kilometer wordt het commerciële tarief in rekening gebracht,
De paskosten worden voor elke nieuwe pas in rekening gebracht bij de cliënt, ook wanneer er een nieuwe moet worden verstrekt als gevolg van diefstal of verlies. Bij de start van Versis krijgen Wmo-pashouders eenmalig, automatisch en zonder kosten voor de houder een nieuwe pas toegestuurd die de oude vervangt.
Inwoners van de gemeente Lingewaal die gebruik maken van een vervoersmiddel in het kader van Versis zijn daarvoor een reizigersbijdrage verschuldigd.
Artikel 13. Maximaal gesubsidieerde reisafstand per jaar
Onder de regiotaxi kende de gemeente een zonebudget op jaarbasis voor de Wmo-geïndiceerden. Het jaarbudget in zones moet per 1 januari 2017 worden vertaald naar een budget in kilometers. Uitgangspunt is de jurisprudentie zoals benoemd in artikel 12. Gebleken is dat Wmo-geïndiceerden in Lingewaal gemiddeld 4,3 kilometer reizen binnen een zone. Het zonebudget van respectievelijk 600 dan wel 300 zones is vermenigvuldigd met 4,3 kilometer wat heeft geleid tot de kilometerbudgetten op jaarbasis.
Het hoge kilometerbudget vormt de standaard. Het lage budget wordt toegepast als een belanghebbende gebruik kan maken van een ander vervoersmiddel om in de vervoersbehoefte te voorzien.
Wordt aan een belanghebbende in de loop van het kalenderjaar een Wmo-pasje toegekend dan wordt het jaarbudget evenredig bepaald. Voorbeeld: toekenning in mei, dan is jaarbudget 2580 : 12 x 8 = 1720 kilometer.
De Wmo-pashouder komt in aanmerking voor het lage kilometer budget van 1290 kilometer op jaarbasis als deze over middelen / mogelijkheden beschikt waarmee gedeeltelijk in de vervoerbehoefte kan worden voorzien.
De Wmo-pashouder komt in aanmerking voor het hoge kilometer budget van 2580 kilometer op jaarbasis als deze niet over middelen / mogelijkheden beschikt om gedeeltelijk in de vervoersbehoefte te voorzien.
Hoofdstuk 4. Melden van calamiteiten en geweld
De artikelen 14 tot en met 17 in het besluit regelen de verplichtingen van aanbieders die Wmo-voorzieningen leveren m.b.t. het melden van calamiteiten en de vervolgstappen die door de aanbieders genomen moeten worden naar aanleiding van een melding. De verdere werkwijze van de toezichthoudend ambtenaar zal worden vastgelegd in een nog op een later moment door de colleges vast te stellen sociaal calamiteitenprotocol.
Hetgeen is opgenomen onder de hoofdstukken 5, 6 en 7 behoeft geen nadere toelichting.
[1] Collegebesluit Lingewaal op 04-10-2016, decos: Z-16-14484/INT-16-08701
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-24952.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.