Gemeenteblad van Brunssum
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Brunssum | Gemeenteblad 2017, 233752 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Brunssum | Gemeenteblad 2017, 233752 | Verordeningen |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum houdende regels Wet maatschappelijke ondersteuning Beleidsregels Wmo gemeente Brunssum 2018
Het College van de gemeente Brunssum
overwegende dat het in verband met de kanteling wenselijk is nadere beleids- en uitvoeringsregels op te stellen in verband met de te treffen voorzieningen om de beperkingen, die een persoon heeft om te kunnen participeren in de samenleving, te compenseren;
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2012 - 2016 en het addendum Wmo Op Eigen Kracht 2015 & 2016 van de gemeente Brunssum;
Gezien de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brunssum 2017;
vast te stellen de Beleidsregels Wmo gemeente Brunssum 2018.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Kosten van de te verstrekken voorziening in natura: de kosten zoals door het college overeengekomen met de dienstverlenende organisatie die deze voorziening biedt dan wel vastgesteld op basis van de meest goedkope adequate offerte, waarbij bij individuele vervoersvoorzieningen geldt dat na de laatste afschrijftermijn het onderhoud, de reparatie en de verzekering als kosten blijven gelden;
Hulp bij het huishouden: De activiteiten die op dit moment onder Hulp bij het Huishouden vallen zijn huishoudelijke werkzaamheden die samenhangen met beperkingen op het vlak van:
instructie en voorlichting die direct is verbonden met activiteiten op het gebied van het voeren van een huishouding, bijvoorbeeld stimulering bij het deels zelf uitvoeren van activiteiten. Enige begeleiding kan deel uitmaken van deze prestatie, waaronder noodzakelijke advisering aan informele verzorgers van de cliënt. In bijzondere situaties kunnen de volgende werkzaamheden worden gevraagd;
Individuele ondersteuning OB-psychosociaal extra: Basis + module beschikbaarheid (H164)
OB psychosociaal extra voorziet in een vergoeding van de beschikbaarheid, opgevat als tijden waarop uitvoerende beroepskrachten beschikbaar zijn voor directe zorgverlening maar niet feitelijk met die zorgverlening bezig zijn (men is oproepbaar). Uitgangspunt is de doelmatige organisatie van die beschikbaarheid.
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Verordening en de Awb.
Ter uitvoering van de Wet genoemde vier domeinen, gelden de volgende te bereiken resultaten:
Lid 1. Domein 1: Een huishouden voeren:
Lid 2: Domein 2: Zich verplaatsen in en om de woning:
Iedere burger kan zich verplaatsen in, om en nabij de woning.
Lid 3: Domein 3: Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel:
Iedere burger kan zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Lid 4: Domein 4: Medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan:
Iedere burger heeft de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.
Artikel 3 Persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget is inclusief onderhoud, reparatie en verzekering, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura. Bij individuele vervoersvoorzieningen geldt, dat na de laatste afschrijftermijn van de voorziening, het persoonsgebonden slechts het onderhoud, de reparatie en de verzekering omvat.
De controle van de verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college, zoals bedoeld in artikel 8 lid 4 van de Verordening, vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar, waarbij de steekproef een minimale omvang heeft van 10 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten.
Artikel 6 Hoogte financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget in de kosten van woonvoorzieningen
De hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in respectievelijk artikel 16 onderdeel c van de Verordening en artikel 16 onderdeel d van de Verordening, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag conform de geldende limitatieve lijst van SCIO Consult of zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.
Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 18 sub b van de verordening, maar uiterlijk binnen 12 maanden na het verlenen van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
Artikel 7 Toepassing primaat van de losse woonunit
Het bedrag bedoeld in artikel 20 van de Verordening bedraagt € 20.420,00.
De hoogte van een door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.494.00 per 4 jaar.
Artikel 9 Levensduur rolstoelen
Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur.
Artikel 10 Duur persoonsgebonden budget voorziening in natura
Het door het college te verlenen persoonsgebonden budget voor een voorziening in natura wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de door de leverancier in de offerte vastgestelde levensduur of afschrijftermijn. Indien bij een individuele vervoersvoorziening de afschrijftermijn is verlopen, blijft het persoonsgebonden budget verstrekt voor de periode gedurende welke onderhoud, reparatie en verzekering nog lopen.
Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming en PGB voor een vervoersvoorziening
De hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 27 onderdeel c van de Verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte met een maximum van € 1.330,94 voor ergonomische aanpassingen aan de auto dan wel een maximum van € 3.660,07 voor aanpassingen aan de auto ten behoeve van rolstoelvervoer.
Artikel 13 Omvang van eigen bijdragen hulp bij het huishouden, individuele begeleiding, woonvoorzieningen en/of individuele vervoersvoorzieningen
Artikel 14 Duur van de eigen bijdrage
Indien de voorziening bestaat uit een roerende zaak of uit een woonvoorziening wordt, gedurende een periode van 39 maal vier weken, een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende die periode een, met toepassing van het in artikel 13 van deze beleidsregels gestelde, vastgesteld bedrag in mindering gebracht.
Het College vraagt advies van een onafhankelijk extern medisch adviesorgaan in de volgende situaties:
Het College kan daarnaast altijd aanleiding zien om medisch advies te vragen.
Om de beperkingen van belanghebbende adequaat te compenseren, moet een zorgvuldig onderzoek plaatsvinden. Hierbij wordt aandacht besteed aan :
Aldus vastgesteld door het College van de Gemeente Brunssum op 5 december 2017
De Burgemeester,
De Secretaris,
Van eigen kracht tot individuele voorziening
Bij De Kanteling ligt de nadruk op zelfredzaamheid en betrokkenheid bij de samenleving. Bij het zoeken naar oplossingen voor het probleem van de burger denken we dan ook vanuit de eigen kracht van de burger en zijn sociale omgeving.
In het kader van De Kanteling onderscheiden we vier typen oplossingen:
Met eigen kracht bedoelen we wat de burger zelf kan doen en organiseren om te blijven meedoen. Eerst wordt samen in het gesprek gezocht naar oplossingen die dicht bij de burger zelf staan. Dit kan door te beginnen bij de oplossingen die de burger zelf al had gevonden, toen zijn probleem nog niet zo groot was dat hij daar hulp van anderen bij nodig had. Door in eerste instantie te kijken naar wat de burger wel kan en naar wat hij in zijn eigen directe omgeving aan ondersteuning kan organiseren blijft hij beter betrokken bij de samenleving. Indien gekeken wordt naar de inzet van de directe omgeving dan bedoelen we hier de gebruikelijke zorg, mantelzorg of vrijwillige inzet. Kan binnen de eigen kracht of het sociaal netwerk onvoldoende compensatie gevonden worden, dan wordt gekeken naar de mogelijkheid om algemene voorzieningen in te zetten en pas daarna worden individuele voorzieningen afgewogen. Deze benadering helpt de burger en de gespreksvoerder om eerst te kijken naar oplossingen die dicht bij de burger staan. De Wmo geeft gemeenten en burgers de ruimte om tot passende oplossingen te komen voor het te behalen resultaat.
Het uitgangspunt bij het zoeken naar oplossingen is het streven naar maatwerk. Iedere burger zit in een andere situatie. Een arrangement bestaat dan ook meestal uit één of meerdere typen van oplossingen ten behoeve van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de burger.
In dit artikel wordt een nadere uitleg gegeven van de in de beleidsregels gehanteerde definities. De definitie van huishoudelijke hulp is aangepast aan de definitie die is gehanteerd bij de recente aanbesteding van de hulp bij het huishouden.
Lid 1: Domein 1: Een huishouden voeren:
Sub a: een schoon en leefbaar huis
Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk, dat op de gebruikelijke wijze wordt gevoerd. Dat wil zeggen met behulp van algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur.
Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het soppen van badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en het overigens schoonhouden van de ruimten die onder de compensatieplicht vallen. Deze ruimten zijn die ruimten die op het niveau sociale woningbouw voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn; de keuken, de badkamer, het separaat toilet, woonkamer, slaapkamer(s), gang, balkon en berging. Uitgesloten zijn de tuin, zolder en kelder. Niveau sociale woningbouw wordt hierbij als uitgangspunt genomen. Omdat maatwerk ingevolge de Wmo is vereist, kunnen bijzondere persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken van het voorgaande af te wijken.
Ook hoort tot dit te bereiken resultaat het voorkomen van gevaarlijke situaties (vallen, brand) en voorkomen van verwaarlozing.
Sub b: wonen in een geschikt huis
Dit resultaat gaat over noodzakelijke aanpassingen aan een woning, zoals het drempelvrij maken van de woning of het plaatsen van automatische deuropeners indien deze noodzakelijk zijn ter compensatie voor de beperking van een persoon.
Het verwerven van een op zich geschikte woning, koop of huur, blijft uiteraard altijd een eigen verantwoordelijkheid. Ook als een extra grote woning wordt gewenst. De burger is ook zelf aan zet als een tweede woning op het erf wenselijk is om mantelzorgtaken op zich te nemen. Het gaat er telkens om wat redelijkerwijs van de gemeente verwacht mag worden. Zo kan bijvoorbeeld niet van een gemeente verlangd worden dat een lange oprit van een vrijstaand huis aangepast wordt voor rolstoelgebruik.
Sub c: goederen voor primaire levensbehoeften
Onder goederen voor primaire levensbehoeften worden verstaan de boodschappen inzake levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn. Zo nodig valt ook de bereiding van maaltijden. Hieronder vallen niet de inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten. Het gaat erom dat de gemeente mensen compenseert om in de eigen woning de beschikking te krijgen over deze primaire levensbehoeften.
Sub d: beschikken over schone en draagbare kleding
Bij dit te bereiken resultaat wordt gedacht aan het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken daarvan zodat schone en draagbare kleding beschikbaar is. Hierbij wordt uitsluitend gedoeld op normale kleding voor alledag. Bij de keuze van kleding wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid; uitgangspunt is dat gekozen wordt voor kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken. Verwacht wordt dat bij het kopen van kleding hier rekening mee wordt gehouden. Het strijken van lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. behoort niet tot het te bereiken resultaat en wordt dus niet meegerekend.
Sub e: het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren
De Wmo heeft hierbij niet het doel een structurele voorziening te bieden. Wel geeft de Wmo de ruimte om een tijdelijke oplossing te bieden zodat de ruimte ontstaat om een structurele oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.
De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in de basis een taak en verantwoordelijkheid van de ouders. Ook werkende ouders dienen er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beiden werken opvang voor de kinderen is. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders, mede door beperkingen, niet in staat zijn hun kinderen structureel op te vangen. In die situatie is het aangewezen om een permanente oplossing te zoeken.
Lid 2: Domein 2: Zich verplaatsen in en om de woning
Met zich verplaatsen in huis wordt bedoeld dat de burger in staat is de woonkamer, het slaapvertrek, het toilet, de douche en de keuken te bereiken en zich daar zodanig te kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is. Bij dit resultaat wordt compensatie geboden in de vorm van hulpmiddelen.
Lid 3: Domein 3: Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil.
Lid 4: Domein 4: Medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan
Dit resultaat betreft de mogelijkheid deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten, dat wil zeggen deel te kunnen nemen aan het leven van alledag.
Daarvoor wordt ook verwezen domein 3: het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Artikel 3 Persoonsgebonden budget
In lid 3 van dit artikel wordt bepaald in welke omstandigheden het college dient af te zien van het verstrekken van een persoonsgebonden budget. Het moeten omstandigheden betreffen waarmee de rechtmatigheid ten aanzien van die verstrekking gewaarborgd blijft.
In lid 4 van dit artikel is aangegeven in welke termijnen het toegekende persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden en/of individuele begeleiding wordt uitbetaald.
In lid 5 van dit artikel wordt aangegeven dat de belanghebbende verantwoording dient af te leggen inzake de besteding van het persoonsgebonden budget.
In lid 6 van dit artikel wordt aangegeven dat de verantwoording gecontroleerd zal worden.
lid 7 geeft weliswaar aan dat het vrij besteedbare bedrag per kwartaal wordt bepaald, maar het wordt als onderdeel van het persoonsgebonden budget op grond van lid 4 op jaarbasis in één keer uitbetaald. Aldus behoeft een bedrag van € 62,50 per kwartaal niet te worden verantwoord.
Artikel 4 Vaststelling persoonsgebonden budget bij individuele voorzieningen
Bij de totstandkoming van het PGB-uurtarief HbH is rekening gehouden met een maximaal bruto-uurloon conform CAO VVT (HbHbasis = FWG 10) vermenigvuldigd met 8% vakantiegeld en 7,69% vakantiedagen. De oorspronkelijke basis, waarbij bij de bepaling van het PGB-uurtarief een generieke korting van 25% i.v.m overheadkosten op de kosten van hulp in natura werd toegepast, is juridisch niet houdbaar gebleken. Voor de vergelijkingsmaatstaf is volgens de CRvB de gecontracteerde zorg het uitgangspunt. Om tot een reële hoogte van een PGB te komen is dan ook gekeken naar de directe loonkosten volgens de CAO thuiszorg die immers ook in de gecontracteerde zorg worden gehanteerd.
De tarieven zijn ‘all-in’. Dit betekent dat in de genoemde bedragen ook loonbelasting, vakantiegeld, reiskosten, kleding, auto, eventuele scholingskosten en overige vergoedingen zijn opgenomen. Het is dus niet de bedoeling dat de aanvrager deze vergoedingen nog apart aan de zorgverlener worden uitbetaald.
Voor het persoonsgebonden budget ten aanzien van Hulp bij het Huishouden daar waar het alleen schoonmaakwerkzaamheden betreft, wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld van € 16,73 en in uitzonderingsgevallen voor de bestaande indicaties onder de oude verordening € 17,06 voor de plushulp.
Artikel 5 Omvang hulp bij het huishouden
Behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 6 Hoogte financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget in de kosten van woonvoorzieningen
Bij alle bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het College altijd eerst met een programma van eisen. Hierin wordt beschreven aan welke eisen de voorziening moet voldoen om op een adequate wijze te compenseren.
In bijlage II worden de woningaanpassingen weergegeven. Op basis van de bedragen in deze tabel wordt de maximaal toe te kennen financiële tegemoetkoming vastgesteld.
Indien de kosten van een woningaanpassing € 7.049,00 of meer bedragen dient belanghebbende in principe te verhuizen naar een voor hem geschikte, aangepaste en binnen 6 maanden beschikbare woning. Behoudens wanneer uitstel van aangepast wonen betekent dat de aanvrager niet thuis kan blijven wonen. Bij geen beschikbaarheid binnen 12 maanden komt de woningaanpassing alsnog voor vergoeding in aanmerking.
Hieronder staan de criteria voor het verhuisprimaat genoemd:
Indien de kosten van een woningaanpassing het vastgestelde bedrag van € 7.049.00 overschrijdt en belanghebbende wenst niet te verhuizen kan belanghebbende aanspraak maken op een bedrag dat gelijk is aan het genoemde grensbedrag. De belanghebbende blijft in deze situatie verantwoordelijk voor de uiteindelijk te realiseren woonvoorziening conform de gestelde medische en/of ergonomische indicatie c.q. programma van eisen.
Indien verhuizen een adequate oplossing is voor het probleem van de aanvrager, kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten worden toegekend.
Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding houdt het College rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was.
De hoogte van de door het College te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in (verhuis- en herinrichtingskosten) bedraagt voor ongehuwde personen € 2.394,20 en voor gehuwde personen
De hoogte van de bedragen is zo gekozen, dat indien het inkomen lager is dan als bedoeld in artikel 4.2 landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning, de verhuisbijdrage minimaal overeenkomt met de verhuisbijdrage, die tot nog toe kon worden ontvangen.
In dit artikel wordt geregeld dat de bouwkundige of woontechnische woonvoorziening binnen een bepaalde termijn na het toekennen van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming gereed gemeld wordt. De gereedmelding vindt plaats door de woningeigenaar, aangezien dat degene is aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald. Om te voorkomen dat het treffen van de voorziening te lang op zich laat wachten, moet de gereedmelding binnen 12 maanden na de toekenning van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming plaatsvinden
Artikel 7 Toepassing primaat van de losse woonunit
Behoeft geen nadere toelichting.
Behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 9 Levensduur rolstoelen
Behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 10 Duur persoonsgebonden budget voorziening in natura
De in dit artikel bedoelde vastgestelde levensduur wordt tevens verstaan de periode die resteert na aftrek van de in de betreffende branche gebruikelijke afschrijvingstermijn.
Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming en PGB voor een vervoersvoorziening
De in lid 2 van dit artikel opgenomen maximale bedragen zijn overgenomen uit het Besluit financiële tegemoetkomingen Wvg. De oorsprong van de gehanteerde bedragen is het Verstrekkingenboek zoals de VNG dit eerder heeft opgesteld.
Onder de in lid 4 genoemde extra verzekeringskosten wordt verstaan het verschil tussen de verschuldigde premie van de auto mét aanpassingen en de auto zonder aanpassingen. Als peildatum voor de aard van de verzekering wordt de datum van aanvraag gehanteerd. Deze extra kosten gelden eveneens voor de verschuldigde motorrijtuigenbelasting.
Op een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage gevraagd, tenzij het om een rolstoel gaat.
Bij een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget, welke aan de aanvrager zelf worden uitgekeerd, wordt gesproken van een eigen bijdrage.
Een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming wordt altijd bruto uitbetaald. Dit betekent dat de eigen bijdrage niet in het bedrag wordt verrekend. De eigen bijdrage moet belanghebbende uit eigen middelen voldoen.
De eigen bijdrage wordt berekend en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Artikel 13 Omvang van eigen bijdragen hulp bij het huishouden, individuele begeleiding, woonvoorzieningen en/of individuele vervoersvoorzieningen
Behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 14 Duur van de eigen bijdrage
In dit artikel wordt aangegeven dat de verschuldigde eigen bijdrage voor de in dit artikel genoemde voorziening
hoogstens geldt gedurende een periode van 39 maal vier weken. Deze termijn is overeenkomstig het gestelde in
artikel 4.1 lid 5 Besluit maatschappelijke ondersteuning (AmvB).
De verschuldigde eigen bijdrage voor de voorziening hulp bij het huishouden wordt geïnd zolang de voorziening wordt verstrekt.
De afschrijftermijn van de individuele vervoersvoorziening wordt bepaald op grond van deskundige advies omtrent de levensduur door de leverancier.
De eigen bijdrage mag de daadwerkelijke kostprijs van de voorziening niet te boven gaan.
Het belang van medisch advies is dat er voor het College een uitgangssituatie geschapen wordt, waarin medisch geobjectiveerd is vastgesteld welke (medische) problemen en beperkingen de aanvrager ervaart en wat de prognose is.
Het College beoordeelt het medisch advies en besluit tot (gedeeltelijke) toekenning of afwijzing.
De gemeente streeft ernaar, voorafgaand aan een primair negatief besluit, betrokkene in de gelegenheid te stellen hierop te reageren, zodat de kans groot is dat door de gemeente gemaakte eventuele fouten hersteld kunnen worden.
In dit artikel wordt nader invulling gegeven aan het in artikel 4 van de wet neergelegde compensatiebeginsel teneinde alle van belang zijnde individuele factoren, ten behoeve van een optimaal advies, in beeld te brengen.
Behoeft geen nadere toelichting.
Behoeft geen nadere toelichting.
NADERE TOELICHTING AFWEGINGSKADER PER DOMEIN
Domein 1: Het voeren van een huishouden
Allereerst beoordeelt het College of het probleem opgelost kan worden op eigen kracht
Uitgangspunt is dat iedere burger eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Als er geen woning is, is het niet de taak van de gemeente om voor een woning te zorgen. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat bij de keuze van de woning rekening wordt gehouden met bestaande of bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst.
Wettelijk voorliggende voorzieningen met betrekking tot het voeren van een huishouden (niet-limitatief):
Niet wettelijk voorzieningen met betrekking tot het voeren van een huishouden (niet-limitatief):
Technische hulpmiddelen kunnen algemeen gebruikelijk zijn. Algemeen gebruikelijke technische hulpmiddelen, zoals een wasmachine of stofzuiger, dienen aanwezig te zijn uit het oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden.
Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen is redelijk, onafhankelijk van de financiële omstandigheden. Zijn deze mogelijkheden reeds maximaal gebruikt of afwezig, of is er slechts kortdurend overbrugging nodig in noodgevallen, dan kan het College voor de duur van maximaal 3 maanden compenseren. Hiermee wordt de kans geboden een eigen oplossing te zoeken.
Aanpassingen, zoals het verwijderen van drempels, het aanbrengen van wandbeugels en het aanbrengen van een extra trapleuning, zijn dusdanig eenvoudig dat ervan uitgegaan wordt dat deze door de burger zelf aangebracht worden.
Vervolgens beoordeelt het College of het probleem opgelost kan worden met behulp van de sociale omgeving
Het College compenseert niet indien sprake is van gebruikelijke zorg.
Indien (een deel van) de taken in het huishouden kunnen worden overgenomen door mantelzorg of onbetaalde inzet, heeft dit de voorkeur boven het compenseren middels een collectieve of individuele voorziening.
Indien eenvoudige aanpassingen niet zelf aangebracht kunnen worden, wordt ervan uitgegaan dat familie, vrienden of kennissen deze benodigde aanpassingen kunnen aanbrengen, zonder dat hiervoor arbeidsloon moet worden betaald.
Als al het voorgaande niet heeft geleid tot een oplossing van het probleem zal het College compenseren middels een individuele voorziening
Het College kan compenseren middels de voorziening hulp bij het huishouden
De voorziening hulp bij het huishouden betreft geen zorg aan een persoon maar aan een leefeenheid.
Voor zorg in natura ten aanzien van Hulp bij het Huishouden wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld conform de contracten met de thuiszorgaanbieders in de gemeente Brunssum.
Het College kan compenseren middels een woonvoorziening.
Op de voorziening hulp bij het huishouden wordt altijd een eigen bijdrage geheven zo lang de voorziening wordt verstrekt.
Er wordt eigen bijdrage geheven gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken.
Compenseren van de mantelzorger
Ook bij mantelzorgers kan sprake zijn van problemen met een schoon huis. Dit is een afgeleid recht van de verzorgde, zodat geen zelfstandig recht ontstaat. Indien de mantelzorger aantoonbaar niet toe komt aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de verzorgde als gevolg van (dreigende) overbelasting, kan op naam van de verzorgde hulp plaats vinden. Wanneer een huisgenoot of partner mantelzorg verleent en de verzorgde voor dat deel van de zorg een aanvraag indient, kan er een aanspraak zijn. Of de huisgenoot de zorg vervolgens zelf gaat uitvoeren met behulp van een PGB speelt geen rol bij de indicatiestelling.
Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het College rekening met de belangen van mantelzorgers.
Bij iedere toekenning wordt er een datum vastgesteld waarop er een nieuw gesprek gaat plaatsvinden teneinde te checken of er in voldoende mate is gecompenseerd en hetgeen is afgesproken (vastgelegd in de beschikking) is nagekomen.
Ook indien er sprake is van een maatwerk-oplossing zonder individuele voorziening wordt er een datum vastgelegd voor een vervolggesprek.
Bij iedere toekenning wordt aan de hand van het onderzoek een vervolggesprek gepland waarbij wordt onderzocht of de voorziening getroffen is en voldoende compenserend is.
Domein 2: Zich verplaatsen in en om de woning
Allereerst beoordeelt het College of het probleem kan worden opgelost op eigen kracht
Wettelijk voorliggende voorzieningen met betrekking tot het zich verplaatsen in en om de woning (niet-limitatief):
Niet wettelijk voorliggende voorzieningen met betrekking tot het zich verplaatsen in en om de woning (niet-limitatief):
Vrij verkrijgbare loophulpmiddelen, zoals een wandelstok.
b. Vervolgens beoordeelt het College of het probleem opgelost kan worden met behulp van de sociale omgeving
Vanuit de sociale omgeving is er geen oplossing mogelijk.
Als al het voorgaande niet heeft geleid tot een oplossing van het probleem zal het College compenseren met een individuele voorziening
Het college kan compenseren middels een rolstoelvoorziening.
Vergoeding voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van rolstoelvoorzieningen is contractueel vastgelegd met de leverancier van de rolstoelvoorzieningen.
Bij een persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening is de voorziening die de aanvrager/betrokkene als voorziening in natura zou ontvangen voor het College uitgangspunt voor de hoogte van het PGB of de financiële tegemoetkoming. Het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op een offerte van de gecontracteerde leverancier. Het betreft een offerte voor een nieuw middel, waarbij de korting wordt toegepast zoals deze bij een voorziening in natura wordt toegepast. Onderhoud, keuring en reparatie wordt in de offerte verrekend voor de door de leverancier vastgestelde levensduur van de voorziening.
Bij rolstoelvoorzieningen wordt geen eigen bijdrage toegepast.
Compenseren van de mantelzorger
Bij het bepalen van rolstoelvoorzieningen houdt het College rekening met de belangen van mantelzorgers. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, er een ondersteunende motorvoorziening verschaft kan worden.
Bij iedere toekenning wordt er na 3 maanden een vervolggesprek gepland waarbij wordt onderzocht of de voorziening getroffen is en voldoende compenserend is (o.a. of klant op adequate wijze gebruik kan maken van de rolstoel).
Domein 3: Lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Allereerst beoordeelt het College of het probleem kan worden opgelost op eigen kracht
Wettelijk voorliggende voorzieningen met betrekking tot het zich verplaatsen in en om de woning (niet-limitatief):
Niet wettelijk voorzieningen met betrekking tot het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel (niet-limitatief):
Vervolgens beoordeelt het College of het probleem kan worden opgelost met behulp van de sociale omgeving van de aanvrager
Indien (een deel van) het vervoersprobleem kan worden opgelost door mantelzorg of onbetaalde inzet, heeft dit de voorkeur boven het compenseren middels een collectieve of individuele voorziening. Hierbij kan gedacht worden aan familieleden die de aanvrager met de auto naar de bestemming kunnen vervoeren.
Als al het voorgaande niet heeft geleid tot een oplossing van het probleem zal het College compenseren met een individuele voorziening
Het College kan compenseren middels een vervoersvoorziening.
Op de individuele vervoersvoorziening wordt een eigen bijdrage toegepast. Op de collectieve vervoersvoorziening en de rolstoelvoorziening wordt geen eigen bijdrage toegepast.
e. Compenseren van de mantelzorger
Bij het bepalen van een vervoersvoorzieningen houdt het College voor zover mogelijk rekening met de belangen van mantelzorgers.
Bij iedere toekenning wordt er na 3 maanden een vervolggesprek gepland waarbij wordt onderzocht of de voorziening getroffen is en voldoende compenserend is (o.a. of klant op adequate wijze gebruik kan maken van de scootmobiel of het collectief vervoer).
Domein 4: Medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan
Allereerst beoordeelt het College of het probleem kan worden opgelost op eigen kracht
Wettelijk voorliggende voorzieningen met betrekking tot het ontmoeten van medemensen en aangaan van sociale verbanden (niet-limitatief):
Niet wettelijk voorliggende voorzieningen met betrekking tot het ontmoeten van medemensen en aangaan van sociale verbanden (niet-limitatief):
Vervolgens beoordeelt het College of het probleem kan worden opgelost met behulp van de sociale omgeving van de aanvrager
Indien (een deel van) het probleem kan worden opgelost door mantelzorg of onbetaalde inzet, heeft dit de voorkeur boven het compenseren middels een collectieve of individuele voorziening.
Als al het voorgaande niet heeft geleid tot een oplossing van het probleem zal het College compenseren met een individuele voorziening.
Als het een vervoerprobleem betreft zal het College eerst beoordelen of dit middels een vervoersvoorziening opgelost kan worden.
Bij deze voorziening wordt geen eigen bijdrage toegepast.
e. Compenseren van de mantelzorger
Bij het bepalen van deze voorzieningen houdt het College voor zover mogelijk rekening met de belangen van mantelzorgers.
Bij iedere toekenning wordt aan de hand van het onderzoek een vervolggesprek gepland waarbij wordt onderzocht of de voorziening getroffen is en voldoende compenserend is.
PROTOCOL INDICATIESTELLING HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Per 1 januari 2007 is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) in werking getreden. Deze wet verving een aantal andere regelingen, zoals de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Algemeen doel van de Wmo is ‘meedoen’ ongeacht leeftijd, aandoening of beperking. Centrale thema’s hierin zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.
Met de invoering van de Wmo is een nieuw begrip geïntroduceerd: het compensatiebeginsel. Met dit beginsel heeft de Rijksoverheid gemeenten de plicht opgelegd om mensen met een beperking te compenseren. De wet geeft ook aan dat daarbij rekening gehouden moet worden met de persoonlijke situatie van de cliënt en zijn mogelijkheden om zelf te voorzien in oplossingen. Het is daarmee een wederzijdse verplichting om te zoeken naar mogelijkheden om aanwezige problemen op te lossen.
Het compensatiebeginsel geldt, zo geeft de tekst van artikel 4, eerste lid Wmo aan, voor de onderdelen:
In dit artikel van de wet wordt gemeenten opgedragen om ten behoeve van compensatie “voorzieningen te treffen”. De wet stelt daarbij niet vast dat het altijd om individuele voorzieningen moet gaan. In de gemeente Brunssum is invulling gegeven aan dit compensatiebeginsel door een samenstel van de eigen mogelijkheden van mensen, informele zorg, algemene voorzieningen, collectieve voorzieningen en individuele voorzieningen.
Het project de Kanteling is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gestart om het compensatiebeginsel in de Wmo verder te helpen vormgeven. Participatie moet hierbij centraal komen te staan. Dit vraagt om nieuwe manier van denken en doen, voor burgers, professionals in het veld en de gemeente zelf. Een verandering naar brede vraagverheldering, vanuit de hele persoon en niet enkel vanuit de bestaande voorzieningen. In een zogenaamd ‘keukentafelgesprek’ wordt gekeken wat de belemmeringen zijn die een persoon ervaart, welke participatiebehoefte er is en welke ondersteuning hiervoor nodig zou zijn. Het gaat hier om maatwerk, passend bij de cliënt en zijn ondersteuningsbehoeften.
In het bepalen van oplossingen wordt gekeken naar de mogelijkheden van de cliënt zelf en zijn sociale netwerk. Indien onvoldoende compenserend, wordt gekeken naar oplossingen op het vlak van collectieve en daaropvolgend individuele voorzieningen. De Kanteling beoogt daarin zoveel mogelijk de persoon zelf de regie over zijn leven te laten behouden.
In de gemeente Brunssum is vanuit de gedachte van de Kanteling sprake geweest van een doorontwikkeling van de Wmo. Hierin wordt, meer dan voorheen, uitgegaan van individueel maatwerk gericht op de zelfredzaamheid en participatie van burgers. In het zoeken naar mogelijkheden om de participatieambitie van deze burger te realiseren, wordt ook gekeken naar de verantwoordelijkheid van de persoon.
Dit komt naar voren in de verantwoordelijkheidsladder die de gemeente hanteert. Daarin wordt eerst gekeken naar wat mensen zelf kunnen doen of nog kunnen leren. Vervolgens wordt gekeken of de klant de ondersteuning kan organiseren in zijn naaste omgeving, dus bij familie, vrienden of buren. Als dat niet tot een oplossing leidt, wordt onderzocht of er gebruik gemaakt kan worden van een algemene voorziening. Wanneer een algemene voorziening geen oplossing is, komt de cliënt in aanmerking voor een individuele voorziening, bestaande uit lichte en zware varianten. De verantwoordelijkheidsladder ziet er daarmee als volgt uit:
Indien een burger zich tot de gemeente wendt vanwege een - door zijn beperking - ervaren probleem wordt door de professional (zogenoemde Maatwerker) een Gesprek aangegaan. In dit Gesprek, dat vaak uit meerdere afspraken bestaat, wordt breed vanuit de verschillende resultaatgebieden van de Wmo 1 naar de problematiek van de cliënt gekeken. Het Gesprek leidt tot een ondersteuningsarrangement bestaande uit oplossingen vanuit verschillende ‘blokken’ van de verantwoordelijkheidsladder. Een indicatie voor Hulp bij het Huishouden kan hier onderdeel van zijn.
In voorliggend protocol wordt beschreven op welke wijze de tijdsnormering in de indicatiestelling voor Hulp bij het Huishouden tot stand komt. Op deze manier pogen wij bij te dragen aan de rechtszekerheid van onze inwoners. In dit protocol is echter niet in detail de werkwijze bij de indicatiestelling beschreven Dit zal, zeker in Brunssumse aanpak van de Wmo, maatwerk zijn.
1. Indicatie Hulp bij het Huishouden
De voorziening Hulp bij het Huishouden is overgekomen vanuit de AWBZ waarin dit Huishoudelijke Verzorging werd genoemd. Hulp bij het Huishouden is bedoeld om ondersteuning te geven aan mensen die beperkingen ervaren in het voeren van een huishouden.
Toekenning Hulp bij het Huishouden
Als een cliënt zich meldt bij de gemeente worden, zoals eerder aangegeven, één of meerdere brede vraagverhelderende gesprekken tussen Maatwerker en burger gehouden. Deze gesprekken leiden tot een samengesteld ondersteuningsarrangement waarbij voor het bepalen van de oplossingen de verantwoordelijkheidsladder als leidraad wordt genomen. De individuele voorziening Hulp bij het Huishouden kan - maar hoeft niet altijd - hier een onderdeel van zijn.
Voor het bepalen van een eventuele toekenning van Hulp bij het Huishouden kan van een aantal basisuitgangspunten uit worden gegaan.
Zo kent de gemeente een individuele voorziening voor Hulp bij het Huishouden toe als:
De gemeente kan een voorziening afwijzen als:
Bovenstaande zijn basisregels en vinden hun verdere uitwerking in detail tijdens het Gesprek tussen burger en Maatwerker.
Beslisboom indicatiestelling Hulp bij het Huishouden
Tijdens het maken van een beslissing voor de indicatie van individuele Hulp bij het Huishouden worden een aantal kernvragen gesteld. Dit gebeurt in gesprek met de burger en is beeldend weergegeven in onderstaande beslisboom. Vervolgens worden enkele gebruikte begrippen in de beslisboom verder toegelicht. De beslisboom is een handreiking die de maatwerker gebruikt. Het is echter geen keurslijf.
Figuur 1 Beslisboom indicatie Hulp bij het Huishouden
Voor het indiceren van Hulp bij het Huishouden wordt de ICF-classificering gehanteerd. Dit is een gestandaardiseerd begrippenkader over het menselijk functioneren en de problemen die daarin kunnen optreden. De ICF wordt gebruikt om het verband tussen de beperking van een burger en de ervaren belemmering of belemmeringen te kunnen objectiveren.
Algemeen gebruikelijke voorziening
Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn niet-wettelijke voorliggende voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn en ervoor zorgen dat iemand in zijn zorgvraag kan voorzien. Een, niet limitatieve, lijst van deze voorzieningen is:
Als iemand zich via een algemeen gebruikelijke voorziening voldoende kan redden, wordt geen individuele voorziening geïndiceerd.
Wettelijk voorliggende voorzieningen
Voorliggende voorzieningen kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen, maar ook andere voorzieningen zijn. Wettelijke voorliggende voorzieningen zijn de voorzieningen die in wet- en regelgeving zijn vastgelegd en op basis van artikel 2 van de Wet voorgaan op Wmo-voorzieningen. Te denken valt hier aan de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de Kinderopvang en verschillende andere wetten.
Het is daarbij niet van belang of iemand wel of niet gebruik wil maken van een voorliggende voorziening. Ook is in principe niet relevant welke kosten aan de voorliggende voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd laag inkomen, zoals beschreven in de verordening wmo-voorzieningen. Daarnaast moet een voorliggende voorziening moet wel ter plaatse beschikbaar zijn.
Er bestaat geen recht op hulp bij het huishouden indien sprake is van gebruikelijke zorg. Dit is zorg die geleverd wordt door één of meerdere huisgenoten van de cliënt. Dit kan een partner, ouder of inwonend kind zijn ongeacht of ze de gebruikelijke zorg willen leveren. Een gezin of gezamenlijk huishouden wordt samen de verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor het huishoudelijk werk en taken over te kunnen nemen voor degene die hier niet meer toe in staat is.
Hieronder wordt aan de hand van leeftijd aangegeven wat de norm is:
Daarnaast zijn er de volgende uitgangspunten:
Bepaalde persoonlijke omstandigheden kunnen van invloed zijn op de normering en uitgangspunten voor gebruikelijke zorg. Het gaat om de volgende zaken:
Overbelasting moet medisch worden aangetoond. Een indicatie voor hulp bij hethuishouden in geval van overbelasting is in principe kortdurend, bedoeld om de situatie aan te passen. Wanneer de overbelasting veroorzaakt wordt door een combinatie van werk/opleiding, gebruikelijke zorg en andere activiteiten, gaan werk/opleiding en gebruikelijke zorg voor.
Tenslotte kan soepeler omgegaan worden met de normering van gebruikelijke zorg als de zorgvrager maar een korte levensverwachting heeft.De maatwerker moet huisgenoten die gebruikelijke of mantelzorg verlenen, horen om vast te stellen welke taken zij verrichten en hoe zij die belasting ervaren t.o.v. hun maatschappelijke participatie. Een mantelzorger van buiten wordt alleen op verzoek van de zorgvrager gehoord.
Voor het bepalen van de aanwezigheid van huisgenoten wordt gekeken naar de inschrijvingen in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Alle bewoners van een adres volgens het GBA worden gezien als één leefeenheid. Indien sprake is van kamerverhuur wordt de huurder van de desbetreffende ruimte niet tot het huishouden gerekend.
Eigen oplossingen van de cliënt
De Wmo legt in de gemeente Brunssum een sterke nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en daarmee de eigen oplossingen voor ervaren beperkingen en belemmeringen. Het in eigen kracht laten (door de inzet van zelfgeorganiseerde ondersteuning) of plaatsen (door het aanleren van taken) is te prefereren boven eventuele collectieve of individuele voorzieningen.
Het sociaal netwerk en overbelasting
Tijdens het Gesprek en de latere indicatiestelling wordt gekeken naar de (potentiele) aanwezigheid van mantelzorg door het sociaal netwerk. Mantelzorg is zorg voor personen met wie je een persoonlijke band hebt: familieleden, vrienden, kennissen en buren. De zorg is zwaarder, langduriger
of intensiever dan normale gebruikelijke zorg. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid. Als de mantelzorg problemen ondervindt bij het leveren van de zorg - bijvoorbeeld door overbelasting - is het mogelijk om huishoudelijke hulp te verstrekken.
De gemeente Brunssum kent een breed aanbod aan algemene voorzieningen die collectief zijn georganiseerd. Deze worden voorliggend ingezet voor mogelijke individuele voorzieningen. Activiteiten die voorheen individueel, maar momenteel collectief worden georganiseerd zijn wassen en strijken.
Voor deze voorziening wordt in principe geen individuele indicatie meer afgegeven, tenzij de collectieve variant onvoldoende compenserend is voor de specifieke situatie van de cliënt. In volgend hoofdstuk staat aangegeven in welke gevallen een individuele voorziening toch wordt toegekend.
Activiteiten en tijdsnormering Hulp bij het Huishouden
Voor de Hulp bij het Huishouden is een indeling in activiteiten te maken:
Instructie huishoudelijke taken en omgaan met (technische) hulpmiddelen |
|
De Hulp bij het Huishouden wordt toegekend in minuten, gebaseerd op de hoeveelheid tijd die de verzorging van het huishouden kost. Deze tijdsnormering is een inschatting, met goede redenen kan hiervan afgeweken worden (maatwerk).
De normtijden worden gebaseerd op de samenlevingssituatie van een persoon en het type woning waarin deze persoon verblijft. Hierbij wordt uitgegaan van de maatgeving van een appartement en eengezinswoning in de sociale woningbouwsector. De activiteiten kennen een vaste tijdsnormering met ieder mogelijkheden tot meer- en minderwerk.
Bij de lichte en zware huishoudelijke werkzaamheden wordt in eerste instantie uitgegaan van een tweewekelijkse (om de week) uitvoering. Wekelijkse uitvoering is mogelijk bij:
In de tweede week vindt dan een onderhoudsbeurt plaats voor binnen de tijdsspanne zoals genoemd in onderstaande tijdsnormering. Voor zwaar huishoudelijk werk betreft dit een gedeeltelijke uitvoering van de beschreven activiteiten.
Licht huishoudelijk werk is opgedeeld in
A. Licht huishoudelijk werk all inclusive
Uitgangspunt bij de indicatiestelling is een tweewekelijkse (om de week) uitvoering. Indicatie voor een wekelijkse uitvoering is mogelijk onder eerder genoemde criteria. In de tweede week wordt een onderhoudsbeurt gegeven met een tijdsnormering van 20 minuten.
B. Licht huishoudelijk werk hoog & laag
Uitgangspunt bij de indicatiestelling is een tweewekelijkse (om de week) uitvoering. Indicatie voor een wekelijkse uitvoering is mogelijk onder eerder genoemde criteria. In de tweede week wordt een onderhoudsbeurt gegeven met een tijdsnormering van 10 minuten.
Zwaar huishoudelijk werk is onderverdeeld in diverse deelactiviteiten, leidend tot totale tijdsnormering. Indien een cliënt één of meerdere deelactiviteiten zelf kan verrichten of uitvoering hiervan zelf kan organiseren door sociaal netwerk, kan voor overblijvend deel van de totale tijdsnormering geïndiceerd worden. Ook is bij deze vorm van hulp bij het huishouden de woonsituatie van belang.
Daardoor is zwaar huishoudelijk werk opgedeeld in:
A. Eén persoons huishouden in appartement
Uitgangspunt bij de indicatiestelling is een tweewekelijkse (om de week) uitvoering. Indicatie voor een wekelijkse uitvoering is mogelijk onder eerder genoemde criteria. In de tweede week wordt een onderhoudsbeurt gegeven met een tijdsnormering van 60 minuten.
Uitgangspunt bij de indicatiestelling is een tweewekelijkse (om de week) uitvoering. Indicatie voor een wekelijkse uitvoering is mogelijk onder eerder genoemde criteria. In de tweede week wordt een onderhoudsbeurt gegeven met een tijdsnormering van 90 minuten.
Voor de compensatie van belemmeringen gericht op de activiteit ‘wassen en strijken’ heeft de gemeente Brunssum een collectieve voorziening. Enkel als deze niet beschikbaar of onvoldoende compenserend is vanwege de specifieke beperkingen of bijzondere situatie van een cliënt, kan een individuele variant worden ingezet.
Een individuele variant bestaat uit de volgende tijdsnormering:
Voor de compensatie van belemmeringen gericht op de activiteit ‘maaltijden’ heeft de gemeente Brunssum een collectieve voorziening. Enkel als deze niet beschikbaar of onvoldoende compenserend is vanwege de specifieke beperkingen of bijzondere situatie van een cliënt, kan een individuele variant worden ingezet.
Een individuele variant bestaat uit de volgende tijdsnormering:
De gemeente Brunssum heeft voor ‘boodschappen doen’ een voldoende beschikbaar en adequaat voorliggend aanbod. Enkel als deze niet beschikbaar of onvoldoende compenserend is vanwege de specifieke beperkingen of bijzondere situatie van een cliënt, kan een individuele variant worden ingezet.
Een individuele variant bestaat uit de volgende tijdsnormering:
Voor de compensatie van belemmeringen gericht op de activiteit ‘ramen lappen aan de binnenzijde’ heeft de gemeente Brunssum een voldoende beschikbaar en adequaat voorliggend aanbod. Enkel als deze niet beschikbaar of onvoldoende compenserend is vanwege de specifieke beperkingen of bijzondere situatie van een cliënt, kan een individuele variant worden ingezet.
Het ramen lappen aan de buitenzijde van de woning is geen activiteit die binnen het compensatiebeginsel van de Wmo valt.
Een individuele variant ramen lappen binnenzijde bestaat uit de volgende tijdsnormering:
2 Organisatie van het huishouden voor eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens
Helpen bij de organisatie van het huishouden, de dagstructuur en administratie ter vergroting van de zelfredzaamheid |
Bij matig/ernstig regieverlies |
3 Advies, instructie en voorlichting voor eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens
Instructie in de omgang met hulpmiddelen en verrichten van huishoudelijk werk |
4 Verzorging en/of opvang van kinderen
Indien opvang noodzakelijk is: maximaal tot 40 uur per week gedurende maximaal 3 maanden.
Bijzonderheden: specifieke voorliggende voorzieningen voor opvang: zorgverlof, crèche, kinderopvang, buitenschoolse/tussenschoolse opvang, gastouder etc.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-233752.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.