Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2017, 234607 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2017, 234607 | Verordeningen |
Wijzigen van de Parkeerverordening 2013. (2017, nr. 421/1595)
Datum besluit B&W 14 november 2017
Wijzigen van de Parkeerverordening 2013.
Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 14 november 2017 en hetgeen beschreven op pagina 5, 6, 7 en 8 van de voordracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1595);
Mede gezien de aangenomen moties van de leden:
Torn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1659);
Torn en Boomsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1660);
artikel 149 van de Gemeentewet;
artikel 225, lid 1 van de Gemeentewet;
de artikelen 4, 5 en 6 van de Parkeerverordening 2013,
I.vast te stellen de volgende:
Verordening tot wijziging van de Parkeerverordening 2013, vastgesteld bij raadsbesluit van 3 april 2013 (Gemeenteblad 2013, afd. 3A, nr. 60/163), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 15 maart 2017 (Gemeenteblad 2017, 46276)
Artikel 1 onderdeel uu wordt toegevoegd en luidt:
uu. herhuisvester: de bewoner die vanwege een project tot stedelijke vernieuwing terugkeert in een gerenoveerde of nieuwbouwwoning van dat project.
Artikel 7 lid 1 onder m wordt gewijzigd en komt te luiden:
m.de GA-parkeervergunning voor bewoners als bedoeld in artikel 22;
Artikel 7 lid 1 onder n wordt toegevoegd en luidt:
de GA-parkeervergunning voor bezoekers als bedoeld in artikel 22A;
Artikel 7 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Artikel 10 lid 12 wordt gewijzigd en komt te luiden:
12.Het college kan in nadere regels bepalen dat aan een ambulante handelaar als extra voorwaarde wordt gesteld dat hij een minimum aantal dagen per week werkzaam is in het betrokken vergunninggebied.
Artikel 13 lid 5 wordt toegevoegd en luidt:
5.Het aantal op basis van dit artikel te verlenen vergunningen wordt verminderd met het aantal bij de sportvereniging behorende of zich op het grondgebied van de sportvereniging bevindende stallingsplaatsen en/of belanghebbenden-parkeerplaatsen.
De titel van artikel 22 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Artikel 22 De GA-parkeervergunning voor bewoners
Artikel 22A wordt toegevoegd en luidt:
Artikel 22A De GA-parkeervergunning voor bezoekers
Artikel 24A wordt toegevoegd en luidt:
Artikel 24A De GA-bezoekerskaart
Artikel 26 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Artikel 27 lid 5 wordt gewijzigd en komt te luiden:
5.De GA-parkeervergunning voor bewoners en de GA-parkeervergunning voor bezoekers zijn maximaal geldig voor een periode van vijf jaar, tenzij het recht op de vergunning eerder komt te vervallen.
Artikel 28 lid 3 wordt gewijzigd en komt te luiden:
3.De hulpverlenersvergunning, de GA-parkeervergunning voor bewoners, de GA-parkeervergunning voor bezoekers en de stadsbrede autodeelvergunning zijn geldig in alle vergunninggebieden.
Artikel 29 lid 7 wordt gewijzigd en komt te luiden:
7.Een GA-bezoekerskaart is geldig gedurende één jaar.
Artikel 30 lid 3 wordt gewijzigd en komt te luiden:
3.Een parkeerrecht op basis van een GA-bezoekerskaart is geldig in alle vergunninggebieden.
Artikel 31 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Artikel 46 lid 8 wordt toegevoegd en luidt:
c.voldoet aan de overige voorwaarden van artikel 9 lid 1 van deze verordening.
II. kennis te nemen van de volgende wijzigingen in de toelichting op de Parkeerverordening:
De toelichting op artikel 22A wordt toegevoegd en luidt:
De GA-parkeervergunning voor bezoekers is uitsluitend bedoeld voor het vervoer en parkeren van de gehandicapte die in het bezit is van de aan de vergunning verbonden GPK. Indien in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften wordt gehandeld, kan het college de vergunning intrekken.
De toelichting op artikel 24A wordt toegevoegd en luidt:
De GA-bezoekerskaart is uitsluitend bedoeld voor het vervoer en parkeren van de gehandicapte die in het bezit is van de aan GA-bezoekerskaart verbonden GPK. Indien in strijd met de aan de bijzondere vergunning verbonden voorschriften wordt gehandeld, kan het college de vergunning intrekken.
De toelichting op artikel 37 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Lid 1 onder c. Onder het niet (langer) voldoen aan de voorwaarden wordt mede verstaan het bereiken van het vergunningenplafond van nul. In dergelijke gevallen bestaat geen aanspraak op één of meerdere parkeervergunningen.
Lid 2 onder d. Dit artikel ziet op vergunninggebieden met een bereikt vergunningenplafond van meer dan nul, in welk geval rechtmatig verleende tweede en derde bewonersvergunningen kunnen worden ingetrokken. Het woord ‘adres’ wordt uitgelegd als ‘zelfstandige woning’, gedefinieerd in artikel 1 onder qq.
De toelichting op artikel 46 lid 8 wordt toegevoegd en luidt:
Lid 8. ‘Nota Parkeernormen Auto’, vastgesteld op 8 juni 2017. Met deze bepaling wordt uitvoering gegeven aan het amendement herhuisvesters. Het betreft een regeling voor houders van een parkeervergunning die vanwege stedelijke vernieuwing (sloop- nieuwbouw / renovatie) gedwongen moeten verhuizen en bij terugkeer niet meer in aanmerking komen voor een parkeervergunning vanwege de invoering van een nulplafond maar ook niet kunnen beschikken over een stallingsplaats.
III. te bepalen dat deze verordening in werking treedt op 1 januari 2018;
IV. te bepalen dat deze verordening wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad.
Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd
in zijn vergadering op 21 december 2017.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
met dien verstande dat bedrijven en beroepen worden beschouwd als één bedrijf en één beroep indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft;
bedrijventerrein Overamstel: het gebied waarvan de grens wordt gevormd door het midden van de Weespertrekvaart, het midden van de ringweg A10, de grens met de gemeente Ouder-Amstel, de Nieuwe Utrechtseweg tot aan de afrit naar de Joan Muyskenweg, een lijn tussen de Nieuwe Utrechtseweg ter hoogte van de afrit naar de Joan Muyskenweg en de Duivendrechtse Vaart, gaande tussen de adressen Joan Muyskenweg 2 N en Joan Muyskenweg 4, het midden van de Duivendrechtse Vaart, de zijarm van de Duivendrechtsevaart, een lijn tussen de zijarm van de Duivendrechtse Vaart en de westelijke teen van het talud van de spoorlijn / metrolijn Amsterdam Amstel - Amsterdam Bijlmer, in rechte lijn met de zijarm en de westelijke teen van het talud van de spoorlijn / metrolijn Amsterdam Amstel - Amsterdam Bijlmer, tot aan de Weespertrekvaart.
bedrijventerrein Schinkel: het gebied waarvan de grens wordt gevormd door de zuidelijke teen van het talud van de Henk Sneevlietweg, de zuidkant van de Rijnsburgstraat exclusief het Spijtellaantje en de woonblokken aan de Generaal Vetterstraat, het midden van de Schinkel, de noordelijke teen van het talud van de A10 zuid en de oostelijke teen van het talud van de A10 west;
bedrijventerrein Sloterdijk I: het gebied waarvan de grens wordt gevormd door de zuidzijde van de Nieuwe Hemweg tot aan de stadsdeelgrens met Westerpark, de stadsdeelgrens met Westerpark tot aan de plek waar deze naar het zuiden afbuigt, de stadsdeelgrens met Westerpark over de spoorlijn Amsterdam CS - Schiphol, de stadsdeelgrens met Westerpark tussen de spoorlijn Amsterdam CS - Schiphol en de spoorlijn Amsterdam CS - Sloterdijk, de noordzijde van het talud van de spoorlijn Amsterdam CS - Sloterdijk en de as van de Einsteinweg (A10).
eerste vergunning, tweede vergunning en derde vergunning: bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners die blijkens het volgnummer respectievelijk als eerste bewonersvergunning, dan wel eerste milieuparkeervergunning voor bewoners of als tweede of derde bewonersvergunning dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners is verleend;
gebied I: het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door: het midden van de vaargeul van het IJ, het midden van het verlengde van de Zoutkeetsgracht, het midden van de Zoutkeetsgracht, het midden van het Westerkanaal, het midden van de Singelgracht, het midden van het lozingskanaal, het midden van de onderdoorgang Funenkade-Zeeburgerpad, het midden van de Nieuwevaart, het midden van het Oosterdok, het midden van de Oosterdoksdoorgang, het midden van het verlengde van de Oosterdoksdoorgang en het midden van de vaargeul van het IJ;
gebied II: het gebied waarvan de buitengrenzen worden gevormd door de ringweg met uitsluiting van gebied I, alsmede omvat gebied II IJburg en tevens het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door: het midden van de Europaboulevard tussen de A10 en de De Boelelaan, de zuidzijde van de De Boelelaan, de rijweg tot aan de gevellijn, tussen de Europaboulevard en de Asingaborg, de oostzijde van de Asingaborg tot aan de fysieke afscheiding van de Groningenstraat, de zuidzijde van de Groningenstraat tot het hart van de Buitenveldertselaan, het hart van de Buitenveldertselaan zuidelijk tot aan de noordzijde van de Arent Janszoon Ernststraat, de noordzijde van de Arent Janszoon Ernststraat met aan de noordkant als grens de terreinen van de Vrije Universiteit/het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit, het verlengde van de Overijsselweg tot aan de Amstelveenseweg, het hart van de Amstelveenseweg tot aan de Jachthavenweg; de westzijde van de Jachthavenweg tot aan het Jollenpad en naar het westen via de zuidzijde van de Jollenpad; naar het noorden via de westzijde van het Punterspad tot aan de A10;
houder van een motorvoertuig: degene die beschikt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs van het desbetreffende motorvoertuig, met dien verstande dat degene die blijkens een leaseovereenkomst gebruik maakt van een leaseauto, of degene die - gelet op de inhoud en de strekking van de arbeidsovereenkomst tussen de aanvrager en zijn werkgever, en een verklaring van de werkgever van de aanvrager, waaruit de exclusieve terbeschikkingstelling blijkt ten aanzien van het gebruik - gebruik maakt van een door de werkgever beschikbaar gestelde auto, geacht wordt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs te beschikken.
hulpverlener: hij die, anders dan bij wijze van woon-werkverkeer, beroepsmatig gebruikmaakt van een motorvoertuig vanwege werkzaamheden vanuit een professionele zorg- of hulpverleningsinstelling, als bedoeld in artikel 15, en in overwegende mate zorg of hulp verleent in delen van de stad waar betaald parkeren is ingevoerd;
overloopvergunning: een bewoners- of bedrijfsvergunning krachtens welke het is toegestaan om in een overloopgebied te parkeren gedurende de tijd dat de vergunninghouder op de wachtlijst staat voor een bewoners- of bedrijfsvergunning in het vergunninggebied waar de bewoner woont of het bedrijf is gevestigd;
aa. parkeerplaats: plaats op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop parkeren niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
bb. parkeerapparatuur: parkeermeters, mobiele telefoons, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, websites, centrale computers en hetgeen naar maatschappelijke opvatting onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
cc. parkeerapparatuurplaats: parkeerplaats, behorende bij de parkeerapparatuur, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven;
dd. parkeerrecht: kentekenregistratie in het digitale parkeerbelastingbestand waarbij is voldaan aan parkeerbelastingplicht voor het gebruik van parkeerapparatuurplaatsen op basis van of krachtens deze verordening doormiddel van parkeervergunningen, bijzondere vergunningen, tijdgebonden parkeerrechten en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur;
ee.parkeervergunning: vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een parkeerapparatuurplaats;
ff. parkeren: gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
gg. stallingsplaats: plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk;
hh. tariefgebied: gebied waar krachtens de vigerende Verordening Parkeerbelastingen voor het parkeren van een voertuig parkeerbelasting wordt geheven;
ii. tijdgebonden parkeerrecht: registratie van het kenteken van een motorvoertuig met behulp van parkeerapparatuur waarbij parkeerbelasting is voldaan, krachtens welke het is toegestaan het motorvoertuig gedurende een bepaalde tijd te parkeren op een parkeerapparatuurplaats;
jj. vergunning: een parkeervergunning of een bijzondere vergunning als bedoeld in artikel 7;
kk. vergunningenplafond: aantal bewoners- en bedrijfsvergunningen dat maximaal wordt verleend binnen een vergunninggebied;
ll. vergunninggebied: gebied waarbinnen parkeervergunningen kunnen worden verleend indien en voorzover in dat gebied voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven; daar waar vergunninggebied wordt genoemd, wordt ook gelezen deelvergunninggebied;
mm. vergunninghouder: natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;
nn. vergunning met wisselend kenteken: parkeervergunning waar de vergunninghouder zelf wisselende kentekens aan kan verbinden;
oo. volcontinu bedrijfsproces: proces waarin 24 uur per dag en zeven dagen per week op basis van arbeidsregelingen, werkzaamheden in ploegen-, wissel- en/of nachtdiensten worden verricht;
pp. werknemer: persoon, werkzaam in een bedrijf voor minimaal 36 uur per week; werknemers in deeltijd worden herleid tot voltijdse equivalenten;
qq. zelfstandige woning: woning met een eigen toegang die de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning, woonwagen op een daartoe aangewezen centrum of woonboot op een reguliere of gedoogde ligplaats;
rr. zorginstelling: instelling in de curatieve zorg welke op basis van de Wet toelating zorginstellingen (Wtz) is toegelaten tot het leveren van zorg die valt binnen de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw), tenzij dit alleen de enkele functie ‘huishoudelijke verzorging’ betreft. Tevens dient de instelling een bewijs te overleggen dat voor het desbetreffende jaar productieafspraken zijn gemaakt met het zorgkantoor Amsterdam;
ss. eerste vergunning: bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners die blijkens het volgnummer respectievelijk als eerste bewonersvergunning, dan wel eerste milieuparkeervergunning voor bewoners is verleend, met uitzondering van de eerste bewonersvergunning of milieuparkeervergunning die is verstrekt aan een bewoner die over een stallingsplaats beschikt of kan beschikken;
tt. tweede en volgende vergunning: bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners die blijkens het volgnummer respectievelijk als tweede of volgende bewonersvergunning, dan wel als tweede of volgende milieuparkeervergunning voor bewoners is verleend alsmede de bewonersvergunning of milieuparkeervergunning die blijkens het volgnummer als eerste bewonersvergunning is verleend aan een bewoner die over een stallingsplaats beschikt of kan beschikken.
uu. herhuisvester: de bewoner die vanwege een project tot stedelijke vernieuwing terugkeert in de gerenoveerde of nieuwbouwwoning van dat project.
Gedurende de bloktijd van 19.00 tot 21.00, de bloktijd van 21.00 tot 24.00 uur en de bloktijd van 00.00 tot 02.00 uur en van 02.00 tot 09.00 uur kan ook voor een gedeelte van de bloktijd parkeerbelasting worden geheven, mits het desbetreffende aan te wijzen gedeelte aansluit aan een voorafgaand of daaropvolgend blok.
Artikel 4 Vergunninggebieden en aantal vergunningen
Paragraaf 1. Algemene bepalingen inzake de vergunningen
Artikel 7 Soorten vergunningen
Paragraaf 2. Parkeervergunningen
Artikel 9 De bewonersvergunning
Het college kan een bewonersvergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een zelfstandige woning, gelegen in een vergunninggebied, en een bewoner van die zelfstandige woning niet beschikt of niet kan beschikken over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats binnen de gemeente Amsterdam.
Het college kan in nadere regels bepalen dat in vergunninggebieden buiten de Ring A10 en in de vergunninggebieden in stadsdeel Noord per zelfstandige woning maximaal drie bewonersparkeervergunningen kunnen worden verleend, indien de parkeerdruk het toelaat en de bewoner of bewoners van die zelfstandige woning houder zijn van ten minste drie motorvoertuigen.
Indien binnen een vergunninggebied twee of drie bewonersvergunningen per zelfstandige woning kunnen worden verleend, wordt het aantal stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen waar bewoners of een bewoner van die zelfstandige woning over beschikken of kunnen beschikken afgetrokken van het maximum aantal te bewonersvergunningen per zelfstandige woning.
Artikel 10 De bedrijfsvergunning
Het college kan in nadere regels bepalen dat het voorgaande lid buiten toepassing wordt gelaten indien het bedrijf voldoet aan de volgende voorwaarden:
de bij het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en/of belanghebbendenparkeerplaatsen worden uitsluitend gebruikt door klanten en personeel van het bedrijf, tenzij het college expliciet toestemming heeft gegeven om de aan het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en/of belanghebbendenparkeerplaatsen ter beschikking te stellen van derden.
Indien op een adres met een woonbestemming tevens een bedrijf is gevestigd wordt het aantal bedrijfs- en bewonersvergunningen op dat adres verminderd met de bij het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen, en het aantal stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen waarover een bewoner van die zelfstandige woning beschikt of kan beschikken.
Het college kan in nadere regels bepalen dat het aantal op basis van dit artikel te verlenen bedrijfsvergunningen wordt verminderd met het aantal verleende bedrijfsvergunningen met wisselend kenteken, het aantal verleende hulpverlenervergunningen en het aantal verleende milieuparkeervergunningen voor bedrijven.
Artikel 11 De bedrijfsvergunning met wisselend kenteken
Artikel 12 De overloopvergunning
Artikel 13 De sportverenigingvergunning
Artikel 14 De volkstuinvergunning
Artikel 15 De hulpverlenervergunning
Artikel 16 De milieuparkeervergunning voor bewoners
Artikel 17 De milieuparkeervergunning voor bedrijven
Artikel 18 De maatschappelijke vergunning
Artikel 19 De autodeelvergunning
Artikel 20 De stadsbrede autodeelvergunning
Artikel 21 De mantelzorgvergunning
Artikel 22 De GA-parkeervergunning voor bewoners
Artikel 22A De GA-parkeervergunning voor bezoekers
Paragraaf 3. Bijzondere vergunningen
Artikel 23 De kraskaartvergunning
Artikel 24 De bezoekersvergunning
Artikel 24A De GA-bezoekerskaart
Artikel 25 De belanghebbendenvergunning
Artikel 26 Soorten tijdgebonden parkeerrechten
Paragraaf 5. Geldigheid vergunningen en tijdgebonden parkeerrechten
Artikel 27 Geldigheidsduur vergunningen
Behoudens het bepaalde in het zevende lid wordt de geldigheid van de in het tweede lid bedoelde parkeervergunningen en de kraskaartvergunning, verleend op basis van artikel 23, tweede lid, steeds stilzwijgend verlengd voor een periode van zes maanden, zolang is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening en de verschuldigde parkeerbelasting tijdig is voldaan.
Artikel 28 Plaats van geldigheid van de vergunningen
De bewonersvergunning, de bedrijfsvergunning, de overloopvergunning, de sportverenigingvergunning, de volkstuinvergunning, de maatschappelijke vergunning, de milieuparkeervergunning voor bewoners, de milieuparkeervergunning voor bedrijven, de autodeelvergunning, de mantelzorgvergunning, de kraskaartvergunning en de bezoekersvergunning zijn geldig in het vergunninggebied waarvoor ze zijn verleend, tenzij de geldigheid is beperkt ingevolge het vierde lid van dit artikel of ingevolge artikel 31, vijfde lid.
Artikel 29 Geldigheidsduur tijdgebonden parkeerrechten
Artikel 30 Plaats van geldigheid van tijdgebonden parkeerrechten
Artikel 31 Parkeerduurbeperking
met dien verstande dat in een winkelstraat gedurende de parkeerduurbeperking alleen parkeerbelasting wordt geheven voor blokken van 60 minuten.
Indien het college toepassing heeft gegeven aan het eerste lid dan is, in afwijking van artikel 28, eerste lid en artikel 30, een parkeervergunning vermeld in artikel 7, eerste lid, onder a tot en met e en g tot en met l, respectievelijk een parkeerkaart bedoeld in artikel 26, eerste lid, onder a en b, niet geldig.
Paragraaf 6. Overige regelingen ten aanzien van vergunningen voor parkeerplaatsen
tenzij de aanvrager kan aantonen dat het motorvoertuig is omgebouwd naar een elektrisch voertuig als bedoeld in artikel 22, derde lid, van de Wet op de motorvoertuigbelasting 1994.
Artikel 33 Voormalige houders van een bewonersvergunning
Artikel 34 Plaatsing wachtlijst
Indien een bewonersvergunning, een bedrijfsvergunning of een volkstuinvergunning is geweigerd op grond van het feit dat het vergunningenplafond, het bewonersvergunningenplafond of het bedrijvenvergunningenplafond van het betrokken vergunninggebied is bereikt, wordt de aanvrager op een wachtlijst geplaatst, behoudens het achtste lid.
Indien een bewoner verhuist naar een ander vergunninggebied en direct voorafgaand aan de verhuizing over een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, beschikte of daarvoor op een wachtlijst stond, is voor de volgorde tevens bepalend de datum waarop de vorige bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, is verleend of de datum van eerdere plaatsing op de wachtlijst, met dien verstande dat indien de periode tussen de genoemde datum en de datum van aanvraag van de nieuwe bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, langer is dan de wachttijd van de bovenste aanvrager, de vergunning terstond verleend wordt.
Indien de aanvrager voor het verkrijgen van de vorige bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, op een wachtlijst heeft gestaan, moet de totale tijd die de aanvrager op de betreffende wachtlijst heeft gestaan plus de tijd dat hij een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, heeft gehad, worden meegenomen.
Artikel 35 Verwijdering wachtlijst
De aanvrager wordt van de wachtlijst verwijderd, indien:
Artikel 36 Gegevens en voorschriften
Artikel 37 Intrekken van vergunningen
Artikel 38 Vervallen van vergunningen
Paragraaf 7. Overige bepalingen
Artikel 39 Parkeerplaatsen niet zijnde parkeerapparatuurplaatsen
Een parkeerplaats geldt niet als een parkeerapparatuurplaats, indien:
Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van het bepaalde in deze verordening.
Hoofdstuk 4 Verbodsbepalingen en strafbepaling
Het is verboden, gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan belanghebbendenvergunninghouders is toegestaan, aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:
Overtreding van het bepaalde in de artikelen 38, tweede lid, 41 en 42 van deze verordening, alsmede het handelen in strijd met de aan de vergunningen verbonden voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de daartoe door het college aangewezen personen of categorieën van personen belast.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen, overgangsrecht en citeertitel
Artikel 46 Overgangsbepalingen
Wachtlijsten als bedoeld in artikel 9 van de Parkeerverordening 1996, artikel 23 van de Parkeerverordening 2002, artikel 29 van de Parkeerverordening 2005, artikel 30 lid 3 van de Parkeerverordening 2007 en artikel 34, eerste lid van de Parkeerverordening 2009 gelden als wachtlijst in de zin van artikel 34, eerste lid, van de deze verordening.
Deze verordening wordt aangehaald als Parkeerverordening 2013.
Toelichting Parkeerverordening 2013
Op basis van de Gemeentewet worden de kaders voor fiscaal parkeren door de gemeenteraad vastgesteld in de Verordening parkeerbelastingen en de Parkeerverordening. Parkeerbelasting kan worden voldaan door middel van het betalen voor een parkeervergunning, een tijdgebonden parkeerrecht en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur. Bij wijze van uitzondering kan, ten behoeve van maatwerk en onder voorwaarden, een aantal bijzondere regelingen worden toegepast. Dit betreft de zogenoemde bijzondere vergunningen.
De tarieven van de parkeervergunningen en tijdgebonden parkeerrechten worden onder meer geregeld in de Verordening parkeerbelastingen. In de Parkeerverordening worden de kaders voor het parkeerbeleid gegeven, zoals de verschillende soorten parkeervergunningen en bijzondere vergunningen. Deze kaders worden door het college en de dagelijks besturen van de stadsdelen nader ingevuld in nadere regelingen. De onderwerpen die in de nadere regelingen dienen te worden geregeld of kunnen worden geregeld, zijn genoemd in hoofdstuk 2 van de Parkeerverordening.
Per 1 juli 2013 is de verlening en registratie van de parkeervergunningen en andere parkeerrechten gedigitaliseerd. Daardoor hoeft de parkeervergunning of het parkeerkaartje niet fysiek in het voertuig aanwezig te zijn. In plaats daarvan wordt gecontroleerd of parkeerbelasting is voldaan door het kenteken van een geparkeerd voertuig te vergelijken met kentekens die zijn geregistreerd in een digitaal parkeerbelastingbestand. Daarin is vermeld voor welke kentekens voor welke plaatsen en periode de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan.
Artikelsgewijze toelichting Parkeerverordening 2013
Artikel 1, onder o. Vanwege de mogelijkheid van het intrekken van één van de twee verleende bewonersvergunningen bij het ontstaan van een wachtlijst is het onderscheid tussen eerste en tweede vergunningen ingevoerd.
Artikel 1, onder t. Houder van een motorvoertuig is degene op wiens naam een kenteken van een motorvoertuig is geregistreerd in het kentekenregister als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. Bedrijfsauto's die incidenteel mee naar huis genomen worden, vallen niet onder de regeling. Als kentekenbewijs wordt mede aangemerkt: een op naam afgegeven verzekeringsbewijs van een niet-kentekenplichtig motorvoertuig.
Artikel 1, onder v. ‘Met regelmaat' betekent dat de zorg vrijwel dagelijks en in ieder geval wekelijks wordt verleend.
Artikel 1, onder x. Aangesloten is bij de definitie van het Reglement voor verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). Voor deze verordening is daar de brommobiel aan toegevoegd. Ook gehandicaptenvoertuigen (zoals gedefinieerd in het RVV) mogen op fiscale plaatsen staan.
Artikel 1, onder dd. Deze parkeerrechten zijn de digitale opvolgers van de parkeerkaarten. Met ‘tijdgebonden' wordt het onderscheid met parkeervergunningen aangeduid.
Artikel 1, onder gg. Voor een parkeerplaats op eigen terrein die niet voor openbaar verkeer toegankelijk is, wordt de term ‘stallingsplaats' gebruikt. De woorden "planologisch bestemd" verwijzen naar het vigerende bestemmingsplan of een legale afwijking van het bestemmingsplan.
Artikel 1, onder nn. Dit is de digitale opvolger van de parkeervergunningen op code. De vergunninghouder kan zelf via internet het kenteken van het voertuig waarvoor de vergunning wordt gebruikt, wijzigen. Zo kan de vergunning afwisselend voor verschillende auto's worden gebruikt.
Artikel 1, onder qq. Bij de beoordeling of sprake is van één zelfstandige woning wordt uitgegaan van een geregistreerd adres in de Basisregistratie adressen en gebouwen van de gemeente Amsterdam (BAG).
Artikel 1, onder ss en tt. Het verhoogde tarief van 150% voor de tweede en volgende bewonersvergunningen is vastgesteld in de Verordening Parkeerbelastingen 2017. Het verhoogde tarief geldt ook voor bewoners die voor hun eerste auto een stallingsplaats gebruiken en voor hun tweede auto over een (eerste) bewonersvergunning beschikken. In dit geval wordt de ‘eerste bewonersvergunning’ als een ‘tweede bewonersvergunning’ gezien.
Alleen indien op basis van artikel 31 een parkeerduurbeperking geldt, kan worden afgeweken worden van de bloktijden.
Lid 2. De 10% noodzakelijke leegstand is nodig voor de doorstroming en het tegengaan van rondrijden om een parkeerplaats te vinden. Het gaat om minimaal 10% van het aantal bruikbare parkeerplaatsen overdag op de openbare weg. Stadsdelen kunnen ervoor kiezen om ook ’s avonds en ’s nachts uit te gaan van 10% leegstand.
Het is mogelijk het vergunningenplafond op 0 te stellen. In dat geval kan de parkeerbelasting slechts worden voldaan met minuten-, dag-, dagdeel-, avond-, nacht-, week- of maandparkeerrechten, parkeer & bel, kentekeninvoer op de automaat, parkeerrechten op basis van de kraskaart- of bezoekersvergunning, hulpverlenervergunningen, GA-parkeervergunningen en de stadsbrede autodeelvergunning.
Lid 1. De parkeervergunningen betreffen de fiscale vergunningen. De parkeerbelasting wordt voldaan door periodiek te betalen voor de vergunning.
Lid 2. De bijzondere vergunningen zijn geen fiscale vergunningen. De kraskaart- en de bezoekersvergunning geven de vergunninghouder een recht om bezoek tegen een gereduceerd tarief te laten parkeren. Een belanghebbendenvergunning geeft een recht om op een belanghebbendenparkeerplaats te parkeren.
Lid 1. De volgorde van binnenkomst wordt vastgelegd door middel van het toekennen van een volgnummer.
Lid 1. Bij de beoordeling van de vraag of een bewoner over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats beschikt of kan beschikken, wordt op grond van de jurisprudentie uitgegaan van een ruime interpretatie. Onder ‘kan beschikken' wordt dus ook verstaan dat de aanvrager een stallingsplaats kan kopen of huren in de garage die hoort bij het blok(deel) waar hij gevestigd is. Het gaat daarbij niet om de vraag of men financieel in staat is een stallingsplaats te kopen of huren, maar om de vraag of er een stallingsplaats te koop of te huur is. In een vergunninggebied waarin het parkeren inpandig is georganiseerd en geen parkeervergunningen worden verstrekt, worden opvolgende kopers of huurders van eerste kopers of huurders zonder stallingplaats, geacht bekend te zijn met het gegeven dat er voor dat adres geen aanspraak bestaat op een parkeervergunning. Indien een bewoner een stallingsplaats niet als zodanig gebruikt of heeft gerealiseerd, komt dit voor risico van de bewoner. Gedacht kan worden aan de situatie dat een woning beschikt of behoort te beschikken over een garage of een parkeerplek maar dat deze voor andere doeleinden wordt gebruikt.
Lid 3. De parkeerdruk laat het toe indien rekening wordt gehouden met minimaal 10% noodzakelijke leegstand overdag per vergunninggebied als bedoeld in artikel 4, derde lid.
Lid 2, 3 en 4. Het maximum aantal te verlenen vergunningen is afhankelijk van het totaal aantal motorvoertuigen van de bewoners. Het aantal stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen wordt van dit maximum afgetrokken. Er wordt bijvoorbeeld geen bewonersvergunning verleend als bewoners in totaal houder zijn van één motorvoertuig en over een stallingsplaats of belanghebbendenplaats beschikken of kunnen beschikken.
Lid 1. Bij de beoordeling of een bedrijf gelegen is binnen een vergunninggebied wordt in eerste instantie uitgegaan van de vestiging volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Voor bedrijven waarvoor dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld ambulante handel, kan op andere wijze worden aangetoond dat er binnen het vergunninggebied sprake is van daadwerkelijke uitoefening van het bedrijf.
Lid 2. In de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels kan een lager maximum aantal te verlenen vergunningen per bedrijf worden vastgesteld. Uitgegaan wordt van daadwerkelijke gestationeerde werknemers in een bedrijf. Er zijn immers bedrijven (bijvoorbeeld uitzendbureaus) die veel mensen in dienst hebben die hun werkelijke werkplek op een geheel andere locatie hebben.
Lid 3. Het locatiebeleid is vastgelegd in het Structuurplan Amsterdam, getiteld: Kiezen voor stedelijkheid 2003-2010. Het Structuurplan verwijst voor de locatiekwalificatie naar het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan. De norm voor het aantal te verstrekken bedrijfsparkeervergunningen is afhankelijk van de vraag of het bedrijventerrein een A-, B-, C- of R-locatie is.
Voor de A-locaties geldt dat maximaal één bedrijfsparkeervergunning wordt verstrekt per tien werknemers;
Voor de B-locaties geldt dat maximaal één bedrijfsparkeervergunning wordt verstrekt per vijf werknemers;
Voor de C- en de R-locaties geldt geen beperkende norm in relatie tot het aantal werknemers van een specifiek bedrijf. Wel geldt dat het vergunningenplafond voor dat bedrijventerrein niet mag worden overschreden (tenzij anders bepaald in of krachtens deze verordening) en dat daarbinnen een rechtvaardige verdeling van het aantal mogelijk te verstrekken parkeervergunningen plaatsvindt.
Lid 7. Zie ook de toelichting bij artikel 9, eerste lid. Met bij het bedrijf behorende parkeerplaatsen worden tevens parkeerplaatsen die conform de parkeernorm zijn toebedeeld aan het bedrijf bedoeld (zoals in parkeergarages).
Lid 8. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan hotels die geregeld een piek aan klanten moet voorzien van een parkeergelegenheid waardoor personeel gedwongen is om tegen straattarief op straat dient te parkeren. Als bedrijven de eigen parkeergelegenheid (deels) verhuren aan derden komen ze niet in aanmerking voor parkeervergunningen op straat tenzij het stadsdeel expliciet toestemming heeft gegeven voor deze verhuur.
Lid 12. Ambulante handelaren (marktkooplieden e.d.) zijn soms maar één of twee dagen werkzaam in een vergunninggebied. Toch tellen deze vergunningen mee bij het bereiken van het vergunningenplafond. Om die reden is het mogelijk om aan ambulante handelaren een extra voorwaarde te stellen voor vergunningverlening.
Een bedrijfsvergunning is bedoeld voor degenen die gerelateerd zijn aan het bedrijf zoals de werknemers. Dat de vergunning met wisselend kenteken is verleend doet daar niet aan af. Bezoekers en anderen, zoals leveranciers mogen dus geen gebruikmaken van de aan het bedrijf verleende vergunning.
Lid 1 onder a. Met een volcontinu bedrijfsproces wordt bedoeld: 24 uur per dag open.
Lid 1 onder b. Het onvermijdelijk wisselende bestand van auto's als bijvoorbeeld het gevolg van werken in shifts / wisseldiensten waardoor één vergunning per dag voor meerdere auto's gebruikt wordt.
Lid 1. Een overloopgebied kan uitkomst bieden als binnen een stadsdeel in een vergunninggebied sprake is van een wachtlijst en in een ander gebied niet. Ook kan een deel van een vergunninggebied als overloopgebied worden aangewezen om de parkeerdruk binnen één vergunninggebied te verdelen.
Lid 2. Indien er een samenloop is van verschillende wachtlijsten dan is de datum van plaatsing op de wachtlijst bepalend voor de volgorde.
Lid 1. Om het betaald parkeren geen belemmering te laten vormen voor de sportverenigingsstructuur kunnen niet-commerciële sportverenigingen op basis van dit artikel in aanmerking komen voor een sportverenigingvergunning. Het kan zijn dat een sportvereniging niet gevestigd is in het vergunninggebied waarvoor de vergunning wordt gevraagd. Indien de betreffende sportvereniging kan aantonen (door middel van bijvoorbeeld een contract) dat haar leden in hoofdzaak gebruik maken van een sportaccommodatie (bijvoorbeeld de Jaap Edenbaan) in een bepaald vergunninggebied mag een sportverenigingvergunning verleend worden.
Lid 1. De rechtspersoon kan bijvoorbeeld in een huishoudelijk reglement - zelf bepalen hoe de vergunningen binnen het volkstuincomplex worden verdeeld.
Lid 1. Onder huisarts of verloskundige wordt verstaan degene die op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg gerechtigd is die titel te mogen voeren maar tevens ook degene die nog in opleiding is voor huisarts of verloskundige. Voorwaarde is wel dat zij zodanig gevorderd zijn in hun opleiding dat zij reeds zelfstandig diensten draaien en daarbij gebruik maken van een eigen auto. Voorts wordt onder huisarts of verloskundige ook hun waarnemer verstaan, mits de waarnemer voor een langere periode werkzaam is in de praktijk of de waarnemer aangesloten is bij de waarnemerscentrale van Amsterdam.
Lid 2. De hulpverlener die slechts incidenteel zorg of hulp aan huis verleent, komt niet voor de vergunning in aanmerking. Met wisselende plaatsen wordt bedoeld het verlenen van hulp of zorg op wisselende plaatsen op één dag of gedurende één dienst.
Lid 4. De criteria voor de lijst sluiten nauw aan bij het tweede lid, onder b. Daarbij wordt gelet op de aard van de werkzaamheden en de frequentie van de verleende zorg of hulp.
Tandartspraktijken of praktijken voor fysiotherapie komen slechts in aanmerking om op de lijst te worden geplaatst, indien aangetoond is dat de patiënten uitsluitend of in overwegende mate niet op het praktijkadres komen.
De milieuparkeervergunning is bedoeld om bewoners en bedrijven te stimuleren schonere motorvoertuigen te kopen. De eisen voor een milieuparkeervergunning worden in een nadere regeling vastgesteld, zodat snel kan worden geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan eisen met betrekking tot de euronorm en energielabel.
Tot 1 januari 2015 waren artikel 16 lid 4 en artikel 17 lid 4 niet van toepassing op milieuparkeervergunningen voor elektrische voertuigen waarvoor voor 1 april 2011 een oplaadpunt is aangevraagd. Deze bepaling is per 1 januari 2016 geschrapt, omdat de overgangsbepaling op 1 januari 2015 is uitgewerkt.
Lid 1. Voor maatschappelijke vergunningen geldt geen vergunningenplafond. In de stad dienen voldoende zorginstellingen, scholen en politiebureaus aanwezig te zijn. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het voor deze sectoren ongewenst dat een personeelstekort kan ontstaan doordat werknemers hun werkplek moeilijk kunnen bereiken vanwege een wachtlijst voor parkeervergunningen. In de nadere regels kan worden bepaald aan welke van de genoemde sectoren de maatschappelijke vergunning verleend wordt.
Lid 3. Het gaat in dit artikel om een parkeervergunning voor professionele autodeelorganisaties, niet aan autodelen binnen de privé van familie, kennissen of anderszins.
De stadsbrede autodeelvergunning is geïntroduceerd om deelautoaanbieders te stimuleren milieu-innovatieve auto's in te zetten. Het college stelt vast wat onder milieu-innovatie auto's wordt verstaan.
Lid 1. Objectieve wijze houdt in dat men een verklaring kan overleggen van bijvoorbeeld de huisarts of van een andere professionele instanties (bijvoorbeeld de Stichting Tot en Met). Indien men beschikt over een indicatie voor thuiszorg of een verpleeghuis kan met overlegging van die indicatie worden volstaan.
Lid 2. Ook mantelzorgers van buiten Amsterdam komen in aanmerking.
Lid 2. Om in aanmerking te komen voor een GA-vergunning hoeft een passagier niet ouder te zijn dan 18 jaar.
Lid 3. Het kenteken van het voertuig moet op naam staan van de vergunninghouder of zijn of haar huisgenoot.
De GA-parkeervergunning voor bezoekers is uitsluitend bedoeld voor het vervoer en parkeren van de gehandicapte die in het bezit is van de aan de vergunning verbonden GPK. Indien in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften wordt gehandeld, kan het college de vergunning intrekken.
Een kraskaartvergunning geeft gehandicapten en bewoners ouder dan 65 jaar het recht om bezoek tegen een gereduceerd tarief te laten parkeren in het vergunninggebied van de woning van de vergunninghouder.
Lid 1. Een medische indicatie kan bestaan uit een verklaring van de huisarts of uit een verklaring van een andere professionele instantie (bijvoorbeeld de Stichting Tot en Met).
Lid 3. Het gereduceerde tarief bedraagt 50% van het straattarief.
Lid 6. Bewoners van een gebied waarvoor bezoekersvergunningen worden verleend en die in aanmerking komen voor een kraskaartvergunning kunnen kiezen of zij een kraskaart- of een bezoekersvergunning aanvragen.
Een bezoekersvergunning geeft een bewoner het recht om bezoek tegen een gereduceerd tarief te laten parkeren in het vergunninggebied van de bewoner. Uren die niet zijn gebruikt kunnen niet worden meegenomen naar een volgende maand. Het gereduceerde tarief bedraagt 50% van het straattarief. Buiten de Ring A10 en in stadsdeel Noord kan het gereduceerde tarief op nihil worden vastgesteld.
De GA-bezoekerskaart is uitsluitend bedoeld voor het vervoer en parkeren van de gehandicapte die in het bezit is van de aan GA-bezoekerskaart verbonden GPK. Indien in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften wordt gehandeld, kan het college de vergunning intrekken.
Lid 1. Een belanghebbendenvergunning is geen fiscale parkeervergunning. Het is een vergunning op grond van de verkeerswetgeving, waarvoor leges worden geheven. De vergunning kan ook voor een beperkte tijd (bijvoorbeeld alleen overdag) worden verleend.
Lid 2. Door middel van het plaatsen van het bord E9 kunnen één of meer parkeerplaatsen worden toegewezen aan specifieke groepen van weggebruikers. Daarmee is tegelijkertijd een parkeerverbod van kracht voor ieder ander die niet beschikt over een vergunning voor die belanghebbendenparkeerplaats(en). Ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 kunnen bij het verkeersbord E9 onderborden worden aangebracht ter aanduiding van de werkingstijden, de wijze van parkeren, de dagen of uren waarop parkeren verboden is, het vergunninggebied en de vergunningcategorie waarvoor de belanghebbendenparkeerplaatsen zijn bestemd. Indien een belanghebbendenvergunning op kenteken dan wel met wisselend kenteken wordt verleend en recht geeft op het parkeren op één in de vergunning omschreven parkeerplaats, wordt onder het bij die parkeerplaats behorende verkeersbord E9 een onderbord aangebracht met vermelding van het kenteken of een code.
Lid 4. De belanghebbende die in ieder geval op de lijst worden opgenomen betreffen de hulpverleners in de eerstelijns zorg (huisartsen en verloskundigen) en de autodeelorganisaties.
Lid 1. De minuten-, dag-, dagdeel-, avond-, nacht-, week-, of maandkaarten kunnen door iedereen worden aangeschaft.
Lid 3. Met een gehandicaptenparkeerkaart gelijkgesteld de door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven parkeerkaarten voor gehandicapten, voorzover deze bij ministeriële regeling zijn aangewezen, zoals bedoel in artikel 86 van het Reglement voor verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Lid 4. Maximaal elke twee jaar moet de belanghebbendenvergunning en de kraskaartvergunning voor gehandicapte bewoners opnieuw worden aangevraagd. Daarna kan de vergunning stilzwijgend worden verlengd of kan getoetst worden of nog voldaan wordt aan de voorwaarden tot afgifte van de vergunning.
Lid 6. Met tijdig wordt bedoeld voor ingangsdatum van de nieuwe vergunningperiode. Indien ook op een herinnering niet wordt gereageerd, dan vervalt de vergunning zonder nader bericht
Lid 7. De mantelzorgvergunning wordt verleend voor de tijd dat de mantelzorg nodig is en daadwerkelijk plaatsvindt. Daarom wordt periodiek getoetst of nog steeds aan de voorwaarden wordt voldaan.
Lid 4. Op basis van deze bepaling kan de geldigheid van de parkeervergunningen beperken naar plaats gedurende bepaalde tijden om de bereikbaarheid te verhogen door lang parkeren met een parkeervergunning te beperken. De tijdelijke parkeerrechten genoemd in artikel 26 zijn in dat geval wel geldig.
Lid 6. Om uitvoering te geven aan het Parkeerplan Amsterdam kunnen de in nadere regels aangeduide vergunninghouders hun parkeervergunning gebruiken om te parkeren in parkeergarages.
Lid 2. Indien men bijvoorbeeld met dagparkeerrecht parkeert om 13.00 uur, dan is dat parkeerrecht maximaal geldig tot 13.00 uur de volgende dag. Er worden ook dagparkeerrechten uitgegeven die geldig zijn tot 19.00 uur en tot 21.00 uur van de dag van aanvang van het parkeren. Het dagparkeerrecht is dan niet 24 uur geldig. Bij de registratie van het dagparkeerrecht wordt de geldigheidsduur duidelijk aangegeven.
Het college is bevoegd om op basis van dit artikel een zogenoemde fiscale parkeerduurbeperking in te voeren. Een fiscale parkeerduurbeperking houdt in dat maar voor bepaalde blokken betaald kan worden en dat parkeervergunningen en -kaarten niet geldig zijn. Parkeren is dan alleen mogelijk met een tijdgebonden parkeerrecht dat in de betreffende straat of straten met behulp van de parkeerapparatuur is betaald en geregistreerd of door middel van het voldoen van het parkeertarief op een andere uitdrukkelijk genoemde betaalwijze (bijvoorbeeld belparkeren).
Lid 4. De blokken kunnen afwijken van de bloktijden in artikel 3. De openingstijden van bijvoorbeeld winkels lopen immers niet synchroon met de bloktijden.
Lid 5 en 6 zijn toegevoegd om het mogelijk te maken een overgangsregeling in te stellen bij de introductie van de milieuparkeervergunning, dan wel indien het aantal te verlenen milieuparkeervergunningen wordt verhoogd. Zonder een dergelijke overgangsregeling zou de wachtlijst voor bewoners- en bedrijfsvergunningen (indien aanwezig) wellicht lange tijd niet door kunnen stromen.
Lid 2. In dit artikel zijn de leeftijdseisen aan motorvoertuigen opgenomen voortvloeiend uit het maatregelenpakket ‘Schone lucht voor Amsterdam: op weg naar uitstootvrij 2025’. Raadsbesluit 22 juni 2016 (Gemeenteblad 2016 nr. 117373). Zie tevens de toelichting op artikel 46.
In dit artikel is de zogenoemde spijtoptantenregeling opgenomen.
Indien iemand al een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners heeft en naar een ander vergunninggebied verhuist kan de vergunning niet "meeverhuizen". Een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners is immers op grond van artikel 28 alleen geldig in het vergunninggebied waarvoor ze is verleend. Op basis van het vijfde lid wordt rekening gehouden met de tijd waarover de bewoner voorafgaande aan zijn verhuizing reeds over een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners beschikte of reeds op de wachtlijst heeft gestaan voor een bewonersvergunning. In een dergelijk geval is niet alleen de datum van ontvangst van de volledige aanvraag bepalend voor de plaats op de wachtlijst, doch tevens de datum waarop de bewoner een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners is verleend voor het vergunninggebied waar hij eerst woonde of de datum waarop de aanvrager op de wachtlijst is geplaatst voor een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners in het vergunninggebied waar hij vandaan komt. Met "de vorige bewonersvergunning" wordt ook bedoeld de bewonersvergunning die de bewoner direct voorafgaande zijn verhuizing bezat en met "de datum van eerdere plaatsing op de wachtlijst" is bedoeld de datum van plaatsing op de wachtlijst voor een bewonersvergunning in het vorige woongebied.
Iemand die wachttijd meeverhuist en daardoor bovenaan de wachtlijst terecht komt, krijgt terstond een vergunning.
Lid 2 onder b. Er kunnen zich in de praktijk situaties voor doen dat een motorrijtuig groter is dan de omvang van één parkeerapparatuurplaats. In dat geval is het toegestaan meer dan één parkeerplaats in beslag te nemen zonder dat daarvoor extra parkeerbelasting voldaan hoeft te worden.
Lid 1 onder c. Onder het niet (langer) voldoen aan de voorwaarden wordt mede verstaan het bereiken van het vergunningenplafond van nul. In dergelijke gevallen bestaat geen aanspraak op één of meerdere parkeervergunningen.
Lid 2 onder d. Dit artikel ziet op vergunninggebieden met een bereikt vergunningenplafond van meer dan nul, in welk geval rechtmatig verleende tweede en derde bewonersvergunningen kunnen worden ingetrokken. Het woord ‘adres’ wordt uitgelegd als ‘zelfstandige woning’, gedefinieerd in artikel 1 onder qq.
Doordat de vergunning vervalt na het verstrijken van de geldigheidsduur, hoeft geen besluit tot intrekking van de vergunning te worden genomen.
Voor parkeren op de in dit artikel genoemde categorieën parkeerplaatsen wordt geen parkeerbelasting geheven.
Dit artikel maakt het mogelijk om, in gevallen waarin toepassing van deze verordening (gegeven het doel en de strekking van deze verordening) een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van deze verordening buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.
Het is denkbaar, dat onder bepaalde condities experimenten op het gebied van parkeren kunnen plaatsvinden. Soms is het daarvoor nodig om de werking van bepalingen van de verordening buiten werking te stellen. In dat geval kan het college daartoe besluiten voor de duur van het experiment. Bij het voordragen van een experiment dient uitdrukkelijk duidelijkheid te bestaan over de duur van het experiment, de criteria volgens welke het resultaat van het experiment wordt beoordeeld, alsmede wat er na afloop van het experiment op grond van de resultaten verder gebeurt. Tevens geldt dat de kosten van een experiment voor rekening zijn van de indiener. Zolang sprake is van aangetoonde inkomstenderving voor het Mobiliteitsfonds als gevolg van een experiment, zal de afdracht door het college aan de stadsdelen worden verminderd met de hoogte van deze inkomstenderving. Indien een experiment leidt tot verhoging van inkomsten van het Mobiliteitsfonds, komen deze meeropbrengsten voor de periode van de looptijd van het experiment ten goede aan de initiatiefnemer. Inkomstenderving of meeropbrengsten wordt/worden bepaald aan de hand van een meerjarig overzicht van de brutoparkeerinkomsten van de initiatiefnemer.
Indien naar het oordeel van het college een experiment als vast onderdeel van parkeerregulering in deze verordening kan worden opgenomen, doet het college daartoe een voorstel aan de Gemeenteraad.
Bedrijfsvergunningen verleend krachtens de Parkeerverordening 1996 zijn krachtens deze verordening slechts geldig in één gebied, namelijk het vergunninggebied waarin het bedrijf is gesitueerd.
Lid 5, 6 en 7. ‘Schone lucht voor Amsterdam: op weg naar uitstootvrij 2025’. De leeftijdseisen gelden voor alle nieuwe vergunningaanvragen na 1 april 2017. Voor alle uitgegeven vergunningen of aanvragen die op de wachtlijst zijn geplaatst, gelden de leeftijdseisen pas bij een kentekenwijziging. Bewoners van gebieden waar pas na 1 april 2017 betaald parkeren wordt ingevoerd, vallen ook niet onder de leeftijdseisen als zij kunnen aantonen dat zij op het moment van het invoeren van betaald parkeren al over het motorvoertuig beschikten dat niet aan de leeftijdseisen voldoet.
Lid 8. ‘Nota Parkeernormen Auto’, vastgesteld op 8 juni 2017. Met deze bepaling wordt uitvoering gegeven aan het amendement herhuisvesters. Het betreft een regeling voor houders van een parkeervergunning die vanwege stedelijke vernieuwing (sloop- nieuwbouw / renovatie) gedwongen moeten verhuizen en bij terugkeer niet meer in aanmerking komen voor een parkeervergunning vanwege de invoering van een nulplafond maar ook niet kunnen beschikken over een stallingsplaats.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-234607.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.