Artikel I Wijziging verordening
De Algemene plaatselijke verordening Dordrecht wordt als volgt gewijzigd.
A. In artikel 1:6, onderdeel d, worden na 'gemaakt binnen' de woorden 'of gedurende' ingevoegd.
B. Artikel 1:7 komt te luiden:
Artikel 1:7
Termijnen
1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd indien het aantal aanvragen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.
C. In artikel 2:28 wordt na het derde lid onder vernummering van vierde en vijfde lid tot het vijfde en zesde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Indien het verbod, als genoemd in lid 1, op grond van lid 2 of 3 van dit artikel, niet voor een exploitant geldt, is de burgemeester bevoegd om maatwerkvoorschriften te stellen bij het exploiteren van zijn inrichting. Deze strekken slechts tot bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu.
D. Artikel 2:30, eerste lid komt als volgt te luiden:
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer inrichtingen tijdelijke sluiting bevelen. Deze bevoegdheid komt hem in elk geval toe indien:
a. sprake is van een van de in artikel 2:28 F genoemde situaties waarin intrekking of wijziging van de vergunning mogelijk is;
b. een door de burgemeester gesteld maatwerkvoorschrift, als bedoeld in artikel 2:28 lid 4, niet in acht is genomen.
E. In artikel 2:42, tweede lid, onderdeel b, vervalt het woord 'krijt,'.
F. Artikel 2:59 A vervalt.
G. Na artikel 2:77 worden onder vernummering van artikel 2:77 A tot 2:79 A de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 2:78
[Gereserveerd]
Artikel 2:79
Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
2. Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van de zorgplicht, bedoeld in het eerste lid, kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
3. De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke geluidsoverlast van dieren.