Verordening jeugdhulp gemeente Geldrop-Mierlo 2018

Vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2017, kenmerk 2017-033312

 

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2018,

2017-033312;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

 

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

 

en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop één gezin, één plan, één coach wordt vormgegeven, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

 

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

 

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Geldrop-Mierlo 2018.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    andere voorziening: voorziening niet vallend onder de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • 2.

    begeleiding: activiteiten waarmee een jeugdige wordt ondersteund bij het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven;

  • 3.

    Centrum voor Maatschappelijke Deelname (CMD): een team van professionals, dat advies en ondersteuning biedt, het netwerk rondom een vrager activeert en versterkt, meldingen en aanvragen in ontvangst neemt en kan behandelen, en waar inwoners van de gemeente terecht kunnen met alle vragen, óók mantelzorgers, vrijwilligers en professionals, die betrekking hebben op het sociale domein;

  • 4.

    college: college van burgemeester en wethouders of een door het college gemandateerd orgaan;

  • 5.

    familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de jeugdige en zijn ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;

  • 6.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5 van deze verordening;

  • 7.

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • 8.

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld

in artikel 2, tweede lid;

  • 9.

    melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3;

  • 10.

    ondersteuningsplan: hulpverleningsplan of behandelplan dat opgesteld wordt door het college in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders en indien noodzakelijk samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In het ondersteuningsplan staan alle vormen van ondersteuning en hulp opgenomen die ten behoeve van de jeugdige of zijn ouders worden ingezet en de doelen waaraan gewerkt wordt. Het ondersteuningsplan maakt integraal onderdeel uit van de verleningsbeschikking voor een individuele voorziening. Het ondersteuningsplan is vormvrij; het familiegroepsplan kan ingezet worden als ondersteuningsplan;

  • 11.

    overige voorziening: overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • 12.

    Plusteam: organisatie waar de complexe advies- en hulpvragen aan worden overgedragen als deze door het CMD niet kunnen worden beantwoord. In het PlusTeam werken gespecialiseerde professionals die het netwerk rondom een vrager activeren en versterken, die professionele zorg bieden en kunnen organiseren en die optreden als deskundig adviseur ten aanzien van de in te zetten voorziening bij complexe advies- en hulpvragen;

  • 13.

    Persoonsgebondenbudget (pgb): persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college aan een jeugdige of zijn ouders beschikbaar gesteld budget, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • 14.

    wet: Jeugdwet;

  • 15.

    zelfredzaamheidmatrix: een instrument van GGD Amsterdam waarmee de mate van zelfredzaamheid van de jeugdige of zijn ouders eenvoudig en volledig kan worden beoordeeld.

 

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Informatie, consultatie en (handelings)advies;

    • b.

      Licht (pedagogische) hulp;

    • c.

      Kortdurende cliëntondersteuning.

 

  • 2.

    De individuele voorziening die beschikbaar is, is specialistische jeugdhulp. Onder specialistische jeugdhulp wordt verstaan:

    • a.

      Zorgcoördinatie /ondersteuning van het Plusteam;

    • b.

      Ambulante zorg;

    • c.

      Verblijf deeltijd / daghulp;

    • d.

      Pleegzorg;

    • e.

      Verblijf 24-uurs residentiële of intramurale behandeling;

    • f.

      Jeugdbescherming;

    • g.

      Jeugdreclassering;

    • h.

      Diagnostiek;

    • i.

      Begeleiding;

    • j.

      Persoonlijke verzorging;

    • k.

      Vervoer naar zorg;

    • l.

      En andere hier niet genoemde jeugdhulp.

 

  • 3.

    Het college stelt bij nadere regels vast welke overige voorzieningen en specialistische jeugdhulp op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

 

Hoofdstuk 2 Procedure

Artikel 3 Toegang jeugdhulp, melding hulpvraag

  • 1.

    Toegang via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts.

Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

 

  • 2.

    Toegang via rechter, openbaar ministerie, de directeur of selectie functionaris van de justitiële instelling of via een gecertificeerde instelling.

Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingenarts of de directeur van de justitiële Inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering. Het ‘Samenwerkingsprotocol Gemeenten Zuidoost-Brabant – Raad voor de Kinderbescherming’ is van toepassing.

 

  • 3.

    Toegang via de gemeente.

Jeugdigen en ouders kunnen schriftelijk, elektronisch, telefonisch of mondeling melding doen van een hulpvraag bij het college.

  • a.

    Het college registreert schriftelijk de ontvangst van een melding en bevestigt deze schriftelijk.

In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp bij de rechter als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

b. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening. Ook de huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen hen rechtstreeks verwijzen naar een overige voorziening.

c. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

 

Artikel 4 Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

 

  • 2.

    Voor of tijdens het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

 

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

 

 

Artikel 5 Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek of meerdere gesprekken tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om een oplossing voor de hulpvraag te vinden met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te treffen;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

 

  • 2.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

 

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

 

Artikel 6 Gespreksverslag en ondersteuningsplan

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 5. Het verslag kan de vorm van een ondersteuningsplan hebben.

 

  • 2.

    Binnen 10 werkdagen na het gesprek(ken) verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

 

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

 

  • 4.

    Wanneer de jeugdige of zijn ouders twijfelt aan de oplossing van het college, kan er een tweede beoordeling plaatsvinden. Deze tweede beoordeling wordt kosteloos verricht en kan door een onafhankelijke ter zake deskundige arts of gedragswetenschapper die door de gemeente is aangesteld worden uitgevoerd.

 

 

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    De jeugdige en / of de ouder (s) kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

 

  • 2.

    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige en / of zijn ouder (s) dat op het verslag hebben aangegeven.

 

Hoofdstuk 3 Afweging en voorwaarden individuele voorziening

 

 

Artikel 8 Toekenning individuele voorziening via een beschikking op basis van een ondersteuningsplan

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 en lid 2, is afgegeven.

  • 3.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de specialistische jeugdhulp in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt

  • 4.

    Bij het verstrekken van de specialistische jeugdhulp in natura worden in het ondersteuningsplan de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd.

  • 5.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat het te behalen resultaat is en welke voorziening hiertoe geboden wordt;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 6.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

 

  • 7.

    Indien er sprake is van een wachtlijst voor de verstrekte specialistische jeugdhulp, verplicht het college zich, indien mogelijk, een vervangende vergelijkbare specialistische vorm van jeugdhulp te verstrekken.

 

  • 8.

    Het college monitort en draagt samen met de jeugdige of zijn ouders zorg voor de uitvoer van het ondersteuningsplan. Indien de monitoring of de actuele situatie daartoe aanleiding geeft, wordt het ondersteuningsplan vervolgens aangepast.

 

Artikel 9 Regels voor het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet een pgb indien:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

 

  • 2.

    De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

 

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

 

  • 4.

    Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

 

  • 5.

    De jeugdige en / of zijn ouder (s) dienen te voldoen aan de voorwaarden als vermeld in artikel 8.1.1 van de wet.Tevens is er geen recht op een persoonsgebonden budget indien de jeugdige of zijn ouders zich niet eerder heeft gehouden aan, bij eerdere verstrekking van een pgb, opgelegde verplichtingen;

 

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

 

 

Artikel 10 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

 

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:

 

  • a.

    de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid;

  • b.

    de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

  • c.

    de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het daarmee samenhangende PGB, of

  • e.

    de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

 

  • 3.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

 

  • 4.

    Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

 

  • 5.

    Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

 

Artikel 11 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het wenst te stellen voor contractering of subsidiëring van aanbieders van jeugdhulp of uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

 

a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en

e. kosten voor bijscholing van het personeel.

 

Artikel 12 Vertrouwenspersoon / cliëntondersteuning

Het college zorgt ervoor en wijst erop dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon en cliëntondersteuning.

 

 

Artikel 13 Klachtregeling

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op het Centrum voor Maatschappelijke Deelname, de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

 

  • 2.

    Indien een jeugdige of zijn ouders een klacht heeft over het Plusteam of instelling die hulp verleent, dan is niet de regeling van de gemeente van toepassing, maar dient de regeling van de betreffende organisatie te worden toegepast.

 

Artikel 14 Privacy

Het college draagt zorg voor een privacyprotocol dat voldoet aan de Wet bescherming persoonsgegevens.

 

Artikel 15 Betrekken van jeugdigen en vertegenwoordigers bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp.

 

  • 2.

    Het college stelt jeugdigen en ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen / WMO Raad vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

 

  • 3.

    Het college ontwikkelt vormen van participatie die passen bij de doelgroep jeugd.

 

Artikel 16 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt na afloop van de beleidstermijn geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid en de verordening vervolgens aangepast.

 

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 18 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening jeugdhulp gemeente Geldrop-Mierlo 2016 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een jeugdige houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp gemeente Geldrop-Mierlo 2016 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Geldrop-Mierlo 2016 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulpgemeente Geldrop-Mierlo 2016 wordt beslist met inachtneming van die verordening.

 

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Geldrop-Mierlo 2018.

 

 

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo

De griffier, De voorzitter,

 

 

 

 

Memorie van Toelichting verordening Jeugdhulp

 

Artikelgewijs

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd die cruciaal zijn voor het begrip van deze verordening.

In de Jeugdwet worden drie typen voorzieningen onderscheiden:

• overige voorzieningen

• individuele voorzieningen

• andere voorzieningen.

Individuele voorzieningen en overige voorzieningen als genoemd in artikel 2.9, onder a, van de wet zijn centrale begrippen in de wet en hier gedefinieerd omdat de wet hiervoor geen definities geeft.

De definitie van ‘andere voorziening’ betreft de voorziening als bedoeld in artikel 2.9, onder b, van de wet. Het gaat om voorzieningen op grond van andere wetten dan de Jeugdwet. Bijvoorbeeld de jeugdgezondheidszorg die door jeugdartsen en verpleegkundigen wordt geboden in scholen en consultatiebureaus in het kader van de Wet publieke gezondheid.

De definities van gesprek en hulpvraag zijn nodig omdat deze begrippen niet zijn gedefinieerd in de wet en het gebruik hier afwijkt van het normaal spraakgebruik. In gemeente Geldrop-Mierlois het gesprek het mondelinge contact waarin een medewerker van het CMD en / of Plusteam met degene die jeugdhulp vraagt, zijn hulpvraag situatie bespreekt. De hulpvraag is in termen van deze verordening, ongeacht of er feitelijk al eerder contact met het gezin is geweest, het contact van jeugdigen en ouders met het college (lees: degene die namens het college optreedt) op basis waarvan zij toegang tot jeugdhulp vragen.

.Het aantal definities van artikel 1 is niet volledig, aangezien de wet al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Deze wettelijke definities zijn niet allemaal opgenomen in deze Verordening. Dit zou overbodig zijn en bovendien voor verwarring kunnen zorgen als er bijvoorbeeld door een latere wetswijziging een verschil zou ontstaan tussen de omschrijving in de verordening en de wettelijke omschrijving.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent diverse begripsbepalingen die voor deze verordening van belang zijn.

Onder ‘besluit’ wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. En een ‘beschikking’ is een besluit dat niet van algemene strekking is (en dus op een individueel persoon gericht), met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. Een beslissing over een individuele voorziening kan dus zowel met het begrip ‘besluit’ als ‘beschikking’ worden aangeduid.

Verder regelt artikel 7:1 van de Awb dat een belanghebbende eerst bezwaar moet maken (bij het college) alvorens beroep in te stellen (bij de bestuursrechter). Artikel 8:1 vermeldt vervolgens dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Tenslotte is ook vermeldenswaard dat artikel 9.1 van de Awb regelt dat een ieder het recht heeft om over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij dat bestuursorgaan. Hierbij wordt een gedraging van een persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan, aangemerkt als een gedraging van dat bestuursorgaan.

Voor de duidelijkheid zijn alle wettelijke definities uit de Jeugdwet in een aparte

bijlage bij deze toelichting weergegeven.

 

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

Dit artikel geeft een nadere uitwerking van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen. Uit de onderstaande passage uit de Memorie van Toelichting (MvT) bij artikel 2.9 komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van voorzieningen binnen de gemeente.

De door de gemeente te treffen voorziening kan zowel een algemene, vrij toegankelijke voorziening zijn als een individuele voorziening. Een individuele voorziening heeft betrekking op specialistische jeugdhulp. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet. De in lid 1 genoemde vormen van voorzieningen zijn vrij toegankelijk. De in lid 2 genoemde vormen van voorzieningen zijn niet vrij toegankelijk.

Voor de niet vrij toegankelijke vormen van ondersteuning zal eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze ondersteuning daadwerkelijk nodig hebben. Deze niet vrij toegankelijke voorzieningen veronderstellen altijd een verleningsbeslissing op basis van een beoordeling door de gemeente van de persoonlijke situatie en behoeften van de jeugdige of zijn ouders. De gemeente geeft daartoe een beschikking af met de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Daarmee is tevens de rechtsbescherming van de burger gewaarborgd.

Artikel 2 van deze verordening biedt op hoofdlijnen een zo compleet mogelijk overzicht van het palet aan overige en individuele voorzieningen dat het college ter beschikking stelt. In de beleidsregels worden hiervoor nadere regels gesteld.

 

Hoofdstuk 2 Procedure

 

Artikel 3 Toegang jeugdhulp, melding hulpvraag

Voor de toeleiding naar een overige voorziening of het verkrijgen van een individuele voorziening geldt de vanaf artikel 3 beschreven procedure.

Het college is het bevoegde orgaan om jeugdhulp te verlenen op grond van de wet.

Onderstaande tabel geeft aan voor welke individuele voorzieningen de toeleiding via het PlusTeam loopt en welke individuele voorzieningen door het CMD kunnen worden ingezet.

PlusTeam CMD

Ambulante zorg Ambulante zorg

 

Verblijf deeltijd / daghulp

Verblijf deeltijd / daghulp

Diagnostiek

Diagnostiek

Begeleiding

Begeleiding

Persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging

Vervoer naar zorg

Vervoer naar zorg

Pleegzorg

 

Verblijf 24-uurs residentiële

of intramurale behandeling

Jeugdbescherming / Jeugdreclassering

(enkel door het doen van een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming en na uitspraak van een Kinderrechter).

De keuze om een aantal individuele voorzieningen enkel door het PlusTeam te laten inzetten is gemaakt omdat er bij deze voorzieningen (pleegzorg, verblijf 24-uurs voorziening en jeugdbescherming / jeugdreclassering) sprake is van meer complexe problematiek, waarbij de expertise van het PlusTeam noodzakelijk is.

Er kunnen zich drie bijzondere toeleidingssituaties voordoen; deze worden beschreven in lid 1, 2 en 3.

Lid 1 regelt de wijze waarop het college omgaat met de toegang via de huisarts, medisch specialist en jeugdarts tot de jeugdhulp zoals geregeld in artikel 2.5, eerste lid, onder g, van de wet. De huisarts, medisch specialist of jeugdarts kan een jeugdige of zijn ouders verwijzen naar een individuele voorziening. Omdat de gemeente verantwoordelijk is voor de levering van de voorziening, moet een dergelijke verwijzing door de gemeente worden bekrachtigd. Met andere woorden, een huisarts, medisch specialist of jeugdarts kan aangeven dat een individuele voorziening nodig is, maar het is de gemeente die het formele besluit (een verleningsbeschikking als bedoeld in artikel 9) dient te nemen zodat de

voorziening ook daadwerkelijke beschikbaar is voor de jeugdige of zijn ouders.

De gemeente zal in beginsel niet treden in het oordeel van de verwijzer. In geval zich een structureel meningsverschil voordoet tussen de gemeente en een verwijzer, kan de gemeente een beroep doen op de expertise van een deskundige.

Lid 2 is een weergave van artikel 2.4, tweede lid, onderdeel b, van de wet en regelt de uitvoering van de verplichting van het college om jeugdhulp in te zetten die nodig wordt geacht in situaties waarbij de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering aan de orde is. In die situaties zal in eerste instantie een beroep moeten worden gedaan op het voorzieningenpakket dat door de gemeente is ingekocht via subsidies dan wel contracten. Maar mocht hierin een leemte bestaan, dan zal het college anderszins in de op haar rustende verplichting moeten voldoen.

Lid 3 van dit artikel regelt de start van het toegangstraject voor jeugdigen en ouders met een hulpvraag. Lid 3 bepaalt de ontvangst van de melding en bevestiging hiervan.

De derde bijzondere toeleidingssituatie doet zich voor bij crisissituaties.

Beschreven wordt welke mogelijkheden het college dan heeft om adequaat te reageren. Het gaat dan om situaties waarbij gesloten jeugdhulp nodig is vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen. Volgens art. 6.1.8 van de wet kan het college hiervoor bij de kinderrechter een verzoek indienen voor een machtiging, een spoedmachtiging of een voorwaardelijke machtiging.

 

Artikel 4 Vooronderzoek

In lid 1 is bepaald dat zo spoedig mogelijk na de verzameling van gegevens een afspraak voor een gesprek wordt gemaakt. Daaruit is af te leiden dat de gemeente alert moet zijn op onnodige vertraging in de procedure. Weliswaar eist de zorgvuldigheid wel dat eerst de nodige gegevens worden verzameld. Maar het kan bijvoorbeeld ook zo zijn dat nog gegevens tijdens het gesprek worden verzameld. In lid 1 is tevens opgenomen dat het gesprek zo spoedig mogelijk na de voorbereiding van het gesprek dient plaats te vinden. Het hangt af van de situatie hoe snel het gesprek kan of moet plaatsvinden. In principe wordt hierbij het uitgangspunt van 5 werkdagen gehanteerd.

 

In lid 1 wordt tevens bepaald dat het college in overleg met de jeugdige of zijn ouders alle voor het gesprek noodzakelijke en toegankelijke gegevens verzamelt. Niet alle gegevens zijn toegankelijke voor de gemeente, denk bijvoorbeeld aan medische gegevens die zijn geregistreerd in dossiers van behandelaars. Het kan dus zijn dat toestemming gevraagd dient te worden om deze gegevens op te vragen.

Ter voorkoming van onnodige bureaucratie is geregeld dat als de gemeente al gegevens heeft van de jeugdige of zijn ouders, de beschreven verzameling van gegevens achterwege kan blijven. Voorkomen moet worden dat betrokkenen onnodig belast worden met vragen over zaken die al bij de gemeente bekend zijn.

Als er overigens een acute hulpvraag speelt, dan is in de regel nog wel een gesprek nodig.

 

Artikel 5 Het gesprek

Voor een zorgvuldig te nemen besluit is het van belang dat alle feiten en omstandigheden van de specifieke hulpvraag duidelijk zijn. Het ligt daarom voor de hand dat tijdens een gesprek met de jeugdige en ouders hierover wordt gesproken. Hierbij kan ook sprake zijn van meerdere, elkaar opvolgende gesprekken. In het kader van deze verordening worden deze gesprekken beschouwd als onderdelen van een samenhangend geheel, leidend tot één gespreksverslag en/of ondersteuningsplan. De zelfredzaamheidmatrix (ZRM) is een instrument dat bij het gesprek kan worden gebruikt om de mate van zelfredzaamheid van hun cliënten eenvoudig en volledig te kunnen beoordelen.

 

Zelfredzaamheid is het vermogen om dagelijkse algemene levensverrichtingen zelfstandig te kunnen doen. Deze dagelijkse levensverrichtingen hebben betrekking op verschillende domeinen. Zo moeten in het dagelijks leven verrichtingen uitgevoerd worden om in een inkomen te voorzien, lichamelijk en geestelijk gezond te blijven, of een steunend sociaal netwerk te onderhouden.

 

Levensverrichtingen betreffen ook het zelf organiseren van de juiste hulp op het moment dat een behoefte ontstaat waarin de persoon niet kan voorzien. Bijvoorbeeld (tijdig) naar de huisarts gaan bij lichamelijke ziekte, of (professioneel) advies vragen bij het invullen van de belastingaangifte.

 

De mate van zelfredzaamheid is daarom een uitkomst van persoonskenmerken zoals vaardigheden, persoonlijkheid en motivatie en omgevingskenmerken zoals cultuur, economie en infrastructuur, die een persoon in meer of mindere mate in staat stellen om (zelf) in basale levensbehoeften te voorzien.

 

De Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) heeft elf domeinen waarop de mate van zelfredzaamheid wordt beoordeeld. Deze domeinen hangen natuurlijk sterk met elkaar samen, ze hebben immers allen betrekking op het dagelijks leven, maar zijn zo gedefinieerd dat ze elkaar niet of nauwelijks overlappen. De domeinen van de ZRM zijn: Financiën, Dagbesteding, Huisvesting, Huiselijke relaties, Geestelijke gezondheid, Lichamelijke gezondheid, Verslaving, Activiteiten Dagelijks Leven, Sociaal netwerk, Maatschappelijke participatie, en Justitie. Dit zijn de noodzakelijke en niet-overbodige gebieden die in iedere volwassen persoon (in de Nederlandse samenleving) bepalend zijn voor de effectiviteit, productiviteit en kwaliteit van leven.

 

In lid 1 bij de onderdelen a tot en met i zijn de onderwerpen van het gesprek weergegeven.

Het betreft uiteraard altijd maatwerk. Indien de jeugdige al bij de gemeente bekend is, zal een aantal gespreksonderwerpen niet meer uitgediept hoeven te worden en zal bijvoorbeeld alleen kunnen worden gevraagd of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn.

Komt een jeugdige of een ouder voor het eerst bij de gemeente, dan zal het gesprek dienen om een totaalbeeld van de jeugdige en zijn situatie te krijgen.

In onderdeel c wordt de eigen kracht van jeugdigen en ouders voorop gesteld overeenkomstig het uitgangspunt van de wet dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Een te verstrekken voorziening kan ook juist nodig zijn om de mate van probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders en die van de naaste omgeving te versterken.

 

In het kader van privacywetgeving is het essentieel dat jeugdigen en ouders over deze verwerking van gegevens goed worden geïnformeerd, zodat zij weten hoe en bij wie zij desgewenst hun privacyrechten kunnen uitoefenen. Hierover zal meteen bij het eerste contact over de hulpvraag duidelijkheid aan de cliënt moeten worden geboden. Dit staat omschreven in lid 2.

 

Tot slot is in lid 3 de mogelijkheid opgenomen om in overleg met jeugdige of zijn ouders af te zien van een gesprek.

 

Artikel 6 Gespreksverslag of ondersteuningsplan

In lid 1 wordt de schriftelijke verslaglegging van het vooronderzoek geregeld. In principe wordt het uitgangspunt van 10 werkdagen gehanteerd voor het ontvangen van het verslag door de jeugdige of zijn ouders.

Het later toevoegen van opmerkingen of het aanbrengen van wijzigingen of het herstellen van feitelijke onjuistheden wordt geregeld in lid 3 van dit artikel.

 

Artikel 7 Aanvraag

Er kan altijd een aanvraag tot jeugdhulp worden ingediend door jeugdige of zijn ouders. Daarnaast kan een ondertekend ondersteuningsplan als aanvraag worden aangemerkt. Deze ‘kan’ bepaling voorkomt onnodige bureaucratie.

 

Hoofdstuk 3 Afweging en voorwaarden individuele voorziening

 

Artikel 8 Toekenning individuele voorzieningen via een beschikking op basis van een ondersteuningsplan

In dit artikel wordt duidelijk gemaakt welke afwegingsfactoren het college hanteert bij toekenning van individuele voorzieningen, inclusief het pgb. Hierbij is het voor het college van belang de mate van ‘eigen kracht’ en het al of niet gedeeltelijk gebruik kunnen maken van een overige of andere voorziening, goed te beoordelen. Dit is vastgelegd in lid 1. De afweging die hier wordt gemaakt staat in het ondersteuningsplan.

 

Lid 2 heeft betrekking op de situatie dat een verwijzing op grond van artikel 3, tweede lid die door het college moet worden uitgevoerd, aan de orde is. Er dient dan een schriftelijke toekenning van een individuele voorziening plaats te vinden.

 

Artikel 9 Regels pgb

In het eerste lid van dit artikel zijn specifieke bepalingen over het pgb opgenomen.

Hierin is aangesloten op artikel 8.1.1 van de wet, dat voor het pgb is aangepast aan de verwante regelgeving met betrekking tot de maatschappelijke ondersteuning als geregeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Dit lid is opgenomen teneinde in de verordening een compleet beeld van rechten en plichten van de jeugdige of ouders te geven. In het eerste lid is verankerd dat het college op grond van artikel 8.1.1 van de wet een pgb kan verstrekken. Als aan alle wettelijke voorwaarden daartoe is voldaan, kan zelfs van een verplichting van het college worden gesproken (zie ook de tekst van artikel 8.1.1, eerste lid: “Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen …”).

 

Bij amendement Bisschop en Voortman (Kamerstukken II 2013/14 33 684, nr. 100) is het tweede lid zo aangepast dat duidelijk is geworden dat jeugdigen of hun ouders zelf kunnen bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college te bieden individuele voorziening in natura. Het college kan het pgb slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan deze door het college te bieden individuele voorziening in natura.

In de wet staat dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

 

Het bepaalde in lid 3 is uitgewerkt in de beleidsregels behorende bij deze verordening.

 

In lid 4 wordt de mogelijkheid genoemd van artikel 8.1.1, vierde lid, van de wet om bij verordening te bepalen onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

Deze voorwaarden strekken er onder andere toe om te verhinderen dat een pgb wordt verstrekt aan een jeugdige die hier onder druk van mensen in zijn omgeving om heeft verzocht en bij wie een werkelijke hulpbehoefte niet aantoonbaar is of bij wie de hulpvraag ondergeschikt is aan financieel gewin. Dit wordt uitgewerkt in de beleidsregels behorende bij deze verordening.

 

 

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 10 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of

terugvordering

Deze bepaling is een uitwerking van de bij Nota van Wijziging (NvW) ingevoegde verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder d, van de wet. Hierbij is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. De bepaling beoogt het standaardiseren van de regelgeving met betrekking tot de aan elkaar verwante beleidsterreinen van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. In de toelichting op de NvW is voorts vermeld dat het immers tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoort misbruik van de geboden voorzieningen te voorkomen en, waar nodig, op te treden tegen onterecht gebruik van individuele voorzieningen of pgb’s. Een zorgvuldig gebruik van collectieve middelen is wezenlijk voor het draagvlak daarvan.

Lid 1 van deze bepaling berust mede op artikel 8.1.2, eerste lid, van de wet. De bepaling in lid 2 is geënt op artikel 8.1.4 van de wet en is in de verordening opgenomen op grond van de verplichting van artikel 2.9, onder d, van de wet. Ook hier is de tot de pgb beperkte reikwijdte van artikel 8.1.4 uitgebreid tot de individuele voorziening in natura. Lid 3 en lid 4 hebben betrekking op respectievelijk de terugvordering van de geldswaarde van een ten onrechte genoten individuele voorziening en de mogelijkheid van intrekking van een besluit tot verlening van een pgb.

 

Artikel 11 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door aanbieders laten verrichten. Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

Om te voorkomen dat er alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere aspecten genoemd waarmee het college bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening dient te houden. Hiermee wordt bereikt dat er een beter beeld ontstaat van reële kostprijs voor de activiteiten die zij door aanbieders willen laten uitvoeren. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden. Hiervoor is ten minste een beeld nodig van de vereiste activiteiten en de arbeidsvoorwaarden die daarbij horen. Dit biedt een waarborg voor werknemers dat hun werkzaamheden aansluiten bij de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden.

 

Artikel 12 Vertrouwenspersoon en cliëntondersteuning

In artikel 2.5, eerste lid, onder f, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie.

De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening een regeling op te stellen. De bepaling uit de wet is toch in de verordening opgenomen vanwege het in het belang om in de verordening een compleet overzicht van rechten en plichten van jeugdigen en ouders te geven.

 

Artikel 13 Klachtregeling

De gemeente is reeds op grond van de Awb in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van personen en bestuursorganen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. In hoofdstuk 9 van de Awb wordt verder een uitvoerige regeling omtrent klachtbehandeling gegeven. De bestaande gemeente brede verordening waarnaar in dit artikel wordt verwezen, vormt een uitwerking van genoemde bepalingen in de Awb.

 

De klachtmogelijkheid tegenover de hulpaanbieders is al geregeld in artikel 4.2.1 van de wet.

 

 

 

Artikel 14 Privacy

In het kader van privacywetgeving is het essentieel dat jeugdigen en ouders over de verwerking van gegevens goed worden geïnformeerd, zodat zij weten hoe en bij wie zij desgewenst hun privacyrechten kunnen uitoefenen. Hierover zal meteen bij het eerste contact over de hulpvraag duidelijkheid aan de jeugdige of zijn ouders moeten worden geboden.

 

Artikel 15 Betrekken van jeugdigen en vertegenwoordigers bij het beleid

De gemeente zorgt voor een passende vorm van participatie. Een van de vormen hiervan is bijvoorbeeld het veranderlab Jeugd.

Daarnaast is er een regionale aanpak participatie. Zorgbelang organiseert indit kader een aantal bijeenkomsten organiseren, waarbij ouders, bestuurders en jeugdigen worden betrokken.

 

Artikel 16 Evaluatie

In artikel 15 wordt omschreven dat het gevoerde beleid en de verordening na afloop van het beleidstermijn worden geëvalueerd. Het beleidsplan jeugd is vastgesteld voor de jaren 2015 en 2016.

 

Artikel 17 Hardheidsclausule

Deze bepaling regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.

 

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

De citeertitel geeft aan onder welke benaming deze verordening kan worden aangehaald. Het vermelde jaartal geeft het jaar van vaststelling aan, niet de geldingsduur. Deze is in beginsel onbeperkt vanaf de datum van inwerkingtreding.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage I Begrippenlijst

 

- accommodatie: bouwkundige voorziening of deel van een bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein, waar jeugdhulp wordt verleend door of namens een jeugdhulpaanbieder;

- begeleiding: activiteiten waarmee een jeugdige wordt ondersteund bij het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven;

- burgerservicenummer: burgerservicenummer als bedoeld in artikel 1 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

- CAK: CAK, genoemd in artikel 48, eerste lid van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

- calamiteit: niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid;

- college: college van burgemeester en wethouders;

- dossier: geheel van schriftelijk of elektronisch vastgelegde gegevens met betrekking tot de verlening van jeugdhulp aan een jeugdige of ouder of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

- gecertificeerde instelling: rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.3 en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert;

- gekwalificeerde gedragswetenschapper: gedragswetenschapper behorende tot een bij regeling van Onze Ministers aangewezen categorie;

- gesloten accommodatie: bouwkundige voorziening of deel van een bouwkundige voorziening met het daarbij behorende terrein, waar gesloten jeugdhulp wordt verleend;

- gesloten jeugdhulp: opname, verblijf en jeugdhulp in een gesloten accommodatie op basis van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2;

- geweld bij de verlening van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering: lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld jegens een jeugdige of een ouder, of bedreiging daarmee, door iemand die werkzaam is voor de jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling, of door iemand die werkzaam is voor een rechtspersoon die in opdracht van de aanbieder of gecertificeerde instelling jeugdhulp verleent of door een andere jeugdige of ouder met wie de jeugdige of ouder gedurende het etmaal of een dagdeel bij de aanbieder verblijft;

- huiselijk geweld: huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

- hulpverleningsplan: plan betreffende de verlening van jeugdhulp als bedoeld in artikel 4.1.2 en hoofdstuk 6;

- inspectie: inspectie jeugdzorg, bedoeld in artikel 9.1;

- jeugdarts: arts die als jeugdarts KNMG is ingeschreven in het door het College Geneeskundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst ingestelde profielregister jeugdgezondheidszorg;

- jeugdgezondheidszorg: jeugdgezondheidszorg als bedoeld in artikel 1 van de Wet publieke gezondheid;

- jeugdhulp:

1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van ouders;

2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en

3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,

met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;

- jeugdhulpaanbieder: 1°. natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen onder verantwoordelijkheid van het college;

2°. solistisch werkende jeugdhulpverlener onder verantwoordelijkheid van het college;

- jeugdhulpverlener: natuurlijke persoon die beroepsmatig jeugdhulp verleent;

- jeugdige: persoon die:

1°. de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,

2°. de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of

3°. de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;

- jeugdreclassering: reclasseringswerkzaamheden, genoemd in artikel 77hh, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, begeleiding, genoemd in artikel 77hh, tweede lid, van dat wetboek en het begeleiding van en toezicht houden op jeugdigen die deel nemen aan een scholings- en trainingsprogramma als bedoeld in artikel 3 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het geven van de aanwijzingen, bedoeld in artikel 12, vijfde lid, van die wet, of de overige taken die bij of krachtens de wet aan de gecertificeerde instellingen zijn opgedragen;

- kinderbeschermingsmaatregel: voogdij en de voorlopige voogdij op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, de ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 254, eerste lid, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de voorlopige ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 255 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

- kindermishandeling: elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel;

- maatschappelijke ondersteuning: maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

- machtiging gesloten jeugdhulp: de machtiging, bedoeld in artikel 6.1.2.

- medisch specialist: geneeskundig specialist die als specialist is ingeschreven in een door het College Geneeskundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst ingestelde register als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; - Onze Ministers: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Veiligheid en Justitie tezamen;

- opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen:

1°. psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van de ouders;

2°. beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, en

3°. een tekort aan zelfredzaamheid in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;

- ouder: ouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

- persoonsgegevens, verwerking, bestand, onderscheidenlijk verantwoordelijke: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet bescherming persoonsgegevens;

- plan van aanpak: plan betreffende de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering als bedoeld in artikel 4.1.2;

- pleegouder: persoon die een jeugdige die niet zijn kind of stiefkind is, als behorende tot zijn gezin verzorgt en daartoe een pleegcontract als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, heeft gesloten met een pleegzorgaanbieder;

- pleegoudervoogd: pleegouder die tevens belast is met voogdij als bedoeld in boek 1 Burgerlijk Wetboek;

- pleegzorgaanbieder: jeugdhulpaanbieder die pleegzorg biedt;

- preventie: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking of van de ouders bij opvoedingsproblemen;

- strafrechtelijke beslissing: beslissing van de officier van justitie of de strafrechter met toepassing van titel VIII A van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht of een beslissing als bedoeld in artikel 493 van het Wetboek van Strafvordering;

- Veilig Thuis: advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 12a van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

- vertrouwenspersoon: persoon die jeugdigen, ouders, pleegouders of netwerkpleegouders op hun verzoek ondersteunt in aangelegenheden die samenhangen met de wettelijke taken en verantwoordelijkheden van het college, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling;

- verwijsindex: verwijsindex risicojongeren als bedoeld in artikel 7.1.2.1;

- woonplaats:

1°. woonplaats als bedoeld in artikel 12 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

2°. ingeval het gezag over de jeugdige berust bij een instelling als bedoeld in artikel 302 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: woonplaats van degene die voorafgaand aan de voogdij door de instelling het gezag had over de jeugdige, of

3°. ingeval het gezag berust bij een pleegoudervoogd: woonplaats van degene die voorafgaand aan de pleegzorg het gezag had over de jeugdige.

 

 

 

 

Naar boven