Nadere regels Eigen bijdrage Maatschappelijke Opvang Wmo 2018 gemeente Utrecht

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluit vast te stellen de volgende

 

 

 

Nadere regels Eigen bijdrage Maatschappelijke Opvang Wmo 2018 gemeente Utrecht

Toelichting op de artikelen

Artikel 1  

In aansluiting op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning zijn de nadere regels alleen van toepassing op natuurlijke personen van 18 jaar en ouder. Met de begripsbepaling van de cliënt zijn de nadere regels daarmee tot deze groep personen beperkt.

Bij het bepalen van de bijstandsnorm is rekening gehouden met de afwijkende bepalingen in de Participatiewet voor personen van 18 tot 21 jaar. Voor de berekening van de eigen bijdrage worden de toeslagen die vanuit de Bijzondere Bijstand mogelijk zijn meegerekend.

Het werkelijke inkomen van de cliënt is van belang als dit hoger is dan de bijstandsnorm voor het bepalen van eventuele verlagingen van de verschuldigde bijdrage.

Bij het bepalen van de norm voor de persoonlijke uitgaven gaan wij uit van de premie voor de Collec-tieve ziektekostenverzekering, die de Gemeente Utrecht aanbiedt. Deze premie dekt tevens de eigen bijdrage en is zodoende hoger dan de standaardpremie voor de basisverzekering.

Zowel bij de bijstandsnorm als bij de norm voor persoonlijke uitgaven wordt de vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten. Deze toeslag is noodzakelijk voor bijzondere uitgaven zoals schuldaflossing en om te sparen voor grotere uitgaven.

 

Artikel 2 lid 1, 2 en 3

Bij de (intensieve) gespecialiseerde begeleiding in een 24 uurs voorziening en de Crisisopvang wordt de bijdrage bepaald op basis van het norminkomen, de bijstandsnorm. Er is geen bijdrage verschuldigd voor begeleiding. In het geval een van beide gehuwde partners gebruik van de (intensieve) gespecialiseerde begeleiding in een 24 uurs voorziening of de Crisisopvang wordt de regelgeving van de Participatiewet gevolgd voor opname in een inrichting. Indien een van beide partners in een inrichting is opgenomen, gaat de Participatiewet voor beide partners uit van de bijstandsnorm voor alleenstaanden.

Artikel 2 lid 4

Voor (intensieve) gespecialiseerde begeleiding in een 24 uurs voorziening en Crisisopvang wordt de eigen bijdrage bepaald op basis van de bijstandsnorm gekoppeld aan de persoonlijke situatie en gemaximeerd op het verschil tussen die bijstandsnorm en de norm voor persoonlijke uitgaven. Gehuwden waarvan een van beide partners gebruik maakt van de opvang, worden vrijwel altijd als alleenstaande behandeld ten aanzien van de eigen bijdrage.

De gemeente verstrekt jaarlijks een tabel, waarin het bedrag staat aan eigen bijdrage op basis van de bijstandsnorm voor de te onderscheiden categorieën. Daarbij wordt geen rekening gehouden met vermindering op basis van persoonlijke omstandigheden.

Artikel 2 lid 5

In het geval de instelling geen voeding verstrekt aan de cliënt wordt de bijdrage verlaagd met een redelijk bedrag voor voeding. Daarbij sluiten wij aan bij een onafhankelijke norm, namelijk van het Nibud. Bij volwassenen wordt uitgegaan van het bedrag voor een man van 14-65 jaar met een 1-persoons-huishouden. Voor kinderen wordt een gemiddeld bedrag gehanteerd, dat het Nibud hanteert voor kinderen tot 13 jaar, gecombineerd met de korting bij huishoudens met twee of meer personen.

Dit bedrag wordt op basis van dit lid in mindering gebracht op de bijdrage. Dat leidt nooit tot een negatieve bijdrage, maar bij alleenstaanden jonger dan 21 jaar mogelijk wel tot nihil. In het geval het Nibud dit bedrag niet meer vaststelt of bekend maakt, bepaalt het college een andere basis voor dit bedrag.

Artikel 2 lid 6

Bij de Crisisopvang is het mogelijk, dat de cliënt nog kosten heeft voor een zelfstandige woonruimte en zodoende redelijkerwijs de berekende bijdrage niet kan betalen. Het uitgangspunt is dat Crisisopvang een kortdurende voorziening is, waarbij een termijn van 6 maanden voldoende is om ofwel weer zelfstandig te kunnen wonen dan wel om door te stromen naar een andere vorm van opvang. De eigen bijdrage wordt daarom voor een periode van maximaal 6 maanden verlaagd met een forfaitair bedrag van 20% van de bijstandsnorm. In de Richtlijnen voor Bijzondere bijstand wordt uitgegaan van een huurquotum van 16,5% tot 19% van het inkomen, zodat 20% als aftrekpost redelijk is.

De gemeente verstrekt een tabel, waarin per categorie aangegeven, wat de vermindering is van de eigen bijdrage en wat de resterende bijdrage is. In de tabel wordt uitgegaan van de forfaitaire vermindering van 20% van de bijstandsnorm.

Artikel 2 lid 7

Voor de Nachtopvang is een algemene eigen bijdrage niet zinvol, het aanbod is te verschillend. De instelling doet een voorstel voor de te innen eigen bijdrage. Het college kan dit voorstel volgen of ervan afwijken. De vaststelling van de eigen bijdrage wordt middels de verleningsbeschikking of een opdracht aan de instelling impliciet bepaald.

Artikel 2 lid 8

De eigen bijdrage voor de (intensieve) gespecialiseerde begeleiding in een 24 uurs voorziening en de Crisisopvang wordt jaarlijks per 1 januari automatisch aangepast aan de nieuwe bijstandsnormen en andere in de nadere regels opgenomen normbedragen. Als het college de eigen bijdrage anderszins wil aanpassen, neemt zij daar een expliciet besluit over, dat aan de instellingen kenbaar wordt gemaakt.

De eigen bijdrage voor de Nachtopvang wordt niet jaarlijks aangepast aan kostenstijgingen, mede omdat we ronde bedragen willen hanteren. In overleg met de instellingen wordt gekeken of er een verhoging nodig is.

Artikel 3 lid 1, 2 en 3

Het innen van de eigen bijdragen kan niet door het CAK plaatsvinden, zoals bij de andere eigen bijdragen vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Het is logisch om de instellingen de inning te laten uitvoeren. Het college kan hier van afwijken, als daar reden voor is. Het kan voor instellingen of voor cliënten in bepaalde gevallen handig zijn om de bijdrage te splitsen in een bijdrage voor specifieke onderdelen. De instellingen hebben de vrijheid om dit te doen, zolang de totale bijdrage niet verandert.

Artikel 3 lid 4

In de norm persoonlijke uitgaven is een bedrag opgenomen voor de verplichte ziektekostenverzeke-ring. Indien een cliënt zich niet verzekerd dan wel als een cliënt de premie niet (tijdig) betaalt, wordt de compensatie van de gemeente voor de te betalen premie oneigenlijk gebruikt door de cliënt. Om deze ongewenste situatie te voorkomen kan de instelling een extra bedrag innen ter grootte van de premie ziektekostenverzekering. Het extra geïnde bedrag wordt later weer ter beschikking gesteld van de cliënt om de (achterstallige) premie ziektekostenverzekering te betalen.

Artikel 3 lid 5

Bij cliënten jonger dan 21 jaar blijkt de overgang naar zelfstandig wonen (zonder begeleiding of alleen met ambulante woonbegeleiding) financieel veel problemen op te leveren. De instelling kan deze overgang vergemakkelijken door middels een extra bijdrage de cliënt verplicht een maandelijks bedrag te laten sparen. Het gespaarde bedrag wordt aan de cliënt uitgekeerd bij de uitstroom naar zelfstandig wonen.

Artikel 3 lid 6

Bij de opdracht voor de maatschappelijke opvang wordt bij het bepalen van het benodigde bedrag voor de instellingen vooraf de verwachte te innen bijdrage door de instelling in mindering gebracht op het budget.

De instelling mag daarbij de redelijke kosten van administratie, incasso en oninbaarheid in mindering brengen, waarbij maximaal 5% van het totale te innen bedrag voldoende is. Dit percentage wordt vastgesteld in de overeenkomst met de instelling en bij de vaststelling niet aangepast ongeacht de werkelijke kosten en oninbaarheid.

Er wordt geen extra budget beschikbaar gesteld in het geval de instelling minder eigen bijdragen int dan de berekende bijdragen. Buiten bovengenoemde herberekening bij de vaststelling wordt het toegekende budget niet aangevuld dan wel teruggevorderd.

Het college kan op grond van redelijkheid en billijkheid in uitzonderingsgevallen afwijken van het bepaalde in dit lid.

Artikel 3 lid 7

De instellingen zijn verantwoordelijk voor het innen van de bijdragen. Zij beschikken over alle relevante informatie om de bijdragen te bepalen. Bij een verlaging van de bijdrage in het geval van dubbele woonlasten (Crisisopvang) kan de instelling prima beoordelen of een verlaging past binnen de nadere regels. De gemeente kan achteraf middels de ontvangen overzichten desgewenst controleren of de nadere regels juist worden toegepast. De snelle afhandeling is in het belang van de cliënten. Bij twijfels over de interpretatie van de nadere regels kunnen de instellingen altijd contact opnemen met de gemeente.

Artikel 4  

De nadere regels dienen praktisch eenvoudig uitvoerbaar te zijn. Daarvoor is mandatering naar de ambtelijke organisatie noodzakelijk om te voorkomen, dat het college daadwerkelijk steeds collegebesluiten dient te nemen. Deze mandatering is bij de verlening van subsidie en inkoop eveneens gebruikelijk.

Artikel 5  

De nadere regels zijn niet gericht op specifieke instellingen, maar op alle aanbieders van de genoemde vormen van maatschappelijke opvang in de gemeente Utrecht.

Artikel 6  

In de nadere regels wordt verwezen naar meerdere wetten, beleidsregels en richtlijnen, die aan verandering onderhevig zijn. De naamgeving kan wijzigen (zoals het jaartal), evenals artikelnummering of de wet, beleidsregel of richtlijn wordt vervangen door een andere wet, richtlijn of beleidsregel. Het is niet zinvol om de nadere regels daar tussentijds voor aan te passen. In het geval er een wezenlijke verandering plaatsvindt of redelijkerwijs niet duidelijk meer is, wat de verwijzing inhoudt, worden de nadere regels vanzelfsprekend aangepast.

Ter verduidelijking van de artikelen in de nadere regels en om een beeld te krijgen van de bedragen van de eigen bijdrage in de verschillende persoonlijke omstandigheden zijn er middels tabellen en anderszins voorbeeldberekeningen gemaakt van de bijdrage. Aan de voorbeeldberekeningen kunnen geen rechten worden ontleend. Zij dienen alleen als toelichting en illustratie van de nadere regels zelf. Bij discrepantie dan wel twijfel is de tekst van de nadere regels leidend.

In veel voorbeeldberekeningen is nadrukkelijk uitsluitend aangegeven met of tot welk bedrag het college de bijdrage kan verlagen. Deze verlagingen zijn een recht van het college, zij kan dit toepassen maar zij kan ook besluiten om dit niet toe te passen. De cliënten noch de instellingen kunnen enig recht ontlenen aan de artikelen en voorbeeldberekeningen waarin de mogelijke verlaging van de bijdrage is opgenomen.

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht in haar vergadering van 19 december 2017.

De secretaris, De loco-burgemeester,

Drs. G.G.H.M. Haanen Mr. Drs. V. Everhardt

Naar boven