Tiende wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2012

De raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2017, met kenmerk 17bb9385; raadsstuk 17bb10733;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende, dat de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 moet worden gewijzigd;

besluit vast te stellen:

 

Tiende wijziging van de APV Rotterdam 2012

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 wordt als volgt gewijzigd.

 

A

 

De inhoudsopgave en de inhoudsopgave van de toelichting worden als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Na ‘Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden’ wordt ingevoegd:

    Artikel 2:1a Straatintimidatie

  • 2.

    De tekst ‘Artikel 2:35 Sluiting overlastgevende voor het publiek openstaande gebouwen’ wordt vervangen door: Artikel 2:35 Sluiting voor het publiek openstaande gebouwen.

  • 3.

    Na ‘Artikel 2:77c Stadionomgevingsverbod’ wordt ingevoegd:

    Afdeling 17. Woonoverlast

    Artikel 2:78 Aanpak woonoverlas

B

 

Artikel 1:6 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    In onderdeel d wordt na ‘gemaakt binnen’ ingevoegd: ‘of gedurende’ en vervalt: ‘of’.

  • 2.

    onderdeel e wordt geletterd f.

  • 3.

    na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

    • e.

      op grond van een van de in artikel 1:8, eerste lid, onder a tot en met d, bedoelde belangen; of

C

 

Artikel 1:7 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding ’1.’ geplaatst.

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd indien het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal potentiële aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

D

 

Na artikel 2:1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:1a Straatintimidatie

Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw individueel of in groepsverband een ander of anderen uit te jouwen of met aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen lastig te vallen.

 

E

 

Artikel 2:23a wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Het verbod geldt niet op plaatsen die op grond van artikel 4:19 zijn aangewezen als kampeerplaats.

F

 

Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Het vijfde lid, onderdeel c, komt te luiden:

    • c.

      de exploitant van de inrichting niet voldoet aan de in het vierde lid gestelde eisen.

  • 2.

    Aan het zesde lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • l.

      een beheerder van de inrichting niet voldoet aan de in het vierde lid gestelde eisen.

G

 

Artikel 2:30, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    De burgemeester kan een openbare inrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd gesloten verklaren:

    • a.

      indien die openbare inrichting wordt geëxploiteerd zonder geldige exploitatievergunning;

    • b.

      indien een van de in artikel 2:28, vijfde of zesde lid, genoemde situaties zich voordoet;

    • c.

      indien die openbare inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften;

    • d.

      op grond van een van de in artikel 1:8, eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde belangen.

H

 

In het opschrift van artikel 2:35 vervalt: ‘overlastgevende’.

 

I

 

Na artikel 2:77c wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 17. Woonoverlast

 

Artikel 2:78 Aanpak woonoverlast

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht, kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

J

 

In artikel 4:10, vierde lid, wordt ‘Boswet’ vervangen door: Wet natuurbescherming.

 

K

 

Artikel 4:11a, tweede lid, alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

 

L

 

Aan artikel 5:15, derde lid, wordt toegevoegd:

Het college kan in dat besluit bepalen dat het verbod niet geldt voor het venten van producten of diensten die vallen in door hem aangewezen productcategorieën of categorieën van diensten.

 

M

 

In artikel 5:21c wordt onder vernummering van het derde tot het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3.

    Indien de houder van een standplaatsvergunning een standplaats inneemt op een locatie waar tevens een B- of C-evenement, genoemd in het door het college op grond van artikel 2:24a vastgestelde evenementenoverzicht, plaatsvindt, is de houder van de standplaatsvergunning verplicht de mobiele verkoopinrichting op aangeven van het bevoegd gezag gedurende het evenement en gedurende de opbouw en afbraak van de bij het evenement behorende voorzieningen te verplaatsen naar een door het bevoegd gezag aangewezen locatie.

 

N

 

Artikel 6:1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    In de opsomming wordt ingevoegd:

    artikel 2:1a (Straatintimidatie);

  • 2.

    In de opsomming wordt ‘artikel 2:35 (sluiting overlastgevende voor het publiek openstaande gebouwen)’ vervangen door: artikel 2:35 (sluiting voor het publiek openstaande gebouwen).

Artikel II

De toelichting op de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

De toelichting op artikel 1:7 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    In de eerste volzin wordt na ‘Artikel 1:7’ ingevoegd: , eerste lid,.

  • 2.

    Aan de toelichting wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2927) blijkt dat voor onbepaalde tijd verleende vergunningen zich niet altijd verdragen met het formele gelijkheidsbeginsel. Bij schaarse vergunningen (meer aanvragers dan beschikbare vergunningen) kan immers het gevolg zijn dat de markt voor nieuwe aanbieders feitelijk ontoegankelijk wordt. Met het tweede lid wordt duidelijk gemaakt dat gelding voor onbepaalde tijd en schaarse vergunningen zich niet met elkaar verdragen.

 

B

 

In de toelichting op artikel 1:8 wordt na ‘Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt.’ ingevoegd: Hoewel het concurrentiebelang maakt dat een appellant als belanghebbende kan worden aangemerkt en dit belang vrijwel altijd een rol speelt bij de beslissing om een zaak aan te spannen, is het reguleren van concurrentie geen belang van de overheid. Bijvoorbeeld: ABRvS 26-03-2014, ECLI:NL:RVS:2014:1101, m.n. rechtsoverweging 7.4.

 

C

 

Na de toelichting op artikel 2:1 wordt een toelichting ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2:1a Straatintimidatie

 

Met dit artikel wordt beoogd verschillende vormen van straatintimidatie te verbieden. Het artikel strekt tot bescherming van de openbare orde en het voorkomen van overlast en heeft zowel betrekking op gedragingen van een individu, als van een groep. Het artikel vormt een aanvulling op hetgeen hieromtrent in het Wetboek van Strafrecht al strafbaar is gesteld (bijvoorbeeld belediging, art. 266 Sr). Het motief van deze strafrechtelijke regels is vooral gelegen in de bescherming van iemands eer en goede naam en de persoonlijke integriteit. Het motief van deze APV-bepaling is primair gelegen in het wegnemen van de effecten op de openbare orde als gevolg van intimiderend gedrag op straat. Straatintimidatie leidt tot hinder, overlast en gevoelens van onveiligheid met als gevolg een verstoring van de normale gang van zaken van het gemeenschapsleven. De strafbaarstelling draagt eraan bij dat de openbare ruimte zoveel mogelijk gevrijwaard blijft van straatintimidatie.

 

Uit onderzoek is gebleken dat steeds meer groepen, waaronder vrouwen, in toenemende mate met uiteenlopende vormen van straatintimidatie worden geconfronteerd. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om uitschelden of uitjouwen, intimiderende of aanstootgevende gebaren, geluiden en gedragingen of onnodig opdringen.

 

Deze vormen van straatintimidatie zijn met name hinderlijk, bedreigend of emotioneel belastend voor de slachtoffers zelf, maar brengen eveneens gevoelens van onveiligheid voor omstanders met zich mee. Het gevolg van dit soort gedragingen in de openbare ruimte kan zijn dat bepaalde plekken worden gemeden. Daarmee hebben deze gedragingen dus een effect op de bewegingsvrijheid van personen. Ook kan het ertoe leiden dat mensen hun gedrag aanpassen door bijvoorbeeld hun kledingstijl te wijzigen. Behalve dat deze gedragingen een effect hebben op de bewegingsvrijheid, veroorzaken ze daarmee ook hinder, overlast en gevoelens van onveiligheid en verstoren ze de rust in het openbare leven.

 

Straatintimidatie is niet enkel gericht op vrouwen. Ook groepen of andere personen kunnen last ondervinden van straatintimidatie. Een ieder moet vrij en veilig gebruik kunnen maken van de openbare ruimte. Daarom is gekozen voor een formulering waarmee straatintimidatie gericht op een ieder en niet alleen op vrouwen is strafbaar gesteld. Met deze bepaling wordt het tegelijkertijd mogelijk om op te treden tegen het uitjouwen of lastigvallen van opsporingsambtenaren, andere gezagsdragers of personen met een publieke taak. Uit onderzoek onder opsporingsambtenaren is namelijk gebleken dat deze groep bij de uitoefening van hun taak in toenemende mate wordt uitgejouwd of anderszins lastig gevallen. Ook deze gedragingen hebben een negatief effect op de openbare orde. Gezagdragers hebben immers als taak de openbare orde te handhaven. Indien zij worden gehinderd in dit werk, heeft dit automatisch een negatief effect op de openbare orde.

 

Bij overtreding van het Wetboek van Strafrecht kan uitsluitend diegene tot wie het gedrag zich primair richt, aangifte doen. Om uiteenlopende redenen doen deze slachtoffers dat lang niet altijd. De bepalingen in het Wetboek van Strafrecht bieden dus geen sluitend systeem om de negatieve effecten van deze gedragingen tegen te gaan. Door een bepaling in de APV op te nemen is het mogelijk om op te treden tegen dit soort ongewenst gedrag, ook al heeft het slachtoffer daarvan geen aangifte gedaan.

 

D

 

Na de toelichting op artikel 2:23a wordt toegevoegd:

Op grond van artikel 4:19 is het college bevoegd plaatsen aan te wijzen waar het is toegestaan buiten een kampeerterrein als bedoeld in artikel 4:18 te kamperen. De aangewezen plaats kan (mede) een weg betreffen. Overnachten op een aangewezen plaats zou in dat geval echter in strijd zijn met het bepaalde in dit artikel. Het tweede lid bepaalt daarom dat het verbod om te overnachten op een weg niet geldt op plaatsen die op grond van artikel 4:19 zijn aangewezen.

 

E

 

De toelichting op artikel 2:35 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    In het opschrift vervalt: overlastgevende.

  • 2.

    In de tweede alinea wordt de volzin ‘De burgemeester kan met behulp van dit artikel gericht optreden wanneer ondernemers van dienstverlenende bedrijven zoals avondkappers, uitzendbureaus, belwinkels of afhaal gelegenheden zoals pizzeria’s of snackbars dan wel de winkeliers zelf overlast (blijven) veroorzaken.’ vervangen door: De burgemeester kan met behulp van dit artikel optreden wanneer in een voor het publiek openstaand gebouw strafbare feiten plaatsvinden waardoor de openbare orde of het woon- of leefklimaat nadelig wordt beïnvloed of wanneer ondernemers van (dienstverlenende) bedrijven zoals garages, autoverhuurbedrijven, uitzendbureaus, winkels of afhaalgelegenheden zoals pizzeria’s of snackbars, overlast (blijven) veroorzaken of ter plaatse strafbare feiten plegen, deze faciliteren, gedogen of op enigerwijze toestaan.

  • 3.

    In de tweede alinea vervalt: ‘Het artikel is daarnaast ook van toepassing op winkels waar consumentenvuurwerk wordt verkocht.’

F

 

De toelichting op artikel 2:57 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    De eerst volzin komt te luiden:

    Artikel 2:57 beperkt het loslopen van honden op de weg, zonder dat de hond aangelijnd is, en op andere door het college aangewezen plaatsen zoals bijvoorbeeld kinderspeelplaatsen, zandbakken of het strand. Het college kan de aanwijzing naar dagen of uren beperken.

  • 2.

    In de tweede alinea wordt ‘het voorkomen van hinder voor voetgangers’ vervangen door: ‘het voorkomen van hinder en overlast voor weggebruikers’ en wordt na ‘zandbakken’ ingevoegd: ‘het strand,’.

G

 

In de toelichting op artikel 2:60 wordt ‘Flora en Faunawet’ vervangen door: Wet natuurbescherming.

 

H

 

In de toelichting op artikel 2:73 wordt ’31 december 10.00 uur’ vervangen door: 31 december 18.00 uur.

 

I

 

Na de toelichting op artikel 2:77c wordt een toelichting ingevoegd, luidende:

 

Afdeling 17. Woonoverlast

 

Artikel 2:78 Aanpak woonoverlast

 

Op 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden (artikel 151d van de Gemeentewet). Deze wet maakt het mogelijk dat de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid toekent om bij ernstige en herhaaldelijke woonoverlast gedragsaanwijzingen op te leggen aan gebruikers van een woning of erf.

 

Tot aan de invoering van artikel 151d Gemeentewet bestond de mogelijkheid in het kader van de aanpak van woonoverlast om een bestuurlijke waarschuwing te geven of de woning van de overlastgever tijdelijk te sluiten. In de Rotterdamse aanpak van woonoverlast werd een tussenvorm gemist. Want een bestuurlijke waarschuwing blijkt in de praktijk een (te) licht instrument en heeft vaak niet het gewenste effect. Een tijdelijke woningsluiting is daarentegen een zwaar instrument. Woonoverlast bestaat vaak uit relatief kleine incidenten, die weliswaar een grote invloed kunnen hebben op omwonenden maar die zich niet (altijd) lenen voor een tijdelijke woningsluiting.

 

De mogelijkheid om een gedragsaanwijzing op te leggen versterkt de Rotterdamse aanpak van woonoverlast en biedt mogelijkheden voor een maatwerkoplossing.

 

Eerste lid

Het eerste lid van artikel 2:78 bevat een zorgplicht die inhoudt dat gedragingen in of vanuit een woning of het daarbij behorende erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder mogen veroorzaken voor omwonenden. Gedragingen in de onmiddellijke nabijheid van de woning of het erf, die ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken, vallen tevens onder de bepaling. De hinder moet ernstig en herhaaldelijk zijn voordat het onder deze bepaling valt. Een eenduidige definitie van hinder is niet te geven. De hinder moet worden aangetoond vanuit de Rotterdamse aanpak van woonoverlast. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het draaien van luide muziek in de nachtelijke uren.

 

Deze zorgplicht geldt voor gebruikers van een woning en/of bijbehorend erf. Er hoeft geen huurrechtelijk of eigendomsrechtelijke relatie met de woning te bestaan. Ook een regelmatige gast, een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt onder de bepaling.

 

De zorgplicht geldt tevens voor degene die zijn of haar woning tegen betaling in gebruik geeft aan personen die niet staan in geschreven in Rotterdam in de Basisregistratie Personen (BRP). Hier worden bijvoorbeeld personen mee bedoeld die de eigen woning te huur aanbieden via een online verhuurplatform, zoals Airbnb en Wimdu.

 

Tweede lid

Wanneer de zorgplicht wordt geschonden, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing geven in de vorm van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang. Uitgangspunt is dat de last proportioneel is en in verhouding staat tot de overtreding.

 

In de last staat omschreven welke handelingen een gebruiker van de woning en/of erf moet verrichten of moet nalaten. Er kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de overtreder geen luide muziek mag draaien na een bepaalde tijd. De last kan ook een tijdelijk verbod inhouden voor een meerderjarige gebruiker om aanwezig te zijn in of bij de woning of op het erf. Het doel hiervan is dat de overlast tijdelijk stopt. Bovendien ontstaat hierdoor ruimte om te zoeken naar een definitieve oplossing en kunnen ingrijpendere maatregelen zoals een woningsluiting worden voorkomen. Het verbod om aanwezig te zijn geldt voor een periode van tien dagen en kan bij ernstige vrees voor verdere overtreding worden verlengd tot ten hoogste vier weken. De Wet tijdelijk huisverbod (Wth) is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de bepalingen die specifiek zien op huiselijk geweld.

 

Er kan ook een gedragsaanwijzing worden gegeven aan degene die zijn of haar woning tegen betaling in gebruik geeft aan perso(o)n(en) die niet staan ingeschreven in Rotterdam in de BRP, en waarbij de betreffende personen ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken voor omwonenden.

 

Het tweede lid schrijft voor dat de burgemeester in beleidsregels vastlegt hoe hij invulling geeft aan zijn bevoegdheid. De wijze waarop de burgemeester gebruik maakt van de bevoegdheid is vastgelegd in de beleidslijn ‘Wet Aanpak Woonoverlast in Rotterdam’.

 

Ultimum remedium

De inzet van een gedragsaanwijzing is een ultimum remedium in de Rotterdamse aanpak van woonoverlast. De burgemeester legt de specifieke gedragsaanwijzing pas op als de ernstige en herhaaldelijke hinder niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Dat betekent dat andere passende en minder ingrijpende instrumenten uit de Rotterdamse aanpak van woonoverlast zijn onderzocht.

 

Denk hierbij aan de inzet van mediation, buurtbemiddeling en de inzet van een geluidsmeting.

 

Dat houdt ook in dat wanneer er overlast wordt veroorzaakt vanuit een huurwoning, er eerst getracht moet worden om via de huurovereenkomst c.q. het huurrecht de overlast aan te pakken. Wanneer deze maatregelen de overlast onvoldoende kunnen oplossen, kan de burgemeester overwegen om een bestuursrechtelijke gedragsaanwijzing op te leggen. De bestuursrechtelijke bevoegdheid om een gedragsaanwijzing op te leggen komt niet in de plaats van de civielrechtelijke mogelijkheid, maar in aanvulling daarop.

 

J

 

De toelichting op artikel 4:11 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    In de derde alinea vervalt: ‘Deze uitzonderingen vloeien voort uit artikel 15, tweede en derde lid, van de Boswet, waarin de gemeentelijke aanvullende verordenende bevoegdheid wordt erkend met uitzondering van de genoemde categorieën houtopstand.’.

  • 2.

    In de vierde alinea vervalt: ‘Ingevolge de bedoeling van de Boswet is geen kapvergunning nodig voor houtopstanden die om commerciële redenen worden gehouden.’.

K

 

De toelichting op artikel 4:11a wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    In de eerste alinea wordt ‘Boswet’ vervangen door: Wet natuurbescherming.

  • 2.

    In de toelichting vervalt: ‘Artikel 4:11a, tweede lid, stelt nu dat de wettelijk voorgeschreven kennisgeving aan Staatsbosbeheer mede wordt beschouwd als een vergunningaanvraag. Deze efficiënte werkwijze is mogelijk geworden, doordat de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van de bevestiging van de ontvangst van de kennisgeving een afschrift zendt aan het desbetreffende gemeentebestuur. Aangezien dit afschrift alle gegevens bevat die het gemeentebestuur voor de beoordeling van de aanvraag nodig heeft, is een belangrijke vereenvoudiging verkregen die voor de belanghebbende boseigenaar vele van de bezwaren van het onderworpen zijn aan tweeërlei gezag wegneemt.’.

L

 

In de toelichting op artikel 4:11h, tweede volzin vervalt ‘Krachtens artikel 17 van de Boswet wordt’, wordt ‘bij’ vervangen door: ‘Bij’ en wordt na ‘kapvergunning ingevoegd: ‘wordt’.

 

M

 

De toelichting op artikel 6:2 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    In de tweede alinea wordt ‘artikel 142, eerste lid, onder c, van het Wetboek van strafrecht’ vervangen door: artikel 142, eerste lid, onder c, van het Wetboek van strafvordering.

  • 2.

    Aan het slot van de toelichting vervalt een punt.

Artikel III

Dit besluit wordt geplaatst in het Gemeenteblad en treedt in werking op 1 januari 2018.

Artikel IV

Dit besluit wordt aangehaald als: Tiende wijziging van de APV Rotterdam 2012.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2017.

De griffier,

J.M. van Midden

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad 2017, nummer 209, is uitgegeven op 19 december 2017 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halve Maanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Naar boven