Tweede verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 (2017, nr. 406/1604)

 

Nummer 406/1604

Agendapunt 47

Datum besluit B&W 21 november 2017

Onderwerp

Tweede verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016

De gemeenteraad van Amsterdam

Gezien de voordracht van burgemeester en wethouders van 21 november 2017 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1604);

Mede gezien het aangenomen amendement van de leden: Van Dantzig en Dijk (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1649);

Gelet op:

 artikel 147 lid 1 van de Gemeentewet;

 artikel 149 van de Gemeentewet;

 Huisvestingswet 2014, artikel 4, lid 1,

Besluit:

I.Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 16 december 2015 (Gemeenteblad 2015, nr. 127644), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 19 juli 2017 (Gemeenteblad 2017, nr. 145188).

Artikel I

Artikel 1 wordt gewijzigd en komt te luiden:

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanbodinstrument: een aanbodinstrument als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, waarop door corporaties woonruimte, aangewezen in artikel 2.1.1, te huur wordt aangeboden;

  • b.

    Atelierwoning: een huurwoning met tenminste één ruimte bestemd en geschikt voor kunstproductie;

  • c.

    Basisadministratie: de basisadministratie bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;

  • d.

    Bed & breakfast: het gedeeltelijk gebruik van een zelfstandige woonruimte voor kort verblijf bij de hoofdbewoner van die woonruimte, al dan niet met ontbijt;

  • e.

    Bindingscriterium: bindingscriterium op grond van artikel 2.4.5 gesteld aan woningzoekenden, om in aanmerking te komen voor voorrang bij de verlening van een huisvestingsvergunning;

  • f.

    Burgemeester en wethouders: het College van burgemeester en wethouders;

  • g.

    Commissie voor Ateliers en (Woon)Werkpanden Amsterdam: commissie die adviseert aan burgemeester en wethouders over de toewijzing van ateliers en atelierwoningen aan kunstenaars;

  • h.

    Complex: een aaneengesloten groep woonruimten die door burgemeester en wethouders is aangewezen;

  • i.

    COA-voorziening: als bedoeld in artikel 2 van de Wet Centraal orgaan opvang asielzoekers;

  • j.

    Corporaties: toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 19, eerste lid van de Woningwet die werkzaam zijn in één of meer gemeenten van de woningmarktregio Amsterdam;

  • k.

    DAEB-norm: de inkomensgrens bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Woningwet;

  • l.

    Directe bemiddeling: het rechtstreeks aan een woningzoekende aanbieden van woonruimte zonder dat die woonruimte via het aanbodinstrument te huur is aangeboden;

  • m.

    Eigenaar: eigenaar in de zin van artikel 1 van boek 5 van het Burgerlijk wetboek. Hieronder valt mede de gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van boek 5 of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woning is verleend.

  • n.

    Gebruiksoppervlak: gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580;

  • o.

    Gemengd wooncomplex: een gebouw dat door burgemeester en wethouders na overleg met de eigenaar is erkend als gemengd wooncomplex en bestaat uit meerdere woonruimten welke gedeeltelijk bestemd zijn voor personen uit een door burgemeester en wethouders aangewezen doelgroep en deels voor personen die de bewoners uit die doelgroep willen ondersteunen;

  • p.

    Huishouden: een alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren;

  • q.

    Huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet;

  • r.

    Huurprijs: de prijs die bij huur of verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte of standplaats voor een woonwagen, uitgedrukt in een bedrag per maand berekend volgens het woningwaarderingsstelsel behorende bij het Besluit huurprijzen woonruimte;

  • s.

    Huurpunten: het totaal aantal punten dat op basis van het woningwaarderingsstelsel aan een woonruimte kan worden toegekend, teneinde de maximale huurprijsgrens vast te stellen;

  • t.

    Huurwaarde: het bedrag dat de huurder per maand is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, of, als dat lager is, een bedrag dat gelijk is aan de maximale huur, zoals dat in de erfpachtvoorwaarden is vastgelegd;

  • u.

    Indicatie: een beoordeling van de mate van medische beperkingen van een woningzoekende, gemaakt door burgemeester en wethouders of een door hen aan te wijzen adviseur, ter voorbereiding van een door hen te nemen beslissing op een aanvraag om een huisvestingsvergunning;

  • v.

    Inkomen: rekeninkomen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder i van de Wet op de huurtoeslag;

  • w.

    Inschrijfduur: de inschrijfduur bedoeld in artikel 2.2.4, tweede lid;

  • x.

    Inschrijving: het ingeschreven staan als woningzoekende;

  • y.

    Instelling voor maatschappelijke opvang: een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • z.

    Jongere: een volwassene tot de leeftijd van 28 jaar;

  • aa.

    Liberalisatiegrens: het huurbedrag genoemd in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet op de huurtoeslag;

  • bb.

    Mantelzorg: mantelzorg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel b van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • cc.

    Onttrekkingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet;

  • dd.

    Ontvangende regiogemeente: de regiogemeente waarnaar een houder van een urgentieverklaring wil verhuizen, als bedoeld in artikel 2.6.4, derde lid;

  • ee.

    Onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet-zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft of welke niet door een huishouden zelfstandig kan worden bewoond, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en sanitaire voorzieningen;

  • ff.

    Passende woonruimte: woonruimte die voldoet aan het in artikel 2.6.3, eerste lid, bedoelde zoekprofiel;

  • gg.

    Passendheidscriterium: passendheidscriterium op grond van artikel 2.4.4, tweede, vierde of vijfde lid gesteld aan woningzoekenden, om in aanmerking te komen voor voorrang bij de verlening van een huisvestingsvergunning;

  • hh.

    Peildatum: de door burgemeester en wethouders vast te stellen datum, bedoeld in artikel 2.6.8, tweede lid;

  • ii.

    Platform: het Platform Woningcorporaties Noordvleugel Randstad;

  • jj.

    Promovendus: degene die zich voorbereidt op een promotie als bedoeld in artikel 7.18 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gevestigd binnen het gebied van de woningmarktregio;

  • kk.

    Regiogemeenten: de gemeenten die deel uitmaken van de woningmarktregio;

  • ll.

    Rekenhuur: de prijs die bij huur en verhuur per maand is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte zoals omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

  • mm.

    Rolstoelwoning: een woning bestemd en geschikt voor zelfstandig rolstoelgebruik;

  • nn.

    Splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 22 van de wet;

  • oo.

    Standplaats: kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

  • pp.

    Student: een volwassene die is ingeschreven aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een student die is ingeschreven aan een universiteit of hogeschool als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gevestigd binnen het gebied van de woningmarktregio;

  • qq.

    Studentenwoning: woonruimte krachtens de daarop betrekking hebbende huurovereenkomst bestemd voor studenten indien:

  • i.

    in de huurovereenkomst is bepaald dat de woonruimte na beëindiging van de huurovereenkomst opnieuw aan een student zal worden verhuurd; en,

  • ii.

    die woonruimte door het college van burgemeester en wethouders in de regiogemeente waarin de woonruimte is gelegen na overleg met de eigenaar is erkend als studentenwoning;

  • rr.

    Stuurgroep Wonen: het overleg bestaande uit een vertegenwoordiging van burgemeester en wethouders van de regiogemeenten en de binnen de woningmarktregio actieve corporaties;

  • ss.

    SV-urgentieverklaring: een urgentieverklaring waarmee een woningzoekende is ingedeeld in de in artikel 2.6.8, eerste lid aanhef en onder c bedoelde urgentiecategorie;

  • tt.

    Traditionele doelgroep: de groep (degenen) die volgens de bepalingen in artikel 18 van de voormalige Woonwagenwet voor een bewonersverklaring in aanmerking kon (konden) komen;

  • uu.

    Tweede woning: de zelfstandige woonruimte die feitelijk en uitsluitend door de eigenaar of huurder als verblijf wordt gebruikt, naast zijn hoofdverblijf;

  • vv.

    Urgentieverklaring: de beschikking, verleend door burgemeester en wethouders van een tot de woningmarktregio behorende gemeente, waarmee een woningzoekenden in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de wet wordt ingedeeld;

  • ww.

    Vakantieverhuur: het tijdens afwezigheid van de hoofdbewoner hotelmatig in gebruik geven van een woonruimte;

  • xx.

    Vergunninghouders: de vergunninghouders als bedoeld in artikel 28 van de wet;

  • yy.

    Voorliggende voorziening: een voorziening die gelet op haar aard en doel, wordt geacht voor het oplossen van het huisvestingsprobleem van belanghebbende toereikend en passend te zijn;

  • zz.

    Wet: de Huisvestingswet 2014;

  • aaa.

    Woningmarktregio: de woningmarktregio gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad;

  • bbb.

    Woning: zelfstandige woonruimte;

  • ccc.

    Woningruil: ruil waarbij twee of meer huishoudens zich daadwerkelijk vestigen in elkaars woning;

  • ddd.

    Woningtype: de ingevolge het bepaalde in artikel 2.6.3, tweede lid, in het zoekprofiel van een urgentieverklaring op te nemen categorie woonruimte;

  • eee.

    Woningvorming: het verbouwen van een woonruimte tot twee of meer woonruimten als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder d van de wet;

  • fff.

    Woningwaarderingsstelsel: het in artikel 5 van het Besluit huurprijzen woonruimte genoemde stelsel op grond waarvan aan de hand van een puntenstelsel de maximale huurprijsgrens voor een woonruimte kan worden vastgesteld;

  • ggg.

    Woonoppervlakte: het totaal van de oppervlakten van de vertrekken: woonkamer, keuken, badkamer/doucheruimte, slaapkamer(s), zolderkamer indien bereikbaar via vaste trap en met ruime mate van daglichtaanwezigheid, waarbij de overige ruimtes: kelder, bijkeuken, wasruimte, bergruimte/schuur, ingebouwde kasten niet groter dan 2 m² garage, zolder niet zijnde vertrek, en verkeersruimten niet worden meegeteld;

  • hhh.

    Woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

  • iii.

    Woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

  • jjj.

    Zelfstandige woonruimte: woonruimte die een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte;

  • kkk.

    Zelfredzaamheid: het naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zelfstandig redzaam zijn om zelfstandig te kunnen wonen;

  • lll.

    Zoekgebied: het zoekgebied als bedoeld in artikel 2.6.3, derde lid en artikel 2.6.4;

  • mmm.

    Zoekprofiel: het zoekprofiel als bedoeld in artikel 2.6.3, eerste lid.

Artikel II

Artikel 2.1.1, tweede lid, wordt gewijzigd en komt te luiden:

  • 2.

    In het gebied bedoeld in het eerste lid worden als woonruimten als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de wet aangewezen alle zelfstandige huurwoningen:

    • a.

      met een rekenhuur tot de liberalisatiegrens;

    • b.

      waarvoor een huurwaarde geldt tot de liberalisatiegrens; of

    • c.

      waarvoor, op grond van de erfpachtvoorwaarden, voor een periode van tenminste 25 jaar een huurwaarde vanaf de liberalisatiegrens geldt.

Artikel III

Artikel 2.2.2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Artikel 2.2.2 Aanvullend toelatingscriterium

  • 1.

    In aanvulling op de voorwaarden genoemd in artikel 2.2.1 geldt om toegelaten te worden tot de woonruimten waarop het bepaalde in paragraaf 3 van toepassing is de volgende voorwaarde:

    • a.

      het inkomen van het huishouden bedraagt maximaal € 44.360,-, voor woningen als bedoeld in artikel 2.1.1, tweede lid onder a en b;

    • b.

      het inkomen van het huishouden bedraagt maximaal 1,5 maal de DAEB-norm, voor woningen als bedoeld in artikel 2.1.1, tweede lid onder c met een huurwaarde vanaf de liberalisatiegrens.

  • 2.

    De in het eerste lid, onder b genoemde voorwaarde geldt niet indien een huishouden een huurwoning als bedoeld in artikel 2.1.1, tweede lid onder a of b, gelegen in de gemeente Amsterdam en in eigendom van een corporatie, achterlaat en verhuist naar een woning als bedoeld in artikel 2.1.1, tweede lid onder c;

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen het in het eerste lid onder a genoemde bedrag en het bedrag genoemd in artikel 3.3.2, eerste lid onder c, jaarlijks aanpassen overeenkomstig de ministeriële regeling op grond van artikel 10, tweede lid van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

  • 4.

    In aanvulling op de voorwaarde genoemd in artikel 2.2.1 geldt, om toegelaten te worden tot een rolstoelwoning, dat één van de leden van het huishouden vanwege chronische medische beperkingen rolstolafhankelijk is.

  • 5.

    In aanvulling op de voorwaarde genoemd in artikel 2.2.1 geldt, om toegelaten te worden tot een atelierwoning, dat het huishouden staat geregistreerd in het door burgemeester er wethouders hiervoor aangewezen register en de commissie voor ateliers en (woon)werkpanden Amsterdam voor ingebruikname van de atelierwoning door het huishouden, een positief advies heeft afgegeven.

Artikel IV

In artikel 2.2.4 derde lid wordt “artikel 2.1.1” vervangen door:

2.1.1, tweede lid onder a en b

Artikel V

De titel van paragraaf 3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Paragraaf 3 Vergunningverlening particuliere huurvoorraad en middeldure huurvoorraad

Artikel VI

In artikel 2.3.1 wordt “artikel 2.1.1” vervangen door:

2.1.1, tweede lid onder a en b

Artikel VII

In artikel 2.4.1 wordt “artikel 2.1.1” vervangen door:

2.1.1, tweede lid onder a en b

Artikel VIII

Artikel 2.4.4, tweede lid wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

2.Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning voor woonruimte die behoort tot een in kolom 1 genoemde categorie woonruimte wordt voorrang gegeven aan de categorieën woningzoekenden genoemd in kolom 2 achter de desbetreffende categorie woonruimte

Kolom 1: Categorie woonruimte ( labels ) Kolom 2: Categorie woningzoekenden (voorrangsgroepen)

Woonruimte in het bijzonder

geschikt voor de huisvesting van

senioren huishoudens waarvan één lid tenminste de leeftijd van 65 jaar of ouder heeft bereikt. Indien geen huishouden voldoet aan het in de eerste zin bepaalde, wordt voorrang gegeven aan het huishouden met een lid dat de leeftijd van 55 jaar of ouder heeft

Woonruimte in het bijzonder

geschikt voor de huisvesting van jongeren huishoudens bestaande uit tenminste een persoon met een leeftijd van tenminste 18 jaar en ten hoogste 22 jaar, die geen student is

of

huishoudens bestaande uit tenminste een persoon met een leeftijd van tenminste 23 jaar en ten hoogste 27 jaar, die geen student is

Woonruimte in het bijzonder geschikt voor de huisvesting van

personen met medische beperkingen huishoudens in het bezit van een indicatie waaruit blijkt dat de specifieke eigenschappen van de woonruimte tegemoetkomen aan medische beperkingen van één of meerdere leden van het huishouden

Woonruimte gelet op de huurprijs in het bijzonder geschikt voor de huisvesting van huishoudens met een laag inkomen huishoudens met een laag inkomen

Woonruimte gelet op de huurprijs in het bijzonder geschikt voor de huisvesting van huishoudens met een hoger inkomen huishoudens met een hoger inkomen

Woonruimte in een gemengd wooncomplex huishoudens bestaande uit een door burgemeester en wethouders aangewezen doelgroep

of

huishoudens waarvan één of meerdere leden, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, aantoonbaar bereid zijn ondersteuning te bieden aan de in het complex wonende doelgroep

Woonruimte met drie of meer kamers en ten minste een woonoppervlakte van 60m2 huishoudens met één of twee minderjarige kinderen

Woonruimte met vier of meer kamers en tenminste een woonoppervlakte van 70m2 huishoudens met drie of meer minderjarige kinderen

Artikel 2.4.4, vierde lid komt te vervallen.

Artikel IX

In het eerste lid van artikel 2.4.6 wordt “tot en met 2.4.8” vervangen door:

en 2.4.7.

Het derde lid van artikel 2.4.6 komt te vervallen.

Artikel X

De artikelen 2.4.6a, 2.4.7 en 2.4.8 worden gewijzigd en samengevoegd tot één artikel 2.4.7, die als volgt komt te luiden:

Bijzondere volgordebepaling

  • 1.

    Voor een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van een woonruimte met vier of meer kamers en een woonoppervlakte van ten minste 70m2 komt achtereenvolgens de volgende woningzoekende in aanmerking:

    • a.

      woningzoekende die in het bezit is van een urgentieverklaring en wier huishouden mede bestaat uit drie of meer minderjarige kinderen;

    • b.

      woningzoekende wier huishouden mede bestaat uit drie of meer minderjarige kinderen;

    • c.

      woningzoekende die in het bezit is van een urgentieverklaring en wier huishouden mede bestaat uit een of twee minderjarige kinderen

    • d.

      woningzoekende wier huishouden mede bestaat uit een of twee minderjarige kinderen.

  • 2.

    Voor een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van een woonruimte met drie of meer kamers en een woonoppervlakte van ten minste 60m2 komen achtereenvolgens de volgende groepen woningzoekenden in aanmerking:

    • a.

      woningzoekende die in het bezit is van een urgentieverklaring en wier huishouden mede bestaat uit één of twee minderjarige kinderen;

    • b.

      woningzoekende wier huishouden mede bestaat uit één of twee minderjarige kinderen;

    • c.

      woningzoekenden met een urgentieverklaring;

    • d.

      overige woningzoekenden.

  • 3.

    Voor een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van een woonruimte die in het bijzonder geschikt is voor senioren komen achtereenvolgens de volgende groepen woningzoekenden in aanmerking:

    • a.

      woningzoekende die in het bezit is van een urgentieverklaring en die zelf of één van de leden van zijn huishouden, de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;

    • b.

      woningzoekende die in het bezit is van een urgentieverklaring en die zelf of één van de leden van zijn huishouden, de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt;

    • c.

      woningzoekende die zelf of één van de leden van zijn huishouden, de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;

    • d.

      woningzoekenden die zelf of één van de leden van zijn huishouden, de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt;

    • e.

      overige woningzoekenden.

  • 4.

    Voor een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van een woonruimte die in het bijzonder geschikt is voor jongeren komen achtereenvolgens de volgende groepen woningzoekenden in aanmerking:

    • a.

      woningzoekende met een urgentieverklaring die de leeftijd van 28 jaar nog niet heeft bereikt;

    • b.

      woningzoekende die de leeftijd van 28 jaar nog niet heeft bereikt;

    • c.

      overige woningzoekenden.

  • 5.

    Voor een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van een woonruimte die in het bijzonder geschikt is voor de huisvesting van personen met medische beperkingen:

    • a.

      woningzoekende in het bezit van een urgentieverklaring waarbij specifieke eigenschappen van de woonruimte is geïndiceerd die tegemoetkomen aan medische beperkingen van één of meerdere leden van het huishouden;

    • b.

      woningzoekende in het bezit is van een beschikking, afgegeven op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, waarbij verhuizing naar een woonruimte met specifieke eigenschappen is geïndiceerd die tegemoetkomen aan medische beperkingen van één of meerdere leden van het huishouden;

    • c.

      woningzoekenden met een urgentieverklaring;

    • d.

      overige woningzoekenden.

  • 6.

    Voor een huisvestingsvergunning voor het in gebruik nemen van een woonruimte in een gemengd wooncomplex komt de woningzoekende in aanmerking die valt onder de door burgemeester en wethouders aangewezen doelgroep of de woningzoekende die aantoonbaar bereid is ondersteuning te bieden aan de in het complex wonende aangewezen doelgroep.

  • 7.

    Binnen dezelfde categorie woningzoekenden komt de woningzoekende met de langste inschrijfduur als eerste in aanmerking voor de huisvestingsvergunning.

  • 8.

    Indien een woonruimte geschikt is voor verschillende categorieën woningzoekenden, komt de woningzoekende binnen deze categorieën met de langste inschrijfduur als eerste in aanmerking voor de huisvestingsvergunning.

  • 9.

    De woningzoekende aan wie als eerste een urgentieverklaring is verstrekt gaat voor de woningzoekende met een urgentieverklaring van een latere datum, tenzij de voorziening in de behoefte aan woonruimte voor deze laatste woningzoekende, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, meest dringend noodzakelijk is.

  • 10.

    Loting blijft behouden voor 25% van de door woningcorporaties te verhuren jongerenwoningen.

Artikel XI

Artikel 2.4.8 komt te vervallen.

Artikel XII

Artikel 2.6.5, eerste lid onder i wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

i.de aanvrager en alle leden van zijn huishouden, die in de periode direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag blijkens diens inschrijving in de basisadministratie niet tenminste twee jaar onafgebroken in de gemeente waar de urgentieverklaring wordt aangevraagd woonachtig was, tenzij één of meerder leden van het huishouden van aanvrager schoolgaande kinderen zijn en de aanvrager en zijn huishouden vanwege een relatiebreuk tussen aanvrager en diens partner is verhuisd naar een inwoonadres buiten Amsterdam en binnen een half jaar na vertrek uit Amsterdam een urgentieverklaring heeft aangevraagd;

Aan artikel 2.6.5, wordt na het derde lid een lid toegevoegd dat als volgt komt te luiden:

4.Vergunninghouders als bedoeld in artikel 28 van de wet worden geacht te voldoen aan de bindingscriteria als bedoel in artikel 2.6.5 onder i.

Artikel XIII

Artikel 2.6.6, tweede lid komt te vervallen en na het eerste lid wordt een tweede lid toegevoegd dat als volgt komt te luiden:

2.Woningzoekenden met een urgentieverklaring, verleend ter indeling van de in het eerste lid van dit artikel genoemde gronden worden geacht te voldoen aan de bindingscriteria als bedoel in artikel 2.6.5 onder i.

Artikel XIV

Aan artikel 2.6.8, eerste lid wordt na onderdeel d een onderdeel toegevoegd luidende:

e.vergunninghouders die op grond van artikel 28 van de wet voor een periode van vijf jaar zijn gehuisvest met een huurovereenkomst als bedoeld in artikel 7:271, eerste lid tweede volzin van het Burgerlijk Wetboek en waarvan deze huurovereenkomst eindigt, waarna de vergunninghouder niet op eigen kracht een andere woonruimte kan vinden.

Artikel XV

Artikel 5.1, achtste, negende en tiende lid komen te vervallen.

II. Kennis te nemen van de volgende wijzigingen in de toelichting van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016:

Toelichting

Algemeen

In deze wijzigingsverordening wordt een aantal aanpassingen van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2016 voorgesteld op het gebied van de woonruimteverdeling (hoofdstuk 2 van de huisvestingsverordening). Hieronder worden deze per onderwerp besproken.

Middeldure huurvoorraad

De geliberaliseerde huurmarkt vormt een cruciale verbinding tussen de koopsector en de gereguleerde huursector . Door de groeiende vraag naar vrije sector huurwoningen komen de huurprijzen van deze categorie woningen steeds meer onder druk te staan. Dit treft vooral de huishoudens die te veel verdienen voor een sociale huurwoning maar niet voldoende inkomen hebben voor vrije sectorwoning. Woningzoekenden uit deze groep zijn het meest afhankelijk van huurwoningen in het segment boven de liberalisatiegrens. Het gaat hier om huishoudens met een bruto jaarinkomen tussen de € 34.911,- en € 52.367,- (1,5 x DAEB-norm (prijspeil 2015)). In 2015 betrof dit 15% van alle huishoudens in Amsterdam. Indien specifiek gekeken wordt naar de behoefte van deze groep huishoudens dan zal naar verwachting 11% van de Amsterdamse huishoudens in 2025 aangewezen zijn op dit middeldure huursegment (Woonagenda 2025) . De voorraad middeldure huurwoningen is in verhouding tot die behoefte te klein. In 2015 was 5,6% van de woningvoorraad een middeldure huurwoning met een huur tussen € 710,68 en € 971,- . Dit heeft onder meer gevolgen voor de doorstroming: 44% van deze inkomensgroep woont nu nog in een gereguleerde huurwoning onder de liberalisatiegrens, maar zouden gezien hun inkomen de volgende stap in hun wooncarrière kunnen maken.

Vanwege de schaarste aan huurwoningen in het middensegment, het risico van verdringing door de groep woningzoekenden met een sterkere financiële positie en om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen, is het van belang dat het aanbod middeldure huurwoningen terecht komt bij huishoudens met weinig alternatieven op de Amsterdamse woningmarkt.

De gemeente Amsterdam neemt maatregelen om het aandeel middeldure huur te laten groeien. Een aantal maatregelen dat hieraan bij moet dragen, is vastgelegd in het Actieplan Meer Middeldure Huur 2017-2025, zoals op 8 juni 2017 door de gemeenteraad aangenomen is . Onderdeel van dit plan is dat de gemeente bij de uitgifte van de grond voor middeldure huurwoningen vastlegt dat de nieuw te creëren woningen (nieuwbouw en transformatie) alleen mogen worden verhuurd voor een huurprijs in het middensegment. Ter voorkoming van verdringing door meer kapitaalkrachtige huishoudens geldt vanaf

1 januari 2018 een vergunningsplicht voor woonruimten waarvoor in de erfpachtvoor-waarden voor een periode van tenminste 25 jaar is opgenomen dat deze woningen een worden verhuurd voor een prijs in het middensegment (tussen € 710,68 en € 971,- (prijspeil 2017)) . Deze woningen worden in de huisvestingsverordening aangewezen als woningen waarvoor een huisvestingsvergunning nodig is om deze woningen te kunnen bewonen. De huisvestingsvergunning wordt alleen afgegeven als het huishouden dat de woning wil bewonen voldoet aan de voor dat jaar geldende inkomensnorm.

Rolstoel- en atelierwoningen

Toegevoegd aan de verordening zijn de rolstoelwoningen en de atelierwoningen. Deze woonruimten waren eerder, ten onrechte, niet opgenomen in de huisvestingsverordening. Deze woonruimten zijn bedoeld voor specifieke woningzoekenden. Om die redenen geldt voor het afgeven van een huisvestingsvergunning voor deze woningen aanvullende criteria, als bedoeld in artikel 9 van de Huisvestingswet. Een beperkt aantal woningen in Amsterdam zijn specifiek geschikt voor personen die rolstoelafhankelijk zijn. Alleen zij komen daarom in aanmerking voor een rolstoelwoningen.

De ontwikkeling van kunst en cultuur is belangrijk voor een stad. De gemeente hecht er aan (beginnende) kunstenaars mogelijkheden te bieden om zich te kunnen ontplooien. De gemeente Amsterdam kent een bescheiden aantal atelierwoningen. Deze woningen zijn bedoeld voor (beginnende) beroepsmatige kunstenaars die voldoen aan de criteria van professioneel kunstenaarschap om in aanmerking te komen voor een atelierwoning, zoals is neergelegd in het Reglement van de Commissie voor Ateliers en (Woon)Werkpanden Amsterdam (CAWA) . Om in aanmerking te kunnen komen voor een atelierwoning dient de kunstenaar zich eerst te registreren via de hiervoor in het leven geroepen website van de gemeente Amsterdam. Eenmaal ingeschreven kan worden gereageerd op atelierwoningen die vrijkomen. Alvorens de kunstenaar en zijn huishouden de woning kan betrekken, wordt door de CAWA beoordeeld of de kunstenaar voldoet aan de criteria van professioneel kunstenaarschap. De atelierwoning wordt toegewezen aan de kandidaat, die gezien de door deze kandidaat uitgeoefende kunstdiscipline, het meest geschikt is voor de ruimte. Bij gelijke geschiktheid gaat degene die het langst staat ingeschreven op de hiervoor bedoelde website, voor op degene met een kortere inschrijving.

Gemengde complexen

Op 27 oktober 2015 hebben burgemeester en wethouders besloten om samen met partners nieuwe woonvormen te ontwikkelen om het stijgend aantal vergunninghouders te huisvesten zonder de sociale woningmarkt te veel te belasten. In vervolg hierop zijn door corporaties onder meer tijdelijke wooncomplexen gebouwd en bedrijfsgebouwen getransformeerd tot woonruimten waarin zowel vergunninghouders, als woningzoekende jongeren en studenten in zijn gehuisvest. Het samenbrengen van deze groepen heeft tot doel een snelle integratie van vergunninghouders te bevorderen. De eerste resultaten zijn positief. De gemeente wil daarom het “mengen” van verschillende groepen in wooncomplexen niet alleen beperken tot vergunninghouders, maar ook kwetsbare huishoudens met niet kwetsbare woningzoekenden samen in een complex huisvesten.

Onder kwetsbare personen kan worden verstaan de groepen die worden genoemd in het Programma Huisvesting Kwetsbare Groepen 2016 – 2018, zoals ouderen, personen uit de maatschappelijke opvang of personen met medische beperkingen. Van de overige bewoners die in aanmerking willen komen voor huisvesting in een gemengd complex wordt verwacht dat zij enige affiniteit hebben met kwetsbare bewoners in het complex en deze kwetsbare bewoners ook willen ondersteunen of begeleiden. Dit is een extra voorwaarde voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning voor deze woonruimten, waar, naast de inschrijfduur in WoningNet, op wordt geselecteerd.

Woonruimte voor kleine en grote gezinnen

Gezinnen met minderjarige kinderen vormen een kwetsbare groep onder de woningzoekenden. Het aantal woningen dat jaarlijks voor deze groep beschikbaar komt, is beperkt. Bovendien is het aantal betaalbare grote woningen bijzonder schaars. Om die redenen wil de gemeente huishoudens met drie of meer minderjarige kinderen voorrang geven op voor hen passende woonruimten. Voor woonruimten van minimaal 70m2 met vier kamers of meer kamers komen uitsluitend huishoudens met minderjarige kinderen in aanmerking. In het uitzonderlijke geval dat een dergelijke woonruimte, na op WoningNet te zijn aangeboden, niet kan worden verhuurd aan een huishouden met minderjarige kinderen, wordt de woonruimte een tweede maal aangeboden. Pas als deze woonruimte ook dan niet aan een huishouden met minderjarige kinderen kan worden verhuurd, komt de woonruimte beschikbaar voor overige woningzoekenden.

Voor kleinere meerkamerwoningen (woningen met drie of meer kamers en minimaal 60m2) die geschikt zijn voor het huisvesten van huishoudens met minderjarige kinderen komen eerst huishoudens met één of twee minderjarige kinderen in aanmerking voor een huisvestingsvergunning.

Voor de in de tabel genoemde woonruimten geldt dat huishoudens met een urgentieverklaring, die voldoen aan het passendheidscriteria, voorrang genieten boven de huishoudens zonder een urgentieverklaring, mits de betreffende woonruimte voor urgent woningzoekenden beschikbaar is.

Verder dient hier nog bij te worden aangetekend dat een huishouden dat voldoet aan de passendheidscriteria, toch een huisvestingsvergunning kan worden geweigerd als de corporatie dat in belang acht van het waarborgen van het woongenot van de overige huurders (zie hiervoor artikel 2.4.2 eerste lid, onder e).

Lokale binding en verbroken relatie

In beginsel komt een woningzoekende alleen in aanmerking voor een urgentieverklaring als hij én alle leden van het huishouden, in de periode direct voorafgaand aan de aanvraag ten minste twee jaar onafgebroken in Amsterdam woonachtig zijn. Deze eis geldt niet voor een huishouden met de zorg voor minderjarige schoolgaande kinderen, dat na een relatiebreuk noodgedwongen een tijdelijke oplossing buiten Amsterdam heeft gevonden. Vanuit een inwoonsituatie bij kennissen of familie wordt binnen een half jaar na vertrek uit Amsterdam een urgentieverklaring aangevraagd. Deze huishoudens én de kinderen moeten wel voorafgaand aan het vertrek uit Amsterdam twee jaar of langer in Amsterdam hebben gewoond en daar ook ingeschreven hebben gestaan in de Basisregistratie personen.

Vergunninghouders met een tijdelijke huurovereenkomst

Vanaf 2015 kreeg Amsterdam te maken met een grote groep vergunninghouders die in het kader van de landelijke taakstelling moest worden gehuisvest. Voor jonge statushouders is gekozen voor het bouwen van tijdelijke complexen en het transformeren van bedrijfspanden en huisvesting op basis van tijdelijke huurovereenkomsten (campus- of vijfjaarscontracten voor jongeren). De verwachting is dat het merendeel van deze groep binnen deze vijf jaar en met de opgebouwde rechten in WoningNet in staat is om op eigen kracht nieuwe woonruimte te vinden. Die gevallen die niet op eigen kracht een nieuwe woonruimte kan vinden, worden vóór het einde van de huurovereenkomst direct bemiddeld naar een (andere) zelfstandige woonruimte. Er wordt niet bemiddeld naar een andere woonruimte indien de woningzoekende, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, in staat wordt geacht om zelf een andere zelfstandige of onzelfstandige woonruimte te vinden of al gevonden heeft.

Loting

Uit het rapport van RIGO Research en Advies Woon- werk- leefomgeving d.d. 3 november 2016 “Een lot uit de loterij? Evaluatie van loten in de Stadsregio Amsterdam” is onder meer gebleken dat de slagingskans minimaal is omdat ook mensen met een (middel)hoge inschrijfduur meedoen aan de verloting. Doordat bij verloting een woonruimte niet altijd terecht komt bij degene die deze het hardst nodig heeft, is besloten het verloten van woonruimten in eigendom van corporaties onder de liberalisatiegrens gelegen in Amsterdam te beperken tot 25% van de te verhuren jongerenwoningen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Aan de definities zijn toegevoegd de atelierwoning, de Commissie voor Ateliers en (Woon)Werkpanden Amsterdam, het gemengd complex, de rolstoelwoning. Deze toevoegingen houden onder meer verband met de opname van de atelier- en rolstoelwoningen, en het gemengd complex in de verordening. In verband met de aanpassing van de volgordebepaling, zodat deze beter leesbaar is, is de definitie van het rangordecriterium komen te vervallen. Dit begrip wordt met de aanpassing niet meer gebruikt.

De huurwaarde is de verschuldigde huur die tussen huurder en verhuurder overeen is gekomen en wordt dus niet vastgesteld aan de hand van het woningwaarderingsstelsel. Indien de tussen huurder en verhuurder overeengekomen huur hoger is dan de maximale huursom, zoals die is vastgelegd in de erfpachtvoorwaarden, dan is de huurwaarde gelijk aan de in het contract vastgelegde maximale huur. Daarmee is voor het gebruiken van een woonruimte altijd een huisvestingsvergunning nodig als in de erfpachtvoorwaarden is opgenomen dat de woning gedurende een bepaalde periode onder de liberalisatiegrens of gedurende 25 jaar in het middensegment moet worden verhuurd.

De woonoppervlakte is de netto-berekening van de woonruimten. Het is het totale oppervlak van alle woon- en slaapvertrekken, alkoven, keuken, bad- en doucheruimte. Verkeersruimten, de ruimte die vertrekken met elkaar verbinden tellen niet mee. Een ruimte die kleiner is dan 2m2 wordt beschouwd als berging en telt niet mee voor het woonoppervlak.

Een zolderkamer telt alleen mee voor het woonoppervlak als die bereikbaar is met een vaste trap en voldoende lichttoetreding heeft.

Artikel II

Met de toevoeging van het tweede lid onder c van artikel 2.1.1 wordt het werkingsgebied voor de woonruimteverdeling uitgebreid met middeldure huurwoningen waarvoor in de erfpachtvoorwaarden is opgenomen dat deze woningen voor een periode van tenminste 25 jaar verhuurd mogen worden tegen een prijs tot de maximale huurwaarde. De maximale huurwaarde voor 2017 bedraagt € 971,-. Deze huurwaarde kan jaarlijks worden verhoogd, conform een besluit van burgemeester en wethouders.

Artikel III

In dit artikel is in het eerste lid onder b opgenomen dat voor woningen die op grond van de erfpachtvoorwaarden moeten worden verhuurd tegen een huurwaarde in het middensegment, alleen een huisvestingsvergunning wordt verstrekt aan die huishoudens met een inkomen van 1 tot 1,5 keer het maximale huishoudeninkomen (1 tot 1,5 keer de DAEB-norm). De minister indexeert de DAEB-norm jaarlijks zodat deze de inkomensgroei blijft volgen. In 2017 bedraagt het maximale huishoudeninkomen voor een middeldure huurwoning € 54.248,- (1,5 maal € 36.165,-).

Voorts is in het tweede lid bepaald dat geen inkomensgrens geldt voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning voor huishoudens die een middeldure huurwoning als bedoeld in artikel 2.1.1, tweede lid en onder b willen betrekken, indien deze huishoudens verhuizen vanuit een in Amsterdam gelegen zelfstandige woonruimte met een huur onder de liberalisatiegrens. Het moet daarbij gaan om een corporatiewoning. Dit ter uitvoering van de Motie van het raadslid Flentge inzake het actieplan ‘meer middeldure huur” (vrijspelen sociale huur)

Na het vertrek van het huishouden moet de achtergelaten woning leeg zijn. Verhuizing na inwoning valt dus niet onder deze uitzondering. Met deze uitzondering op de inkomensgrens voor middeldure huurwoningen stimuleert de gemeente huishoudens met een hoger inkomen om door te stromen uit de sociale sector.

In het vierde en vijfde lid zijn aanvullende criteria opgenomen voor het betrekken van atelier- en rolstoelwoningen, zodat alleen de degene een huisvestingsvergunning verkrijgen voor wie deze woningen zijn bedoeld.

Artikel IV

De wijziging in het derde lid houdt verband met de toevoeging van woonruimten waarbij in de erfpachtvoorwaarden is opgenomen dat deze tegen een maximum huurwaarde mogen worden verhuurd, als woonruimten waarvoor een huisvestingsvergunning nodig is om deze in gebruik te mogen nemen. Door deze wijziging vervalt de inschrijfduur alleen indien een woningzoekenden een corporatiewoning met een rekenhuur onder de liberalisatiegrens (sociale woningen) in gebruik neemt. De inschrijfduur na het in gebruik nemen van een middeldure huurwoning vervalt daarmee niet.

Artikel V

Als gevolg van de toevoeging van woonruimte die volgens de erfpachtvoorwaarden tot een maximale huurwaarde mogen worden verhuurd, bleek de titel van de paragraaf niet meer geheel dekkend. Daarom is hieraan de middeldure huuvoorraad toegevoegd.

Artikel VI

De wijziging houdt verband met de toevoeging van woonruimten waarbij in de erfpachtvoorwaarden is opgenomen dat deze tegen een maximum huurwaarde mogen worden verhuurd, als woonruimten waarvoor een huisvestingsvergunning nodig is om deze in gebruik te mogen nemen. Door de wijziging blijft paragraaf 3 niet van toepassing op sociale huurwoningen van corporaties.

Artikel VII

De wijziging houdt verband met de toevoeging van woonruimten waarbij in de erfpachtvoorwaarden is opgenomen dat deze tegen een maximum huurwaarde mogen worden verhuurd, als woonruimten waarvoor een huisvestingsvergunning nodig is om deze in gebruik te mogen nemen. Door de wijziging beperkt de reikwijdte van paragraaf 4 zich tot corporatiewoningen met een rekenhuur en een huurwaarde tot de liberalisatiegrens (sociale woningen). Deze paragraaf blijft daarmee niet gelden voor particuliere en vrije sector huurwoningen.

Artikel VIII

In de tabel bij artikel 2.4.4, tweede lid is de leeftijdgrens aangepast van 55 naar 65, waarbij alleen nog 55-plussers in aanmerking komen voor een seniorenwoning indien de woning niet kan worden verhuurd aan een 65-plusser.

Aan de tabel is toegevoegd het gemengd complex en de woonruimten voor huishoudens met minderjarige kinderen als woonruimte waarvoor voorrang geldt voor bepaalde categorieën woningzoekenden. Met deze laatste wijziging komen huishoudens met minderjarige kinderen met voorrang in aanmerking voor alle woonruimten met drie of meer kamers. Voorwaarde is wel dat deze woonruimten beschikken over voldoende woonoppervlakte voor het huisvesten van huishoudens met minderjarige kinderen.

In artikel 2.4.4, vierde lid is als toevoeging op de tabel opgenomen dat woonruimte in het bijzonder geschikt voor huisvesting van grote huishoudens moet worden aangemerkt als woonruimte die bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan aangewezen categorieën woningzoekenden. Dit lid kan komen te vervallen, nu deze woonruimten als aangewezen woonruimten zijn opgenomen in de tabel.

Artikel IX

Met het vervallen van artikel 2.4.8 kan de verwijzing naar dit artikel in het eerste lid van artikel 2.4.6 worden verwijderd. Met het vervallen van artikel 2.4.4 vierde lid, kan ook de in het derde lid van artikel 2.4.6 genoemde afwijking op de volgordebepaling komen te vervallen. De volgordebepaling voor woonruimte geschikt voor grote huishoudens wordt op een andere wijze geregeld in artikel 2.4.6, namelijk door opname in de tabel.

Artikel X

Met dit artikel zijn verschillende voorrangsbepalingen overzichtelijker gemaakt.

Voor woonruimten die aan bepaalde criteria voldoen en beschikbaar zijn voor bepaalde categorieën woningzoekenden komen eerst urgent woningzoekenden in aanmerking die aan de criteria voldoen, mits deze woonruimten ook voor urgent woningzoekenden beschikbaar worden gesteld. Bepaalde woningen zijn uitsluitend voor specifieke categorieën woningzoekenden beschikbaar. Zo zijn betaalbare woningen met vier of meer kamers in Amsterdam dermate schaars dat grote huishoudens met een urgentieverklaring niet op korte termijn naar een dergelijke woning kunnen verhuizen. Deze woningen zijn daarom uitsluitend bereikbaar voor huishoudens met minderjarige kinderen en worden bij gebrek aan belangstelling voor een tweede keer aangeboden. Indien de woning ook dan niet kan worden verhuurd, zal de woonruimte beschikbaar zijn voor andere woningzoekenden.

De mogelijkheid om woonruimte door loting toe te wijzen wordt beperkt tot woningen met het jongerenlabel. Van deze door de corporaties te verhuren jongerenwoningen mag jaarlijks maximaal 25% worden verloot.

Artikel XI

De overige artikelen zijn ten behoeve van de leesbaarheid verplaatst naar 2.4.7, zodat dit artikel kan komen te vervallen

Artikel XII

Na het verbreken van een relatie is het niet altijd eenvoudig om onderdak te verkrijgen. Soms is het nodig om tijdelijk onderdak te vragen aan familie of vrienden buiten Amsterdam. Onder de huidige regeling is het daarna niet meer mogelijk om een urgentieverklaring aan te vragen omdat na verhuizing buiten Amsterdam niet langer meer wordt voldaan aan het tweejaarsvereiste. Voor woningzoekenden met minderjarige schoolgaande kinderen wordt hierop een uitzondering gemaakt. De voorwaarden dat de woningzoekenden en zijn huishouden in Amsterdam moet wonen ten tijde van de aanvraag om een urgentieverklaring geldt niet voor huishoudens met minderjarige schoolgaande kinderen mits de aanvraag binnen een half jaar na de verhuizing wordt gedaan, alle leden van het huishouden daarvoor wel ten minste twee jaar in Amsterdam hebben gewoond (alle leden op eenzelfde adres) en het tijdelijk adres buiten Amsterdam een inwoonadres is. Deze uitzondering geldt dus niet indien het huishouden een eigen (huur)woning vindt buiten Amsterdam.

Voorts is opgenomen een vierde lid waarin is bepaald dat aan vergunninghouders geen bindingseisen worden gesteld. Dit is in de huisvestingsverordening al bepaald in

artikel 2.4.7, derde lid, maar omdat dit artikel betrekking op de volgorde van toewijzing en niet op de voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentieverklaring, is dit lid verplaatst.

Artikel XIII

In artikel 2.6.6, tweede lid was bepaald dat vergunninghouders als wettelijke urgenten moeten worden aangemerkt. Dit is met de wijziging van de Huisvestingswet 2014 ((TK vergaderjaar 2015-2016, kamerstuk 34454, nr. 2) komen te vervallen. In uitvoering van deze wetswijziging is het tweede lid van 2.6.6 uit de verordening verwijderd. Omdat de gemeente de vergunninghouders als urgent woningzoekenden wil blijven aanmerken is deze groep woningzoekenden opgenomen in artikel 2.6.8, eerste lid onder d. Aan deze groep urgent woningzoekenden worden geen bindingseisen gesteld. Dit wordt opgenomen in artikel 2.6.5, vierde lid.

Artikel XIV

Met deze toevoegingen op artikel 2.6.8 worden vergunninghouders die met een tijdelijk huurcontract na beëindiging van de huurovereenkomst bemiddeld naar een andere woonruimte onder de voorwaarde dat zij voldoen aan de criteria voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning voor die woonruimte.

Artikel XV

De leden 6, 9 en 10 bepaalden dat de artikelen 2.2.4, zesde lid onder b en 2.6.8, eerste lid, onder d, pas inwerking zouden treden met de inwerkingtreding van respectievelijk de Veegwet (TK vergaderjaar 2015-2016, kamerstuk 34468, nr. 2) en de wijziging van de Huisvestingswet 2014 ((TK vergaderjaar 2015-2016, kamerstuk 34454, nr. 2). Tegelijkertijd zou artikel 2.6.6, tweede lid komen te vervallen. Zowel de Veegwet als de wijziging van de Huisvestingswet 2014 zijn inmiddels inwerking getreden, zodat deze overgangsbepalingen niet meer nodig zijn.

III. Te bepalen dat deze verordening in werking treedt op 1 januari 2018.

IV. Kennis te nemen van de Nota van beantwoording wijzigen Huisvestingsverordening Amsterdam 2016, vastgesteld door het college op 21 november 2017.

Aldus besloten door de gemeenteraad voornoemd

in zijn vergadering op 20 december 2017.

De voorzitter

J.J. van Aartsen

De raadsgriffier

mr. M. Pe MEC

Naar boven