Gemeenteblad van Hilversum
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hilversum | Gemeenteblad 2017, 23728 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hilversum | Gemeenteblad 2017, 23728 | Verordeningen |
Algemene plaatselijke verordening (APV), gemeente Hilversum
vastgesteld door de raad bij besluit van 3 november 2010
bekend gemaakt d.d. 25 november 2010
in werking getreden d.d. 26 november 2010
De raad van de gemeente Hilversum;
gelezen het voorstel van het college van 31 augustus 2010;
gelet op de te dezen toepasselijke bepalingen van onder meer:
de Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht, de Wet milieubeheer en het Wetboek van Strafrecht;
ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING HILVERSUM 2010
Hoofdstuk I Algemene bepalingen.
Hoofdstuk III Seksinrichtingen, sekswinkel, straatprostitutie, en dergelijke
Hoofdstuk IV Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Hoofdstuk V Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente.
Hoofdstuk VI Straf-, overgangs- en slotbepalingen.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN 7
Artikel 1.1 Begripsbepalingen 7
Artikel 1.3 Indiening aanvraag 8
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen 9
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 9
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 9
Artikel 1.8 Toepassing lex silencio positivo (vervallen) 10
Artikel 1.9 Uitzondering lex silencio positivo 10
AFDELING 1 ORDE EN VEILIGHEID OP DE WEG 11
PARAGRAAF 1: BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN 11
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden 11
Artikel 2.1.2.1 Optochten (vervallen) 11
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 11
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn 12
Artikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens 12
PARAGRAAF 3: VERTONINGEN EN DERGELIJKE OP DE WEG 12
Artikel 2.1.3.1 Feest, muziek en wedstrijd en dergelijke (Vervallen). 12
Artikel 2.1.3.2 Straatartiest 12
PARAGRAAF 4 BRUIKBAARHEID VAN DE WEG 13
Artikel 2.1.4.1 Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie ervan 13
Artikel 2.1.4.1a Wintersluiting horeca-terrassen (Vervallen) 14
Artikel 2.1.4.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 14
Artikel 2.1.4.3 Maken en veranderen van een uitweg 14
PARAGRAAF 5: VEILIGHEID VAN DE WEG 15
Artikel 2.1.5.1 Veroorzaken van gladheid 15
Artikel 2.1.5.2 Winkelwagentjes 15
Artikel 2.1.5.3 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp 15
Artikel 2.1.5.4 Openen straatkolken en dergelijke 15
Artikel 2.1.5.5 Kelderingangen, koekoeken en dergelijke 16
Artikel 2.1.5.6 Rookverbod in bossen en natuurterreinen 16
Artikel 2.1.5.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp 16
Artikel 2.1.5.8 Vallende voorwerpen 16
Artikel 2.1.5.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 17
Artikel 2.1.5.10 Verwijdering en dergelijke voorzieningen voor verkeer en verlichting 17
Artikel 2.1.5.11 Veiligheid op het ijs 17
AFDELING 2 TOEZICHT OP EVENEMENTEN 17
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving 17
Artikel 2.2.3 Ordeverstoring 18
AFDELING 3 TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN 19
Artikel 2.3.1.1 Toezicht op inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren 19
PARAGRAAF 2 (NIET OPGENOMEN) 19
PARAGRAAF 3 TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN 19
Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden 19
AFDELING 4 MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID 19
Artikel 2.4.1 Vervallen (kraken van gebouwen) 20
Artikel 2.4.1.a Betreden gesloten woning of lokaal 20
Artikel 2.4.2 Plakken en kladden 20
Artikel 2.4.3 Vervoer plakgereedschap en dergelijke 21
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen 21
Artikel 2.4.5 Hinderlijk gedrag op of aan de weg 21
Artikel 2.4.6 Hinderlijk drankgebruik 21
Artikel 2.4.6a Kunststof drinkgerei 22
Artikel 2.4.7 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen 22
Artikel 2.4.8 Handel en verkoop van drugs op of aan wegen of openbare plaatsen binnen de bebouwde kom 22
Artikel 2.4.8a Openlijk druggebruik 22
Artikel 2.4.10 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten 23
Artikel 2.4.10a Verblijfsontzeggingen in verband met harddrugs 23
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen en dergelijke 23
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets bij publiek trekkende activiteiten 23
Artikel 2.4.13 Bespieden van personen 23
Artikel 2.4.14 Nodeloos alarmeren 24
Artikel 2.4.15 Alarminstallaties (vervallen) 24
Artikel 2.4.16 Loslopende honden; verboden plaatsen 24
Artikel 2.4.17 Verontreiniging door honden 24
Artikel 2.4.18 Gevaarlijke honden 25
Artikel 2.4.19 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 25
Artikel 2.4.20 Wilde dieren 26
Artikel 2.4.21 Loslopend vee en pluimvee 26
AFDELING 5 BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN 26
Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen 27
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister 27
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht 27
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen 28
Artikel 2.5.5 Vervallen (Handel te water) 28
Artikel 2.5.6 Handel in horecabedrijven 28
AFDELING 6 ROUTE GEVAARLIJKE STOFFEN 29
Artikel 2.6.1 Vervallen (vervoer van gevaarlijke stoffen) 29
Artikel 2.7.1 Begripsomschrijving 29
Artikel 2.7.2 Afleveren van vuurwerk (vervallen) 29
Artikel 2.7.3 Bezigen van vuurwerk 29
AFDELING 8 CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN 29
Artikel 2.8.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen 29
HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAAT- PROSTITUTIE, EN DERGELIJKE 30
AFDELING 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN 30
Artikel 3.1.1. Begripsomschrijvingen 30
Artikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaan 31
AFDELING 2 SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE 31
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen 31
Artikel 3.2.2 Gedragseisen leidinggevenden 31
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingsuur; (tijdelijke) sluiting 33
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door leidinggevenden 33
Artikel 3.2.6 Raam- en straatprostitutie 33
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en
AFDELING 3 BESLISTERMIJN, WEIGERINGSGRONDEN EN NADERE REGELS 34
Artikel 3.3.1 Beslistermijn 34
Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden 34
Artikel 3.3.3 Nadere regels 35
AFDELING 4 BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER 35
Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie 35
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer 35
Artikel 3.4.3 Vervallen vergunning 36
AFDELING 5 OVERGANGSBEPALINGEN (VERVALLEN) 36
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE 37
Artikel 4.1.2 Geluidhinder door bromfietsen en dergelijke 37
Artikel 4.2.1 Afvalstoffenverordening 37
AFDELING 3 VERVALLEN (LOZING EN RIOLERING) 38
AFDELING 4 BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING 38
Artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen 38
Artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg 38
Artikel 4.4.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren 39
Artikel 4.4.4 Verspreiden en wegwerpen van reclame- of strooibiljetten 39
Artikel 4.4.6 Natuurlijke behoefte doen 40
Artikel 4.4.7 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen 40
Artikel 4.4.8 Gevelreiniging/-onderhoud 40
AFDELING 5 HET IN STAND HOUDEN EN VELLEN VAN BOMEN 41
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen 41
Artikel 4.5.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van bomen 41
Artikel 4.5.3 Aanvraag vergunning 42
Artikel 4.5.4 Weigeringsgronden/voorwaardelijke vergunning 43
Artikel 4.5.5 Bijzondere vergunningvoorschriften 43
Artikel 4.5.6 Herplant- en instandhoudingsplicht 43
Artikel 4.5.8 Bestrijding iepziekte 44
AFDELING 6 BESCHERMING VAN FLORA EN FAUNA 45
Artikel 4.6.1 Bescherming groenvoorzieningen 45
Artikel 4.6.2 Beschermde planten, hout sprokkelen 45
AFDELING 7 MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST 46
Artikel 4.7.1 Opslag bromfietsen, motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest, ingekuilde landbouwprodukten en
Artikel 4.7.2 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame 46
AFDELING 8 VIERING FESTIVITEITEN IN INRICHTINGEN MILIEUBEHEER 47
Artikel 4.8.1 Begripsomschrijvingen 47
Artikel 4.8.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 47
Artikel 4.8.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 48
Artikel 4.8.4 Verboden incidentele festiviteiten 49
Artikel 4.8.5 Onversterkte muziek 50
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE 51
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen 51
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf en dergelijke 51
Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigen 52
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen 52
Artikel 5.1.4 Voertuigwrakken 52
Artikel 5.1.5 Caravans en dergelijke 52
Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen 52
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen 53
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen 53
Artikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen 53
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 53
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets 54
AFDELING 2 COLLECTEREN, VENTEN, STANDPLAATSEN EN SNUFFELMARKTEN 54
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goed 54
Artikel 5.2.2 Begripsbepaling venten 54
Artikel 5.2.2b Vrijheid van meningsuiting 55
Artikel 5.2.3 Standplaatsen; uitstallingen op de weg 56
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten en dergelijke 57
Artikel 5.3.1 Gebruik van openbaar water (“Havenverordening”) 57
AFDELING 4 CROSSWEDSTRIJDEN, CROSSEN, MOTOR- EN RUITERVERKEER 57
Artikel 5.4.1 Crossterreinen 57
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden 58
AFDELING 5 VERBOD VUUR TE STOKEN 59
Artikel 5.5.1 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 59
AFDELING 6 STRAATNAAMBORDEN, HUISNUMMERING EN DERGELIJKE 59
Artikel 5.6.1 Aanbrengen huisnummers 59
Artikel 5.6.2 Aanbrengen verwijzingsborden 59
Artikel 5.6.4 Gedoogplicht aanduidingen 60
Artikel 5.6.5 Verwijdering en dergelijke aanduidingen 60
AFDELING 7 DEZE AFDELING IS ONGEBRUIKT GELATEN 60
AFDELING 8 VERSTROOIING VAN AS 60
Artikel 5.8.1 Begripsomschrijving 60
Artikel 5.8.2 Verboden plaatsen 60
Artikel 5.8.3 Hinder of overlast 61
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 62
Artikel 6.2 Toezichthouders 62
Artikel 6.3 Binnentreden woningen 62
Artikel 6.4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening 62
Artikel 6.5 Overgangsbepaling 63
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
alle wateren die -al dan niet met enige beperking- voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.
de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet en waarvan de grenzen op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart zijn aangegeven.
een ieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
alle voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder a en onder a l van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van;
alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten.
bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening Hilversum 2009.
gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet.
eenhoevige dieren, herkauwende dieren en varkens.
klein- en pluimvee, eenden en ganzen.
iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
het college van burgemeester en wethouders van Hilversum.
bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1 Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
2 Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.
3 Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1.
4.In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid, artikel 2:11 of artikel 4:11.
Artikel 1.3 Indiening aanvraag
1 Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan vier weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
2 Voor bepaalde, door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste twaalf weken.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
1 Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2 Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen te houden.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Voor zover in deze verordening sprake is van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Artikel 1.8 Toepassing lex silencio positivo (vervallen )
Artikel 1.9 Uitzondering lex silencio positivo
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
• Artikel 2.2.2: Vergunning organiseren evenement ;
• Artikel 2.3.1.1 juncto artikel 4 Horecaverordening Hilversum 2003: Ontheffing ter bescherming van het woon- en leefklimaat ;
• Artikel 3.2.1: Vergunning seksinrichting .
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1: BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
1 Het is verboden op of aan de weg deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
2 Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
3 Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten, wanneer deze door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
4 De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
5 Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2.1.2.1 Optochten (vervallen)
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
1 Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van hetgeen in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.
2 Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet openbare manifestaties, te weten een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik open staat voor het publiek, met uitzondering van een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en/of een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren.
Artikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens
1 Bij de kennisgeving kan de burgemeester een opgave verlangen van:
2 Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
Paragraaf 3: VERTONINGEN EN DERGELIJKE OP DE WEG
Artikel 2.1.3.1 Feest, muziek en wedstrijd en dergelijke (Vervallen).
Paragraaf 4 BRUIKBAARHEID VAN DE WEG
Artikel 2.1.4.1 Het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie ervan
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
uitstallingen en losse reclameborden bij winkels. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van uitstallingen en losse reclameborden bij winkels. Het is verboden om zonder voorafgaande melding een uitstalling of een los reclamebord te hebben op de weg. Een melding wordt tenminste 5 werkdagen voor de plaatsing gedaan door middel van een door het college vastgesteld meldingsformulier.
Artikel 2.1.4.1a Wintersluiting horeca-terrassen (Vervallen)
Artikel 2.1.4.2 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
1 Het is verboden zonder vergunning of in afwijking daarvan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen.
3 De vergunning wordt verleend
4 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het Rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap bij het uitvoeren van zijn of haar publiekrechtelijke taak.
5 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Noord-Holland, of de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde telecommunicatieverordening, van toepassing is.
Artikel 2.1.4.3 Maken en veranderen van een uitweg
Paragraaf 5: VEILIGHEID VAN DE WEG
Artikel 2.1.5.1 Veroorzaken van gladheid
1 Het is verboden bij vorst of dreigende vorst water op de weg te werpen, uit te storten of te laten lopen.
2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 427, aanhef en onder 4e van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.
Artikel 2.1.5.2 Winkelwagentjes
1 De rechthebbende op een bedrijf die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.
Artikel 2.1.5.3 Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer, voetgangers daaronder begrepen, het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.5.4 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.5.5 Kelderingangen, koekoeken en dergelijke
1 Kelderingangen, koekoeken, indiepingen en ander lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen van een bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.
2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover artikel 427, aanhef en onder 1e of 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2.1.5.6 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
1 Het is verboden te roken in bossen, op heide- of veengronden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door het college aangewezen periode.
2 Het is verboden in bossen, op heide- of veengronden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voor zover het de openlucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
3 Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover het bepaalde in artikel 429, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte, erven.
Artikel 2.1.5.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
1 Het is verboden op, aan of boven de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen lager dan 2,2 meter boven de hoogte van de weg.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen, die op grotere afstand dan 0,25 meter uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.
3 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
4 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.
Artikel 2.1.5.8 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.5.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
1 De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2 Het college maakt tevoren aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid hun besluit bekend.
3 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.
Artikel 2.1.5.10 Verwijdering en dergelijke voorzieningen voor verkeer en verlichting
1 Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een bord of een andere voorziening ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting te verwijderen, te wijzigen, te beschadigen, de werking ervan te beletten of te belemmeren.
2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2.1.5.11 Veiligheid op het ijs
2 Een ieder is verplicht op eerste vordering van een ambtenaar van politie onmiddellijk het ijs te verlaten ter voorkoming van gevaar voor personen of goederen.
3 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht of de Scheepvaartverordening Noord-Holland 1995 van toepassing is.
Paragraaf 6: Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.5.12: Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving
1.In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
a bioscoopvoorstellingen in gebouwen;
b markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;
c kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
d het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
f activiteiten als bedoeld in de artikel 2.1.3.2 van deze verordening;
g activiteiten die plaatsvinden in een inrichting en behoren bij het normale gebruik van die inrichting, tenzij deze activiteiten gevolgen kunnen hebben voor de openbare orde.
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2.3.1.1 Toezicht op inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
Met betrekking tot toezicht op inrichtingen is de “Horecaverordening Hilversum“ van toepassing .
Paragraaf 3 TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Met betrekking tot dit onderwerp wordt mede verwezen naar de Verordening Speelautomaten Hilversum 2000 is vastgesteld in de raad van 7 december 2000.
Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden
1 Deze paragraaf verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waarin de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
2 Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen vergunning is verleend.
3 De burgemeester weigert de vergunning indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid.
4 De burgemeester weigert voorts de vergunning, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat in de speelgelegenheid een kansspel zal worden beoefend in strijd met het bij of krachtens de Wet op de kansspelen bepaalde.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Vervallen (kraken van gebouwen)
Artikel 2.4.1.a Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2.4.2 Plakken en kladden
1 Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerende en/of roerende zaak dat vanaf de weg of openbaar water zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
2 Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerende en/of onroerende zaak die vanaf de weg of openbaar water zichtbaar is:
3 Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
4 Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
5 Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
6 Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, welke geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
7 De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een toezichthouder op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Artikel 2.4.3 Vervoer plakgereedschap en dergelijke
1 Het is verboden tussen 22.00 uur en 06.00 uur op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing, indien de in dat lid bedoelde materialen of gereedschappen niet zijn gebezigd of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2.4.2.
Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
1.Het is verboden op de weg of enige openbare plaats te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, zaklampen of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te
Het is verboden op de weg in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben voorwerpen, die kennelijk zijn bedoeld om het plegen van winkeldiefstal te vergemakkelijken, zoals speciaal uitgeruste tassen, magneten of elektronische voorwerpen die veiligheidslabels of veiligheidspoortjes dan wel andere hulpmiddelen ter voorkoming van winkeldiefstal kunnen beïnvloeden, alsmede van tangen of andere voorwerpen die kennelijk eveneens bedoeld zijn om het plegen van een winkeldiefstal te vergemakkelijken.
Artikel 2.4.5 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 424, 426 bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.
Artikel 2.4.5a Uitjouwen, naschreeuwen etc
wordt voorzien door de artikelen 118, 119, 137c, 137d, 137e, 147, 424 of 426bis van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.4.6 Hinderlijk drankgebruik
1 Het is verboden op de weg, die deel uit maakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
Artikel 2.4.6a Kunststof drinkgerei
De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde, openbare veiligheid of in het geval van bijzondere omstandigheden, voor een of meer horecabedrijven en openbare plaatsen tijdelijk het gebruik van drinkgerei en flessen, bedoeld voor gebruik ter plaatse, anders dan van kunststof materiaal verbieden.
Artikel 2.4.7 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
1 Het is verboden zich zonder redelijk doel:
2 Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen, die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een zodanig gebouw.
Artikel 2.4.8 Handel en verkoop van drugs op of aan wegen of openbare plaatsen binnen de bebouwde kom
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan wegen of openbare plaatsen binnen de bebouwde kom post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan wegen binnen de bebouwde kom in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden indien redelijkerwijze kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om middelen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar te koop aan te bieden.
Artikel 2.4.8a Openlijk druggebruik
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden in een gebied dat door de burgemeester is aangewezen, op of aan de weg, op een voor een publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.
Artikel 2.4.10 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel of op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.10a Verblijfsontzeggingen in verband met harddrugs
Degene die in een gebied dat door de burgemeester is aangewezen omdat naar zijn oordeel de openbare orde in dat gebied ernstig is verstoord door de aanwezigheid van verslaafden en/of handelaren in harddrugs, zich gedraagt in strijd met:
is verplicht zich terstond uit dat gebied te verwijderen en zich daar gedurende een tijdvak van acht uur niet te bevinden nadat de burgemeester hem een daartoe strekkend bevel heeft gegeven.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen en dergelijke
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets en dergelijke te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets bij publiek trekkende activiteiten
Het is verboden op de door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt.
Artikel 2.4.13 Bespieden van personen
1 Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel van een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindende persoon, te bespieden.
2 Het is verboden door middel van een verrekijker een zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindende persoon te bespieden.
Artikel 2.4.14 Nodeloos alarmeren
Het is verboden zonder dat daartoe redelijkerwijze aanleiding bestaat:
Artikel 2.4.15 Alarminstallaties (vervallen)
Artikel 2.4.16 Loslopende honden; verboden plaatsen
Artikel 2.4.17 Verontreiniging door honden
De eigenaar of houder van een hond - met uitzondering van degene die vanwege een handicap aangewezen is op een geleide- of hulphond - is verplicht, indien hij zich met een hond op plaatsen bevindt genoemd in het eerste lid, een deugdelijk opruimmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor de directe verwijdering van de uitwerpselen van de hond en dit opruimmiddel op verzoek van een toezichthouder of aan een (bijzonder) opsporingsambtenaar te tonen.
Artikel 2.4.18 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Artikel 2.4.19 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
1 Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
2 Degene die een of meer dieren houdt of onder toezicht heeft, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.
3 Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover de Wet milieubeheer van toepassing is.
1 Het is verboden een wild dier dat bij ontsnapping voor mens of dier gevaar kan opleveren, te houden of aanwezig te hebben anders dan ten behoeve van een circus dat in de gemeente optreedt nadat overeenkomstig artikel 2.2.2 vergunning is verleend.
2 Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2.4.21 Loslopend vee en pluimvee
De rechthebbende op vee of pluimvee, dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.
1 Het is verboden bijen te houden:
a binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;
b binnen een afstand van 30 meter van de weg.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.
3 Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voorzover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.
4 Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover de Wegenverordening Noord-Holland van toepassing is.
5 Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.4.23 Verbod oplaten ballonnen
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
A Handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
B Register: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a. bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste veertien dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.5.5 Vervallen (Handel te water)
Artikel 2.5.6 Handel in horecabedrijven
1 Het is de leidinggevende(n) van een horecabedrijf verboden toe te laten dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor openbare verkopingen en veilingen.
3 In dit artikel wordt verstaan onder:
inrichting: de lokaliteiten waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank en/of eetwaren en/of alcoholvrije drank en/of eetwaren voor gebruikt ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte;
Afdeling 6 Route gevaarlijke stoffen
Artikel 2.6.1 Vervallen (vervoer van gevaarlijke stoffen)
Artikel 2.7.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder vuurwerk:
Vuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
Artikel 2.7.2 Afleveren van vuurwerk (vervallen)
Artikel 2.7.3 Bezigen van vuurwerk
Afdeling 8 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.8.1 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAAT- PROSTITUTIE, EN DERGELIJKE
Afdeling 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.1. Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. In deze verordening worden twee categorieën onderscheiden: de categorie thuiswerkers en de categorie overige seksinrichtingen. Onder overige seksinrichtingen worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Indien een natuurlijk persoon eigenaar is, is deze persoon altijd leidinggevende.
Indien een rechtspersoon eigenaar is, is leidinggevende:
Artikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder het bevoegde bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen
De eigenaar meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Artikel 3.2.2 Gedragseisen leidinggevenden
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn leidinggevenden niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van vijfhonderd euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De leidinggevende is binnen de laatste vijf jaar geen eigenaar of leidinggevende geweest van een inrichting die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1. is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Dit geldt niet voor de in lid 1 genoemde thuiswerkers.
4.Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover de in de Wet milieubeheer opgenomen sluitingstijden van toepassing zijn.
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingsuur; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door leidinggevenden
vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Artikel 3.2.6 Raam- en straatprostitutie
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Artikel 3.2.9 Eisen prostitué(e)
Het is een eigenaar verboden een prostitué(e) voor of bij zich te laten werken die:
Afdeling 3 Beslistermijn, weigeringsgronden en nadere regels
Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden
zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 of dat personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, of slachtoffer zijn van mensenhandel.
Met het oog op de in artikel 3.3.2 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe leidinggevende, indien het bevoegde bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.4.3 Vervallen vergunning
Afdeling 5 Overgangsbepalingen (vervallen)
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet, voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
Artikel 4.1.2 Geluidhinder door bromfietsen en dergelijke
Het is verboden zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Artikel 4.2.1 Afvalstoffenverordening
Met betrekking tot afvalstoffen is de Afvalstoffenverordening van het Gewest Gooi en Vechtstreek van toepassing.
Afdeling 3 Vervallen (Lozing en riolering)
Afdeling 4 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen
afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, dat/die aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem, buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;
andere afvalstoffen dan straatafval, zoals huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, plastic bekertjes en blikjes, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel, achter te laten in daartoe van gemeentewege geplaatste of voorgeschreven bakken.
2 Het college kan van het in het eerste lid, onder a, gestelde verbod ontheffing verlenen. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van het milieu.
3 Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod is niet van toepassing op het thuiscomposteren van groente-, fruit- en tuinafval.
4 Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de stoffen of voorwerpen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel van het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.
5 Het in het eerste lid, aanhef en onder a., gestelde verbod geldt voorts niet voor zover:
Artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
1 Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:
indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag; te reinigen of te doen reinigen.
2 Het in het eerste lid gestelde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming, artikel 9, tweede lid, van het Rijkswegenreglement of het Wegenverordening Noord-Holland van toepassing zijn.
Artikel 4.4.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren
1 De houder of beheerder dan wel leidinggevende(n) van een winkel, hal, kraam of andere dergelijke inrichting waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht welke ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:
2 De houder of beheerder dan wel leidinggevende(n) van een inrichting bedoeld in het eerste lid is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, worden verwijderd.
3 De in het eerste en het tweede lid gestelde verplichting geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Artikel 4.4.4 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal
1.Degene die op de weg reclamebiljetten en dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt of laat verspreiden, is verplicht deze of de verpakking daarvan, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.4.6 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.4.7 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Artikel 4.4.8 Gevelreiniging/-onderhoud
Afdeling 5 Het in stand houden en vellen van bomen
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
vellen: onder vellen wordt mede verstaan rooien, kappen, het snoeien van meer dan een derde van de kroon of het wortelgestel (kandelaberen), het voorbereiden van een verplanting met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom ten gevolge kunnen hebben;
Artikel 4.5.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van bomen
Artikel 4.5.3 Aanvraag vergunning
De vergunning moet worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken, onder overlegging van een overzicht van overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.
Wanneer namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan het college een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, informeert het college zonodig de geadresseerde van voorgenoemde ontvangstbevestiging, dat een omgevingsvergunning voor het vellen van bomen vereist is.
Artikel 4.5.4 Weigeringsgronden/voorwaardelijke vergunning
Artikel 4.5.5 Bijzondere vergunningvoorschriften
Indien voldoende termen aanwezig zijn om een herplantvoorschrift als bedoeld in het eerste lid te verbinden aan de vergunning doch uitvoering hiervan in ruimtelijke zin niet tot de mogelijkheden behoort, kan het bevoegd gezag aan de vergunning het voorschrift verbinden dat een geldelijke bijdrage gebaseerd op de herplantwaarde gestort dient te worden in het gemeentelijk herplantfonds.
Artikel 4.5.6 Herplant- en instandhoudingsplicht
Indien een boom waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de boom bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
Indien een boom waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de boom bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4.5.7 Afstand tot de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op nihil voor bomen, heesters en heggen.
Artikel 4.5.8 Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 6 Bescherming van flora en fauna
Artikel 4.6.1 Bescherming groenvoorzieningen
Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden schade toe te brengen aan een boom of een bloem- of heesterperk, dan wel aldaar bloemen te plukken.
Artikel 4.6.2 Beschermde planten, hout sprokkelen
2 Het is verboden op een, door het college, krachtens het eerste lid, aangewezen plaats:
3 Het in dit artikel bepaalde geldt niet:
4 Het is het tweede lid, aanhef en onder b, bepaalde geldt voorts niet:
5 Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
6.Onder sprokkelen van hout wordt in dit artikel verstaan: het verzamelen en verwijderen van staand of losliggend, vermolmd dan wel uitdrogend, dor hout.
Afdeling 7 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.7.1 Opslag bromfietsen, motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest, ingekuilde landbouwprodukten en dergelijke
Het college kan, in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels:
Artikel 4.7.2 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Afdeling 8 Viering festiviteiten in inrichtingen milieubeheer
Artikel 4.8.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4.8.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4.8.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
a. Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Van deze zes festiviteiten mogen er maximaal vier festiviteiten buiten, op het terrein van de inrichting, gehouden worden.
Bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld een lustrum van de inrichting of vereniging, kunnen er toe leiden dat het aantal individuele dagen wordt uitgebreid tot 6 dagen per kalenderjaar. De bijzondere omstandigheid dient door de drijver van de inrichting aangetoond te worden. De bevoegdheid om de twee extra dagen toe te kennen ligt bij het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal zes incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148 van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste 10 werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
het bebouwde deel van de inrichting worden geplaatst.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek binnen (hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit) een half uur vóór de vastgestelde sluitingstijden, conform de sluitingstijdenverordening, te worden beëindigd. Voor buitenfestiviteiten geldt altijd een maximale eindtijd van 23:00 uur.
Artikel 4.8.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen, indien:
de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft, hetzij op grond van het overschrijden van het maximum van vier incidentele festiviteiten, hetzij wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze worden beïnvloed.
Artikel 4.8.5 Onversterkte muziek
Om overmatige geluidsoverlast, harder dan de geluidsnormen als genoemd in artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit, van muziekgezelschappen te voorkomen kan het college, aan de hand van een akoestisch onderzoek, besluiten dat er technische voorzieningen in de inrichting moeten worden aangebracht en/of dat bepaalde gedragsregels in acht moeten worden genomen.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a weg: de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b voertuigen: alle voertuigen met uitzondering van:
2 tweewielige fietsen en tweewielige bromfietsen;
3 invalidenvoertuigen in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens;
4 kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen, rolstoelen.
c parkeren: het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf en dergelijke
1 Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren; dan wel
b de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
2 Onder verhuren als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan:
a het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;
b het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
3 Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:
a voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, zulks gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
b voertuigen gebezigd voor persoonlijk gebruik van de in het eerste lid genoemde persoon.
4 Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigen
1 Het is verboden op door het college aangewezen wegen of weggedeelten een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
2 Het college kan van het in het eerste lid bedoelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
1 Het is verboden een voertuigwrak op de weg te plaatsen of te hebben.
2 Onder voertuigwrak wordt verstaan: een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.
Artikel 5.1.5 Caravans en dergelijke
1 Het is verboden een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen, boottrailer, woonwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan op drie achtereenvolgende dagen te doen of te laten staan op de weg, dan wel op een plaats waar dit voertuig vanaf de weg of vanaf een openbare plaats zichtbaar is.
2 Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet op de openluchtrecreatie, de Wegenverordening Noord-Holland of de Verordening opschriften en opslag Noord-Holland van toepassing is.
Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen
1 Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken.
2 Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
1 Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar hun oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
2 Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit naar hun oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte.
3 Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
4 Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen
1 Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
Artikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
1 Het is verboden een voertuig met stankverspreidende stoffen te parkeren daar, waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast kunnen ondervinden.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
1 Het is verboden met een voertuig, fiets of bromfiets te rijden, dan wel een voertuig, fiets of bromfiets te doen of te laten staan, door dan wel in een park of plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing:
a op voertuigen die nodig zijn en gebruikt worden ter uitvoering van werkzaamheden door of vanwege de overheid;
b op voertuigen, waarmede standplaats wordt of is ingenomen op terreinen welke mede of uitsluitend voor dit doel zijn bestemd.
3 Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op de weg, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied , in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goed
1 Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
2 Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.
4 Het college kan onder door hen te stellen voorschriften vrijstelling verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod voor inzamelingen die gehouden worden door daarbij aangewezen instellingen.
Artikel 5.2.3 Standplaatsen; uitstallingen op de weg
1 Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere -al dan niet met enige beperking- voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats:
2 Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen of goederen worden of zijn uitgestald als bedoeld in het eerste lid.
3 Het in het eerste lid, onder b., gestelde verbod geldt niet ten aanzien van het uitgestald hebben van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Alsdan geldt ook het in het tweede lid gestelde verbod niet.
4 De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een door de gemeenteraad ingestelde markt, zulks gedurende de tijden dat de markt gehouden wordt voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1, of voor het organiseren van een markt als bedoeld in artikel 5.2.4.
5 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Noord-Holland van toepassing is.
6 Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
7 Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een Wet milieubeheerplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing over de aanvraag op grond van de Wet milieubeheer is genomen.
8 De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.
9 De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden is verhinderd zijn vaste standplaats in te nemen deelt dit telefonisch of schriftelijk mee aan het college.
10 De maximale oppervlakte van een standplaats als bedoeld in dit artikel bedraagt 24 vierkante meter.
11 Het college kan in bijzonder gevallen afwijking van het in het vorige lid bepaalde toestaan.”
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten en dergelijke
1 Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een -al dan niet met enige beperking- voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend geheel en voortdurend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet 1996.
3 Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
Artikel 5.3.1 Gebruik van openbaar water (“Havenverordening”)
Met betrekking tot het gebruik van openbaar water is een afzonderlijke verordening van toepassing.
Afdeling 4 Crosswedstrijden, crossen, motor- en ruiterverkeer
1 Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
2 Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Zij kunnen daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:
a in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
b in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten en/of van het publiek.
3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
4 Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproduktie sportmotoren van toepassing is.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
1 Het college kan voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zij verklaren, dat het rijden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.
2 Het is verboden op krachtens het eerste lid aangewezen plaatsen:
a zich met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in het vorige lid of met een fiets of een paard te bevinden; dan wel
b zich met een motorvoertuig, met een bromfiets of met een fiets of een paard te bevinden op een in die aanwijzing aangeduid tijdstip.
3 Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
a ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van verkeer en waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
b die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de door het college aangewezen plaatsen;
c die worden gebruikt in verband met werken welke krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
d van de zakelijk gerechtigden en huurders en pachters van percelen gelegen binnen de door het college aangewezen plaatsen;
e voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
4 Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet:
a op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b binnen de bij of krachtens de provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
5 Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
Afdeling 5 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.5.1 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummering en dergelijke
Artikel 5.6.1 Aanbrengen huisnummers
Rechthebbenden van huizen en andere gebouwen zijn met uitsluiting van een andere wijze van nummering verplicht deze te voorzien van een door het college aangegeven nummer van weerbestendig materiaal en wel op zodanige wijze, dat het nummer vanaf de weg duidelijk zichtbaar is en blijft. Het is toegestaan dit nummer nabij het huis of ander gebouw aan te brengen, mits vanaf de weg duidelijk blijkt waarop het nummer betrekking heeft.
Artikel 5.6.2 Aanbrengen verwijzingsborden
Indien de omstandigheden dat gewenst maken, kan het college voorschrijven dat de rechthebbenden van een gebouw in het kader van de huisnummering aan de binnen- en/of buitenzijde daarvan door hen aangegeven verwijzingsborden plaatst.
Rechthebbenden van gebouwen moeten bij vernummering daarvan toestaan, dat het college een nieuw nummer, als bedoeld in artikel 5.6.1 en nieuwe verwijzingsborden, als bedoeld in artikel 5.6.2, laat aanbrengen.
Artikel 5.6.4 Gedoogplicht aanduidingen
1 Rechthebbenden op een bouwwerk zijn verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, wijkaanduidingen, worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
2 Het college geeft tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbenden als bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, en wijkaanduidingen.
Artikel 5.6.5 Verwijdering en dergelijke aanduidingen
1 Het is verboden enige aanduiding als bedoeld in artikel 5.6.4, eerste lid, te verwijderen, wijzigen, beschadigen, verplaatsen of onleesbaar te maken.
2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Afdeling 7 Deze afdeling is ongebruikt gelaten
Afdeling 8 Verstrooiing van as
Artikel 5.8.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5.8.2 Verboden plaatsen
1 Incidentele asverstrooiing is verboden op:
b gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen;
c speelterreinen / speelweiden;
2 Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.
3 Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorg draagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.
Artikel 5.8.3 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de opsporingsambtenaren zoals bedoeld in artikel 141 sub b Wetboek van Strafvordering.
2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
1 Vergunningen en ontheffingen -hoe ook genaamd- verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, eerste lid blijven -indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken- nog gedurende vier jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
2 Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, blijven -indien en voor zover de bepalingen in gevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken- nog gedurende vier jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
3 Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing -hoe ook genaamd- op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, eerste lid is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
4 Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, eerste lid.
5 In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing -hoe ook genaamd- van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
6 Gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in een verordening als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, zijn niet van toepassing:
7 De intrekking van de verordening als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid en zoals sedertdien gewijzigd heeft geen gevolgen voor de geldigheid van de op basis van die verordening en zoals sedertdien gewijzigd, genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel ”Algemene plaatselijke verordening Hilversum 2010”.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-23728.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.