Huidige tekst
|
Nieuwe tekst
|
Artikel 13.5 Prijs kwaliteitsverhouding
- 1.
Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding, bij het leveren van diensten door derden, in ieder geval rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
de voor de sector toepasselijke CAO-schalen;
- c.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- d.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en
- e.
kosten voor bijscholing van het personeel.
- 2.
Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:
- a.
de marktprijs van de voorziening, en
- b.
de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:
- 1°.
aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;
- 2°.
instructie over het gebruik van de voorziening;
- 3°.
onderhoud van de voorziening, en
- 4°.
verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal wijkteams).
|
Artikel 13.5 Prijs kwaliteitsverhouding
- 1.
Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:
- a.
een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met de derde; of
- b.
een reële prijs die geldt als ondergrens voor:
- 1.
een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en
- 2.
de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.
- 2.
Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:
- a.
overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en
- b.
rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
- 3.
Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:
- a.
de kosten van de beroepskracht;
- b.
redelijke overheadkosten;
- c.
kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;
- d.
reis en opleidingskosten;
- e.
indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;
- f.
overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen, en
- 4.
Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.
|