Verordening op de heffing en de invordering van leges 2018

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 229 lid 1 aanhef en onderdelen a en b Gemeentewet en artikel 156 lid 1 en 2 Gemeentewet;

 

B E S L U I T vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van leges 2018

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1

    'dag': de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;

  • 2

    'week': een aaneengesloten periode van zeven dagen;

  • 3

    'maand': het tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand, met dien verstande dat als de ne dag in een kalendermaand 30 of 31 januari is, de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand altijd de laatste dag van de maand februari is;

  • 4

    'jaar': het tijdvak dat loopt van de ne dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1)e dag in het volgende kalenderjaar;

  • 5

    'kalenderjaar': de periode van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'leges' worden rechten geheven voor:

  • 1

    het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;

  • 2

    het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Paspoortwet;

    een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst of van de Nederlandse identiteitskaart, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.

Artikel 4 Vrijstellingen

Leges worden niet geheven voor:

  • 1

    inlichtingen, kopieën, afschriften, kaarten, tekeningen of dergelijke, in het openbaar belang gevraagd door openbare besturen, ambtenaren of instellingen;

  • 2

    nasporingen in het archief, welke uitsluitend geschieden ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek;

  • 3

    beschikkingen op verzoekschriften en bezwaarschriften ter zake van plaatselijke belastingen;

  • 4

    het in behandeling nemen van aanvragen van verklaringen omtrent inkomen en vermogen;

  • 5

    stukken nodig voor de ontvangst van pensioenen, lijfrenten wachtgelden, loon, bezoldiging of riddertoelagen;

  • 6

    beschikkingen, houdende beslissing op een aanvraag om subsidie uit de gemeentekas;

  • 7

    kwitanties voor geldsommen en andere stukken, waarbij de ontvangst of overneming van gelden of goederen worden erkend of vermeld;

  • 8

    vergunningen, als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging en de gemeentelijke verordeningen op de begraafplaatsen;

  • 9

    afdrukken van stukken, die ten behoeve van de plaatselijke nieuwsbladen of van binnen de gemeente gevestigde openbare leeszalen afgegeven worden, krachtens besluit van burgemeester en wethouders;

  • 10

    een exemplaar van raadsstukken en verordeningen, aangevraagd door een krachtens de Kieswet ingeschreven, niet in de raad vertegenwoordigde politieke groepering;

  • 11

    diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald;

  • 12

    diensten die ingevolge wettelijk voorschrift zijn vrijgesteld van rechtenheffing of kosteloos moeten worden verleend.

Artikel 5 Tarieven

  • 1

    De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet.

  • 3

    Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 6:

  • a

    mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

  • b

    schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen veertien dagen na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving.

  • 2

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Teruggaaf

Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling.

Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden

Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:

  • a.

    van zuiver redactionele aard zijn;

  • b.

    een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel 1 van de tarieventabel betreft:

    • 1

      onderdeel 1.1.13 (akten burgerlijke stand);

    • 2

      hoofdstuk 2 (reisdocumenten);

    • 3

      hoofdstuk 3 (rijbewijzen);

    • 4

      onderdeel 1.4.4 (papieren verstrekking uit basisadministratie personen);

    • 5

      hoofdstuk 6 (verstrekkingen Wet bescherming persoonsgegevens);

    • 6

      onderdeel 1.9.1 (verklaring omtrent het gedrag);

    • 7

      hoofdstuk 16 (kansspelen);

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 11 Lex silencio positivo

Paragraaf 4.1.3.3. Awb is vanwege dringende reden van algemeen belang niet van toepassing op de tarieven 3.1.1., 3.1.2., 3.1.3., 3.1.4., 3.2.1., 3.2.1.1., 3.2.1.2., 3.2.1.3., 3.2.1.4., 3.2.2., 3.2.3. en 3.3 genoemd in de tarieventabel behorende bij deze verordening.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.

Artikel 13 Overgangsrecht en slotbepalingen

Hetgeen in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel is bepaald over een Nederlandse identiteitskaart voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De 'Legesverordening 2017’, vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2016 van de gemeente Alphen aan den Rijn, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3

    De in titel 2 van de tarieventabel genoemde voorwaarden en normen worden bekendgemaakt door terinzagelegging op het gemeentehuis te Alphen aan den Rijn.

  • 4

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 5

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Legesverordening 2018'.

     

    Bijlagen:

    - Tarieventabel

    - Uniforme Administratieve Voorwaarden 2012 (UAV)

Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2018

 

Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2018

 

Indeling tarieventabel

 

 

 

 

 

Titel 1

Algemene dienstverlening

 

Hoofdstuk 1

Burgerlijke stand

 

Hoofdstuk 2

Reisdocumenten

 

Hoofdstuk 3

Rijbewijzen

 

Hoofdstuk 4

Verstrekkingen uit de Basisregistratie Personen

 

Hoofdstuk 5

Naturalisatie

 

Hoofdstuk 6

Verstrekkingen op grond van Wet bescherming persoonsgegevens

 

Hoofdstuk 7

Bestuursstukken

 

Hoofdstuk 8

Vastgoedinformatie

 

Hoofdstuk 9

Overige publiekszaken

 

Hoofdstuk 10

Archief

 

Hoofdstuk 11

Huisvestingswet

 

Hoofdstuk 12

Leegstandwet

 

Hoofdstuk 13

Gemeentegarantie

 

Hoofdstuk 14

Marktstandplaatsen

 

Hoofdstuk 15

Winkeltijdenwet

 

Hoofdstuk 16

Kansspelen

 

Hoofdstuk 17

Telecommunicatie en Leidingverordening

 

Hoofdstuk 18

Verkeer en vervoer

 

Hoofdstuk 19

Diversen

 

 

 

 

Titel 2

Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning

 

Hoofdstuk 1

Begripsomschrijvingen

 

Hoofdstuk 2

Vooroverleg/beoordelen conceptaanvraag

 

Hoofdstuk 3

Omgevingsvergunning

 

Hoofdstuk 4

Vermindering en teruggaaf

 

Hoofdstuk 5

Intrekking omgevingsvergunning

 

Hoofdstuk 6

Bestemmingswijzigingen 

 

Hoofdstuk 7

In deze titel niet benoemde beschikking

 

 

 

 

Titel 3

Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn

 

Hoofdstuk 1

Horeca

 

Hoofdstuk 2

Organiseren evenementen of markten

 

Hoofdstuk 3

Prostitutiebedrijven

 

Hoofdstuk 4

Huisvestingswet

 

Hoofdstuk 5

Wijziging leidinggevende

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Titel 1

Algemene dienstverlening

 

 

 

Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand

 

 

 

 

1.1.1 

Het tarief bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk, partnerschapsregistratie of omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk, inclusief ceremonie:

 

 

 

1.1.1.1 

maandag tot en met donderdag in een huis der Gemeente

353,00

 

1.1.1.2

vrijdag in een huis der Gemeente

433,00

 

1.1.1.3

zaterdag of algemeen erkende feestdag (op grond van artikel 3 Algemene Termijnenwet) in een huis der Gemeente

695,00

 

1.1.1.4

alleen woensdagochtend om 9.00 en 9.30 uur in het vergadercentrum van het Gemeentehuis zonder ceremonie met maximaal 16 personen

0,00

 

1.1.1.5.

dinsdag en donderdagmiddag (om 14.00 uur, 14.30 uur en 15.00 uur) in het vergadercentrum van het Gemeentehuis standaard ceremonie met maximaal 16 personen

176,00

 

1.1.2

Het tarief voor de omzetting van een partnerschapsregistratie in een huwelijk zonder plechtigheid aan de balie bedraagt

60,00

 

1.1.3

De toeslag bedraagt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in een daartoe eenmalig apart aangewezen locatie, buiten een huis der Gemeente

176,00

 

1.1.4

De toeslag voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap of de omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in een bijzonder huis ingevolge artikel 64, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek bedraagt

0,00

 

1.1.5

Indien het voltrekken van de huwelijkssluiting, het uitvoeren van de registratie van het geregistreerd partnerschap of de omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk door een eigen daartoe voor één dag benoemde buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand wordt uitgevoerd, wordt een toeslag berekend van

146,00

 

1.1.6

Het tarief voor het benoemen van een inwoner van Alphen aan den Rijn tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand voor één dag voor het voltrekken van een huwelijk in een andere gemeente (exclusief kosten die worden berekend door de gemeente waar het huwelijk wordt voltrokken), bedraagt

146,00

 

1.1.7

Het tarief voor het door de gemeente beschikbaar stellen van een getuige aanwezig bij de plechtigheid bedraagt per getuige:

36,00

 

1.1.8

Het tarief bedraagt voor het uitleggen van de rode loper op:

 

 

 

1.1.8.1

maandag tot en met vrijdag locatie raadszaal in Boskoop

92,00

 

1.1.8.2

maandag tot en met vrijdag locatie Oude Raadhuis Alphen aan den Rijn

226,00

 

1.1.8.3

zaterdag locatie raadszaal Boskoop

140,00

 

1.1.8.4

zaterdag locatie Oude Raadhuis Alphen aan den Rijn

298,00

 

1.1.9

Het tarief voor het op verzoek laten spelen van het carillon in Boskoop bedraagt:

28,00

 

1.1.10

Indien de voltrekking van een huwelijk, registratie van een partnerschap of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk schriftelijk wordt geannuleerd binnen 14 dagen voor de geplande huwelijksvoltrekking, wordt voor de reeds gemaakte kosten een gereduceerd tarief in rekening gebracht van:

109,00

 

1.1.10.2

Indien de voltrekking van een kosteloos huwelijk, registratie van een partnerschap of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, schriftelijk wordt geannuleerd binnen 14 dagen voor de geplande huwelijksvoltrekking, wordt voor de reeds gemaakte kosten een gereduceerd tarief in rekening gebracht van:

54,00

 

1.1.10.3

Indien de aanvragers, zonder zwaarwegende redenen, niet verschijnen voor de voltrekking van het huwelijk, registratie van het partnerschap of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, vindt geen teruggave en/of reductie plaats.

 

 

 

1.1.10.4

Indien de aanvragers, zonder zwaarwegende redenen, niet verschijnen voor de voltrekking van het kosteloze huwelijk, kosteloze registratie van het partnerschap of kosteloze omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, wordt voor de reeds gemaakte kosten een tarief in rekening gebracht van:

€ 

106,00

 

1.1.11

Het tarief bedraagt voor het verstrekken van:

 

 

 

1.1.11.1

een trouwboekje of partnerschap boekje 

32,50

 

1.1.11.2

een duplicaat trouwboekje 

32,50

 

1.1.12

Het tarief bedraagt voor het doen van naspeuringen in de registers van de burgerlijke stand, voor ieder daaraan besteed kwartier

20,00

 

1.1.13

Het tarief bedraagt voor:

 

 

 

1.1.13.1

de in artikel 2, eerste lid, van de Wet rechten burgerlijke stand, onder a, genoemde stukken (afschrift van een akte van de burgerlijke stand als bedoeld in artikel 23b, tweede lid van Boek 1 Burgerlijk Wetboek)

13,20

 

1.1.13.2

de in artikel 2, eerste lid, van de Wet rechten burgerlijke stand, onder b, genoemde stukken (uittreksel van een akte van de burgerlijke stand als bedoeld in artikel 23b, eerste lid van Boek 1 Burgerlijk Wetboek)

13,20

 

1.1.13.3

de in artikel 2, eerste lid, van de Wet rechten burgerlijke stand, onder c, genoemde stukken (verklaring van huwelijksbevoegdheid als bedoeld in artikel 49a, tweede lid van Boek 1 Burgerlijk Wetboek)

23,30

 

1.1.13.4

de in artikel 2, eerste lid, van de Wet rechten burgerlijke stand, onder d, genoemde stukken (meertalig uittreksel uit een akte van de burgerlijke stand)

13,20

 

1.1.13.5

de in artikel 1:19K Burgerlijk Wetboek genoemde stukken (attestatie de vita)

13,20

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Reisdocumenten

 

 

 

1.2

Het tarief bedraagt voor het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag:

 

 

1.2.1

van een nationaal paspoort:

 

 

1.2.1.1 

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

65,30

1.2.1.2

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

52,00

1.2.2

van een nationaal paspoort, een groter aantal bladzijden bevattende dan een nationaal paspoort als bedoeld in 1.2.1 (zakenpaspoort):

 

 

1.2.2.1

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

65,30

1.2.2.2

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

52,00

1.2.3

van een reisdocument ten behoeve van een persoon die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander wordt behandeld (faciliteitenpaspoort):

 

 

1.2.3.1

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

65,30

1.2.3.2

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

52,00

1.2.4

van een reisdocument voor vluchtelingen of een reisdocument voor vreemdelingen

€ 

52,00

1.2.5

van een Nederlandse identiteitskaart:

 

 

1.2.5.1

voor een persoon die op het moment van de aanvraag 18 jaar of ouder is

51,00

1.2.5.2

voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt

29,00

1.2.5.3

voor een vervangende Nederlandse identiteitskaart conform artikel 23b Paspoortwet

29,00

1.2.6

voor een spoedlevering van de in de onderdelen 1.2.1 tot en met 1.2.5 genoemde documenten, worden de in die onderdelen genoemde leges vermeerderd met een bedrag van

47,55

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Rijbewijzen

 

 

 

1.3.1 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot eerste uitgifte, vernieuwen of vervangen (categorie-uitbreiding of herafgifte na ongeldigheidsverklaring) van een rijbewijs

39,50

1.3.2

Het tarief bedraagt terzake van het omwisselen van een buitenlands (vreemd) rijbewijs

39,50

1.3.3

Het tarief genoemd in onderdeel 1.3.1 wordt bij een spoedlevering vermeerderd met

34,10

1.3.5

Het tarief genoemd in onderdeel 1.3.2 wordt bij het aangetekend verzenden naar de RDW vermeerderd met

10,00

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de Basisregistratie Personen

 

 

 

1.4.1 

Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor de basisregistratie personen moet worden geraadpleegd.

 

 

1.4.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.4.2.1 

tot het verstrekken van gegevens, per verstrekking

10,60

1.4.2.2.

tot het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar:

 

 

1.4.2.2.1.

tot 100 verstrekkingen

673,00

1.4.2.2.2.

tot 500 verstrekkingen

2.694,00

1.4.2.2.3.

tot 1.000 verstrekkingen

4.488,00

1.4.2.2.4.

tot 5.000 verstrekkingen

17.960,00

1.4.2.2.5.

tot 10.000 verstrekkingen

26.944,00

1.4.3

In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens met behulp van alternatieve media bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het Besluit basisregistratie personen

166,00

1.4.4

Het tarief bedraagt voor het op verzoek doornemen van de basisregistratie personen, voor ieder daaraan besteed kwartier

20,00

 

Hoofdstuk 5 Naturalisatie

 

 

 

1.5.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een verzoek om optie of naturalisatie:

 

 

1.5.1.1

bij optie; enkelvoudig

184,00

1.5.1.2

bij optie; gemeenschappelijk

314,00

1.5.1.3

bij optie; mede opterende minderjarige

21,00

1.5.1.4

bij naturalisatie; enkelvoudig standaard

866,00

1.5.1.5

bij naturalisatie; gemeenschappelijk standaard

1.105,00

1.5.1.6

bij naturalisatie; enkelvoudig verlaagd

644,00

1.5.1.7

bij naturalisatie; gemeenschappelijk verlaagd

884,00

1.5.1.8

bij naturalisatie; mee naturaliserende minderjarige

128,00

 

Hoofdstuk 6 Verstrekkingen op grond van Wet bescherming persoonsgegevens

 

 

 

1.6.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een bericht als bedoeld in artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens:

 

 

1.6.1.1

bij verstrekking op papier, indien het afschrift bestaat uit:

 

 

1.6.1.1.1

ten hoogste 100 pagina's, per pagina

0,25

 

met een maximum per bericht van

5,10

1.6.1.1.2

bij meer dan 100 pagina's

22,70

1.6.1.2

bij verstrekking anders dan op papier

€ 

5,10

1.6.1.3

dat bestaat uit een afschrift van een, vanwege de aard van de verwerking, moeilijk toegankelijke gegevensverwerking

22,70

1.6.2

Indien voor hetzelfde bericht op grond van de onderdelen 1.6.1.1, 1.6.1.2 en 1.6.1.3 meerdere vergoedingen kunnen worden gevraagd, wordt slechts de hoogste gevraagd.

 

 

1.6.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een verzet als bedoeld in artikel 40 van de Wet bescherming persoonsgegevens

4,60

 

 

 

 

Hoofdstuk 7 Bestuursstukken

 

 

 

1.7.1 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:

 

 

1.7.1.1 

een afschrift van de beheerbegroting

63,50

1.7.1.2

een afschrift van de programmabegroting

63,50

1.7.1.3

een afschrift van de gemeenterekening

63,50

1.7.1.4

een afschrift van het burgerjaarverslag

10,10

1.7.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:

 

 

1.7.3

een afschrift van enige gemeentelijke verordening

13,30

1.7.4.1

een afschrift van een gemeentelijke verordening of aanvulling daarop of een afschrift van vergaderverslagen- of stukken of een voorschrift dan wel toelichting van een bestemmingsplan of uitwerkingsvoorschrift, per pagina

€ 

0,75

1.7.4.2

een digitaal afschrift van een gemeentelijke verordening of aanvulling daarop of een digitaal afschrift van vergaderverslagen- of stukken of een digitaal voorschrift dan wel toelichting van een bestemmingsplan of uitwerkingsvoorschrift, per pagina

€ 

0,25

 

 

 

 

Hoofdstuk 8 Vastgoedinformatie

 

 

 

1.8.1 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.8.1.1 

tot het verstrekken van een fotokopie betreffende vastgoedinformatie van een plan, zoals bestemmingsplan, een voorbereidingsbesluit, structuurvisie, wegenkaart, structuurplan of stadsvernieuwingsplan:

 

 

1.8.1.1.1 

in formaat A4 of kleiner, per bladzijde

2,10

1.8.1.1.2 

in formaat A3

3,20

1.8.2 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van of uittreksel uit:

 

 

1.8.2.1 

de gemeentelijke basisregistratie adressen of de gemeentelijke basisregistratie gebouwen, bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen

9,00

1.8.2.2

het gemeentelijke beperkingenregister of de gemeentelijke beperkingenregistratie, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen, dan wel tot het verstrekken van een aan die registratie ontleende verklaring, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen

9,00

 

Hoofdstuk 9 Overige publiekszaken

 

 

 

1.9 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.9.1 

tot het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag

41,35

1.9.2

tot het verkrijgen van een bewijs van in leven zijn

13,20

1.9.3

tot het verkrijgen van een legalisatie van een handtekening

13,20

1.9.4

tot het verstrekken van een andere verklaring als genoemd in 1.9.1. tot en met 1.9.3 welke in het bijzonder belang van de aanvrager wordt opgemaakt, voor zover daarvoor in deze tarieventabel dan wel in een andere verordening of rechtsregel niet een ander recht is bepaald, per stuk

13,20

 

 

 

 

Hoofdstuk 10 Archief

 

 

 

1.10.1 

Het tarief bedraagt voor het op verzoek doen van naspeuringen in de in het archief berustende stukken, voor ieder daaraan besteed kwartier

15,00

1.10.2 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van:

 

 

1.10.2.1 

een (digitaal) afschrift of fotokopie van een in het archief berustend stuk, per pagina A4 formaat

0,60

1.10.2.2

een (digitaal) afschrift of fotokopie van een in het archief berustend stuk, per pagina op A3 formaat

1,20

1.10.2.3

een digitale scan van een in het archief berustende bouwtekening, per pagina/ opname

4,10

 

 

 

 

Hoofdstuk 11 Huisvestingswet

 

 

 

1.11 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.11.1 

tot het verkrijgen van een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Huisvestingswet

32,40

1.11.2

tot het indelen in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014

€ 

26,90

 

Hoofdstuk 12 Leegstandwet

 

 

 

1.12

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.12.1

tot het verkrijgen van een vergunning tot tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Leegstandswet

50,40

 

 

 

 

Hoofdstuk 13 Gemeentegarantie

 

 

 

1.13

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.13.1

tot het instemmen met het wijzigen of omzetten van een door de gemeente gegarandeerde hypothecaire geldlening

21,70

 

 

 

 

Hoofdstuk 14 Marktstandplaatsen

 

 

 

1.14 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag op grond van de marktverordening Alphen aan den Rijn:

 

 

1.14.1 

tot het verlenen van een vaste-standplaatsvergunning

31,30

1.14.2

tot het verlenen van een bedienvergunning

31,30

1.14.3

tot het overschrijven van een vaste-standplaatsvergunning op naam van een ander

23,70

1.14.4

tot het inschrijven op de wachtlijst

22,70

1.14.5

tot het toestaan van vervanging van de vergunninghouder

22,70

 

 

 

 

Hoofdstuk 15 Winkeltijdenwet

 

 

 

1.15.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.15.2

voor een ontheffing in het kader van de Winkeltijdenwet of het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet

76,00

1.15.3

tot het verlenen van toestemming om een ontheffing over te dragen aan een ander, in te trekken of te wijzigen

16,00

 

Hoofdstuk 16 Kansspelen

 

 

 

1.16.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen:

 

 

1.16.1.1

voor een periode van twaalf maanden voor één kansspeelautomaat

56,50

1.16.1.2

voor een periode van twaalf maanden voor twee of meer kansspeelspeelautomaten, een basisbedrag van

22,50

 

en voor iedere kansspeelautomaat

34,00

1.16.1.3 

Indien de in 1.16.1.1 en 1.16.1.2 bedoelde vergunningen wordt verkregen voor een tijdvak korter dan twaalf maanden, dan worden de genoemde bedragen, naar evenredigheid van looptijd van de vergunning verminderd, waarbij een gedeelte van een maand voor een gehele maand gerekend wordt.

 

 

1.16.2.1

voor een periode van langer dan vier jaar of voor onbepaalde tijd voor één kansspeelautomaat

226,50

1.16.2.3

voor een periode van langer dan vier jaar of voor onbepaalde tijd voor twee of meer kansspeelspeelautomaten, een basisbedrag van

90,50

1.16.2.4

en voor iedere kansspeelautomaat

136,00

1.16.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 en 28 van de Wet op de kansspelen (loterijvergunning en prijsvraagvergunning) 

15,00

 

 

 

 

Hoofdstuk 17 Telecommunicatie en Leiding-verordening

 

 

 

1.17.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding/aanvraag in verband met het verkrijgen van instemming/vergunning omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van leidingwerkzaamheden als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (betreffende groot geprogammeerd werk>10m2):

 

 

1.17.1.1

tot een tracélengte van 100 meter

560,00

1.17.1.2

voor een tracé in door de gemeente beheerde openbare gronden langer dan 100 strekkende meter wordt het onder 1.17.1.1 genoemde bedrag per strekkende meter tracélengte (of een gedeelte hiervan) verhoogd met

1,50

1.17.2

Indien met betrekking tot het verzoek om een instemmingsbesluit als bedoeld in 1.17.1 een voorbespreking plaats moet vinden tussen de gemeente en de aanbieder en eventuele andere partijen kan, conform het Handboek Ondergrondse Infrastructuur gemeente Alphen aan den Rijn, het onder 1.17.1.1 en 1.17.1.2 genoemde bedrag voor ieder overleg worden verhoogd met

115,00

1.17.3

Het tarief voor het in behandeling nemen van een melding (klein geprogrammeerd werk <10 m²/ calamiteit) als bedoeld in artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet bedraagt per melding

€ 

120,00

1.17.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding/aanvraag in verband met het verkrijgen van instemming/vergunning omtrent plaats, tijdstip en wijze van uitvoering van leidingwerkzaamheden als bedoeld in de Leidingverordening Alphen aan den Rijn (groot geprogrammeerd werk >10 m2):

€ 

560,00

1.17.5

Indien met betrekking tot de vergunningsaanvraag als bedoeld in 1.17.4 een voorbespreking plaats moet vinden tussen de gemeente en de leidingexploitant en eventuele andere partijen kan, conform het Handboek Ondergrondse Infrastructuur gemeente Alphen aan den Rijn, het onder 1.17.4 genoemde bedrag voor ieder overleg worden verhoogd met

115,00

1.17.6

Het tarief voor het in behandeling nemen van een melding (klein geprogrammeerd werk <10 m²/ calamiteit) bedraagt per melding

120,00

 

Hoofdstuk 18 Verkeer en vervoer

 

 

 

1.18 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.18.1 

Vervallen

0,00

1.18.2 

tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 9.1 van de Regeling voertuigen

33,30

1.18.3 

tot het verkrijgen van een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

22,30

1.18.4

tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 149 van de Wegenverkeerswet, aangevraagd 3 weken of langer van tevoren (ontheffing in verband met toegang voetgangersgebied)

32,00

1.18.4.1

extra spoedleges bij aanvraag korter dan 3 weken vantevoren

44,00

1.18.5

tot het verkrijgen van een ontheffing van het nachtelijk rijverbod, ingevolge artikel 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, volgens het bord E10 (C7) van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990

44,00

1.18.6

tot het verkrijgen van een bijzondere toestemming voor het laden of lossen van gevaarlijke goederen op grond van hoofdstuk 7.5.11 en 8.5. ADR (Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg).

44,00

1.18.7

tot het afgeven van een wedstrijdvergunning, ingevolge artikel 10 van de Wegenverkeerswet 1990

32,30

1.18.8

Vervallen

0,00

1.18.9

tot het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in artikel 5.8 van de APV, voor het plaatsen van (bouw)kranen en vrachtwagens

22,00

1.18.10

Aanstellingsbesluit voor verkeersregelaars

 

 

1.18.10.1

aanvraag minimaal 10 werkdagen of langer van tevoren

15,00

1.18.10.2

aanvraag 9 werkdagen of korter vantevoren

32,00

1.18.11

tot het verlenen van een vergunning voor het plaatsen van een E-laadpaal als bedoeld in artikel 2:10 lid 7 van de Algemene plaatselijke verordening

101,00

1.18.12

tot het afgeven van een verklaring van geen bezwaar tot het mogen opstijgen of landen van een luchtballon, ingevolge artikel 10 van het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen of een helikopter of ander luchtvaartuig, ingevolge de Wet Luchtvaart en artikel 2 van het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen

22,20

1.18.13

Afgeven van een verklaring van geen bezwaar voor een recreatieve of prestatietocht (wandelen, hardlopen, fietsen, wielrennen, motor, auto, oldtimers e.d.

 

 

1.18.13.1

aanvraag minimaal 6 weken of langer van tevoren

32,00

1.18.13.2

extra spoedleges bij aanvraag korter dan 6 weken van tevoren

44,00

 

Hoofdstuk 19 Diversen

 

 

 

1.19.1 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

1.19.1.1 

tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in de Afvalstoffenverordening, ter zake van de inzameling van andere categorieën afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen door bedrijven, per jaar van geldigheid

€ 

265,00

1.19.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:

 

 

1.19.2.1

gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina

8,40

1.19.2.2

afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:

 

 

1.19.2.2.1

per pagina op papier van A4-formaat

0,60

1.19.2.2.2

per pagina op papier van A3-formaat

1,20

1.19.2.3

kaarten, tekeningen en lichtdrukken, al dan niet behorend bij de in de onderdelen 1.19.2.1 en 1.19.2.2 genoemde stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per kaart, tekening of lichtdruk

7,90

 

vermeerderd met voor elke dm2 waarmee de oppervlakte van de kaart, tekening of lichtdruk de 5 dm2 te boven gaat;

0,90

1.19.2.4

een beschikking op aanvraag, voor zover daarvoor niet elders in titel 1,2 of 3 of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, zoals een vergunning of ontheffing of ander stuk in het persoonlijk belang van de aanvrager, per beschikking

61,00

1.19.2.5

stukken of uittreksels, welke op aanvraag van de aanvrager moeten worden opgemaakt, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina

7,80

1.19.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor een standplaats als bedoeld in artikel 5.18 van de Algemene plaatselijke verordening (standplaatsvergunning, niet zijnde een marktstandplaats als bedoeld in Hoofdstuk 14), voor:

 

 

 

a. een seizoen standplaats

64,00

 

b. een vaste standplaats

80,30

1.19.5

Het tarief bedraagt tot het afgeven van een vergunning waarbij uiting wordt gegeven aan reclame ten behoeve van commerciële doeleinden, hier onder mede begrepen reclameborden, lichtreclames en de plaatsing van aankondigingsborden en driehoeksborden ingevolge artikel 4.15 van de Algemene plaatselijke verordening

€ 

24,50

1.19.6

Het tarief bedraagt tot het afgeven van een vergunning ingevolge artikel 4.15 van de Algemene plaatselijke verordening niet vallende onder 1.19.5

55,00

1.19.12

Het tarief bedraagt tot het afgeven van een ontheffing ingevolge artikel 4.1.5 van de Algemene plaatselijke verordening

66,30

1.19.13

Het tarief bedraagt tot het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing ingevolge de artikelen 4.6 t/m 4.6e van de Algemene plaatselijke verordening (geluidhinder) indien de ontheffing geldig is voor een periode van:

 

 

 

a. een dag

13,15

 

b. een week

65,75

1.19.14

voor spoedleveringen van een beschikking (minder dan 3 weken van tevoren) wordt het verschuldigde bedrag verhoogd met

44,00

1.19.15

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van ontheffing voor het gebruiken van het openbaar gebied (containers e.d.)

 

 

 

voor een oppervlakte tot 15 m2

40,00

 

voor een oppervlakte van 15 m2 tot 25 m2

69,00

 

voor een oppervlakte van 25 m2 of meer

158,40

1.19.16

Vervallen

 

 

1.19.17

Het tarief tot het verstrekken van papieren of digitale (gescande) afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken in het kader van een aanvraag WOB:

 

 

1.19.17.1

per pagina digitaal of op papier van A4-formaat

0,60

1.19.17.2

per pagina digitaal of op papier van A3-formaat

1,20

1.19.17.3

kaarten, tekeningen en lichtdrukken, per kaart, tekening of lichtdruk op papier of digitaal

8,40

 

vermeerderd met voor elke dm2 waarmee de oppervlakte van de kaart, tekening of lichtdruk de 5 dm2 te boven gaat;

0,90

1.19.18

Het tarief bedraagt tot het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning voor het collecteren

18,50

1.19.19

Het verlenen van een ontheffing voor artikel 3 of 4 van de Zondagswet

32,00

1.19.20

Het tarief voor het verlenen van een toegangspas voor een ondergrondse container in verband met verleis van een eerder uitgegegven pas:

13,50

 

Titel 2 

Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning

 

 

Hoofdstuk 1 Begripsom-

schrij vingen

 

 

 

2.1.1 

Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

 

 

2.1.1.1

aanlegkosten:

 

 

 

de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de aanlegkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden wordt in deze titel onder aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de werken of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft;

 

 

2.1.1.2

bouwkosten:

 

 

 

de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;

 

 

2.1.1.3

Wabo:

 

 

 

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

 

2.1.2

In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld.

 

 

2.1.3

In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Vooroverleg/

beoordeling conceptaan-

vraag

 

 

 

2.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag c.q verzoek:

 

 

2.2.1

om vooroverleg in verband met het verkrijgen van een indicatie of medewerking zal worden verleend aan een voorgenomen project in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Wet ruimtelijke ordening wanneer het bij de uiteindelijke aanvraag om omgevingsvergunning een gebonden beschikking betreft, of waarbij artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo (binnenplanse afwijking) of artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo (Bor afwijking) wordt toegepast 

350,00

2.2.2

om vooroverleg in verband met het verkrijgen van een indicatie of medewerking zal worden verleend aan een voorgenomen project in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Wet ruimtelijke ordening waarbij, bij de uiteindelijke aanvraag om omgevingsvergunning artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo (buitenplanse afwijking), of een bestemmingsplanwijziging wordt toegepast 

900,00

2.2.3

indien er voor het vooroverleg zoals omschreven in hoofdstuk 2, artikel 2.2.2 een quikscan van de omgevingsdienst Midden Holland benodigd is wordt het bedrag vermeerderd met een bedrag van

1.706,60

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Omgevings-

vergunning

 

 

 

2.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.

 

 

 

 

 

 

2.3.1

Bouwactiviteiten

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

2.3.1.1

indien de bouwkosten niet meer bedragen dan € 10.000

 

 

 

1,72% van de bouwkosten, met een minimumtarief van

37,15

2.3.1.2

indien de bouwkosten meer dan € 10.000 en niet meer dan € 20.000 bedragen

 

 

 

1,72% van de bouwkosten, met een minimumtarief van

172,00

2.3.1.3

indien de bouwkosten meer dan € 20.000 en niet meer dan € 50.000 bedragen

344,00

 

vermeerderd met 1,84% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 20.000 te boven gaan

 

 

2.3.1.4

indien de bouwkosten meer dan € 50.000 en niet meer dan € 250.000 bedragen

896,00

 

vermeerderd met 2,21% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 50.000 te boven gaan

 

 

2.3.1.5

indien de bouwkosten meer dan € 250.000 en niet meer dan € 1.000.000 bedragen

5.316,00

 

vermeerderd met 2,12% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 250.000 te boven gaan

 

 

2.3.1.6

indien de bouwkosten meer dan € 1.000.000 en niet meer dan € 2.500.000 bedragen

21.216,00

 

vermeerderd met 1,96% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 1.000.000 te boven gaan

 

 

2.3.1.7

indien de bouwkosten meer dan € 2.500.000 bedragen

50.616,00

 

vermeerderd met 1,85% van het bedrag waarmee de bouwkosten € 2.500.000 te boven gaan

 

 

2.3.1.8

met een maximum van

487.247,00

2.3.1.9

Mocht de bouwactiviteit bestaan uit verschillende, los van elkaar te beoordelen objecten

 

 

 

dan geldt het maximum afzonderlijk voor elk te beoordelen object.

 

 

 

 

 

 

 

Welstandstoets

 

 

2.3.2

Indien omtrent de welstand van een vergunning plichtig bouwwerk als bedoeld in 2.3.1.1 advies wordt ingewonnen, dan wordt het overeenkomstig bedoelde legesbedrag verhoogd met de kosten van dit advies. De advieskosten worden naar boven afgerond op een veelvoud van € 5 en ongeacht het aantal wijzigingen op het oorspronkelijke plan van dezelfde ontwerper slechts eenmaal in rekening gebracht, waarbij de hoogste bouwkosten maatgevend zijn. Over de advieskosten van welstand wordt BTW geheven. De kosten voor het advies zijn, indien de bouwkosten bedragen:

 

 

2.3.2.1

minder dan € 4.000

45,00

2.3.2.2

van € 4.000 tot € 25.000

45,00

2.3.2.3

van € 25.000 tot € 120.000

 

 

 

1,8 promille van de bouwkosten;

 

 

2.3.2.4

van € 120.000 tot € 230.000

 

 

 

1,8 promille van de bouwkosten;

 

 

2.3.2.5

van € 230.000 tot € 455.000

 

 

 

1,8 promille van de bouwkosten;

 

 

2.3.2.6

vanaf € 455.000

2.250,00

2.3.2.7

De kosten voor handhaving bedragen

101,00

2.3.2.8

Monumentenadvisering wordt tegen uurtarief in rekening gebracht. Tarief bedraagt per uur:

97,00

2.3.2.9

Indien omtrent de welstand van een vergunning plichtig bouwwerk de sneltoetscriteria ambtelijk worden getoetst, dan wordt het legesbedrag verhoogd met de kosten van deze toets. De kosten bedragen per getoetst objectcriterium

20,00

 

 

 

 

 

Verplicht advies agrarische commissie

 

 

2.3.2.10

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.31 of 2.3.4 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie wordt ingewonnen:

 

 

2.3.2.11

voor een standaardadvies voor bestaande bedrijven

770,00

2.3.2.12

voor een advies inzake nieuwe vestigingen en/of beoordeling van een bedrijfsplan

915,00

2.3.2.13

voor een advies waarin ook uitspraken van een commissie voor bezwaar en beroep en/of gerechtelijke uitspraken worden betrokken

965,00

2.3.2.14

voor een nader advies op een eerder uitgebracht advies

460,00

2.3.2.15

voor een second opinion

1.215,00

 

 

 

 

2.3.3

Aanlegactiviteiten

 

 

2.3.3.1

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief: 1% van de aanlegkosten

 

 

 

met een minimum van

94,00

 

en een maximum van

10.602,00

 

 

 

 

 

 

 

 

2.3.4

Planologisch strijdig gebruik 

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1: 

 

 

2.3.4.1

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1º, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking):

302,00

2.3.4.2

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking):

302,00

2.3.4.3

indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking) en geen anterieure exploitatieovereenkomst is opgesteld en getekend:

11.369,00

2.3.4.4

indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking):

302,00

2.3.4.5

indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan):

94,00

2.3.4.6

Voor de artikelen vallend onder 2.3.4 geldt dat de benodigde onderzoeken en ruimtelijke onderbouwing door aanvrager zelf dienen te worden aangeleverd en bekostigd.

 

 

2.3.4.7

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit, als bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, onder c van de Wabo, en wordt geweigerd, bedraagt het tarief

302,00

 

 

 

 

2.3.5

Activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads- of dorpsgezichten

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens de gemeentelijk Monumentenverordening aangewezen monument, bedraagt het tarief voor het slopen, verstoren, verplaatsen, verbouwen of in enig ander opzicht wijzigen van een monument, indien:

 

 

2.3.5.1

de bouw- of uitvoeringskosten van de uit te voeren werkzaamheden van de activiteit € 10.000 of minder zijn

 

 

 

minder zijn

0,00

2.3.5.2

de kosten van de uit te voeren werkzaamheden van de activiteit € 10.000 of meer zijn: 20% van het bedrag zoals wordt berekend volgens art 2.3.1 (bouwactiviteiten), waarbij indien geen aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen benodigd is in plaats van bouwkosten moet worden gelezen uitvoeringskosten. 

 

 

2.3.5.3

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder c, van de Wabo, waarvoor op grond van de Monumentenverordening een vergunning is vereist, bedraagt het tarief: 20% van het bedrag zoals wordt berekend bij art. 2.3.1 (bouwactiviteiten), waarbij indien geen aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen benodigd is in plaats van bouwkosten moet worden gelezen uitvoeringskosten.

 

 

 

 

 

 

2.3.6

Uitweg/inrit

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of verkrijgen van het gebruik van een uitweg waarvoor op grond van een bepaling in de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief:

128,00

 

 

 

 

2.3.7

Kappen

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van houtopstand, waarvoor op grond van een bepaling in artikel 4:11 van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief:

42,00

 

 

 

 

2.3.8

Opslag van roerende zaken

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op de opslag van roerende zaken in een bepaald gedeelte van de gemeente, waarvoor op grond van de Algemene plaatselijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief:

 

 

2.3.8.1

indien de activiteit bestaat uit het daar opslaan van roerende zaken, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j, van de Wabo:

0,00

2.3.8.2

indien de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder k, van de Wabo:

0,00

 

 

 

 

 

 

 

 

2.3.9

Omgevingsvergunning in twee fasen

 

 

 

Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

2.3.9.1

voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft;

 

 

2.3.9.2

voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft.

 

 

 

 

 

 

2.3.9.2

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag van een wijziging van een verleende vergunning eerste fase bedraagt:

 

 

 

30% van het legesbedrag, met een minimum van

94,00

 

 

 

 

2.3.10

Beoordeling rapport

 

 

 

Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een rapport wordt beoordeeld:

 

 

2.3.10.1

voor de beoordeling van een milieukundig bodemrapport

433,00

2.3.10.2

voor de beoordeling van een archeologisch rapport

346,00

2.3.10.3

voor de beoordeling van een rapport ecologie/flora en fauna

606,00

2.3.10.4

voor de beoordeling van een akoestisch rapport

692,00

2.3.10.5

voor de beoordeling van een rapport luchtkwaliteit

346,00

2.3.10.6

voor de beoordeling van een ROM aanvraag

951,00

2.3.10.7

voor de beoordeling van een EV kort

€ 

346,00

2.3.10.8

voor het voeren van een procedure hogere waarde ogv geluid

€ 

1.902,00

 

 

 

 

 

 

 

 

2.3.11

Verklaring van geen bedenkingen

 

 

 

Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo: 

 

 

2.3.11.1

indien de gemeenteraad of een ander bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven:

0,00

 

 

 

 

2.3.12

In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid

 

 

2.3.12.1

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het basistarief:

210,00

2.3.12.2

vermeerderd met, indien de gebruiksoppervlakte tussen de 0-100 m2 bedraagt, een bedrag van

€ 

91,00

2.3.12.3

vermeerderd met, indien de gebruiksoppervlakte tussen de 101-500 m2 bedraagt, een bedrag van 

91,00

 

plus voor elke m2 boven de 101 m2 een bedrag van

€ 

1,00

2.3.12.4

vermeerderd met, indien de gebruiksoppervlakte tussen de

 

 

 

501-2000 m2 bedraagt, een bedrag van

493,00

 

plus voor elke m2 boven de 501 m2 een bedrag van

€ 

0,50

2.3.12.5

vermeerderd met, indien de gebruiksoppervlakte tussen de 2001-5000 m2 bedraagt, een bedrag van

1.248,00

 

plus voor elke m2 boven de 2001 m2 een bedrag van

0,25

2.3.12.6

vermeerderd met, indien de gebruiksoppervlakte boven de 5001 m2 bedraagt, een bedrag van

2.003,00

 

plus voor elke m2 boven de 5001 m2 een bedrag van

0,10

2.3.12.7

vervallen

 

 

 

 

 

 

2.3.13

Zonneweide

 

 

 

Bij de realisatie van een zonneweide worden alleen bouwleges als bedoeld in 2.3.1 geheven over de constructie en niet over de panelen. Hierbij wordt met een zonneweide bedoeld, een vorm van duurzame energieopwekking, waarbij in veldopstelling op de grond een groot oppervlak zonnepanelen wordt geplaatst, die bedrijfsmatig worden geëxploiteerd.

 

 

 

 

 

 

2.3.14

Projecten of handelingen in het kader van de Wet natuurbescherming (bescherming van een Natura 2000-gebied)

 

 

 

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een project of het verrichten van een andere handeling als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder j, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

4.123,00

 

 

 

 

2.3.15

Handelingen in het kader van de Wet natuurbescherming (bescherming van soorten)

 

 

 

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op het verrichten van een handeling als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder k, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten:

2.706,00

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Vermindering/

teruggaaf

 

 

 

2.4.1

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning is voorafgegaan door een aanvraag om vooroverleg of beoordeling van een conceptaanvraag als bedoeld in hoofdstuk 2, waarop de eerstgenoemde aanvraag betrekking heeft, worden de ter zake van het vooroverleg of de beoordeling van de conceptaanvraag geheven leges in mindering gebracht op de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag om de omgevingsvergunning bedoeld in hoofdstuk 3.

 

 

2.4.2

Indien binnen een jaar na het afgeven van een vergunning blijkt dat de werkelijke bouwkosten afwijken van de opgegeven bouwkosten zoals vermeld op de aanvraag, wordt op schriftelijk verzoek onder overlegging van de eindnota, de voor de oorspronkelijke vergunning geheven leges verrekend met het bedrag dat verschuldigd is door toepassing van het tarief als vermeld in de artikel vallende onder 2.3. Indien de bouwkosten naar boven afwijken is de gemeente gerechtigd de leges te verhogen met het bedrag dat werkelijk verschuldigd is met toepassing van het tarief als vermeld in artikelen vallende onder 2.3.

 

 

2.4.3

Vermindering als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg-, inrit- of kapactiviteiten (nog niet verleende vergunning)

 

 

 

Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg-, inrit- of kapactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.3, 2.3.6 en 2.3.7, intrekt terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, bestaat eventueel aanspraak op vermindering van een deel van de leges. De vermindering bedraagt:

 

 

2.4.3.1 

indien de aanvraag schriftelijk wordt ingetrokken binnen een termijn van 6 maanden na het in behandeling nemen ervan

 

50 %

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges, behoudens de advieskosten, met een maximum van €1.950,-

 

 

 

 

 

 

2.4.4 

Teruggaaf als gevolg van intrekking reeds verleende omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg-, inrit- of kapactiviteiten

 

 

 

Als de gemeente een verleende omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg-, inrit- of kapactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.3, 2.3.6 en 2.3.7, intrekt op schriftelijke aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges, mits deze aanvraag is ingediend binnen 12 maanden na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt:

 

50 %

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges omgevingsvergunning.

 

 

2.4.5 

Vermindering als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg-, inrit- of kapactiviteiten

 

 

2.4.5.1

Als de gemeente een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg-, inrit- of kapactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.3, 2.3.6 of 2.3.7 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De vermindering bedraagt:

 

25%

 

van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges omgevingsvergunning.

 

 

2.4.5.2

Onder een weigering bedoeld in onderdeel 2.5.3.1 wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking waarbij de vergunning is verleend bij rechterlijke uitspraak.

 

 

 

 

 

 

2.4.6

Vermindering leges als gevolg van buiten behandeling stellen

 

 

 

Bij het buiten behandeling stellen van een aanvraag tot een omgevingsvergunning, wordt bij het in rekening brengen van leges 50% daarvan daadwerkelijk op de factuur in rekening gebracht behoudens de advieskosten, met een maximum van €1.950,- 

 

 

 

 

 

 

2.4.7

Opnieuw indienen aanvraag

 

 

 

Indien binnen 3 maanden na het intrekken of buiten behandeling stellen van een aanvraag een zelfde aanvraag wordt ingediend, worden de reeds betaalde leges in mindering gebracht bij/verrekend met de legeskosten voor de hernieuwde aanvraag

 

 

 

 

 

 

2.4.8

Minimumbedrag voor teruggaaf

 

 

 

Een bedrag minder dan € 50 wordt niet teruggegeven.

 

 

 

 

 

 

2.4.9

Geen teruggaaf legesdeel advies, welstandstoets of agrarische commissie

 

 

 

Van de leges verschuldigd op grond van alle onderdelen vallende onder 2.3.2, 2.3.4., 2.3.2.9 en 2.3.10 wordt geen teruggaaf verleend.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 5 Intrekking omgevings-vergunning

 

 

 

2.5

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.33, tweede lid, onder b, van de Wabo, tenzij onderdeel 2.5.2 van toepassing is:

0,00

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 6 Bestemmings-wijzigingen 

 

 

 

2.6.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wro (en geen anterieure exploitatieovereenkomst is opgesteld en getekend) inclusief het opstellen van regels en verbeelding

21.438,00

2.6.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wro (en geen anterieure exploitatieovereenkomst is opgesteld en getekend) exclusief het opstellen van regels en verbeelding

18.920,00

2.6.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het uitwerken of wijzigen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a en b, van de Wro (en geen anterieure exploitatieovereenkomst is opgesteld en getekend) inclusief het opstellen van regels en verbeelding

13.886,00

2.6.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het uitwerken of wijzigen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a en b, van de Wro (en geen anterieure exploitatieovereenkomst is opgesteld en getekend) exclusief het opstellen van regels en verbeelding

11.369,00

2.6.5

Bij alle bestemmingswijzigingen uit dit hoofdstuk geldt, dat de benodigde onderzoeken en toelichting/ruimtelijke onderbouwing door aanvrager zelf dienen te worden aangeleverd en bekostigd.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 7

In deze titel

niet benoem-

de beschikking

 

 

 

2.7.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een andere, onder titel 2 vallende niet specifiek benoemde beschikking: 

111,00

 

 

 

 

 

Titel 3 

Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn

 

 

 

Hoofdstuk 1 Horeca

 

 

 

 

3.1.1 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet 

356,00

 

3.1.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 35 van de Drank- en Horecawet 

58,00

 

3.1.2.1

Extra spoedleges bij aanvraag als bedoeld onder punt 3.1.2 indien de aanvraag korter dan 3 weken van tevoren is gedaan

44,00

 

3.1.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een melding als bedoeld in artikel 30 van de Drank- en Horecawet

50,30

 

3.1.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een exploitatievergunning

176,40

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten

 

 

 

 

Defintiebepaling: 

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder (een overwegend) commercieel evenement: Evenementen die uitsluitend of overwegend worden gehouden met het doel winst te maken, dan wel evenementen die georganiseerd worden door instellingen, stichting en/of (winkeliers)verenigingen met winstoogmerk. Criteria die hierbij van toepassing zijn: kaartverkoop, entreegeld, deelnamegeld, sponsors, afdracht horeca, regionaal/landelijk karakter.

 

 

 

 

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder een niet-commercieel evenement: evenementen met een sociaal-cultureel karakter , dan wel evenementen die georganiseerd worden door instellingen, stichtingen of verenigingen met sociaal-culturele doelstellingen of viering van een landelijke feestdag (Koningsdag, Bevrijdingsdag, Sinterklaasintocht etc) binnen de gemeente. Denk aan Oranjeverenigingen, scholen, evenementen met meer dan 60% afdracht aan een goed doel, sportverenigingen, wijk/buurt/bewonersverenigingen, kerken, culturele instellingen, sinterklaasintochten etc.

 

 

 

 

A ,B-, B+, en C evenementen: De evenementenaanvragen worden ingedeeld in de categorieën, A, B-, B+, C en meldingen. Criteria die hierbij een rol spelen zijn o.a.: oppervlakte, bezoekersaantal en- leeftijd, tijdstip, muzieksoort, alcoholconsumptie, specifieke omstandigheden van evenementenlocatie, gelijktijdige andere evenementen, verminderde bereikbaarheid van wijk/stad, lokaal of regionaal/landelijk evenement, kans op calamiteiten en openbare orde verstoringen etc. De classificatie is gebaseerd op de nota Kader evenementenbeveiliging van de Veiligheidsregio Hollands Midden.

 

 

 

 

 

 

 

 

3.2.1 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning voor het organiseren van een evenement als bedoeld in artikel 2.25, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening (evenementenvergunning), indien het betreft:

 

 

 

 

Een (overwegend) commercieel evenement:

 

 

 

3.2.1.1 

een grootschalig evenement of een evenement met verhoogd risicoprofiel C

352,80

 

3.2.1.2

een middelgroot evenement of een evenement met gemiddeld tot hoog risicoprofiel B+

201,60

 

 

een middelgroot evenement of een evenement met gemiddeld tot laag risicoprofiel B-

121,00

 

3.2.1.3

een klein evenement of een evenement met een laag risicoprofiel A

70,60

 

 

Een niet-commercieel evenement:

 

 

 

3.2.1.4

een grootschalig evenement of een evenement met verhoogd risicoprofiel C

176,40

 

3.2.1.5

een middelgroot evenement of een evenement met gemiddeld tot hoog risicoprofiel B+

101,00

 

 

een middelgroot evenement of een evenement met gemiddeld tot laag risicoprofiel B-

60,50

 

3.2.1.6

een klein evenement of een evenement met een laag risicoprofiel A

35,30

 

 

 

 

 

 

3.2.2

Het tarief bedraagt voor een klein evenement waar geen vergunning voor is vereist als bedoeld in artikel 2.25 tweede lid van de Algemene plaatselijke verordening: hiervoor volstaat een melding 

0,00

 

3.2.3

Het tarief bedraagt tot het afgeven van een vergunning tot het mogen houden van een snuffelmarkt, ingevolge artikel 5.23 van de Algemene plaatselijke verordening

35,30

 

3.2.4

Bij een evenement van 3 dagen of meer wordt het legestarief genoemd in 3.2.1.1 tot en met 3.2.1.6 verhoogd met 30 procent van het geldende legestarief

 

 

 

3.2.5

Bij een reeks van 3 of meer evenementen op verschillende data wordt het legestarief genoemd in 3.2.1.1 tot en met 3.2.1.6 verhoogd met 30 procent van het geldende legestarief

 

 

 

3.2.6

Voor aanvragen voor evenementen die later dan de minimale aanlevertermijn ingediend worden wordt een opslag in rekening gebracht van 30 procent van het geldende legestarief (spoedtarief)

 

 

 

3.2.6.1

Voor een aanvraag die voor het einde van de behandeltermijn wordt ingetrokken, wordt teruggaaf van 50 procent van de geheven leges verleend

 

 

 

3.2.6.2

Voor een (tekening)wijzigingsverzoek van een aanvraag nadat de vergunning is verleend, wordt per wijziging van 30 procent van het geldende legestarief extra berekend

 

 

 

 

Voor een aanvraag die na vergunningverlening wordt ingetrokken, wordt geen teruggaaf van de geheven leges verleend

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Prostitutiebedrijven

 

 

 

 

3.3

exploitatievergunning of wijziging van een exploitatievergunning voor een seksinrichting of een escortbedrijf

1.370,00

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Huisvestingswet

 

 

 

 

3.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:

 

 

 

3.4.1

tot het verlenen van een vergunning tot onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot bewoning of samenvoeging van woonruimte met andere woonruimte als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder a en b van de Huisvestingswet 2014

476,00

 

3.4.2

tot het verlenen van een vergunning tot omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder c van de Huisvestingswet 2014

476,00

 

3.4.3

tot het verlenen van een vergunning tot het verbouwen van woonruimte tot twee of meer woonruimten als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder d, van de Huisvestingswet 2014

476,00

 

3.4.4

tot het verlenen van een splitsingsvergunning als bedoeld in artikel 22 van de Huisvestingswet

500,00

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 5 Wijziging leidinggevende

 

 

 

 

3.5

Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het bijschrijven of wijzigen van een leidinggevende van een drank- en of horeca onderneming of een seksinrichting

81,00

 

 

 

 

 

 

 

Vastgesteld door de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn in de openbare raadsvergadering van 14 december 2017,

 

 

 

 

de griffier, de voorzitter,

 

 

 

 

 

 

 

 

 

drs. J.A.M. Timmerman, mr. drs. J.W.E.Spies,

 

 

 

 

Bijlage: Tekst van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012)

 

Hoofdstuk I. Algemeen

 

§ 1. Aanduidingen, begripsbepalingen

 

1. Verstaan wordt onder:

de aannemer: de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie het werk is opgedragen;

de aannemingssom: het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

het bestek: de beschrijving van het werk, de daarbij behorende tekeningen, de voor het werk geldende voorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaal van aanwijzing;

bouwstoffen: de in het werk te brengen materialen, voorwerpen, onderdelen, installaties of onderdelen daarvan, grond van allerlei soort en dergelijke;

dag: kalenderdag;

de opdrachtgever: de natuurlijke of rechtspersoon, die het werk opdraagt;

de overeenkomst: de tussen opdrachtgever en aannemer tot stand gekomen overeenkomst van aanneming van werk;

UAV: deze Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012;

het werk: het uit te voeren werk, technische installatiewerk of de te verrichten levering;

werkdag: een kalenderdag, tenzij deze valt op een algemeen

 of ter plaatse van het werk erkende, of door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag.

2. Indien in het bestek een afzonderlijke termijn is gesteld, binnen welke een deel van het werk moet worden opgeleverd, wordt voor de toepassing van de §§ 6, vierde lid, 8, 8a, 9, 10, 11, 12, 42 en 44 dat deel als een afzonderlijk werk aangemerkt.

3. Indien in het bestek een afzonderlijke termijn is gesteld, binnen welke de uitvoering van het werk tot een bepaalde stand moet zijn gevorderd, voordat de oplevering plaats vindt, is het bepaalde in de §§ 8, 8a, 9 en 42 van overeenkomstige toepassing.

4. Indien aan de totstandkoming van de overeenkomst geen aanbesteding is voorafgegaan, wordt voor de toepassing van de §§ 2, tweede lid, 6, elfde en dertiende lid, 48, tweede lid, en 49, tweede lid, in plaats van ‘de dag van aanbesteding’ gelezen ‘de dag van de prijsaanbieding van de aannemer’.

5. Bij meerjarige onderhoudswerken, opgedragen voor een bepaalde som per jaar wordt, indien sprake is van ‘aannemingssom’ of van ‘termijn van betaling’, bedoeld de aannemingssom per jaar of de termijn van betaling van het betrokken onderhoudsjaar.

 

§ 2. Van toepassing zijnde voorschriften, tegenstrijdige bepalingen

1. De bepalingen van de UAV gelden voor zover daarvan in het bestek niet uitdrukkelijk is afgeweken.

2. Tot het bestek behoren mede, als waren zij er letterlijk in opgenomen, de op het werk van toepassing verklaarde technische normvoorschriften zoals deze drie maanden voor de dag van aanbesteding luiden.

3. Op de overeenkomst is van toepassing het Nederlandse recht.

4. Indien onderdelen van het bestek onderling tegenstrijdig zijn, wordt, tenzij een andere bedoeling uit het bestek voortvloeit, de rangorde daarvan bepaald aan de hand van de volgende regels:

a. een nieuw geschreven of getekend document gaat voor een oud geschreven of getekend document;

b. de beschrijving gaat voor een tekening;

c. een bijzondere regeling gaat voor een algemene regeling;

 met dien verstande, dat regel a gaat voor de regels b en c , en regel b voor regel c .

 Indien toepassing van deze regels geen uitkomst biedt, wordt de tegenstrijdigheid, met inachtneming van de billijkheid, uitgelegd ten nadele van degene door of namens wie het bestek is opgesteld.

5. Het in het vierde lid bepaalde laat onverlet de verplichting van de aannemer om de directie te waarschuwen in geval van een klaarblijkelijke tegenstrijdigheid tussen onderdelen van het bestek.

 

Hoofdstuk II. Vertegenwoordiging van partijen

 

§ 3. Directie

1. De opdrachtgever is gerechtigd een of meer personen aan te wijzen om als directie op te treden of de directie bij te staan dan wel als zodanig aangewezen personen door anderen te vervangen.

2. Indien de opdrachtgever niet een of meer personen wil aanwijzen om als directie op te treden, is hij verplicht hiervan vóór de uitvoering van het werk schriftelijk mededeling te doen aan de aannemer. Indien door het niet aanwijzen of niet vervangen van een of meer personen om als directie op te treden meer van de aannemer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, heeft hij recht op bijbetaling.

3. De opdrachtgever geeft van elke aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, indien deze niet reeds in het bestek is gedaan, en van elke wijziging of intrekking daarvan, onverwijld schriftelijk kennis aan de aannemer.

4. Zolang en voor zover de opdrachtgever niet schriftelijk aan de aannemer van het tegendeel doet blijken, vertegenwoordigt de directie de opdrachtgever in alle zaken het werk betreffende. In de gevallen echter, waar in de UAV uitdrukkelijk de opdrachtgever is genoemd, is alleen deze bevoegd.

5. Indien meer dan één persoon als directie is aangewezen, wordt ieder der aangewezen personen geacht de directie te vertegenwoordigen.

6. De directie oefent het toezicht uit op de uitvoering van het werk en op de naleving van de overeenkomst.

7. Personen, die zijn aangewezen om de directie bij te staan, binden deze in zoverre het tegendeel niet schriftelijk aan de aannemer is medegedeeld.

8. De directie is bevoegd te bepalen, dat door haar aan te duiden werkzaamheden niet mogen worden uitgevoerd dan in tegenwoordigheid van de directie of van door haar aangewezen personen.

9. Indien en zolang de opdrachtgever van zijn in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, treedt hij daar, waar in de UAV sprake is van de directie, in haar plaats.

 

§ 4. Gevolmachtigde van de aannemer

1. De aannemer is te allen tijde gerechtigd één of meer personen aan te wijzen om hem in zaken het werk betreffende te vertegenwoordigen. De aanwijzing door de aannemer van personen die hem in zaken het werk betreffende zullen vertegenwoordigen, moet geschieden met gebruikmaking van een volmacht overeenkomstig Bijlage A van de UAV. Ditzelfde geldt bij wijziging van bedoelde volmacht.

2. Een door de aannemer gewaarmerkt afschrift van de volmacht wordt onverwijld aan de directie verschaft.

3. De aanwijzing van iedere gevolmachtigde geschiedt voor het werk of voor een bepaald gedeelte ervan.

 

Hoofdstuk III. Algemene verplichtingen van partijen

 

§ 5. Verplichtingen van de opdrachtgever

1. De opdrachtgever zorgt er voor, dat de aannemer tijdig kan beschikken:

a. over de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen, die voor de opzet van het werk volgens het bestek vereist zijn;

b. over het terrein of het water, waarop of waarin het werk moet worden uitgevoerd;

c. over de benodigde tekeningen en andere gegevens;

d. over de verstrekkingen, die de opdrachtgever ingevolge de overeenkomst doet.

 Indien de aard van het werk hiertoe aanleiding geeft, houdt de directie vóór de aanvang van het werk een bouwbespreking met de aannemer en de leidingbeheerders, waarbij de aannemer wordt ingelicht omtrent de juiste ligging van de zich in of nabij het werk en het werkterrein bevindende ondergrondse kabels en leidingen en waarbij wordt vastgesteld wat daarmee moet geschieden. Indien de directie deze bouwbespreking niet houdt, zal de aannemer vóór de aanvang van het werk om het houden van die bespreking verzoeken. De directie zal aan dit verzoek gevolg geven.

2. De opdrachtgever draagt de verantwoordelijkheid voor de door of namens hem voorgeschreven constructies en werkwijzen, daaronder begrepen de invloed die daarop door de bodemgesteldheid wordt uitgeoefend, alsmede voor de door of namens hem gegeven orders en aanwijzingen.

3. Indien bouwstoffen of hulpmiddelen, die de opdrachtgever ter beschikking heeft gesteld, gebreken mochten hebben, is de opdrachtgever aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.

4. De opdrachtgever is aansprakelijk voor de functionele ongeschiktheid:

a. van door hem voorgeschreven bouwstoffen;

b. van bouwstoffen, die bij een door hem voorgeschreven leverancier moeten worden betrokken, tenzij de aannemer een keuzemogelijkheid had met betrekking tot deze bouwstoffen.

 Onder de functionele ongeschiktheid van bouwstoffen wordt verstaan het naar hun aard niet geschikt zijn van deze bouwstoffen voor het doel waarvoor zij blijkens het bestek zijn bestemd.

5. (Vervallen).

6. Indien wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege hogere eisen aan het werk stellen dan in de overeenkomst is bepaald, zullen wijzigingen van het werk, welke nodig zijn om aan die eisen te voldoen, worden verrekend als meer werk.

7. De opdrachtgever zal het aan de aannemer toekomende volgens de in de overeenkomst gestelde regelen voldoen.

8. Indien het bouwterrein, de uit het werk komende oude bouwstoffen of de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen verontreinigd zijn, wordt de aard en de omvang daarvan, voor zover voor de uitvoering van het werk van belang, in het bestek vermeld. De opzet van het werk zal zodanig zijn, dat daardoor schade aan personen, goederen of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

 

§ 6. Verplichtingen van de aannemer

1. De aannemer is verplicht het werk uit te voeren naar de bepalingen van de overeenkomst zonder aanspraak op verrekening, bijbetaling of schadevergoeding te kunnen doen gelden dan in de gevallen, waarin dat bepaaldelijk voorgeschreven of kennelijk bedoeld is. Hij is verplicht al datgene te verrichten, wat naar de aard van de overeenkomst door de wet, de billijkheid of het gebruik wordt gevorderd of tot een behoorlijke aanwending der bouwstoffen behoort.

2. De aannemer is verplicht het werk uit te voeren volgens de door de directie te verstrekken en de door haar goed te keuren tekeningen. Hij is verplicht de orders en aanwijzingen op te volgen, die hem door de directie worden gegeven.

3. De verplichtingen van de aannemer omvatten mede:

a. de levering van de nodige bouwstoffen en het verrichten van de nodige werkzaamheden;

b. de beschikbaarstelling van gereedschap, materieel, hulpmaterialen, hulpstoffen, hulpwerken en andere hulpmiddelen, nodig voor de uitvoering van het werk en het verrichten van de nodige hulpwerkzaamheden;

c. de betaling van precario, kosten van aansluiting van hulpleidingen en dergelijke.

4. Het werk en de uitvoering daarvan zijn voor rekening van de aannemer met ingang van de datum van aanvang of zoveel eerder als de aannemer ingevolge § 7, tweede lid, met het werk begint, tot en met de dag waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd. Onder het werk en de uitvoering daarvan worden mede begrepen de voorbereiding, de aanvoer van bouwstoffen, de uitvoering van hulpwerken, de doelmatigheid en capaciteit van werktuigen en gereedschappen.

5. De uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat de totstandkoming van het werk overeenkomstig de volgens § 8, eerste lid, in het bestek voorgeschreven termijn verzekerd is.

6. De wijze van uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat voor de opdrachtgever dan wel voor derden geen nodeloze hinder is te duchten. De aannemer dient het werk zodanig uit te voeren, dat daardoor schade aan personen, goederen of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

7. Onvoldoend werk wordt binnen een door de directie in billijkheid te stellen termijn tot haar genoegen door de aannemer verbeterd of vernieuwd. Deze verbetering of vernieuwing geschiedt op kosten van de aannemer, tenzij het onvoldoend werk het gevolg is van een omstandigheid die voor rekening van de opdrachtgever komt.

8. De aannemer is aansprakelijk voor schade aan met het werk in verband staande werken van de opdrachtgever en aan andere werken en eigendommen van de opdrachtgever, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en is toe te rekenen aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers.

9. De aannemer vrijwaart de opdrachtgever tegen aanspraken van derden tot vergoeding van schade, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en is toe te rekenen aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers.

10. De aannemer zorgt voor de tijdige verkrijging van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen, die hij nodig heeft of wenst, voor zover zij niet behoren tot die, waarvoor de opdrachtgever ingevolge het bepaalde in § 5, eerste lid, sub a zorg draagt.

11. De aannemer wordt geacht bekend te zijn met de voor de uitvoering van het werk van belang zijnde wettelijke voorschriften en beschikkingen van overheidswege, voor zover deze op de dag van aanbesteding in werking zijn getreden. De aan de naleving van deze voorschriften en beschikkingen verbonden gevolgen zijn voor zijn rekening.

12. De gevolgen van de naleving van voorschriften van bijzondere aard zijn voor rekening van de aannemer, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat hij deze voorschriften niet behoefde te kennen. In dit laatste geval heeft hij aanspraak op bijbetaling.

13. De gevolgen van de naleving van wettelijke voorschriften of beschikkingen van overheidswege, die na de dag van aanbesteding in werking treden, komen voor rekening van de opdrachtgever, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aannemer die gevolgen reeds op de dag van aanbesteding had kunnen voorzien. Indien echter in de overeenkomst bepalingen zijn opgenomen betreffende de verrekening van wijzigingen van lonen en sociale lasten of van prijzen, huren en vrachten, komen de gevolgen daarvan slechts voor rekening van de opdrachtgever, indien en voor zover zulks uit die bepalingen voortvloeit.

14. Indien de constructies, werkwijzen, orders en aanwijzingen, bedoeld in § 5, tweede lid, dan wel de bouwstoffen of hulpmiddelen, bedoeld in § 5, derde lid, klaarblijkelijk zodanige fouten bevatten of gebreken vertonen, dat de aannemer in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou handelen door zonder de directie daarop te wijzen tot uitvoering van het desbetreffende onderdeel van het werk over te gaan, is hij voor de schadelijke gevolgen van zijn verzuim aansprakelijk. Het in dit lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de in § 5, vierde lid, en deze paragraaf, zevenentwintigste lid, bedoelde gevallen.

15. Indien de aannemer meent, behalve op de aannemingssom, op de vergoeding van de omzetbelasting en op de verrekening ingevolge de §§ 35 tot en met 39, nog andere aanspraken jegens de opdrachtgever te hebben, geeft hij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk aan deze kennis en in elk geval op zodanig tijdstip dat de directie de ter zake nodige gegevens kan verzamelen. Aan het verzamelen van die gegevens verleent de aannemer zijn medewerking. De opdrachtgever of de directie kan van de aannemer nadere inlichtingen verlangen omtrent de door hem kenbaar gemaakte aanspraken.

16. De aannemer zorgt voor orde en veiligheid op het werk. Hij zorgt tevens voor een zodanige verlichting, dat een goede uitvoering van het werk gewaarborgd is.

16a. Wanneer bij de uitvoering van het werk voorwerpen of stoffen worden aangetroffen, waarvan redelijkerwijs geacht kan worden dat deze schade kunnen toebrengen aan personen, goederen of milieu, brengt de aannemer dit onmiddellijk ter kennis van de directie. Hij neemt terstond, zo mogelijk in overleg met de directie, de door de omstandigheden vereiste veiligheidsmaatregelen.

17. De aannemer is verplicht alle onbekwame dan wel ongeschikte personen, die van zijnentwege of vanwege een onderaannemer of leverancier op het werk aanwezig zijn, op verlangen van de directie onverwijld daarvan te doen verwijderen.

18. De aannemer moet gedurende de uitvoering van het werk op of in de nabijheid van de plaats, waar het wordt uitgevoerd, aanwezig zijn, tenzij de directie zulks onnodig oordeelt of een gevolmachtigde hem overeenkomstig § 4 vertegenwoordigt.

19. De aannemer zorgt er voor, dat bij de uitvoering van het werk, tenzij hijzelf of zijn gevolmachtigde ter plaatse is, steeds een persoon aanwezig is, die de opdracht heeft orders of aanwijzingen van de directie op te volgen en deze onverwijld aan hem of zijn gevolmachtigde over te brengen.

20. De aannemer verleent toegang tot het werk en het werkterrein aan de personen, die door de opdrachtgever of de directie tot toegang zijn gemachtigd, voor zover hij daartegen geen redelijke bezwaren heeft.

21. Behalve het te werk gestelde personeel en uit anderen hoofde bevoegde personen mag de aannemer andere personen op het werk en het werkterrein toelaten voor zover de opdrachtgever of de directie daartegen geen redelijke bezwaren kenbaar maakt.

22. De aannemer zorgt er voor, dat de directie en door de directie aangewezen personen, voor zover fabrieksgeheim zich daartegen niet verzet, vrije toegang hebben tot de terreinen, fabrieken, werkplaatsen en loodsen, zowel van de aannemer als van onderaannemers en leveranciers, waar werkzaamheden ten behoeve van het werk worden verricht of voor het werk bestemde bouwstoffen zijn opgeslagen, teneinde de werkzaamheden respectievelijk de bouwstoffen te inspecteren.

23. Indien uit hoofde van fabrieksgeheim vrije toegang als bedoeld in het voorgaande lid niet of niet ten volle kan worden gegeven, moet hiervan kennis worden gegeven:

a. bij de inschrijving, indien de bevoegdheid tot het verlenen van vrije toegang bij de aannemer berust;

b. bij de aanvraag tot goedkeuring van de betrokken onderaannemer of leverancier, indien de bevoegdheid bij een van hen berust.

 Een kennisgeving als bedoeld onder a zal niet worden aangemerkt als een aan de inschrijving verbonden voorwaarde.

24. Indien twee of meer personen tezamen een werk hebben aangenomen, zijn zij hoofdelijk voor de gehele uitvoering daarvan aansprakelijk. Zij zijn verplicht een van hen schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.

25. De aannemer mag het werk niet geheel of ten dele aan een ander overdragen zonder schriftelijke goedkeuring van de opdrachtgever.

26. De aannemer kan bepaalde onderdelen van het werk in onderaanneming laten uitvoeren, mits voor de keuze van deze onderdelen en van de daarvoor in te schakelen onderaannemers de schriftelijke goedkeuring van de directie is verkregen; deze goedkeuring zal niet mogen worden onthouden op onredelijke gronden. De aannemer blijft niettemin jegens de opdrachtgever voor die onderdelen ten volle verantwoordelijk.

27. Indien door of namens de opdrachtgever het inschakelen van een bepaalde onderaannemer of leverancier is of wordt voorgeschreven, is de aannemer voor wat het presteren van die onderaannemer of leverancier betreft jegens de opdrachtgever tot niet meer gehouden dan tot datgene, waartoe de aannemer die onderaannemer of leverancier kan houden krachtens de voorwaarden door deze gehanteerd en zoals deze door de opdrachtgever zijn aanvaard of goedgekeurd. Indien de voorgeschreven onderaannemer of leverancier niet, niet tijdig of niet deugdelijk presteert en de aannemer het redelijkerwijs nodige heeft gedaan om nakoming en/of schadevergoeding te verkrijgen, zal de opdrachtgever de voor de aannemer ontstane meerdere kosten aan hem vergoeden, voor zover deze hem niet zijn vergoed door de onderaannemer of leverancier. Daartegenover zal de aannemer, op eerste verzoek van de opdrachtgever, aan deze zijn vordering op de voorgeschreven onderaannemer of leverancier cederen tot aan het door de opdrachtgever aan hem vergoede bedrag.

28. Indien onderdelen van het werk in onderaanneming worden uitgevoerd, zal de aannemer de onderaannemer volledig inlichten omtrent de bepalingen van het bestek, die bij het desbetreffende onderdeel van belang kunnen zijn, en omtrent de wijze van uitvoering.

29. Orders en aanwijzingen betreffende die onderdelen zullen door de directie uitsluitend aan de aannemer worden kenbaar gemaakt en zullen door deze aan de onderaannemer worden doorgegeven, tenzij de aannemer na overleg met de onderaannemer schriftelijk verzoekt bedoelde orders en aanwijzingen tevens rechtstreeks aan de onderaannemer mede te delen.

30. De aannemer is verplicht ter zake van de overeenkomst in Nederland domicilie te hebben voor zover hij niet reeds in Nederland is gevestigd.

 

Hoofdstuk IV. Aanvang, uitvoeringsduur, oplevering

 

§ 7. Datum van aanvang

1. Als datum van aanvang zal worden aangemerkt de vijfde werkdag na de dag waarop de aannemer het werk is opgedragen.

2. Tenzij in het bestek anders is bepaald, staat het de aannemer vrij, behoudens bezwaar van de directie, ook vóór de datum van aanvang met het werk te beginnen.

 

§ 8. Uitvoeringsduur, uitstel van oplevering

1. De termijn, binnen welke het werk moet worden opgeleverd, wordt in het bestek uitgedrukt:

a. hetzij in een aantal werkbare werkdagen;

b. hetzij in een aantal kalenderdagen, -weken of -maanden;

c. hetzij door een bepaalde dag te noemen.

2. Indien een termijn is uitgedrukt in een aantal werkbare werkdagen, worden werkdagen, respectievelijk halve werkdagen, als onwerkbaar beschouwd, wanneer daarop door omstandigheden buiten de aansprakelijkheid van de aannemer gedurende ten minste vijf uren, respectievelijk ten minste twee uren, door het grootste deel van de arbeiders of machines niet kon worden gewerkt.

3. Als de oplevering van het werk zou moeten geschieden op een dag die geen werkdag is, geldt de eerstvolgende werkdag als de overeengekomen dag van oplevering.

4. De termijn, binnen welke het werk moet worden opgeleverd, kan door de opdrachtgever worden verlengd, hetzij eigener beweging, hetzij op een daartoe strekkend verzoek van de aannemer. Een verzoek van de aannemer om termijnverlenging zal slechts in overweging kunnen worden genomen, indien dit schriftelijk geschiedt en – behoudens ontheffing door de directie – ten minste veertien dagen voor het verstrijken van de termijn bij de directie is bezorgd.

5. Indien door overmacht, door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden, of door het door of namens de opdrachtgever aanbrengen van bestekswijzigingen dan wel van wijzigingen in de uitvoering van het werk, niet van de aannemer kan worden gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd, heeft hij recht op termijnverlenging.

 

§ 8a. Beproeving

1. Beproeving van het technische installatiewerk of een of meer onderdelen daarvan vindt plaats, indien dit is overeengekomen. De beproeving geschiedt door de aannemer in aanwezigheid van de directie en dient om vast te stellen of het technische installatiewerk, of het desbetreffende onderdeel daarvan, op het gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan hetgeen is overeengekomen voor zover dit op het tijdstip van de beproeving mogelijk is.

2. Aannemer en directie stellen in onderling overleg het tijdstip van de beproeving vast. Indien aannemer en directie niet komen tot gemeenschappelijke vaststelling van het tijdstip van de beproeving, stelt de aannemer dit tijdstip vast en geeft van dit tijdstip ten minste acht dagen tevoren schriftelijk kennis aan de directie.

3. Ten behoeve van de beproeving stelt de aannemer voor zijn rekening het nodige materieel en het personeel voor de bediening daarvan beschikbaar. De kosten van de voor de beproeving benodigde hoeveelheid water en energie zijn voor rekening van de opdrachtgever.

4. Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vijf dagen na de beproeving, stelt de aannemer een rapport op waarin het beproevingsresultaat is opgenomen, alsmede, indien zulks is overeengekomen, een meetstaat die de meetresultaten en andere relevante gegevens vermeldt. Door de ondertekening van dit in tweevoud op te maken rapport door de aannemer en de directie staan de resultaten van de beproeving vast. Indien de directie tijdens de beproeving niet aanwezig is geweest, staan de resultaten van de beproeving vast door de enkele vermelding daarvan in het rapport.

5. Indien op grond van de beproeving is vastgesteld dat het technische installatiewerk, op het gebied bestreken door de beproeving, niet voldoet aan hetgeen is overeengekomen, zal, nadat de aannemer de nodige verbeteringen heeft aangebracht, de beproeving worden herhaald. Op deze herhaalde beproeving zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in dit geval de kosten voor water en energie, benodigd voor de beproeving, voor rekening van de aannemer zijn.

6. Indien op grond van de beproeving is vastgesteld dat het technische installatiewerk, op het gebied bestreken door de beproeving, voldoet aan hetgeen is overeengekomen en het technische installatiewerk ook overigens is voltooid, vindt opneming van het technische installatiewerk plaats zoals bedoeld in § 9.

 

§ 9. Opneming en goedkeuring

1. De opneming van het werk geschiedt op schriftelijke, tot de directie gerichte aanvrage van de aannemer, waarin deze mededeelt op welke dag het werk naar zijn oordeel voltooid zal zijn. De directie kan genoegen nemen met een mondelinge mededeling, welke in het dagboek of weekrapport, bedoeld in § 27, wordt aangetekend.

2. De opneming geschiedt zo spoedig mogelijk en in de regel binnen acht dagen na de in het eerste lid bedoelde dag. De dag en het tijdstip van opneming worden aan de aannemer tijdig en zo mogelijk ten minste drie dagen tevoren schriftelijk medegedeeld. De directie kan verlangen, dat de aannemer of zijn gevolmachtigde bij de opneming tegenwoordig is.

3. Nadat het werk is opgenomen, wordt aan de aannemer binnen acht dagen schriftelijk medegedeeld, of het al dan niet is goedgekeurd, in het laatste geval met opgaaf van de gebreken, die de redenen voor de onthouding van de goedkeuring zijn. Wordt het werk goedgekeurd, dan wordt als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende mededeling aan de aannemer is verzonden.

4. Met toestemming van de aannemer kan, in plaats van de schriftelijke mededeling bedoeld in het vorige lid, worden volstaan met een overeenkomstige aantekening in het dagboek of weekrapport, met vermelding van de datum der aantekening. Alsdan wordt, indien het werk wordt goedgekeurd, als dag van goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende aantekening is geplaatst.

5. Wordt niet binnen acht dagen na de opneming een schriftelijke mededeling, of het werk al dan niet is goedgekeurd, aan de aannemer verzonden dan wel, in het geval bedoeld in het vierde lid, een overeenkomstig aantekening in het dagboek of weekrapport geplaatst, dan wordt het werk geacht op de achtste dag na de opneming te zijn goedgekeurd.

6. Geschiedt de opneming niet binnen vijftien dagen na de in het eerste lid bedoelde dag, dan kan de aannemer bij aangetekende brief een nieuwe aanvrage tot de directie richten, met verzoek het werk binnen acht dagen op te nemen. Voldoet de directie niet aan dit verzoek, dan wordt het werk geacht op de achtste dag na de verzending van die brief te zijn goedgekeurd.

7. Kleine gebreken, die gevoeglijk vóór een nog volgende betalingstermijn kunnen worden hersteld, zullen geen reden tot onthouding van goedkeuring mogen zijn, mits zij een eventuele ingebruikneming niet in de weg staan. De aannemer is gehouden de in dit lid bedoelde gebreken zo spoedig mogelijk te herstellen.

8. Met betrekking tot een heropneming na onthouding van goedkeuring vinden de bovenvermelde bepalingen overeenkomstige toepassing.

9. Bij een heropneming zullen andere gebreken dan die, welke overeenkomstig het zevende lid aan de aannemer zijn opgegeven, alleen dan reden tot hernieuwde onthouding van goedkeuring kunnen zijn, indien zij eerst na de voorafgegane opneming aan de dag zijn getreden.

 

§ 10. Oplevering

1. Het werk wordt als opgeleverd beschouwd, indien het overeenkomstig het bepaalde in § 9 is of geacht wordt te zijn goedgekeurd. De dag, waarop het werk is of geacht wordt te zijn goedgekeurd, geldt als dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd.

1a. Indien in het bestek is voorgeschreven dat de aannemer de opdrachtgever bedienings- en onderhoudsvoorschriften zal verstrekken met betrekking tot het technische installatiewerk, overhandigt hij deze op het tijdstip van ingebruikneming van het technische installatiewerk, of van het desbetreffende onderdeel daarvan, dan wel uiterlijk op de dag waarop het technische installatiewerk als opgeleverd wordt beschouwd. Indien in het bestek is voorgeschreven dat de aannemer de opdrachtgever revisietekeningen met betrekking tot het technische installatiewerk zal verstrekken, overhandigt hij deze uiterlijk drie maanden na de dag waarop het technische installatiewerk als opgeleverd wordt beschouwd.

2. Indien de aannemer niet een aanvrage om opneming als bedoeld in § 9, eerste lid, tot de directie heeft gericht, doch de opdrachtgever het werk voltooid acht, kan deze de aannemer zulks schriftelijk mededelen. De vijfde dag na de verzending van deze mededeling geldt dan als dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd.

3. De opdrachtgever kan het werk, voordat dit voltooid is, of een al dan niet voltooid onderdeel daarvan, in gebruik nemen of doen nemen mits de ingebruikneming een voldoende voortgang van het werk niet in gevaar brengt. De opdrachtgever gaat hiertoe niet over dan nadat hij dit schriftelijk aan de aannemer heeft medegedeeld en hij deze heeft gehoord en een opneming, dan wel – indien het een technisch installatiewerk betreft – een beproeving en opneming als bedoeld in § 8a van het in gebruik te nemen werk of onderdeel daarvan heeft plaatsgevonden. Indien door de ingebruikneming meer wordt verlangd van de aannemer dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd, zal dit worden verrekend als meer werk. Indien door de ingebruikneming schade aan het werk ontstaat komt deze schade niet voor rekening van de aannemer. Door de in dit lid bedoelde ingebruikneming en opneming wordt het werk, dan wel dat onderdeel, niet als opgeleverd beschouwd. Voor technische installatiewerken geldt dat indien in het bestek een onderhoudstermijn als bedoeld in § 11 is voorgeschreven, door de in dit lid bedoelde ingebruikneming de onderhoudstermijn onmiddellijk ingaat na de dag van ingebruikneming.

 

§ 11. Onderhoudstermijn

1. Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, gaat deze termijn in onmiddellijk na de dag waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd.

2. De aannemer is gehouden gebreken, welke in de onderhoudstermijn aan de dag treden, te herstellen, met uitzondering echter van die, waarvoor de opdrachtgever op grond van § 5, tweede lid de verantwoordelijkheid draagt of waarvoor hij op grond van § 5, derde of vierde lid, aansprakelijk is. Onder de in dit lid bedoelde gebreken vallen niet die gebreken die het gevolg zijn van onjuist of onzorgvuldig gebruik dan wel gekwalificeerd kunnen worden als normaal te verwachten slijtage als gevolg van het feitelijke gebruik.

3. Het in het tweede lid bedoelde herstel geschiedt voor rekening van de aannemer, tot genoegen van de directie en binnen een door haar in billijkheid te stellen termijn.

4. In de onderhoudstermijn optredende schade aan het werk is voor rekening van de opdrachtgever, met uitzondering echter van die schade, welke het gevolg is van door de aannemer verricht onvoldoend werk. In het laatste geval is het bepaalde in het derde lid van overeenkomstige toepassing.

5. Indien de aannemer zich desgevraagd verbindt tot herstel van niet voor zijn rekening komende gebreken of schade aan het werk, geschiedt de verrekening daarvan als meer werk.

6. Na afloop van de onderhoudstermijn zal het werk wederom worden opgenomen om te constateren, of de aannemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan, waarbij wordt gehandeld overeenkomstig het bepaalde in § 9.

 

§ 12. Aansprakelijkheid van de aannemer na de oplevering

1. Na de dag, waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in § 10, eerste of tweede lid, als opgeleverd wordt beschouwd, is de aannemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het werk.

2. Het in het eerste lid bepaalde lijdt uitzondering indien sprake is van een gebrek:

(a) dat toe te rekenen is aan de aannemer en

(b) dat bovendien ondanks nauwlettend toezicht tijdens de uitvoering dan wel bij de opneming van het werk als bedoeld in § 9, tweede lid, door de directie redelijkerwijs niet onderkend had kunnen worden en waarvan

(c) de aannemer binnen een redelijke termijn na de ontdekking mededeling is gedaan.

3. (Vervallen).

4. De rechtsvordering uit hoofde van een gebrek waarvoor de aannemer krachtens het tweede lid aansprakelijk is, is niet ontvankelijk indien zij wordt ingesteld na verloop van:

(a) vijf jaren na de in het eerste lid bedoelde dag, of

(b) tien jaren na de in het eerste lid bedoelde dag, indien het werk geheel of gedeeltelijk is ingestort of dreigt in te storten dan wel ongeschikt is geraakt of ongeschikt dreigt te geraken voor de bestemming waarvoor het blijkens de overeenkomst bedoeld is en dit slechts kan worden verholpen of kan worden voorkomen door het treffen van zeer kostbare voorzieningen.

5. Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, treedt voor de toepassing van deze paragraaf de dag na het verstrijken van die termijn in de plaats van de in het eerste lid bedoelde dag en wordt onder opneming van het werk verstaan: de opneming genoemd in § 11, zesde lid.

 

Hoofdstuk V. Wijziging tijdstippen van uitvoering, schorsing, beëindiging in onvoltooide staat

 

§ 13. Wijziging tijdstippen van uitvoering

1. De directie is bevoegd:

a. indien in het bestek een onderhoudstermijn als bedoeld in § 11, eerste lid, is voorgeschreven, de uitvoering van ondergeschikte werkzaamheden tot in die onderhoudstermijn te verschuiven;

b. bij meerjarig onderhoud de uitvoering van werken, waartoe de aannemer in een bepaald jaar verplicht is, in een ander jaar binnen de duur van dit onderhoud te verlangen.

2. Indien het voorafgaande aanleiding tot verrekening geeft, wordt daarvoor overeenkomstig het bepaalde in § 36 een regeling getroffen.

 

§ 14. Schorsing van het werk en beëindiging van het werk in onvoltooide staat

1. De opdrachtgever is bevoegd de uitvoering van het werk voor het geheel of voor een gedeelte te schorsen.

2. In spoedeisende gevallen is de directie, hangende de beslissing van de opdrachtgever, voorlopig tot zodanige schorsing bevoegd.

3. Gedurende de schorsing is de aannemer verplicht:

a. in overleg met de directie gepaste maatregelen te nemen ter voorkoming en beperking van schade, die aan het werk zou kunnen ontstaan;

b. na te laten zowel hetgeen schade aan het werk ten gevolge zou kunnen hebben als hetgeen de latere voortzetting zou kunnen bemoeilijken.

4. Voorzieningen, die de aannemer ten gevolge van de schorsing moet treffen, worden als meer werk met hem verrekend. Schade, die de aannemer ten gevolge van de schorsing lijdt, wordt hem vergoed.

5. Indien de schorsing langer dan één maand duurt, kan de aannemer bovendien vorderen, dat een evenredige betaling voor het uitgevoerde gedeelte van het werk plaats heeft. Daarbij wordt rekening gehouden met de nog niet verwerkte bouwstoffen, voor zover deze in verband met het bepaalde in § 19 eigendom van de opdrachtgever zijn geworden. Nog niet verwerkte voor keuring gereed zijnde bouwstoffen worden op verzoek van de aannemer eerst nog gekeurd.

6. Indien de schorsing van het gehele werk langer duurt dan zes maanden, is de aannemer bevoegd het werk in onvoltooide staat te beëindigen.

7. De opdrachtgever is bevoegd de aannemer op te dragen het werk in onvoltooide staat te beëindigen.

8. Wanneer door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden de uitvoering van het werk gedurende meer dan twee maanden ononderbroken is vertraagd, is de aannemer bevoegd het werk in onvoltooide staat te beëindigen.

9. In de gevallen bedoeld in het zesde, zevende en achtste lid zal de opdrachtgever zo spoedig mogelijk na de beëindiging het werk overnemen. De aannemer is tot aan de overneming van het werk door de opdrachtgever gehouden de in het derde lid bedoelde verplichtingen na te komen.

10. De aannemer heeft alsdan recht op de aannemingssom, vermeerderd met de kosten die hij als gevolg van de niet voltooiing heeft moeten maken en verminderd met de hem door de beëindiging bespaarde kosten. Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeen overigens ter zake van de overeenkomst verschuldigd is blijven onverlet.

 

Hoofdstuk VI. Werkterrein, reclame

 

§ 15. Werkterrein

1. Indien in het bestek oppervlakten van grond of water als werkterrein zijn aangeduid, heeft de aannemer daarover de kosteloze beschikking, zolang de uitvoering van het werk dit nodig maakt. Gebruik van ander terrein of water als werkterrein is voor rekening van de aannemer.

2. De directie wijst aan, na overleg met de aannemer, welke gedeelten van het werkterrein in gebruik mogen worden genomen als opslagplaatsen en voor de plaatsing van keten, loodsen, hulpwerken en andere hulpmiddelen.

3. De aannemer kan vóór de aanvang van het werk schriftelijk vorderen, dat de toestand van het werkterrein zo goed mogelijk wordt vastgesteld, in welk geval de opneming door de directie in samenwerking met en voor rekening van de aannemer ten spoedigste plaats vindt. Indien daarbij afwijkingen ten opzichte van de in het bestek omschreven toestand aan het licht komen, is het bepaalde in § 29, derde lid, van toepassing.

4. Na gebruik en uiterlijk bij de oplevering moet het werkterrein naar genoegen van de directie zoveel mogelijk weder in de oorspronkelijke toestand worden opgeleverd.

 

§ 16. Afsluiting, reclame

1. Indien de opdrachtgever afsluiting van het werk en het werkterrein nodig oordeelt, wordt de wijze van afsluiting in het bestek omschreven.

2. De opdrachtgever heeft het recht om na overleg met de aannemer op schuttingen en afrasteringen, welke dienen ter afsluiting van het werk of het werkterrein, alsmede elders op het werkterrein of aan het werk reclame of andere kennisgevingen aan te brengen.

3. Aan de aannemer is het evenwel toegestaan op een deel van die plaatsen aanduidingen van zijn naam en bedrijf aan te brengen, mits plaats, uiterlijk en afmetingen hiervan door de directie zijn goedgekeurd. Hetzelfde kan door de directie op een door tussenkomst van de aannemer gedaan verzoek aan onderaannemers en leveranciers worden toegestaan.

 

Hoofdstuk VII. Bouwstoffen

 

§ 17. Verwerking van bouwstoffen

1. Met inachtneming van § 5, derde en vierde lid, alsmede § 6, zevenentwintigste lid, staat de aannemer in voor de goede hoedanigheid van de bouwstoffen, voor de geschiktheid voor hun bestemming en het voldoen aan de gestelde eisen, alsmede voor de tijdige levering.

2. Indien en voor zover in het bestek is bepaald dat bouwstoffen gekeurd moeten worden, mag de aannemer deze niet verwerken voordat deze zijn goedgekeurd.

3. De directie kan verlangen, dat goedgekeurde bouwstoffen ook nadat zij zijn verwerkt alsnog worden vervangen, indien daaraan na de keuring nog gebreken worden geconstateerd. Deze vervanging geschiedt voor rekening van de opdrachtgever en wordt als meer werk verrekend, onverminderd het recht van de aannemer op schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn. Indien echter het gebrek redelijkerwijs niet door de directie had kunnen worden onderkend en het gebrek aan de aannemer kan worden toegerekend, komt deze vervanging voor rekening van de aannemer.

4. De directie is bevoegd een bewijs van oorsprong van bouwstoffen te verlangen.

5. Indien de directie zulks goed vindt, zal de aannemer in plaats van met een fabrieksnaam aangeduide bouwstoffen andere mogen leveren, mits van overeenkomstige hoedanigheid. De directie onthoudt de goedkeuring niet op onredelijke gronden.

 

§ 18. Keuring van bouwstoffen

1. Indien en voor zover in het bestek is bepaald dat bouwstoffen door de directie worden gekeurd, worden deze in geval van goedkeuring zo nodig gemerkt. Door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen worden geacht te zijn goedgekeurd. Indien voorgeschreven is dat bouwstoffen moeten worden geleverd met een kwaliteitsverklaring afkomstig van een door de Raad voor de Accreditatie erkende certificatie-instelling, wordt in het kader van de keuring volstaan met een uitwendige visuele beoordeling. De kwaliteitsverklaring wordt door de aannemer ter gelegenheid van de beoordeling door de directie aan haar ter beschikking gesteld.

2. Ten behoeve van de keuring moeten de monsters en bouwstoffen tijdig op het werk of in de werkplaatsen worden aangevoerd. Zolang de directie zulks nodig oordeelt, blijven door de aannemer ingediende monsters onder haar berusting; zij zijn evenwel voor zijn rekening en blijven voor hem toegankelijk.

3. De aannemer verleent bij de keuring, alsmede bij het merken van goedgekeurde bouwstoffen, de nodige hulp en stelt daartoe personeel en eenvoudige hulpmiddelen ter beschikking.

4. De aannemer is bevoegd bij de keuring aanwezig te zijn of zich te doen vertegenwoordigen; de directie kan dit van hem verlangen.

5. De directie is bevoegd bouwstoffen door derden te doen onderzoeken; de hieraan verbonden kosten zijn voor rekening van de opdrachtgever, behoudens het bepaalde in het zesde lid, onder d.

6. Voor rekening van de aannemer komen de kosten van:

a. het beschikbaar stellen van de voor de keuring nodige bouwstoffen;

b. het brengen van de bouwstoffen in een voor de keuring geschikte samenstelling en vorm;

c. de emballage en de verzending van elders te keuren bouwstoffen;

d. het in het vijfde lid bedoelde onderzoek, indien dit tot afkeuring leidt, tenzij het een bouwstof betreft, in het bestek aangeduid met een fabrieksnaam, of waarvan de leverancier door of namens de opdrachtgever is aangewezen;

e. de in het twaalfde lid bedoelde herkeuring, indien de deskundige de afkeuring handhaaft.

7. De in het vorige lid bedoelde kosten worden zo nodig overeenkomstig § 42, zesde lid, verrekend.

8. De keuring geschiedt – ter keuze van de directie – op het werk, in de middelen van vervoer of elders, zo spoedig mogelijk na aanvoer of gereedkoming. Indien, ondanks een door de directie ontvangen schriftelijk verzoek van de aannemer om bouwstoffen te keuren, uiterlijk op een in dat verzoek vermeld redelijk tijdstip de schriftelijke mededeling van de uitslag van de keuring niet door de aannemer is ontvangen, worden die bouwstoffen geacht te zijn goedgekeurd. Onder een schriftelijk verzoek en onder een mededeling als in dit lid bedoeld wordt mede verstaan een aantekening in het dagboek of weekrapport, bedoeld in § 27.

9. Verzoekt de aannemer om keuring op een andere plaats dan door de directie is voorgeschreven, dan wordt dat niet geweigerd, indien toestaan niet in strijd is met de belangen van een goede hoedanigheid van het werk en van doeltreffende controle en mits de aannemer de hogere kosten ervan voor zijn rekening neemt.

10. Waardevermindering en verlies van voor de keuring gebezigde bouwstoffen worden aan de aannemer niet vergoed.

11. Ingeval van afkeuring van bouwstoffen kan zowel de directie als de aannemer vorderen, dat een in onderlinge overeenstemming getrokken monster uit die bouwstoffen tot na de beslechting van het uit die afkeuring mogelijk voortvloeiend geschil wordt bewaard. Deze monsters worden door beiden gewaarmerkt. De bewaring geschiedt op een in onderlinge overeenstemming te bepalen plaats.

12. De aannemer heeft de bevoegdheid om ingeval van afkeuring van bouwstoffen herkeuring aan te vragen door een in overeenstemming met de opdrachtgever aan te wijzen deskundige, aan wiens uitspraak partijen ook in een later geschil gebonden zijn.

13. Afgekeurde bouwstoffen worden zo spoedig mogelijk afgezonderd en van het werk verwijderd, ook indien zij reeds mochten zijn verwerkt.

 

§ 19. Eigendom van bouwstoffen

1. Alle voor het werk bestemde bouwstoffen worden – zonder dat de opdrachtgever daardoor aansprakelijk wordt voor betalingen aan leveranciers of andere rechthebbenden – eigendom van de opdrachtgever, zodra zij zijn goedgekeurd en de aannemer door overlegging van (een) verklaring(en) volgens het bij de UAV behorende bijlage B heeft aangetoond, dat de leveranciers en eventuele andere rechthebbenden afstand doen van alle aanspraken op die bouwstoffen ten behoeve van de opdrachtgever.

2. Geen overdracht van eigendom aan de opdrachtgever als bedoeld in het eerste lid wordt geacht te hebben plaats gevonden:

a. indien een schuldeiser van de opdrachtgever beslag legt op de in het eerste lid bedoelde bouwstoffen;

b. indien de opdrachtgever failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend en het werk door de curator dan wel door de opdrachtgever en diens bewindvoerders niet wordt voortgezet.

 Het in dit lid bepaalde lijdt nochtans uitzondering met betrekking tot die bouwstoffen, welke de opdrachtgever aan de aannemer heeft betaald.

3. Na voltooiing van het werk overgebleven bouwstoffen worden aan de aannemer teruggegeven en als niet geleverd beschouwd, behoudens toepassing van § 36, achtste lid.

 

§ 20. Zorg voor bouwstoffen

De aannemer draagt zorg voor de goedgekeurde en de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen, alsmede voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen is voor zijn rekening, behoudens het bepaalde in § 44.

 

§ 21. Oude bouwstoffen

1. Tenzij het bestek anders bepaalt, blijven de uit het werk komende oude bouwstoffen eigendom van de opdrachtgever.

2. (Vervallen).

3. (Vervallen).

4. De aannemer is niet verantwoordelijk voor de hoedanigheid van uit het werk komende bouwstoffen, voor zover achteruitgang van die hoedanigheid niet aan hem is toe te rekenen.

 

§ 22. Garantie voor een onderdeel

1. Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing, tenzij het bestek anders bepaalt.

2. Indien in het bestek is vermeld dat één of meer onderdelen van het werk moeten worden gegarandeerd, zal de aannemer op eerste aanzegging van de opdrachtgever zo spoedig mogelijk de tijdens de garantieperiode optredende gebreken voor zijn rekening herstellen. Gebreken in de zin van deze bepaling zijn gebreken, waarvan de opdrachtgever aannemelijk maakt dat die met grote mate van waarschijnlijkheid moeten worden toegeschreven aan een omstandigheid, die aan de aannemer kan worden toegerekend.

3. Indien in het bestek is vermeld dat een onderdeel van het werk door een onderaannemer of een leverancier moet worden gegarandeerd, draagt de aannemer zorg voor het verstrekken van de garantie door de onderaannemer of leverancier aan de opdrachtgever. Indien deze garantie niet door de onderaannemer of leverancier wordt verstrekt, wordt een dienovereenkomstige garantie door de aannemer verstrekt.

4. Een op grond van deze paragraaf overeengekomen garantie geldt vanaf het gereedkomen of de levering van het gegarandeerde onderdeel gedurende de in het bestek genoemde periode.

 

Hoofdstuk VIII. Hulpmiddelen

 

§ 23. Loodsen en andere hulpmiddelen

1. De verplichtingen van de aannemer met betrekking tot het ter beschikking stellen, onderhouden, en verwijderen van loodsen en/of directieverblijf en andere hulpmiddelen worden in het bestek omschreven.

2. (Vervallen).

3. (Vervallen).

 

§ 24. Hulpmiddelen van de opdrachtgever

1. Indien aan de aannemer het gebruik van gebouwen, terreinen en hulpmiddelen van de opdrachtgever is opgedragen of vergund, komen het onderhoud en het herstel, zolang het gebruik duurt, voor rekening van de aannemer.

2. Ingeval van verloren gaan door het in het eerste lid bedoelde gebruik, is hij verplicht tot vergoeding van de schade.

3. Zodra het in gebruik genomene voor de uitvoering van het werk niet meer nodig is, stelt de aannemer het, zoveel doenlijk in gelijke staat als hij het heeft ontvangen, weer ter beschikking van de opdrachtgever en bergt de hulpmiddelen op door of namens hem aan te wijzen plaatsen op.

 

§ 25. Gezonken materieel

1. Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen en werktuigen, dan wel voor het werk bestemde bouwstoffen gezonken zijn in wateren, welke bij de opdrachtgever in eigendom of beheer zijn, is de aannemer verplicht ze met inbegrip van lading en toebehoren te lichten en te verwijderen.

2. Hij is in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, verplicht dadelijk de vereiste aanduiding en verlichting aan te brengen, zo spoedig mogelijk de eerste maatregelen tot lichting, zoals het onderdoor brengen van kettingen, te nemen en de lichting in zo kort mogelijke tijd te voltooien.

3. De in de voorgaande leden bedoelde werkzaamheden geschieden op kosten van de aannemer, tenzij het in het eerste lid bedoelde zinken is veroorzaakt door een omstandigheid die voor rekening van de opdrachtgever komt.

 

Hoofdstuk IX. Uitvoering

 

§ 26. Algemeen tijdschema, werkplan

1. De aannemer stelt zo spoedig mogelijk een op de aard van het werk afgestemd algemeen tijdschema op. In dit algemene tijdschema wordt duidelijk aangegeven op welke wijze, in welke volgorde, met welk materieel en met welke hulpmiddelen de aannemer voornemens is het werk en zijn onderdelen uit te voeren alsmede welke tijdsduur hij voor elk onderdeel nodig acht. Tevens wordt daarin aangegeven op welke tijdstippen de aannemer ten behoeve van de voortgang van het werk en de volgorde van de onderdelen ervan zal dienen te beschikken over datgene waarvoor de opdrachtgever of de directie volgens de overeenkomst dient te zorgen. Het algemene tijdschema dient te voldoen aan de eisen, die ten aanzien van de uitvoering van het werk in de overeenkomst zijn gesteld, en wordt door de aannemer van een behoorlijke toelichting voorzien.

2. De aannemer legt het algemene tijdschema, gedateerd en ondertekend, in tweevoud aan de directie ter goedkeuring over, uiterlijk op de vijftiende werkdag na de dag waarop hem het werk is opgedragen onderscheidenlijk de directie om een algemeen tijdschema heeft verzocht.

3. De directie beslist zo spoedig mogelijk omtrent de goedkeuring van het algemene tijdschema en deelt haar beslissing, in elk geval uiterlijk op de tiende werkdag, nadat zij het heeft ontvangen, schriftelijk aan de aannemer mede. De goedkeuring wordt slechts aan het algemene tijdschema onthouden, indien uit de inhoud daarvan blijkt, dat niet aan de uit de overeenkomst voortvloeiende eisen wordt voldaan.

4. Ingeval van goedkeuring worden de beide exemplaren van het algemene tijdschema ook door de directie gedateerd en ondertekend, waarna een van de exemplaren aan de aannemer wordt toegezonden. In geval het algemene tijdschema niet wordt goedgekeurd, wordt de aannemer met de redenen hiervan schriftelijk in kennis gesteld. De aannemer legt in dat geval zo spoedig mogelijk, doch binnen tien werkdagen, een nieuw algemeen tijdschema, waarbij met de bezwaren van de directie rekening is gehouden, ter goedkeuring aan de directie over. Ten aanzien van de beslissing op het nieuwe algemene tijdschema is het derde lid van overeenkomstige toepassing.

5. Het algemene tijdschema geldt als een leidraad voor de aannemer en verzwaart de voor hem uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet. De goedkeuring door de directie van het algemene tijdschema en daarin onder haar goedkeuring aangebrachte wijzigingen ontheffen de aannemer niet van zijn verplichtingen om het werk naar de uit de overeenkomst voortvloeiende eisen uit te voeren en tijdig te voltooien.

6. Indien van de aannemer wordt verlangd, dat hij in plaats van of naast het in deze paragraaf bedoelde algemene tijdschema een gedetailleerd werkplan aan de directie overlegt, wordt zulks, onder vermelding van de aan dit werkplan te stellen eisen, in de overeenkomst vermeld. Voor zover de overeenkomst niet anders vermeldt, is het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid alsdan van overeenkomstige toepassing.

7. Wijzigingen door de directie in het goedgekeurde algemene tijdschema of gedetailleerde werkplan aangebracht geven de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

 

§ 27. Dagboek, lijsten, rapporten, verslagen van bouwvergaderingen

1. De directie maakt weekrapporten op. Hierin worden onder meer aantekeningen opgenomen betreffende:

– de vordering en de stand van het werk;

– de onwerkbare dagen en het verleende uitstel van oplevering;

– de aan- en afvoer en goedkeuring van bouwstoffen;

– de aan- en afvoer van materieel en hulpmiddelen;

– bestekswijzigingen, meer en minder werk, verwerkte hoeveelheden en stelposten;

– opneming, goedkeuring en oplevering van het werk;

– de verstrekking van tekeningen;

– voorvallen betreffende de veiligheid en/of gezondheid van personen.

2. De in het eerste lid bedoelde aantekeningen worden telkens uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van de werkweek, waarop zij betrekking hebben, opgenomen in het weekrapport, dat terstond na het opmaken door de directie wordt ondertekend.

3. Het door de directie ondertekende weekrapport wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de vijftiende werkdag na het verstrijken van de werkweek, waarop het betrekking heeft, aan de aannemer ter ondertekening voorgelegd. Aan de aannemer wordt afschrift van de weekrapporten verstrekt.

4. Indien de aannemer zich met de inhoud van het weekrapport kan verenigen, tekent hij dit voor akkoord uiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het hem is voorgelegd.

5. Indien de aannemer zich met de inhoud van het weekrapport niet kan verenigen, ondertekent hij dit eveneens uiterlijk op de vijfde werkdag, nadat het hem is voorgelegd, doch onder toevoeging van een aantekening, waaruit blijkt tegen welke gedeelten en om welke redenen hij bezwaar heeft.

6. Ingeval de directie niet alleen weekrapporten opmaakt maar ook een dagboek bijhoudt, is op dit dagboek het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat geen afschrift van het dagboek aan de aannemer wordt verstrekt, tenzij deze daarom verzoekt.

7. Indien dit in de overeenkomst is voorgeschreven of na de opdracht door de directie wordt verlangd, verstrekt de aannemer telkens uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van een werkweek een op die week betrekking hebbende, door hem gedateerde en ondertekende lijst, bevattende opgaven omtrent het personeel en voorts zodanige verdere mededelingen als door de directie worden gewenst.

8. Indien ten behoeve van het werk buiten het werkterrein werkzaamheden worden verricht, kan de directie vorderen, dat de aannemer daaromtrent uiterlijk op de vijfde werkdag na het verstrijken van een werkweek een door hem ondertekend rapport in tweevoud bij haar indient. In dit rapport worden aantekeningen als in het eerste lid bedoeld en betrekking hebbend op de in voornoemde werkweek verrichte werkzaamheden opgenomen.

9. Indien is overeengekomen dat tijdens de uitvoering van het werk bouwvergaderingen worden gehouden, maakt de directie daarvan verslagen. De verslagen worden zo spoedig mogelijk aan de aannemer ter ondertekening voorgelegd. Indien de aannemer zich met de inhoud van het verslag niet kan verenigen, wordt aan het verslag een aantekening toegevoegd waaruit blijkt tegen welke gedeelten en om welke reden hij bezwaar heeft. Het verslag wordt in de daarop volgende bouwvergadering vastgesteld.

 

§ 28. Afbakening, peilingen en opmetingen

De aannemer zal voor zijn rekening:

a. het werk uitzetten en de vereiste profielen en bakens stellen;

b. ten behoeve van afbakening, peilingen en opmetingen geschikt personeel en hulpmiddelen, als: roei- en peilboten, meetinstrumenten, bakens, enz., ter beschikking van de directie stellen;

c. de gedane uitzetting en afbakening in goede staat onderhouden, zolang de directie dit nodig oordeelt.

 

§ 29. Verschillen in afmetingen of in de toestand van bestaande werken en terreinen

1. Indien de in de beschrijving van het werk vermelde afmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende op de tekening, is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijking ter kennis te brengen van de directie, opdat deze, zo zij zulks nodig acht, kan besluiten van de in § 2, vierde lid, bedoelde rangorde af te wijken. Een zodanig besluit van de directie wordt als een bestekswijziging aangemerkt.

2. Indien de in het bestek aangegeven afmetingen niet overeenkomen met die, voorkomende in de werkelijkheid, is de aannemer verplicht de door hem geconstateerde afwijking ter kennis te brengen van de directie, teneinde met deze overleg te plegen omtrent hetgeen moet geschieden om, gelet op de afwijking, het werk juist uit te voeren. De gebleken afwijking geeft, afgezien van de verrekening van meer en minder werk, welke uit het bestek mocht voortvloeien, de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien die afwijking van zodanige aard is, dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor zijn rekening dienen te komen.

3. Verschillen tussen de tijdens de uitvoering blijkende toestand van bestaande gebouwen, werken en terreinen enerzijds en de in het bestek aangeduide toestand anderzijds geven, afgezien van de verrekening van meer en minder werk, welke uit het bestek mocht voortvloeien, de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien die verschillen van zodanige aard zijn, dat de gevolgen daarvan redelijkerwijs niet voor zijn rekening dienen te komen. Overigens draagt de opdrachtgever de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de door of namens hem verstrekte gegevens. Het in dit lid bepaalde is ook van toepassing indien in het bestek geen toestand of gegevens zijn aangeduid, doch de tijdens de uitvoering blijkende toestand afwijkt van die welke de aannemer redelijkerwijs had mogen verwachten.

 

§ 30. Voorziening in waterkering, waterdoorlaat en verkeer

1. De aannemer mag het werk of onderdelen daarvan, waardoor de belangen van waterkering of waterdoorlaat zouden kunnen worden geschaad of stremming of stoornis in of hinder aan of gevaar voor het verkeer te land, te water of door de lucht zou kunnen worden veroorzaakt, slechts uitvoeren, indien en zolang hij met het oog op die belangen de nodige voorzieningen heeft getroffen.

2. Onder de in het eerste lid bedoelde voorzieningen worden verstaan: tijdelijke werken, afsluitingen, waarschuwingsborden, kentekens, verlichting en andere veiligheidsmaatregelen, die door wettelijke voorschriften worden vereist of uit anderen hoofde nodig mochten zijn.

3. Zolang hinder aan of stoornis in het verkeer te land, te water of door de lucht wordt toegebracht, moet ten behoeve van dat verkeer de nodige hulp worden beschikbaar gesteld.

4. De in deze paragraaf bedoelde voorzieningen en hulp zijn voor rekening van de aannemer, met dien verstande, dat dit voor tijdelijke werken van betekenis of maatregelen van ingrijpende aard slechts geldt, indien deze in de overeenkomst zijn omschreven.

 

§ 31. Verband met andere werken

1. Indien verschillende werken in elkander grijpen, wordt dit in het bestek vermeld.

2. Tenzij in het bestek anders is bepaald, geschiedt de coördinatie van in elkander grijpende werken door de directie.

3. De aannemer gedoogt – zonder aanspraak op andere vergoedingen dan de in het volgende lid bedoelde – dat door derden, aan wie de directie zulks toestaat, tegelijkertijd en te zelfder plaatse wordt gewerkt.

4. Hij gedoogt, dat daarbij gebruik wordt gemaakt van reeds gemaakt werk en gemaakte hulpwerken. Voor dit gebruik kan de aannemer aanspraak op bijbetaling doen gelden, indien meer van hem wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

 

§ 32. Gevonden voorwerpen

De aannemer is verplicht de vondst van alle voorwerpen, die bij de uitvoering van het werk worden gevonden en die van waarde zijn of uit een historisch of wetenschappelijk oogpunt van belang kunnen zijn, terstond aan de directie te melden en deze voorwerpen zo mogelijk in handen van de directie te stellen, tenzij het bestek anders bepaalt.

 

§ 33. Vermoeden van onvoldoend werk

Indien de directie vermoedt, dat het werk niet aan de bij de overeenkomst gestelde eisen voldoet, is de aannemer verplicht de maatregelen te nemen of te gedogen, die nodig zijn om vast te stellen of zulks al dan niet het geval is. Ingeval het werk niet aan deze eisen voldoet, komen de kosten van bedoelde maatregelen voor rekening van de aannemer. In het tegengestelde geval worden zij, evenals de kosten van herstel, verrekend als meer werk en wordt eventuele schade vergoed.

 

§ 34. Wijzigingen in de uitvoering

Wijzigingen door de directie in de uitvoering van het werk aangebracht geven de aannemer aanspraak op bijbetaling, indien van hem meer wordt verlangd dan redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.

 

Hoofdstuk X. Meer en minder werk

 

§ 35. Verrekening van meer en minder werk

1. Verrekening van meer en minder werk vindt plaats:

a. ingeval van bestekswijzigingen (§ 36);

b. ingeval van afwijkingen van de bedragen van de stelposten (§ 37);

c. ingeval van afwijkingen van geschatte hoeveelheden (§ 38, tweede lid);

d. ingeval van afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden (§ 39);

e. in de gevallen waarin verrekening als meer en minder werk in deze UAV of in de overeenkomst is voorgeschreven. In deze gevallen is het bepaalde in par. 36 lid 1a van overeenkomstige toepassing.

 Aanspraken van de aannemer en de opdrachtgever op hetgeen overigens ter zake van de overeenkomst verschuldigd is blijven onverlet.

2. De verrekening van het meer werk geschiedt door bijbetaling, die van het minder werk door inhouding op de aannemingssom. De opdrachtgever en de aannemer komen overeen op welke wijze – ineens of in gedeelten – en wanneer de verrekening geschiedt van het meer en het minder werk of, indien er zowel van meer als van minder werk sprake is, van het saldo daarvan.

3. Indien omtrent wijze en tijdstip van de verrekening van het meer werk niets is overeengekomen, geschiedt deze verrekening ineens na de voltooiing van het meer werk.

4. Indien omtrent wijze en tijdstip van de verrekening van het minder werk niets is overeengekomen, geschiedt deze verrekening, met inachtneming van het bepaalde in § 40, zevende lid, ineens bij de eindafrekening van het werk.

5. Indien bij de eindafrekening van het werk blijkt, dat het totaal van het reeds verrekende en het nog te verrekenen minder werk dat van het reeds verrekende en het nog te verrekenen meer werk overtreft, heeft de aannemer recht op een bedrag gelijk aan 10% van het verschil van deze totalen. Het in dit lid bepaalde lijdt uitzondering, voor zover het minder werk het gevolg is van een verzoek van de aannemer om minder te mogen uitvoeren dan in de overeenkomst is bepaald.

6. Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid wordt onder het werk verstaan:

a. bij aanneming in massa, de werken van de percelen gezamenlijk;

b. bij meerjarige onderhoudsbestekken de werken van de onderhoudsjaren gezamenlijk.

 

§ 36. Bestekswijzigingen

1. Onder bestekswijzigingen worden verstaan wijzigingen in het bestek, het werk of de voorwaarden van uitvoering van het werk.

1a. In geval van door de opdrachtgever gewenste bestekswijzigingen kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.

2. De directie is bevoegd voor of tijdens de uitvoering van het werk bestekswijzigingen aan te brengen. Indien en voor zover deze bevoegdheid in het bestek aan de opdrachtgever is voorbehouden, is voor deze bestekswijzigingen een door de opdrachtgever aan de aannemer te verstrekken schriftelijke opdracht vereist.

3. De aannemer zal aan opdrachten tot bestekswijzigingen gevolg geven, ook indien daardoor de omvang van het werk wordt vermeerderd of verminderd, mits dientengevolge de totalen van de bijbetalingen en inhoudingen elk niet meer bedragen dan 15% van de aannemingssom dan wel het saldo van die bijbetalingen en inhoudingen niet meer bedraagt dan 10% van de aannemingssom.

4. Bestekswijzigingen worden verrekend tegen bedragen of prijzen die vóór de uitvoering van die wijzigingen of, indien hun aard dit belet, zo spoedig mogelijk tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. Indien de directie overweegt om een bestekswijziging aan te brengen en daartoe de aannemer verzoekt een prijsaanbieding te doen, plegen de directie en de aannemer op verzoek van de aannemer tevoren overleg omtrent de vraag of, en zo ja onder welke omstandigheden, de aannemer aanspraak zal kunnen maken op een redelijke vergoeding van de aan het doen van de prijsaanbieding verbonden kosten.

5. Bestekswijzigingen zullen de aannemer schriftelijk worden opgedragen. De aannemer kan genoegen nemen met een overeenkomstige aantekening in het dagboek, het weekrapport of het verslag van de bouwvergadering, welke dan als schriftelijke opdracht zal worden aangemerkt. Het gemis van een schriftelijke opdracht of van een aantekening in het dagboek of weekrapport laat de aanspraken van de aannemer en van de opdrachtgever op verrekening van meer en minder werk onverlet.

6. Ten aanzien van bestekswijzigingen zal op verzoek van de directie of van de aannemer een afzonderlijke termijn worden overeengekomen, binnen welke het meer werk zal worden voltooid, hetgeen dan in de schriftelijke opdracht wordt vermeld.

7. Bij meerjarige onderhoudsbestekken wordt bij de in het derde lid vermelde totalen van bijbetalingen en van inhoudingen elk onderhoudsjaar op zichzelf beschouwd.

8. De opdrachtgever zal de reeds aangevoerde, de blijkens de vrachtbrief afgezonden en de uitsluitend ten behoeve van het werk bestelde bouwstoffen, die tengevolge van bestekswijzigingen niet kunnen worden gebruikt, voor zover deze bouwstoffen aan de gestelde eisen voldoen, overnemen of deswege een billijke schadevergoeding verlenen.

 

§ 37. Stelposten

1. Onder stelposten worden verstaan in het bestek als zodanig aangeduide geldbedragen, welke in de aannemingssom zijn begrepen en ten laste waarvan nader in het bestek beschreven uitgaven worden gebracht.

2. Indien de som van de uitgaven, die ten laste van een stelpost worden gedaan, hoger of lager blijkt te zijn dan het bedrag van die stelpost, zal de afwijking worden verrekend.

3. Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op de aanschaffing van bouwstoffen, wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:

a. de prijzen op basis van franco levering op of in het vervoermiddel bij het werkterrein;

b. een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoelde prijzen.

4. (Vervallen).

5. Kosten van emballage en de terugzending daarvan komen voor rekening van de aannemer, behalve voor zover die kosten, door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven, hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

6. De kosten van het in het werk brengen van ten laste van stelposten aangeschafte bouwstoffen zijn in de aannemingssom begrepen en worden niet afzonderlijk verrekend. Deze kosten zullen echter worden verrekend ten laste van de stelpost, waarop ook de aanschaffing van die bouwstoffen wordt verrekend, indien zij betrekking hebben op het in het werk brengen van installaties, zoals liften, centrale verwarming en dergelijke, of voor zover zij door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

7. De aanschaffing van bouwstoffen, waarvoor stelposten zijn opgenomen, geschiedt door de aannemer volgens nadere opdracht van de directie en, tenzij de directie de aannemer daarin vrijlaat, bij leveranciers die daartoe door haar worden aangewezen.

8. Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op de verrichting van werkzaamheden, wordt gerekend met prijzen, welke zijn samengesteld uit:

a. de voor de uitvoering nodige kosten, voor zover deze rechtstreeks op de uitvoering betrekking hebben;

b. een aannemersvergoeding van 10% van de onder a bedoelde kosten.

 De kosten op de bouwplaats voor algemene inrichting, verzorging en uitvoering worden niet afzonderlijk verrekend, maar worden geacht in de aannemingssom te zijn begrepen, behalve voor zover die kosten, door de invulling die aan de stelpost wordt gegeven, hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs rekening heeft moeten houden.

9. De verrichting van werkzaamheden als bedoeld in het achtste lid geschiedt volgens nadere opdracht van de directie door de aannemer of door derden, die daartoe door haar worden aangewezen.

10. Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven, die betrekking hebben op het doen van betalingen aan derden, wordt gerekend met bedragen, welke zijn samengesteld uit:

a. het bedrag van de aan derden gedane betaling, de omzetbelasting daarin niet begrepen;

b. een aannemersvergoeding van 5% van het onder a bedoelde bedrag.

11. Betalingen aan derden, waarvoor stelposten zijn opgenomen, geschieden door de aannemer volgens nadere opdracht van de directie.

12. Alvorens een uitgave ten laste van een stelpost te brengen, kan de directie van de aannemer overlegging van bewijsstukken verlangen.

 

§ 38. Hoeveelheden

1. Onder verrekenbare hoeveelheden worden verstaan de in het bestek als zodanig aangeduide hoeveelheden; afwijkingen worden verrekend overeenkomstig het bepaalde in § 39.

2. Onder geschatte hoeveelheden worden verstaan de met de toevoeging ‘naar schatting’, ‘ongeveer’ of dergelijke aanduidingen in het bestek genoemde hoeveelheden. Een afwijking van een geschatte hoeveelheid wordt verrekend indien en voor zover er sprake is van een afwijking die meer bedraagt dan 10% van die geschatte hoeveelheid, tenzij zulks aanleiding tot onbillijkheid zou geven.

3. Afwijkingen van andere dan de in het eerste of tweede lid bedoelde hoeveelheden, welke door de directie worden verlangd of voorgeschreven, worden beschouwd als bestekswijzigingen en verrekend overeenkomstig het bepaalde in § 36.

4. Indien in het bestek hoeveelheden bouwstoffen zijn vermeld, worden daaronder verstaan, voor zover niet anders is bepaald, hoeveelheden in het werk gemeten.

5. De meting van geleverde of verwerkte bouwstoffen geschiedt door de aannemer ten overstaan van de directie en op door haar goed te keuren wijze.

 

§ 39. Afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden

1. Indien in het bestek verrekenbare hoeveelheden zijn opgenomen en deze blijken te hoog of te laag te zijn om het werk overeenkomstig de bepalingen van het bestek of de aard van het werk tot stand te brengen, zullen de afwijkingen van deze hoeveelheden worden verrekend tegen verrekenprijzen, die daartoe bij de totstandkoming van de overeenkomst zijn overeengekomen.

2. Indien een verrekenprijs voor afwijkingen van een in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid te laag of te hoog blijkt te zijn, zal een gewijzigde verrekenprijs tussen de opdrachtgever en de aannemer worden overeengekomen. De herziening zal slechts kunnen plaats vinden, indien meer dan 110% of minder dan 90% van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid is of zal worden verwerkt.

3. Indien overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid een verrekenprijs wordt gewijzigd, wordt de afwijking van de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid verrekend tegen die gewijzigde verrekenprijs; zodanige wijziging leidt echter niet tot wijziging van de aannemingssom.

4. Indien voor een bepaalde bouwstof of voor een bepaald soort werk meer dan één verrekenbare hoeveelheid in het bestek is opgenomen en voor die hoeveelheden een zelfde verrekenprijs geldt, wordt voor de toepassing van het bepaalde in het tweede en derde lid het totaal van deze hoeveelheden als de in het bestek opgenomen verrekenbare hoeveelheid beschouwd.

5. In de in deze paragraaf bedoelde verrekenprijzen worden geacht begrepen te zijn alle rechtstreeks of zijdelings voor de uitvoering nodige kosten en een aannemersvergoeding. In de aannemersvergoeding worden de algemene kosten van de aannemer en een normale aannemerswinst geacht begrepen te zijn.

Hoofdstuk XI. Betaling, omzetbelasting, kortingen, verpanding

 

§ 40. Betaling

1. Het ingevolge de overeenkomst aan de aannemertoekomende bedrag is het saldo, gevormd door de aannemingssom, verhoogd onderscheidenlijk verlaagd met hetgeen overigens aan of door hem ter zake van de overeenkomst verschuldigd is.

2. Indien de aannemer volgens de overeenkomst recht heeft op betaling in termijnen, heeft met het oog op het verschijnen van een betalingstermijn opneming van het uitgevoerde gedeelte van het werk plaats.

3. Bij de opneming, bedoeld in het tweede lid, wordt rekening gehouden met de waarde van goedgekeurde, doch nog niet verwerkte bouwstoffen, voor zover deze krachtens § 19 eigendom van de opdrachtgever zijn geworden.

4. Geschiedt de opneming, bedoeld in het tweede lid, niet binnen acht dagen nadat de aannemer daarom heeft verzocht, dan kan de aannemer schriftelijk een nieuwe aanvrage tot de directie richten, met verzoek binnen vier dagen tot opneming over te gaan. Voldoet de directie niet aan dit verzoek, dan wordt de opneming geacht te zijn geschied en wordt het door de aannemer in zijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaald overeenkomstig het in het zesde lid bepaalde.

5. Indien de directie na een opneming, bedoeld in het tweede lid, nalaat binnen vier dagen nadat de aannemer daarom schriftelijk heeft verzocht, het resultaat van de opneming bekend te maken, wordt het door de aannemer in zijn verzoek opgegeven termijnbedrag uitbetaald overeenkomstig het in het zesde lid bepaalde.

6. De uitbetaling van een termijn zal plaats vinden binnen vier weken, nadat bij de opneming, bedoeld in het tweede lid, is gebleken, dat de aannemer recht heeft op betaling van die termijn. Indien in het bestek is bepaald, dat de betaling van een termijn eerst zal geschieden nadat de aannemer een declaratie heeft ingediend, zal de betaling plaats vinden binnen vier weken nadat de declaratie in goede orde bij de directie is ingekomen. De declaratie wordt geacht in goede orde bij de directie te zijn ingekomen indien de directie niet binnen zeven dagen na ontvangst van de declaratie aan de aannemer heeft medegedeeld dat daaraan documenten ontbreken welke nodig zijn ter beoordeling van de juistheid van de declaratie. Indien de directie tegen de inhoud van de declaratie bezwaar heeft, stelt zij de aannemer onder opgave van redenen daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de declaratie, op de hoogte.

7. Indien een termijn verschenen is, waarvan het bedrag beïnvloed kan worden door de eindafrekening van het gehele werk, wordt die termijn gesteld op het bedrag, dat de aannemer, gegeven de voortgang van het werk, ontwijfelbaar toekomt en wordt dit bedrag aan hem uitbetaald.

8. Indien een termijn nog niet verschenen is, kan de opdrachtgever niettemin, zo daartoe aanleiding bestaat, tot gedeeltelijke betaling daarvan overgaan.

9. Indien niet is overeengekomen, dat betaling in termijnen zal geschieden, ontvangt de aannemer, vooruitlopend op de eindafrekening, binnen vier weken nadat het werk is opgeleverd het bedrag, dat hem ontwijfelbaar toekomt.

10. Op de betaling van bedragen buiten de aannemingssom of van bedragen buiten de termijnen van de aannemingssom is het bepaalde in het zesde lid van overeenkomstige toepassing.

11. Zo spoedig mogelijk na de oplevering van het werk, of, indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, zo spoedig mogelijk na het verstrijken daarvan, wordt de eindafrekening van het werk opgesteld. Hetgeen reeds is betaald wordt dan in mindering gebracht op hetgeen de aannemer volgens het eerste lid toekomt en het restant wordt hem binnen vier weken betaald. Indien de aannemer bij de eindafrekening een bedrag aan de opdrachtgever verschuldigd blijkt, is hij binnen vier weken tot betaling daarvan gehouden.

12. Indien door in gebreke blijven of onvermogen van de aannemer de opdrachtgever het werk geheel of gedeeltelijk uitvoert, of door anderen doet uitvoeren, wordt de betaling opgeschort, totdat zal zijn gebleken, welk bedrag dientengevolge door of aan de aannemer verschuldigd is. Het bepaalde in § 45, eerste en tweede lid, is niet van toepassing over het tijdvak van de opschorting.

13. In de in het voorgaande lid bedoelde gevallen heeft de opdrachtgever tevens het recht om voor rekening van de aannemer rechtstreeks aan onderaannemers en leveranciers een billijke vergoeding uit te keren voor de werkzaamheden en leveringen, waarvoor deze nog geen betaling genoten. De opdrachtgever gaat hiertoe niet over dan na de aannemer of diens wettelijke vertegenwoordiger ter zake te hebben gehoord.

 

§ 41. Omzetbelasting

1. De ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting is niet begrepen in de tussen opdrachtgever en aannemer overeengekomen of overeen te komen bedragen en prijzen, doch het bedrag daarvan wordt door de aannemer in zijn prijsopgaven afzonderlijk vermeld.

2. De opdrachtgever vergoedt de aannemer de ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting.

3. De aannemer ontvangt echter geen vergoeding van de ter zake van het werk verschuldigde omzetbelasting voor zover deze van de opdrachtgever wordt geheven.

4. De berekening van hetgeen de aannemer ingevolge de overeenkomst toekomt geschiedt met inachtneming van bedragen en prijzen, waarin de omzetbelasting niet is begrepen; de berekening van de door de opdrachtgever aan de aannemer te vergoeden omzetbelasting geschiedt afzonderlijk.

5. De vergoeding van omzetbelasting aan de aannemer geschiedt gelijktijdig met de ter zake van het werk aan hem te verrichten betalingen.

 

§ 42. Kortingen

1. De opdrachtgever kan wegens te late oplevering van het werk aan de aannemer kortingen op de aannemingssom opleggen. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt als dag van oplevering aangemerkt de dag, welke door de aannemer overeenkomstig het bepaalde in § 9, eerste lid, of, ingeval van heropneming na onthouding van goedkeuring, overeenkomstig het bepaalde in § 9, achtste lid, is opgegeven, mits het werk vervolgens is of geacht wordt te zijn goedgekeurd.

2. Het bedrag der kortingen wordt in het bestek bepaald. Bij gebreke van zodanige bepaling bedraagt het € 60 per dag.

3. Geen korting wordt opgelegd voor na de opleveringstermijn verstreken dagen die geen werkdag zijn. Evenmin wordt korting opgelegd voor de zowel binnen als na bedoelde termijn gevallen dagen, dat de oplevering door overmacht is vertraagd, voor zover daarmede bij een verleende termijnverlenging geen rekening is gehouden. Vertraging in de voortgang van het werk door bedrijfsstoornissen en – indien de opleveringstermijn niet is bepaald in werkbare werkdagen – door onwerkbare dagen, wordt daarbij slechts als overmacht aangemerkt, voor zover die vertraging van ongewone duur is geweest.

4. Geen korting wordt opgelegd wegens overschrijding van een termijn, indien en voor zover deze overschrijding het gevolg is van overschrijding van een eerder geëindigde termijn, waarvoor reeds korting is opgelegd, mits de bedoelde termijnen met elkaar in verband staan.

5. Kortingen worden verbeurd enkel ten gevolge van het verschijnen van de bepaalde dag, zonder dat deswege een ingebrekestelling nodig is om daarvan te doen blijken.

6. Kortingen en andere bedragen, die ingevolge de overeenkomst door de aannemer verschuldigd zijn, worden bij de eerstvolgende betalingstermijn en zo nodig bij volgende termijnen van betaling ingehouden of op andere wijze op de aannemer verhaald.

 

§ 43. Verpanding of cessie door de aannemer aan derden

1. De aannemer zal het recht op het saldo, bedoeld in § 40, eerste lid, geheel of gedeeltelijk kunnen cederen of in pand geven.

2. Indien een cessie aan de opdrachtgever is betekend, is de aannemer verplicht de akte van cessie aan de opdrachtgever over te leggen, indien deze zulks wenst.

 

Hoofdstuk XIa. Zekerheidstelling, verzekering

 

§ 43a. Zekerheidstelling

1. Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing, tenzij het bestek anders bepaalt.

2. Met inachtneming van hetgeen in het zevende lid is bepaald, is de opdrachtgever gerechtigd om van de aannemer te bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming van zijn verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst; indien door de aannemer zekerheid dient te worden gesteld, geldt het bepaalde in het derde tot en met het zesde lid van deze paragraaf.

3. De waarde van de zekerheid is gelijk aan 5% van de aannemingssom en de zekerheid dient te worden gesteld in de vorm van een bankgarantie.

4. Indien de opdrachtgever voornemens is de bankgarantie in te roepen geeft hij de aannemer daarvan bij aangetekende brief kennis. De opdrachtgever is gerechtigd de bankgarantie in te roepen, tenzij de Raad van Arbitrage voor de Bouw, in een door de aannemer binnen tien werkdagen na de verzending van de in dit lid bedoelde kennisgeving aanhangig te maken spoedgeschil, in eerste aanleg anders beslist.

5. De zekerheid blijft van kracht tot het tijdstip waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, met dien verstande dat, indien sprake is van kleine gebreken als bedoeld in § 9, zevende lid, de zekerheid van kracht blijft tot het tijdstip waarop de aannemer deze gebreken heeft hersteld. Indien in het bestek een onderhoudstermijn is voorgeschreven, blijft de zekerheid van kracht tot overeenkomstig § 11, zesde lid, is geconstateerd dat de aannemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan.

6. Na de dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd, of indien een onderhoudstermijn is voorgeschreven, na afloop van de onderhoudstermijn, is de aannemer gerechtigd vervangende zekerheid te stellen tot een bedrag dat in redelijkheid is gemoeid met herstel van de voor zijn rekening komende gebreken. De opdrachtgever is gehouden de oorspronkelijke zekerheidstelling terug te geven nadat hij met de vervangende zekerheid heeft ingestemd en deze heeft ontvangen.

7. De opdrachtgever is niet gerechtigd om van de aannemer te bedingen dat deze zekerheid stelt voor de nakoming van zijn verplichtingen indien is overeengekomen dat de aannemingssom geheel of ten dele wordt ingehouden. Van een zodanige inhouding is sprake indien, de termijn van § 40, zesde lid, eerste zin, buiten beschouwing gelaten, aan de aannemer minder wordt betaald dan overeenkomt met de som der waarden van het werk dat reeds is uitgevoerd en van de goedgekeurde nog onverwerkte bouwstoffen, die eigendom van de opdrachtgever zijn geworden.

8. Indien de opdrachtgever hetgeen de aannemer volgens de overeenkomst toekomt, niet of niet tijdig betaalt, of de aannemer gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de opdrachtgever het de aannemer toekomende niet of niet tijdig zal betalen, is de aannemer gerechtigd om van de opdrachtgever genoegzame zekerheid te verlangen. Indien de opdrachtgever in gebreke blijft met het stellen van de door de aannemer verlangde genoegzame zekerheid, is de aannemer bevoegd, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen, hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing. Op de in dit lid bedoelde zekerheid is hetgeen in het vierde lid is gesteld van overeenkomstige toepassing.

 

§ 43b. Verzekering

1. Tenzij het bestek anders bepaalt, dient de aannemer verzekeringen aan te gaan waarin de opdrachtgever en de directie als mede-verzekerden zijn opgenomen, een en ander voor zover dit naar de aard en de omvang van het werk nodig en gebruikelijk is. De aannemer zorgt ervoor dat de directie ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.

2. Indien door de opdrachtgever verzekeringen in verband met het werk zijn aangegaan of zullen worden aangegaan,worden de condities en bepalingen daarvan aan het bestek gehecht en zorgt de opdrachtgever ervoor dat de aannemer ten spoedigste schriftelijk bewijs van het bestaan en de inhoud van vorenbedoelde verzekeringen ontvangt.

 

Hoofdstuk XII. Schade aan het werk

 

§ 44. Schade aan het werk

1. Onder schade aan het werk in de zin van deze paragraaf wordt verstaan schade aan het geheel of gedeeltelijk door de aannemer ten behoeve van de opdrachtgever gebouwde of gemaakte, aan de hulpwerken, aan de op of bij het werk aangevoerde bouwstoffen en voor het werk noodzakelijke hulpmiddelen. Onder schade aan bouwstoffen wordt tevens verstaan het verlies daarvan.

2. Van het ontstaan van schade aan het werk geeft de aannemer zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen een week nadat hem daarvan is gebleken of had kunnen blijken, kennis aan de directie.

3. Onverminderd de aansprakelijkheid van partijen krachtens de overeenkomst of de wet is schade aan het werk voor rekening van de aannemer, tenzij deze schade het gevolg is van buitengewone omstandigheden tegen de schadelijke gevolgen waarvan de aannemer in verband met de aard van het werk geen passende maatregelen heeft behoeven te nemen, en het onredelijk zou zijn de schade voor zijn rekening te doen komen.

4. Na het ontstaan van schade aan het werk is de aannemer verplicht tijdig de nodige maatregelen tot beperking daarvan te treffen. Bij aanwezigheid van de directie handelt hij daarbij onder haar goedkeuring.

5. Schade aan het werk, die is ontstaan tengevolge van het niet nakomen van de in het tweede of vierde lid genoemde verplichting, is voor rekening van de aannemer.

6. Schade aan het werk, welke voor rekening van de aannemer is, zal door deze worden hersteld binnen door de directie eventueel te stellen termijnen, tenzij van de aannemer redelijkerwijs niet kan worden verlangd, dat het herstel door hem geschiedt. In dit geval, alsmede indien redelijkerwijs van de opdrachtgever niet kan worden verlangd, dat hij het herstel door de aannemer laat verrichten, kan de opdrachtgever in plaats daarvan een geldelijke vergoeding van de aannemer vorderen.

7. Niet voor rekening van de aannemer komende schade aan het werk zal, indien de opdrachtgever daartoe de wens te kennen geeft en dit redelijkerwijs van de aannemer kan worden verlangd, eveneens door deze worden hersteld binnen door de directie eventueel te stellen termijnen. In dit geval wordt het herstel als meer werk verrekend.

 

Hoofdstuk XIII. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van een der partijen

 

§ 45. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de opdrachtgever

1. Indien de opdrachtgever de in gevolge de overeenkomst verschuldigde betalingen niet tijdig verricht en de vertraging niet het gevolg is van een omstandigheid waarvoor de aannemer verantwoordelijk is, heeft deze aanspraak op vergoeding van rente tegen het wettelijk percentage met ingang van de dag, waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden. De rentevordering van de aannemer zal nimmer omvatten rente van rente.

2. Indien na verloop van twee weken sedert de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden, deze nog niet heeft plaats gevonden en een nadien door de aannemer verzonden schriftelijke aanmaning na verloop van veertien dagen evenmin tot betaling heeft geleid, wordt het in het voorgaande lid bepaalde percentage na het verstrijken van die veertien dagen met 2 verhoogd, en is de aannemer bevoegd, mits hij zulks in de aanmaning heeft vermeld, hetzij de uitvoering van het werk te schorsen tot de opdrachtgever het door hem verschuldigde heeft betaald, hetzij het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de schorsing respectievelijk de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing.

3. Het bepaalde in het tweede lid omtrent schorsen en beëindigen in onvoltooide staat is niet van toepassing, indien de vordering van de aannemer betrekking heeft op een bedrag, waaromtrent de opdrachtgever een spoedgeschil aanhangig heeft gemaakt.

4. Indien de opdrachtgever in staat van faillissement wordt verklaard, is de aannemer bevoegd de curator te sommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid is het werk te doen voortzetten onder zodanige genoegzame zekerheidstelling als de aannemer blijkens de sommatie verlangt. Indien de curator zich bereid verklaart het werk te doen voortzetten, is hij verplicht bij die verklaring de verlangde zekerheid te stellen. Indien de curator niet bereid is het werk te doen voortzetten, is de aannemer gerechtigd het werk in onvoltooide staat te beëindigen. Met betrekking tot de beëindiging in onvoltooide staat is het bepaalde in § 14 van overeenkomstige toepassing.

5. Ingeval de opdrachtgever onder curatele wordt gesteld, is het bepaalde in het vierde lid van overeenkomstige toepassing. Ingeval de opdrachtgever surseance van betaling wordt verleend of hij met rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, is het bepaalde in het vierde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de opdrachtgever en de bewindvoerder’ onderscheidenlijk ‘de provisionele bewindvoerder of de curator’.

6. Ingeval de opdrachtgever overlijdt, is de overeenkomst niet uit dien hoofde ontbonden. Het bepaalde in het vierde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de erfgenamen’. Indien de aannemer zulks verlangt, zijn de erfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.

 

§ 46. In gebreke blijven, onvermogen of overlijden van de aannemer

1. Ingeval de aannemer de op hem rustende verplichtingen niet nakomt en de opdrachtgever hem deswege in gebreke stelt, zal de ingebrekestelling schriftelijk geschieden en zal de opdrachtgever de aannemer daarbij een redelijke termijn stellen om alsnog zijn verplichtingen na te komen. Reeds voordat de gestelde termijn is verstreken, is de opdrachtgever in dringende gevallen gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als hij ten nutte van het werk dienstig oordeelt. Indien de aannemer nalatig blijft zijn verplichtingen na te komen, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de aannemer te voltooien of te doen voltooien, onverminderd des opdrachtgevers recht op schadevergoeding.

2. Ingeval de aannemer voor de uitvoering van het werk te weinig personeel of hulpmiddelen, dan wel hulpmiddelen van onvoldoend vermogen of gebrekkige hulpmiddelen bezigt, waardoor naar het oordeel van de directie ontoelaatbare vertraging in de uitvoering ontstaat, zal de directie de aannemer schriftelijk aanmanen de uitvoering te bespoedigen. Indien de aannemer nalatig blijft, is de directie gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als zij voor de vlotte totstandkoming van het werk dienstig oordeelt.

3. Ingeval de aannemer in staat van faillissement wordt verklaard, is de opdrachtgever bevoegd de curator te sommeren om binnen acht dagen te verklaren of hij bereid is het werk voort te zetten onder zodanige genoegzame zekerheidstelling als de opdrachtgever blijkens de sommatie verlangt. In afwachting van de beslissing omtrent de voortzetting van het werk is de opdrachtgever in dringende gevallen gerechtigd voor rekening van de aannemer zodanige maatregelen te nemen als hij ten nutte van het werk dienstig oordeelt. Indien de curator zich bereid verklaart het werk voort te zetten, is hij verplicht bij die verklaring de verlangde zekerheid te stellen. Indien de curator niet bereid is het werk voort te zetten, is de opdrachtgever gerechtigd het werk voor rekening van de aannemer te voltooien of te doen voltooien, onverminderd des opdrachtgevers recht op schadevergoeding.

4. Ingeval de aannemer onder curatele wordt gesteld, is het bepaalde in het derde lid van overeenkomstige toepassing. Ingeval de aannemer surseance van betaling wordt verleend of hij met rechterlijke machtiging in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, is het bepaalde in het derde lid eveneens van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de aannemer en de bewindvoerder’ onderscheidenlijk ‘de provisionele bewindvoerder of de curator’.

5. Ingeval de aannemer overlijdt, is de overeenkomst niet uit dien hoofde ontbonden. Het bepaalde in het derde lid is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor ‘de curator’ wordt gelezen ‘de erfgenamen’. Indien de opdrachtgever zulks verlangt, zijn de erfgenamen verplicht één van hen of een derde schriftelijk aan te wijzen om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.

6. De opdrachtgever zorgt er voor, dat de kosten, die voor de aannemer voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen in deze paragraaf, binnen redelijke grenzen blijven.

7. Ingeval de opdrachtgever overeenkomstig de bepalingen in deze paragraaf maatregelen ten dienste van het werk neemt dan wel het werk zelf voltooit of door derden doet voltooien, is hij gerechtigd daarbij van alle ter beschikking van de aannemer staande hulpmiddelen gebruik te maken of te doen maken.

8. De opdrachtgever is verplicht de in het voorgaande lid bedoelde hulpmiddelen in goede staat te onderhouden of te doen onderhouden en deze zo spoedig mogelijk, nadat zij voor de uitvoering van het werk niet meer nodig zijn, weer ter beschikking van de aannemer te stellen. Schade, gedurende de periode van het gebruik aan deze hulpmiddelen toegebracht, is voor rekening van de opdrachtgever, tenzij hij bewijst, dat de schade niet aan hem is toe te rekenen.

 

Hoofdstuk XIV. Kostenverhogende omstandigheden

 

§ 47. Kostenverhogende omstandigheden

1. Onder kostenverhogende omstandigheden worden in deze paragraaf verstaan omstandigheden die van dien aard zijn dat bij het tot stand komen van de overeenkomst geen rekening behoefde te worden gehouden met de kans dat zij zich zouden voordoen, die de aannemer niet kunnen worden toegerekend en die de kosten van het werk aanzienlijk verhogen.

2. Indien kostenverhogende omstandigheden als bedoeld in het eerste lid intreden heeft de aannemer aanspraak op bijbetaling, in voege als omschreven in het volgende lid en behoudens het bepaalde in het vierde lid.

3. Indien de aannemer van oordeel is dat kostenverhogende omstandigheden zijn ingetreden dient hij de opdrachtgever hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte te stellen. Alsdan zal de opdrachtgever op korte termijn met de aannemer overleg plegen omtrent de vraag of kostenverhogende omstandigheden zijn ingetreden en zo ja, in hoeverre de kostenverhoging naar redelijkheid en billijkheid zal worden vergoed.

4. De opdrachtgever is gerechtigd om in plaats van toe te stemmen in een vergoeding als bedoeld in het derde lid het werk te beperken, te vereenvoudigen of te beëindigen; alsdan zal het door de opdrachtgever verschuldigde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld.

5. Indien in de UAV of elders in de overeenkomst bijzondere voorschriften zijn opgenomen omtrent kostenverhogende of buitengewone omstandigheden, is voor wat de in die voorschriften geregelde gevallen betreft het bepaalde in deze paragraaf niet van toepassing.

 

Hoofdstuk XV. Vastleggen van de toestand, beslechting van geschillen

 

§ 48. Vastleggen van de toestand

1. Indien de directie of de aannemer tijdens de loop van het werk de toestand, waarin enig onderdeel van het werk op zeker tijdstip verkeert, of enig ander feit of feitenverloop betreffende de uitvoering of voorbereiding van het werk wenst vast te leggen, kan zij of hij schriftelijk vorderen, dat die toestand gemeenschappelijk wordt opgenomen of dat feit of feitenverloop gemeenschappelijk wordt geconstateerd en in een op te maken en door hen beiden te ondertekenen proces-verbaal wordt beschreven.

2. Indien de directie of de aannemer aan de in het eerste lid bedoelde vordering niet voldoet, kan de wederpartij de toestand in een proces-verbaal doen vastleggen overeenkomstig het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van de aanbesteding luidt, onverlet de bevoegdheid van de wederpartij zelf de verlangde opnemingen en constateringen in aanwezigheid van getuigen te verrichten en vast te leggen in een met de getuigen te ondertekenen proces-verbaal. De waardering van het aan dit proces-verbaal toe te kennen bewijs is aan het scheidsgerecht van genoemde Raad overgelaten.

3. Het proces-verbaal, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt in tweevoud opgemaakt; één exemplaar is bestemd voor de directie en één voor de aannemer.

 

§ 49. Beslechting van geschillen

1. Voor de beslechting van de in deze paragraaf bedoelde geschillen doen partijen uitdrukkelijk afstand van hun recht de tussenkomst van de gewone rechter in te roepen.

2. Alle geschillen, welke ook – daaronder begrepen die, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de overeenkomst of van overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen opdrachtgever en aannemer mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw, zoals dit drie maanden voor de dag van aanbesteding luidt.

3. De aannemer, die een geschil betreffende de eindafrekening aan de in het tweede lid genoemde Raad ter beslechting voorlegt, nadat de opdrachtgever zijn definitieve beslissing omtrent de eindafrekening schriftelijk ter kennis van de aannemer heeft gebracht, is niet ontvankelijk in hetgeen hij meer of anders vordert dan die eindafrekening inhoudt, indien hij het geschil aanhangig maakt later dan zes maanden nadat de opdrachtgever bij aangetekende brief de aandacht van de aannemer op deze termijn heeft gevestigd, tenzij de vordering voortvloeit uit een omstandigheid, welke eerst na het verloop van die termijn is gebleken.

4. Indien bij een in kracht van gewijsde gegaan rechterlijk vonnis een uitspraak van het scheidsgerecht geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, heeft ieder der partijen het recht het geschil, voor zover het dientengevolge onbeslist is gebleven, opnieuw overeenkomstig deze paragraaf te doen beslechten. De vordering is niet ontvankelijk, indien zij bij de in het tweede lid genoemde Raad wordt aanhangig gemaakt later dan drie maanden na het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke uitspraak. Degene die als scheidsman of secretaris aan de nietig verklaarde beslissing heeft medegewerkt, zal aan de nieuwe behandeling niet mogen medewerken.

5. Indien beide partijen in onderling overleg hieraan de voorkeur geven, worden de in het tweede lid bedoelde regelen vervangen door die, gegeven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -handel, met dien verstande dat in aanvulling dezer regelen de bepaling geldt, dat scheidslieden niet bevoegd zijn het tussen partijen overeengekomene te wijzigen.

 

§ 50. Voortzetting van het werk

1. De aannemer is gehouden, in afwachting van de totstandkoming van een uitspraak in het geschil, opvordering van de directie het werk volgens haar aanwijzingen voort te zetten, tenzij de Raad van Arbitrage in spoedgeschil anders beslist en onverminderd zijn rechten, die uit bedoelde uitspraak voor hem mochten voortvloeien.

2. Voor zover de uitkering van enige termijn van betaling vertraging zou ondervinden in verband met een aanhangig geschil, zal de opdrachtgever tot zodanige betaling overgaan als in verband met de stand van het werk en de wederzijdse vorderingen toelaatbaar is. Zodanige betaling zal niet in het geding kunnen worden gebruikt als bewijs van de erkenning door de opdrachtgever van enig recht van de aannemer.

 

Bijlage A

 

Volmacht 

De ondergetekende(n)

..... 1),

..... 5)

aannemer(s) van .....

..... 2)

Wijst/wijzen als zijn /hun gevolmachtigde aan ..... 3)

die hem/hun in alle opzichten vertegenwoordigt voor alle zaken betreffende .....

..... 4)

....., ..... 20.... 6)

De aannemer(s) ..... 7)

..... , ..... 20.... 6)

Goedgekeurd,

de Directie, ..... 7)

1) Naam en voornamen van de aannemer of de aannemers, indien hij een natuurlijk persoon is of zij natuurlijke personen zijn of – in andere gevallen – de hiermee overeenkomende gegevens.

2) Vermelding van het aangenomen werk.

3) Naam en voornamen van de gevolmachtigde.

4) Vermelding van het werk of gedeelte ervan alsmede eventuele bijzondere voorwaarden.

5) Indien de aannemer zelf gevolmachtigde is van gezamenlijke aannemers, wordt hier ingevoegd: ‘gevolmachtigde van de’.

6) Plaats en datum van ondertekening.

7) Handtekening van de aannemers(s) c.q. de Directie.

 

Bijlage B

Ondergetekende

..... 1),

gevestigd te ..... 2),

in aanmerking nemende:

1e. dat ..... 3), gevestigd te ..... 4), hierna genoemd ‘de opdrachtgever’, aan ..... 5), gevestigd te ..... 6), hierna genoemd ‘de aannemer’, heeft opgedragen: ..... 7), op welke overeenkomst de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 van toepassing zijn;

2e. dat de aannemer voornemens is daarin de in onderstaande Lijst van Bouwstoffen vermelde bouwstoffen te verwerken; verklaart: dat hij/zij afstand doet van alle aanspraken op bedoelde bouwstoffen en deze na de goedkeuring beschouwt als eigendom van de opdrachtgever ingevolge § 19, eerste lid, der Uniforme Administratieve Voorwaarden voormeld.

Lijst van Bouwstoffen: 8),

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

.....)

....., ..... 20.... 9)

..... 10)

1) Naam van de leverancier van c.q. rechthebbende op de bouwstoffen.

2) Volledig adres van deze.

3) Naam van de opdrachtgever.

4) Volledig adres van deze.

5) Naam van de aannemer.

6) Volledig adres van deze.

7) Korte beschrijving van het werk.

8) Opsomming der betrokken bouwstoffen.

9) Plaats en datum van ondertekening.

10) Handtekening van de leverancier van c.q. rechthebbende op de bouwstoffen.

 

Bijlage 2

Wijzigingen in de UAV 2012 ten opzichte van de UAV 1989:

 

Paragraaf 1: aan de begripsbepaling van de UAV en van het werk is toegevoegd ‘technisch installatiewerk’. Door integratie van de UAV-TI 1992 was deze toevoeging noodzakelijk geworden.

Paragraaf 4: Het formulier A met betrekking tot de vertegenwoordiging van de aannemer bij volmacht wordt verplicht voorgeschreven. Het formulier dient daarmee niet meer louter als voorbeeld.

Paragraaf 5 lid 1 en paragraaf 6 lid 10: De begrippen ‘vergunningen, ontheffingen of dergelijke beschikkingen’ zijn vervangen door ‘publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toestemmingen’.

Paragraaf 5 lid 5: de specifieke bepaling over de aansprakelijkheid van de opdrachtgever voor de niet of niet tijdige levering van bouwstoffen die bij een voorgeschreven leverancier worden betrokken, dan wel bouwstoffen die door de opdrachtgever zijn voorgeschreven, is vervallen. Hiermee wordt de positie van de voorgeschreven leverancier gelijkgetrokken met die van de voorgeschreven onderaannemer.

Paragraaf 5 lid 8 en paragraaf 6 lid 6: de zorg voor veiligheid en milieu is aangescherpt. Deze aanscherping is daarnaast terug te vinden in de toevoeging aan paragraaf 6 van lid 16a dat voorziet in een meldingsplicht voor het aantreffen van voorwerpen of stoffen waarvan redelijkerwijs geacht kan worden dat deze schade kunnen toebrengen aan personen, goederen of milieu.

Paragraaf 6 lid 14: ‘Goede trouw’ is vervangen door ‘de eisen van redelijkheid en billijkheid’.

Paragraaf 6 lid 26: De zin ‘deze goedkeuring zal niet mogen worden onthouden op onredelijke gronden’ is toegevoegd.

Paragraaf 6 lid 27: het woord ‘uitvoeringskosten’ is vervangen door ‘kosten’.

Paragraaf 8 lid 4 en 5: De redactie is aangepast om een duidelijk onderscheid te maken tussen de situatie dat een aannemer recht heeft op termijnverlenging en de situatie dat hij bij wijze van gunst om termijnverlenging vraagt.

Paragraaf 8a: de beproeving van het technische installatiewerk, afkomstig uit de UAV-TI 1992, is opgenomen.

Paragraaf 10: lid 1a is toegevoegd waarin is opgenomen een bepaling betreffende de verstrekking van revisietekeningen en bedienings- en onderhoudsvoorschriften van het technische installatiewerk.

Paragraaf 10 lid 3: een uitgebreidere regeling is opgenomen voor de ingebruikname van een werk voordat dit voltooid is dan wel voor de ingebruikname van een al dan niet voltooid onderdeel daarvan. Ten aanzien van het technische installatiewerk is hier een specifieke bepaling opgenomen.

Paragraaf 11: bij het herstellen van gebreken door de aannemer is toegevoegd dat hieronder niet vallen die gebreken die het gevolg zijn van onjuist of onzorgvuldig gebruik dan wel gekwalificeerd kunnen worden als normaal te verwachten slijtage als gevolg van het feitelijke gebruik.

Paragraaf 12 lid 2: formuleert de aansprakelijkheid van de aannemer na oplevering. Betreft deels een samenvoeging met lid 3 en deels een aanpassing aan het huidige Burgerlijk Wetboek (BW).

Paragraaf 12 lid 4: voor de rechtsvordering wordt nu onderscheid gemaakt naar de duur van de aansprakelijkheid voor verborgen gebreken, afhankelijk van de aard van het verborgen gebrek.

Paragraaf 17 lid 2: de opdrachtgever is niet langer verplicht bouwstoffen te keuren. In het bestek moet worden bepaald of en in hoeverre bouwstoffen moeten worden gekeurd.

Paragraaf 17 lid 3: de formulering over gebreken na de keuring is aangepast met de termen ‘redelijkerwijs niet door de directie had kunnen worden onderkend’ en ‘het gebrek aan de aannemer kan worden toegerekend’.

Paragraaf 17 lid 5: is aangevuld met de bepaling dat de directie de goedkeuring voor andere bouwstoffen in plaats van met een fabrieksnaam aangeduide bouwstoffen, mits van overeenkomstige hoedanigheid, niet onthoudt op onredelijke gronden.

Paragraaf 18 lid 1: keuring in de vorm van visuele beoordeling is opgenomen indien in het bestek is voorgeschreven dat bouwstoffen moeten worden geleverd met een kwaliteitsverklaring afkomstig van een door de Raad voor de Accreditatie erkende certificatie-instelling. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk.

Paragraaf 21: is in overeenstemming gebracht met de Wet milieubeheer door de term ‘niet van waarde zijn’ bij uit het werk komende oude bouwstoffen te schrappen. In het bestek kan worden afgeweken van de hoofdregel dat de uit het werk komende oude bouwstoffen eigendom blijven van de opdrachtgever. Voorts is verwijtbaarheid vervangen door toerekenbaarheid.

Paragraaf 22 lid 2: gebreken in relatie tot een garantie over één of meer onderdelen van het werk zijn duidelijker geformuleerd. In afwijking van het advies is niet overgenomen de voorgestelde toevoeging ‘op grond van de U.A.V.’. Een omstandigheid die aan de aannemer kan worden toegerekend kan namelijk bijvoorbeeld zijn gebaseerd op de UAV maar ook op het bestek voor het betreffende werk.

Paragraaf 23: de verplichtingen van de aannemer in relatie tot het ter beschikking stellen en onderhouden van loodsen en andere hulpmiddelen zijn algemener geformuleerd en er wordt verwezen naar het omschrijven van de verplichtingen in het bestek. De rest van paragraaf 23 is vervallen. In afwijking van het advies is verder toegevoegd ‘en verwijderen’ en ‘en/of directieverblijf’ in de zin: ‘De verplichtingen van de aannemer met betrekking tot het ter beschikking stellen, onderhouden en verwijderen van loodsen en/of directieverblijf en andere hulpmiddelen worden in het bestek omschreven.’ Ook over het ter beschikking stellen en onderhouden van een eventueel directieverblijf en het verwijderen van de loodsen en andere hulpmiddelen in zijn algemeenheid (inclusief een eventueel directieverblijf) dient in het bestek te worden voorzien. Hiermee wordt een verduidelijking gegeven van de hulpmiddelen waar in het bestek op moet worden ingegaan.

Paragraaf 26: opgenomen is dat de aannemer een algemeen tijdschema opstelt en wat daarin moet zijn opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de praktijk.

Paragraaf 27: in de titel is toegevoegd ‘verslagen van bouwvergaderingen’. Uit de rechtspraak blijkt dat, indien is overeengekomen om tijdens de uitvoering van het werk bouwvergaderingen te houden, dit belangrijke stukken zijn.

Paragraaf 27 lid 1: is aangescherpt zodat het nu ook voorziet in een verplichting om een aantekening in het weekrapport te maken over voorvallen betreffende de veiligheid en/of gezondheid van personen.

Paragraaf 36: lid 1a is toegevoegd die de gevolgen voor de prijs vanwege een door de opdrachtgever gewenste bestekswijziging regelt.

Paragraaf 42 lid 2: het bedrag der kortingen is gewijzigd van een bedrag in guldens naar een bedrag in euro‘s.

Paragraaf 48: over het vastleggen van de toestand in een proces-verbaal is bepaald, dat het arbitragereglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw geldt, zoals dit drie maanden voor de dag van de aanbesteding luidt.

Overig: ‘geldsbedragen’ is gewijzigd in ‘geldbedragen’, ‘netto-prijzen’ is gewijzigd in ‘prijzen’, ‘netto-kosten’ is gewijzigd in ‘kosten’, de actuele naam van de Raad van Arbitrage voor de Bouw is opgenomen, ‘krankzinnigengesticht’ is gewijzigd in ‘psychiatrisch ziekenhuis’, ‘is te wijten aan schuld’ en ‘is te wijten aan’ is gewijzigd in ‘is toe te rekenen’, cursivering van de begrippen in paragraaf 1, verwijdering van de definitie van BW uit paragraaf 1, omdat die definitie niet meer in de tekst voorkomt, verwijdering van punten in de definitiebepaling van UAV in paragraaf 1 en overige paragrafen, toevoeging van ‘hij’ in paragraaf 10, derde lid, verwijdering van een tussenstreepje in de tweede zin van paragraaf 26, vierde lid en ‘formulier A’ is gewijzigd in ‘bijlage A’.

 

Vastgesteld door de raad van Alphen aan den Rijn in de openbare raadsvergadering van 15 december 2016,

de griffier, de voorzitter,

drs. J.A.M. Timmerman, mr. drs. J.W.E. Spies

Naar boven