Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw houdende regels omtrent evenementen Nadere regels A-evenementen gemeente Maasgouw 2017

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen zoals genoemd in artikel 2:12 Apv Maasgouw 2017 (hierna Apv) zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1:2 Afbakening

De in dit document opgenomen nadere regels zijn van toepassing op A-evenementen zoals bedoeld in artikel 2:13 Apv.

Artikel 1:3 Melding

Het organiseren en houden van een A-evenement wordt gemeld bij de burgemeester door middel van het meldformulier (zie bijlage 3).

Artikel 1:4 Verbodsbepaling

Het is verboden een A-evenement te houden tenzij wordt voldaan aan de nadere regels zoals opgenomen in hoofdstuk 2 tot en met hoofdstuk 7 en overige geldende wet- en regelgeving.

Artikel 1:5 Andere publiekrechtelijke toestemmingen en overige wet- en regelgeving

De organisator is verantwoordelijk voor het aanvragen van de noodzakelijke publiekrechtelijke toestemmingen op basis van de geldende wet- en regelgeving benodigd om het meldingsplichtig A-evenement te realiseren.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE REGELS

Artikel 2:1 Algemeen

  • 1.

    Een kopie van de melding inclusief de meldingsbevestiging wordt op verzoek van de politie, de brandweer of een daartoe bevoegd functionaris, onmiddellijk getoond.

  • 2.

    Gedurende het hele evenement moet een contactpersoon direct bereikbaar zijn voor de gemeente en hulpdiensten.

  • 3.

    Eventuele aanwijzingen van de politie, de brandweer of een daartoe bevoegd functionaris moeten stipt en onmiddellijk worden opgevolgd.

  • 4.

    Overtreding van één of meer voorschriften kan leiden tot het onmiddellijk stopzetten van het evenement en het (laten) ontruimen van de locatie(s).

  • 5.

    De politie, de brandweer of een daartoe bevoegd functionaris kan in het belang van de openbare orde en veiligheid het evenement beëindigen en de locatie(s) (laten) ontruimen. In dat geval is aanspraak op schadevergoeding niet mogelijk.

  • 6.

    De gemeente aanvaardt geen aansprakelijkheid voor derden, als gevolg van het evenement.

  • 7.

    Tijdens het evenement moet de organisatie toezien op de naleving van de Nadere regels en (brand)veiligheidsvoorzieningen.

  • 8.

    Als er zich tijdens de voorbereiding van het evenement of tijdens het evenement technische of organisatorische wijzigingen voordoen, die van belang kunnen zijn voor de (brand)veiligheid, dan moet dit onmiddellijk worden gemeld aan het bevoegd gezag.

Artikel 2:2 Overlast en schade

  • 1.

    Het is verboden om bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Direct na afloop van het evenement moet het terrein en de openbare weg worden gereinigd en vrij van afval en in de oude staat (onbeschadigd) worden opgeleverd.

  • 3.

    De organisator moet al het (redelijkerwijs) mogelijke doen om te voorkomen dat de gemeente of derden schade lijden ten gevolge van het evenement.

  • 4.

    Er moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat overlast voor de omgeving ontstaat.

  • 5.

    Werkzaamheden in en rond tijdelijke opstallen zijn vanaf een half uur na het einde van het evenement tot 07.00 uur verboden.

  • 6.

    Op zon- en feestdagen mogen de activiteiten van een evenement 13:00 uur beginnen. Opbouwen kan eerder, met respect voor de zondagsrust.

  • 7.

    Het verbod in het zesde lid geldt niet als een ontheffing op grond van de Zondagswet is verleend. In dat geval mag het evenement beginnen vanaf 09:00 uur.

Artikel 2:3 Verkeersveiligheid

  • 1.

    De doorgang voor brandweer, politie en/of ambulance moet zijn gewaarborgd. Dit betekent dat tenten, springkussens en dergelijke zo moeten worden geplaatst, dat steeds een doorgang van 4,5 meter breed en 4,2 meter hoog vrij blijft.

  • 2.

    Een verkeersbesluit is vereist voor:

    • a.

      de plaatsing of verwijdering van verkeerstekens en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd;

    • b.

      het ontstaan of wijzigen van geboden of verboden;

    • c.

      afsluiting van weggedeelten;

    • d.

      borden om het verkeer te regelen;

    • e.

      het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderden van voorzieningen ter regeling van het verkeer en de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken; en

    • f.

      als een verkeersbesluit noodzakelijk is op grond van de Verkeerswetgeving.

  • 3.

    Als het inzetten van een verkeersregelaar is vereist zijn de voorschriften zoals opgenomen in de Regeling verkeersregels 2009 van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Er wordt een verkeersplan opgesteld als er wegen worden afgesloten, er verkeersregelaars worden ingezet of het evenement een bezoekersaantal heeft van boven 1000 bezoekers. Het verkeersplan moet 6 weken voor de aanvang van het evenement bij de gemeente, afdeling Verkeer, worden ingediend.

HOOFDSTUK 3 BRANDVEILIGHEID

Artikel 3 Algemeen

 

Artikel 3:1 Vrijhouden terreingedeelten
  • 1.

    Op het bij het evenement behorende terrein moeten de beplanting, de parkeerplaatsen, de laad- en losplaatsen en plaatsen waar goederen en afval worden opgeslagen of gedeponeerd, zo zijn gelegen dat bij brand het oprijden van het terrein en opstellen van voertuigen en andere hulpmiddelen mogelijk is.

  • 2.

    Hekwerken die de route blokkeren moeten snel en gemakkelijk kunnen worden verwijderd en zijn voorzien van het opschrift “PARKEERVERBOD, DOORGANG HULPVERLENINGSDIENSTEN”.

  • 3.

    Alle (tijdelijke) bouwwerken (tent, stand, (markt)kraam, podium e.d.) voor verblijf van mensen moeten tot op 10 meter voor hulpverleningsvoertuigen bereikbaar zijn via een ten minste 4,5 meter brede route met een vrije hoogte van ten minste 4,2 meter (Bouwbesluit 2012, artikel 6.37).

  • 4.

    Elk (tijdelijk) bouwwerk moet zodanig worden geplaatst dat alle toe- en uitgangen van woningen en/of bedrijven over de volledige breedte onbelemmerd bereikbaar blijven.

  • 5.

    Rondom de bluswaterwinplaatsen (brandkranen en -putten), moet een straal van 0.75 meter vrij worden gehouden. Verder moeten bluswaterwinplaatsenpermanent voor brandweervoertuigen bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.

  • 6.

    In verband met de bereikbaarheid voor hulpdiensten mogen er geen marktkramen e.d. geplaatst worden binnen 10 meter gemeten vanuit de weg as bij kruisingen e.d. dit i.v.m. de draaicirkel van de hulpverleningsvoertuigen.

Artikel 3:2 Gebruik bouwwerken en terreinen

  • 1.

    Bij de aanwezigheid van rolstoelen of bedden ten behoeve van gehandicapten of zieken, moeten de (nood-)uitgangen geschikt zijn om deze met rolstoelen of bedden te passeren. Personen in rolstoelen en bedden moeten vergezeld zijn van een of meer begeleiders.

  • 2.

    De in- en uitgangen moeten zowel aan de binnen- als buitenzijde vrij gehouden worden van obstakels.

  • 3.

    In of in de directe nabijheid van het gebouw of de inrichting moet een (mobiele)telefoon aanwezig zijn om bij calamiteiten 112 te kunnen bellen.

  • 4.

    Slangen, kabels, snoeren e.d. moeten zo zijn aangebracht, dat niemand er mee in aanraking kan komen, of erover kan struikelen.

  • 5.

    De aanleg en uitbreiding van de elektrische installatie, het aanbrengen van veiligheidsaardingen e.d. moet gebeuren in overeenstemming met de NEN 1010.

  • 6.

    Een aggregaat moet ten minste op een afstand van 5 meter van (tijdelijke) bebouwing worden geplaatst. Als de gevel waartegen het aggregaat wordt geplaatst is vervaardigd van onbrandbaar materiaal (minimaal 30 min WBDBO) en geheel blind is uitgevoerd, geldt er geen afstandseis. Dit geldt ook voor koelaggregaten (koelwagens, gekoelde containers e.d.). Brandstoftanks ten behoeve van (koel-)aggregaten moeten buiten het (tijdelijk) bouwwerk worden opgesteld en wel op een afstand van tenminste 5 meter van de betreffende aggregaat en/of enig bouwwerk, goed zichtbaar en tot op maximaal 10 meter afstand te bereiken voor een brandweervoertuig.

  • 7.

    Als op het evenemententerrein en omgeving geen of niet voldoende (openbare) verlichting aanwezig is, moeten aanvullende maatregelen worden getroffen met als doel het bevorderen van een veilige ontvluchting.

  • 8.

    De hekwerken die worden aangeduid als nooduitgang dienen met de vluchtrichting mee te draaien en dienen zonder gebruikmaking van losse voorwerpen (bijv. sleutels) geopend te kunnen worden. Aan de buitenzijde moeten de nooduitgangen zijn voorzien van het opschrift “NOODUITGANG VRIJHOUDEN”.

Artikel 3:3 Afval

  • 1.

    Afval moet dagelijks worden verzameld in veilig opgestelde en goed af te sluiten containers van moeilijk brandbaar materiaal.

  • 2.

    Asbakken moeten regelmatig, maar minstens dagelijks, worden leeg gemaakt in afsluitbare asverzamelaars van onbrandbaar materiaal.

  • 3.

    De aanwezige asbakken en/of papierbakken moeten van onbrandbaar of moeilijk brandbaar materiaal zijn vervaardigd.

  • 4.

    De afvalcontainer dient minimaal 5 meter van de tent te zijn opgesteld en verankerd.

Artikel 3:4 Tijdelijk bouwwerk (tenten, overkappingen, etc.)

 

Artikel 3:4:1 Algemeen
  • 1.

    Een tijdelijk bouwwerk heeft een verlichtingsinstallatie die een op de vloer gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 1 lux.

  • 2.

    Er is noodverlichting aanwezig in:

    • a.

      een tijdelijk bouwwerk bestemd voor meer dan 50 personen, en ;

    • b.

      een vluchtroute waar meer dan 50 personen op zijn aangewezen. Noodverlichting geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende ten minste 60 minuten een op de vloer en het tredevlak gemeten verlichtingssterkte van ten minste 1 lux.

  • 3.

    Een tijdelijk bouwwerk voor meer dan vijftig personen, heeft een vluchtrouteaanduiding die voldoet aan NEN 6088 en aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838.

  • 4.

    De constructieve veiligheid van een (tijdelijke) constructie:

    • a.

      is bestand tegen de daarop werkende krachten gedurende de tijd dat de constructie in gebruik is;

    • b.

      naast het bepaalde onder a moeten tenten voldoen aan paragraaf 4.1.10 uit NEN 8020-41:2012;

    • c.

      naast het bepaalde onder a en b mogen er geen constructieve wijzigingen plaatsvinden aan de constructie die de veiligheid in gevaar brengen.

  • 5.

    Het materiaal van een tijdelijk bouwwerk moet minimaal voldoen aan het gestelde in de NEN 8020-41:2012 of een daarmee vergelijkbare norm.

  • 6.

    Het gebouw waartegen een tijdelijk bouwwerk wordt geplaatst, moet minimaal zijn voorzien van een tweede vluchtweg. De tweede vluchtweg van het gebouw mag op geen enkele wijze nadelig worden beïnvloed. Deze tweede vluchtweg mag NIET in tijdelijk bouwwerk uitkomen.

  • 7.

    In de verblijfsruimte zijn voldoende brandblusmiddelen aanwezig om een beginnende brand te bestrijden.

  • 8.

    Tenzij op andere wijze in blusmiddelen is voorzien (bv. brandslanghaspels) dient per 150 m² een klein blusmiddel van tenminste 6 kg of liter blusstof aanwezig te zijn met een minimum van 2 kleine blusmiddelen.

  • 9.

    Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Deze blusmiddelen moeten ten minste eenmaal per twee jaar op adequate wijze worden onderhouden en gecontroleerd.

Artikel 3:4:2 Opstelling

De tuien van de tent moeten zodanig zijn aangebracht dat de vluchtwegen en (nood)uitgangen hierdoor op geen enkele wijze worden belemmerd. Onderdelen dienen zo te worden afgeschermd dat de kans op letsel minimaal is.

Artikel 3:4:3 Uitgangen en vluchtwegen

  • 1.

    De totale uitgangsbreedte moet zo zijn dat voor elke negen gelijktijdig aanwezige personen tenminste 0,1 meter vrije uitgangsbreedte beschikbaar is. Als met een berekening op basis van het Bouwbesluit 2012 een minstens gelijkwaardig alternatief kan worden aangetoond, dan mag van deze regel worden afgeweken.

  • 2.

    Een nooduitgang moet tenminste een breedte van 0,85 meter en een hoogte van 2,00 meter hebben.

  • 3.

    De nooduitgangen van de tent moeten zo zijn gesloten, dat deze ogenblikkelijk door een lichte druk en zonder gebruikmaking van voorwerpen over de gehele breedte kunnen worden geopend.

  • 4.

    Vanuit elke nooduitgang moet, zonder versmalling en/of belemmering, het aansluitend terrein en van daar uit de openbare weg te bereiken zijn.

  • 5.

    Hoogteverschillen groter dan 0,21m gelegen in een vluchtroute zijn niet toegestaan.

Artikel 3:4:4 Versieringen inrichting

  • 1.

    Aankleding in een besloten ruimte mag geen brandgevaar opleveren. Dit gevaar is niet aanwezig indien de aankleding:

    • a.

      een ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar levert;

    • b.

      onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064;

    • c.

      voldoet aan brandklasse A1 als bedoeld in NEN-EN 13501-1;

    • d.

      voldoet aan de eisen voor constructieonderdelen als bedoeld in het Bouwbesluit 2012 afdeling 2.9, of;

    • e.

      een na vlamduur heeft van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden.

  • 2.

    Bij een besloten ruimte voor het verblijven of vluchten van meer dan 50 personen is het eerste lid, onderdeel e, niet van toepassing, indien de aankleding:

    • a.

      zich bevindt boven een gedeelte van de vloer waar zich personen kunnen bevinden;

    • b.

      de verticale vrije ruimte tussen de vloer en de aankleding minder dan 2,5 m is, en;

    • c.

      niet direct op de vloer, trap of hellingbaan is aangebracht.

  • 3.

    Materiaal ter plaatse van of nabij apparatuur en installaties die warmte ontwikkelen voldoet aan brandklasse A1, als bedoeld in NEN-EN 13501-1, of is onbrandbaar, bepaald volgens NEN 6064, indien:

    • a.

      op het materiaal een intensiteit van de warmtestraling kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m², of;

    • b.

      in het materiaal een temperatuur kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90 °C.

  • 4.

    In een besloten ruimte zijn geen met brandbaar gas gevulde ballonnen aanwezig.

  • 5.

    Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de bijdrage aan brandgevaar van aankleding.

Artikel 3:4:5 Weersomstandigheden

Het is verboden, zonder overleg met de Ambtenaar Openbare Veiligheid van de gemeente (AOV) of de Officier van dienst Bevolkingszorg, een tent, paviljoen of ander (tijdelijk) bouwwerk in gebruik te hebben als de weersvoorspellingen en/of weersomstandigheden zo zijn of kunnen zijn dat een windsnelheid heerst of windvlagen kunnen voorkomen van windkracht zes of hoger op de schaal van Beaufort, of als door het KNMI een waarschuwing voor extreem weer (code oranje) is afgegeven. Om hierin tegemoet te komen dient de organisatie, zowel voor als tijdens het evenement, regelmatig te informeren naar de weersomstandigheden en weersvoorspellingen. De AOV is bereikbaar via de Meldkamer Brandweer, telefoon 088 061 9274.

Artikel 3:5 Verwarming

 

Artikel 3:5:1 Mobiele ruimteverwarmingstoestellen
  • 1.

    Het is verboden een ruimteverwarmingstoestel op zodanige wijze te gebruiken, dat het gebruik gevaar oplevert voor het ontstaan van brand en of letsel.

  • 2.

    Ruimteverwarmingstoestellen met een open verbrandingskamer, waarbij de verbrandingsgassen in een besloten ruimte (tenten, voorzettenten en bouwwerken) worden verspreidt (zgn. heteluchtkanonnen, terrasverwarmers e.d.) zijn NIET toegestaan.

  • 3.

    Een besloten ruimte mag alleen met verwarmde lucht worden verwarmd. Andere middelen voor verwarming van een besloten ruimte mogen alleen in overleg met het bevoegd gezag worden geplaatst.

  • 4.

    Ruimteverwarmingstoestellen met een open verbrandingskamer zijn alleen toegestaan in de openlucht en in een tijdelijk bouwwerk mits wordt voldaan aan:

    • a.

      het tijdelijk bouwwerk minimaal aan 2 zijde open is;

    • b.

      gemeten vanaf het verwarmingstoestel dient minimaal 2 meter te worden vrijgehouden, of er wordt vanuit de leverancier een andere veiligheidsafstand aangegeven, dit dient d.m.v. het productcertificaat te worden aangetoond;

    • c.

      het bouwwerk waartegen het tijdelijk bouwwerk is geplaatst beschikt over meer dan 1 vluchtmogelijkheid.

  • 5.

    Het gebruik van een elektrisch verwarmingstoestel is toegestaan onder de voorwaarde dat het voldoende veilig is afgeschermd voor het publiek.

  • 6.

    Gastanks, gasflessen, en brandstoftanks die direct in gebruik zijn ten behoeve van verwarmingstoestellen moeten buiten het (tijdelijk) bouwwerk worden opgesteld en wel op een afstand van tenminste 5 meter van enig bouwwerk, goed zichtbaar en tot op maximaal 10 meter afstand te bereiken voor een brandweervoertuig.

    Brandstoftanks ten behoeve van (koel-)aggregaten moeten buiten het (tijdelijk) bouwwerk worden opgesteld en wel op een afstand van tenminste 5 meter van de betreffende aggregaat en/of enig bouwwerk, goed zichtbaar en tot op maximaal 10 meter afstand te bereiken voor een brandweervoertuig.

Artikel 3:6 Kookdoeleinden

 

Artikel 3:6:1 Kookdoeleinden
  • 1.

    Het bakken, braden, koken, barbecueën van voedings- en/of genotmiddelen m.b.v. elektrische energie en/of gas is toegestaan als:

    • a.

      in de directe omgeving van het verbruikstoestel goed passende deksels voor de in gebruik zijnde pannen aanwezig zijn en een goedgekeurd blusapparaat met een vulling van 6 kg of liter aanwezig is;

    • b.

      de elektrische installatie voldoet aan NEN 1010 en de eisen die het energie leverend bedrijf stelt;

    • c.

      het verbruikstoestel KEMA/CE goedgekeurd is;

    • d.

      het gebruik van frituurvet en spijsolie plaatsvindt in thermisch beveiligde toestellen;

    • e.

      snoeren, stekkers en toestellen in deugdelijke staat verkeren;

    • f.

      het verbruikstoestel vast op de vloer c.q. een tafel staat opgesteld op een zodanige wijze dat omvallen of -stoten niet mogelijk is;

    • g.

      het verbruikstoestel op tenminste 1,50 meter van brandbare materialen (versieringen, luifels, tentwanden e.d.) en belendende gebouwen is opgesteld of deze zijn bekleed met een onbrandbaar materiaal;

    • h.

      boven het toestel een vrije ruimte van tenminste 1,3 meter hebben;

    • i.

      het draagvlak onder de bak- en braadtoestellen tot tenminste 10 cm buiten de toestellen onbrandbaar is, of is bekleed met een onbrandbaar materiaal;

    • j.

      de bakinstallatie (oliebak) zo is geconstrueerd dat, bijvoorbeeld door over bruisen over de rand of door de kieren om de rand, olie of vet niet in de verbrandingsruimte kan komen.

  • 2.

    Het bakken, braden, koken en barbecueën van voedings- en/of genotmiddelen met behulp van vaste brandstof is, in een besloten ruimte, verboden.

  • 3.

    Het gebruik van vloeibare brandstof t.b.v. kookdoeleinden is zowel binnen als buiten verboden, tenzij deze wordt gebruikt voor het warm houden.

  • 4.

    Gelbranders of gelijkwaardig, zijn toegestaan voor het warm houden van etenswaar onder de voorwaarde dat dit gebeurt onder permanent toezicht.

Artikel 3:6:2 (Mobiele) bakkramen algemeen

  • 1.

    Een (mobiele) bakkraam is een gebouwde wagen/kraam waarin voedings- en/of genotsmiddelen gebakken, gebraden, gekookt of gebarbecued worden met behulp van elektrische energie en/of gas.

  • 2.

    De (mobiele) bakkraam moet zijn opgesteld op een afstand van tenminste 5 meter vanaf elke bebouwing, of de gevel van de bebouwing moet een weerstand tegen brand doorslag en brandoverslag (WBDBO) van tenminste 30 minuten bezitten.

  • 3.

    In elke (mobiele) bakkraam dient nabij de toegangsdeur een klein blusmiddel te zijn aangebracht met een vulling van tenminste 6 kg of liter blus stof. De kleine blusmiddelen moeten te allen tijde bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn. Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Deze blusmiddelen moeten ten minste eenmaal per twee jaar op adequate wijze worden onderhouden en gecontroleerd.

  • 4.

    Binnen een afstand van 30 cm van de afvoerleiding voor de bakdampen en/of verbrandingsgassen mogen geen brandbare onderdelen van de mobiele bak kraam en geen brandbare goederen of stoffen aanwezig zijn, tenzij deze bekleed zijn met een onbrandbaar en slecht warmte geleidend materiaal.

  • 5.

    De verbrandingsgassen van de bak- en braadtoestellen moeten door middel van afvoerleidingen van onbrandbaar en hittebestendig materiaal worden afgevoerd. De wand- of dak doorvoeringen moeten zijn uitgevoerd met een dubbelwandige nisbuis.

  • 6.

    Een afvoer van bak- en/of braaddampen en verbrandingsgassen in één leiding is toegestaan mits de verbrandingsgassen gemeten op de plaats van samenkomst geen hogere temperatuur hebben dan 200 °C.

  • 7.

    De bakdamp en verbrandingsgassen moeten, zonder dat deze zich in een besloten ruimte kunnen verspreiden, worden afgevoerd . Alle hiervoor toegepaste materialen moeten van onbrandbaar en tegen hitte bestand materiaal zijn vervaardigd.

  • 8.

    De butaan- of propaangasflessen in een mobiele bak kraam moeten zijn geplaatst in een uitsluitend daarvoor ingerichte ruimte, waarvan de binnenwanden en de afdekking een brandwerendheid bezitten van tenminste 30 minuten. Deze ruimte mag uitsluitend vanaf de buitenzijde van de bak kraam toegankelijk zijn en moet met een deur of luik zijn afgesloten.

  • 9.

    De onder het zevende lid bedoelde ruimte moet direct via de vloer of de buitenwand op de buitenlucht zijn geventileerd door middel van een of meer, zo laag mogelijk aangebracht opening (-en), met een netto vrije doorlaat van tenminste 1 dm2.

  • 10.

    De LPG-systemen ten behoeve van kook- en verwarmingsdoeleinden in bak- en frituurvoertuigen dienen te voldoen aan het gestelde in NPR 2577:2006 (Mobiele verwarmingssystemen – Eisen voor de installatie van LPG-systemen voor gebruik in vrijetijdsvoertuigen, caravans, bakwagens en andere voertuigen). Waar de richtlijn NPR 2577:2006 conflicteert met de norm NEN-EN 1949:2002 (Eisen voor de installatie van LPG-systemen voor huishoudelijk gebruik in vrijetijdsvoertuigen en andere wegvoertuigen) geldt de NEN-EN norm.

  • 11.

    Periodieke controle dient te geschieden door een erkende installateur. Voor bakwagens geldt jaarlijkse inspectie-interval (e.e.a. volgens NPR 2577:2006).

Artikel 3:6:3 Gasinstallaties en verbruikstoestellen

  • 1.

    De gasinstallatie moet voldoen aan NEN 2920 en aan de NPR 2921.

  • 2.

    Het gebruik van andere gassen dan butaan en propaan (zoals LPG) is niet toegestaan. Uitgezonderd van dit voorschrift iss de (mobiele) bakkraam , zoals bedoeld in artikel 3:6:2, lid 1.

  • 3.

    De installatie dient van twee afsluiters te zijn voorzien, een afsluiter op het verbruikstoestel en een afsluiter op de gasfles.

  • 4.

    Elk gebruikstoestel t.b.v. gasvormige brandstof moet GIVEG - goedgekeurd zijn tot 1996, na deze datum dient elk gebruikstoestel voorzien te zijn van een CE keurmerk.

Artikel 3:6:4 Gasleidingen en appendages

  • 1.

    Elke verbindingsslang tussen een drukhouder en een verbruikstoestel moet:

    • a.

      voorzien zijn van een keurmerk;

    • b.

      zijn bevestigd door middel van slangklemmen op slangpilaren;

    • c.

      vrij en ongespannen zijn aangelegd;

    • d.

      zodanig zijn aangebracht, dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuur invloeden wordt voorkomen;

    • e.

      zo kort mogelijk zijn (maximaal 1,5 meter);

    • f.

      gaaf en niet ouder zijn dan twee jaar (fabricage volgens EN5684 of EN564);

    • g.

      gaaf en niet ouder zijn dan vijf jaar (fabricage volgens NEN-EN 1763).

  • 2.

    Reduceerventielen mogen niet ouder zijn dan 5 jaar, uitgaande van het jaartal dat staat vermeld op het reduceerventiel of op de aan koopbon. Het reduceerventiel mag geen roestvorming vertonen.

  • 3.

    Tussen de gasfles(sen) en het verbruikstoestel moet gebruik worden gemaakt van vaste metalen leidingen, waarbij maximaal de laatste 1,5 meter uit goedgekeurde gas- bestendige slang (volgens NEN-EN 1763) moet bestaan.

  • 4.

    Elke leiding moet zodanig zijn vastgezet, dat doorbuigen niet mogelijk is. De afstand tussen de bevestigingen mag daarom maximaal 1,5 meter zijn. Verder moet op maximaal 0,3 meter afstand van elke zijde van een afsluiter, bocht of verbinding een bevestiging aanwezig zijn.

  • 5.

    Slangen, leidingen, koppelingen, klemmen, drukhouders en toestellen t.b.v. gasvormige brandstof, moeten deugdelijk zijn aangebracht en in deugdelijke_ staat verkeren. Waar nodig moeten leidingen zijn beschermd tegen beschadiging (bijv. met een brugconstructie over een leiding door een looproute).

Artikel 3:6:5 Gasflessen en tanks

  • 1.

    Drukhouders die niet direct in gebruik zijn dienen buiten de (tijdelijke-) bebouwing en op een afstand van tenminste vijf meter van omringende bebouwing te zijn op gesteld (niet van toepassing op muren met een WBDBO van 30 minuten en zonder enige opening) en voorzien zijn van een opschrift "ROKEN EN OPEN VUUR VERBODEN".

  • 2.

    Elke drukhouder moet buiten bereik van onbevoegden, goed geventileerd, in de buitenlucht en beschermd tegen opwarming door zonnestraling zijn opgesteld.

  • 3.

    Gastanks, gasflessen, en brandstoftanks die direct in gebruik zijn ten behoeve van verwarmingstoestellen moeten buiten het (tijdelijk) bouwwerk worden opgesteld en wel op een afstand van tenminste 5 meter van enig bouwwerk, goed zichtbaar en tot op maximaal 10 meter afstand te bereiken voor een brandweervoertuig. Brandstoftanks ten behoeve van (koel-)aggregaten moeten buiten het (tijdelijk) bouwwerk worden opgesteld en wel op een afstand van tenminste 5 meter van de betreffende aggregaat en/of enig bouwwerk, goed zichtbaar en tot op maximaal 10 meter afstand te bereiken voor een brandweervoertuig.

  • 4.

    Bij de opstelling van tanks dient te worden voldaan aan de afstands- en brandwerendheidseisen, als gesteld in tabel 6.1 van de PGS 15.

Artikel 3:7 Podia/standbouw/kramen, etc.

 

Artikel 3:7:1 Buitenlucht
  • 1.

    Als stands, (markt)kramen, podiums e.d. worden gebruikt met een bovenbouw, dan mag die bovenbouw de voor de straat waarin ze staan gestelde doorrijbreedte niet vernauwen.

  • 2.

    Tussen de achterzijde van stands, (markt)kramen, podiums e.d. en de achterliggende bebouwing moet een strook van tenminste 1,1 meter breed worden vrijgehouden.

  • 3.

    Paden tussen stands, kramen, schappen, podia en andere inrichtingselementen in een voor publiek toegankelijke inrichting zijn ten minste 1,1 m breed.

  • 4.

    Elk(e) stand, (markt)kraam, podium, e.d. waarbij sprake is van enige vorm van open vuur moet voorzien zijn van een klein blusmiddel met een vulling van minimaal 6 kg of liter blus stof. Het kleine blusmiddel moet permanent bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.

  • 5.

    Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Deze blusmiddelen moeten ten minste eenmaal per twee jaar op adequate wijze worden onderhouden en gecontroleerd.

  • 6.

    Verlichtingsarmaturen en alle andere warm wordende installaties moeten zodanig zijn aangebracht dat zij onder geen enkele omstandigheid met brandbare materialen in aanraking kunnen komen of op een andere wijze aanleiding kunnen geven tot brand.

Artikel 3:8 Overnachting tijdelijke campings

 

Artikel 3:8:1 Overnachting in tenten minder dan 10 personen per tent

Voor overnachting in tenten zijn de voorwaarden zoals die in "brandveiligheidsvoorwaarden kampeerterreinen Regio Limburg-Noord van 3 maart 2009" zijn opgenomen, onverkort van toepassing. (Zie bijlage 2).

Artikel 3:8:2 Overnachting in tenten, meer dan 10 personen per tent

  • 1.

    Naast de "brandveiligheidsvoorwaarden kampeerterreinen Regio Limburg-Noord van 3 maart 2009" gelden de volgende aanvullende regels:

    • a.

      rondom de tent (tenten) moet een vrije ruimte van tenminste 5 meter aanwezig zijn.

      gedurende de nacht moeten op het terrein twee wakende wachten aanwezig zijn, die op de hoogte zijn van te nemen maatregelen bij een eventuele calamiteit.

    • b.

      in de tent (tenten) moet noodverlichting aanwezig zijn. De noodverlichting (lichtsterkte minimaal 1 lux) moet bij spanningsuitval tenminste 60 minuten blijven branden.

    • c.

      per tent moet een blusapparaat met een inhoud van tenminste 6 kilo of liter aanwezig zijn. Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Dit houdt in dat elk draagbaar en/of verrijdbaar blusapparaat minder dan twee jaar geleden door een daartoe opgeleid persoon moet zijn goedgekeurd en van een geldig keurmerk moet zijn voorzien.

    • d.

      voor verwarming van tenten is artikel 3:5:1 van toepassing.

    • e.

      voor tenten groter dan 100 m² zijn verder de artikelen 3:4:1 tot en met 3:4:7 van toepassing.

Artikel 3:8:3 Indeling en constructie van de inrichting

  • 1.

    In afwijking van het Regionale kampeerbeleid mogen de kampeertenten dichter op elkaar liggen wanneer er een indeling is gemaakt in compartimenten. Een compartiment mag:

    • a.

      niet groter zijn dan 500 m²;

    • b.

      rondom het compartiment moet een vrij ruimte aanwezig zijn van minimaal 4,5 meter;

    • c.

      in het compartiment mogen zich geen caravans of campers bevinden;

    • d.

      per compartiment moet een blusapparaat met een inhoud van tenminste 6 kilo of liter aanwezig zijn. Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Dit houdt in dat elk draagbaar en/of verrijdbaar blusapparaat minder dan twee jaar geleden door een daartoe opgeleid persoon moet zijn goedgekeurd en van een geldig keurmerk moet zijn voorzien.

Artikel 3:8:4 Overnachten in gebouwen, niet zijnde logiesgebouwen

  • 1.

    Als wordt overnacht in een gebouw dat hier niet toe is ingericht (geen logiesgebouw conform Bouwbesluit), dan dient er een melding brandveilig gebruik te worden ingediend via www.omgevingsloket.nl.

  • 2.

    Het is niet toegestaan om niet-zelfredzame personen te laten overnachten in een gebouw dat daar niet toe is ingericht.

  • 3.

    Per slaapplek dient er een vloeroppervlakte van tenminste 4m2 beschikbaar te zijn.

  • 4.

    In het gehele gebouw dient een rookverbod te gelden, of er dienen specifieke rookplekken te worden aangewezen.

  • 5.

    Het is verboden om te koken of open vuur te hebben in de slaapvertrekken.

  • 6.

    Aanwezige papier- en/of afvalbakken dienen zelfdovend te zijn uitgevoerd.

  • 7.

    De veiligheid dient te worden gewaarborgd door hulpverleners in een permanente wachtdienst. De betreffende personen dienen hiervoor goed te worden geïnstrueerd en tenminste in het bezit te zijn van een BHV-diploma of een gelijkgesteld diploma Het aantal personen in wachtdienst is afhankelijk van de mate van zelfredzaamheid van de groep zoals bedoeld in lid 2 en dient te worden bepaald in overleg met de gemeente.

  • 8.

    Er dient een lijst aanwezig te zijn van het daadwerkelijk aantal aanwezige personen.

  • 9.

    Er dienen kleine blusmiddelen te zijn aangebracht met een vulling van minimaal 6 kg of liter blusstof. De kleine blusmiddelen moeten permanent bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.

    • a.

      Tenzij op andere wijze in blusmiddelen is voorzien (b.v. brandslanghaspels) dient per 150m² en per etage een klein blusmiddel van tenminste 6 kg of liter blusstof aanwezig te zijn met een minimum van 2 kleine blusmiddelen;

    • b.

      Elk klein blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Deze blusmiddelen moeten ten minste eenmaal per twee jaar op adequate wijze worden onderhouden en gecontroleerd.

Artikel 3:9 Ballonnen

 

Artikel 3:9:1 Ballonnen (niet met lucht gevuld)
  • 1.

    De ballonnen mogen alleen worden gevuld met helium.

  • 2.

    Het vullen van de ballonnen mag alleen in de buitenlucht gebeuren. Dit in verband met ophoping van gas en het verstikkingsgevaar wat daaruit volgt.

  • 3.

    Gevulde ballonnen mogen alleen in de buitenlucht worden opgeslagen, onder een net.

  • 4.

    Bij het vullen moet gebruik worden gemaakt van een reduceerventiel.

  • 5.

    De cilinders met helium moeten tegen opwarmen door zonnestraling en tegen omvallen zijn beschermd en rechtop zijn opgesteld.

  • 6.

    Op niet in gebruik zijnde cilinders moet de beschermkap aanwezig zijn.

  • 7.

    Na het vullen van de ballonnen moeten de daarvoor gebruikte cilinders worden afgevoerd.

  • 8.

    Indien het meer dan 1000 ballonnen betreft en deze binnen een straal van 8 km van een vliegveld worden opgelaten dient vooraf (2 weken ervoor) aan de Lucht Verkeersleiding Nederland te Schiphol (020-4062000) worden medegedeeld met vermelding van het juiste tijdstip en locatie waarop de ballonnen worden opgelaten.

Artikel 3:9:2 Voorwaarden luchtballonnen

  • 1.

    Van de eigenaar of zakelijk gerechtigde(n) van het ballonterrein moet toestemming zijn verkregen.

  • 2.

    De toestemming die op grond van de luchtvaartwet en de regeling toezicht luchtvaartwet vereist is, moet aanwezig zijn.

  • 3.

    De opstel- en opstijgplaats van de ballon moet bij incidentele vluchten tot op 10 meter vrijgehouden worden van toeschouwers. Indien er sprake is van een evenement, dient de opstel- en opstijgplaats zodanig te zijn afgezet, dat toeschouwers op een minimale afstand van minsten 25 meter worden gehouden.

  • 4.

    Als meerdere luchtballonnen worden gevuld en opgelaten, moet de onderlinge afstand tussen de ballonnen tenminste 5 meter bedragen.

  • 5.

    De hindernissituatie rond het ballonterrein moet zodanig zijn, dat in de richting van de opstijging hindernissen door de vrije ballon met een hoogteverschil van tenminste 15 meter kunnen worden overvaren.

  • 6.

    Het vullen van de luchtballon dient te geschieden onder leiding van een gebrevetteerd piloot.

  • 7.

    Bij het verwarmen van lucht voor het opstijgen, moet per ballon een klein blusmiddel met een vulling van tenminste 6 kg of liter blusstof aanwezig zijn; Het kleine blusmiddel moet te allen tijde bereikbaar en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn. Elk kleine blusmiddel dient conform de NEN 2559 te zijn onderhouden (NEN 2659 voor verrijdbare blusapparaten). Dit houdt in dat elk draagbaar en/of verrijdbaar blusapparaat minder dan twee jaar geleden door een daartoe opgeleid persoon moet zijn goedgekeurd en van een geldig keurmerk moet zijn voorzien.

  • 8.

    De te gebruiken gasflessen moeten buiten bereik van onbevoegden en goed geventileerd worden opgesteld op een veilige plaats. Voorts moeten deze gasflessen tegen verhitting worden beschermd.

  • 9.

    De plaats van de opstijging op het ballonterrein moet zodanig worden gekozen dat zich over de eerste 50 meter van de projectie van de vermoedelijke richting van de opstijging en in een strook met een breedte van 10 meter aan weerszijden van deze projectie, geen publiek bevindt.

  • 10.

    Een opstijging van een vrije ballon die door middel van een kabel tijdelijk is bevestigd aan het aardoppervlak, mag alleen worden uitgevoerd bij windsnelheden van minder dan 3 m/s, de vrije ballon mag daarbij niet hoger stijgen dan 50 meter boven het aardoppervlak.

  • 11.

    Het juiste tijdstip en locatie waarop de ballon worden opgelaten, moet vooraf (2 weken ervoor) aan de Lucht Verkeersleiding Nederland te Schiphol (020-4062000) worden medegedeeld. Hiervoor is de ballonvaarder verantwoordelijk.

HOOFDSTUK 4 MUZIEKGELUID

Artikel 4:1 Muziekgeluid

  • 1.

    Geluidsboxen moeten zodanig opgesteld worden dat deze bij voorkeur niet direct op woningen of objecten met een gevoelige bestemming zijn gericht en dus van gevels van gevoelige objecten afstralen.

  • 2.

    Toegestane begintijd geluidproductie: niet eerder dan 09.00 uur. Voor zon - en nationaal erkende feestdagen geldt dat als vóór 13:00 uur muziek ten gehore wordt gebracht er voor het houden van het evenement een ontheffing op grond van de Zondagswet moet zijn verleend.

  • 3.

    De begintijd genoemd onder het tweede lid geldt ook voor een eventuele soundcheck en mag - indien van toepassing - eventuele kerkdiensten niet verstoren.

  • 4.

    Uiterste eindtijd geluidproductie:

    • a.

      01:30 uur in de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag;

    • b.

      00:30 uur op dinsdag, woensdag en donderdag;

    • c.

      23:30 uur op zondag en/of nationaal erkende feestdagen.

  • 5.

    De genoemde eindtijd in het vierde lid, onderdeel c, is niet van toepassing op de aangewezen collectieve festiviteiten, als bedoeld in artikel 4:2 Algemene plaatselijke verordening Maasgouw, die op een zondag of op een nationaal erkende feestdag plaatsvinden. In dat geval betreft de uiterste eindtijd van de geluidsproductie 00:30 uur.

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau LAeq van versterkte muziek veroorzaakt door geluidboxen mag niet meer bedragen dan 70 dB(A) op de gevel van de omliggende woningen, gemeten op een hoogte van 1,5 meter.

  • 7.

    De omwonenden van de evenementenlocatie worden tenminste vijf werkdagen voorafgaand aan het evenement op de hoogte gesteld door de organisator, met name over het feit dat muziek ten gehore wordt gebracht alsmede de begin- en- eindtijd.

HOOFDSTUK 5 GENEESKUNDIGE HULPVERLENINGSORGHANISATIE IN DE REGIO

Artikel 5:1 Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR)

Bij het organiseren en houden van een evenement dienen de bijgevoegde regels van de GHOR in acht te worden genomen (zie bijlage 4).

HOOFDSTUK 6 POLITIE

Artikel 6:1 Beveiliging

  • 1.

    Met betrekking tot de inzet van gecertificeerde (event)beveiligers geldt dat bij de eerste 2000 bezoekers 4 beveiligers worden ingezet en vervolgens een opschaling van 1 beveiliger per 750 extra bezoekers;

  • 2.

    Van het genoemde onder 1 kan worden afgeweken als maatwerk moet worden geleverd door de politie.

  • 3.

    Voor het inzetten van het totaal aantal beveiligers, verkeersregelaars en servicemedewerkers, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende taken die de beveiliging moet uitvoeren, wordt gebruik gemaakt van de hulptool “berekening beveiligers”. Zie bijlage.

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 7:1 Overig

De bij dit document behorende bijlagen maken onlosmakelijk deel uit van de nadere regels.

Artikel 7:2 Citeertitel

Dit document wordt aangehaald als “Nadere regels A-evenementen gemeente Maasgouw 2017”.

Artikel 7:3 Inwerkingtreding

De vastgestelde “Nadere regels A-evenementen gemeente Maasgouw 2017” treden in werking tegelijk met de inwerkingtreding van de Apv.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maasgouw,

d.d. 14-12-2017.

De raad voornoemd;

De griffier,

H.M.L. van Soest

De voorzitter,

S.H.M. Strous

BIJLAGE 1 TOELICHTING (BEHORENDE BIJ DE NADERE REGELS A-EVENEMENTEN GEMEENTE MAASGOUW 2017)

  • Artikel 1:4: naast deze nadere regels is er ook andere wet- en regelgeving van toepassing. Bijvoorbeeld het Bouwbesluit.

  • Artikel 1:5: bij overige publiekrechtelijke toestemmingen kan gedacht worden aan een tijdelijke ontheffing Drank –en Horecawet, het nemen van een verkeersmaatregel (voor bijvoorbeeld het afzetten van de weg), melding brandveilig gebruik.

  • Artikel 3:6:2, eerste lid: dit betreft geen marktkramen of losse opstellingen.

  • Artikel 3:8:4, tweede lid: de mate van zelfredzaamheid van personen is bepalend voor de ontruimingstijd van een gebouw.

Definitie zelfredzaamheid

Zelfredzame personen

Personen die het vermogen hebben om een ruimte of gebouw zelfstandig te verlaten. Deze personen zijn ouder dan 12 jaar. Voor deze groep dient tenminste één hulpverlener per 50 personen aanwezig te zijn.

Verminderd zelfredzame personen

Personen die zonder individuele begeleiding en aan de hand van collectieve aanwijzingen een ruimte of gebouw kunnen verlaten. Deze personen zijn in staat om te lopen en verstandelijk functionerend, bijvoorbeeld kinderen tussen de 4 en 12 jaar. Voor deze groep dient tenminste één hulpverlener per 10 personen aanwezig te zijn.

Niet-zelfredzame personen

Personen die niet onder de definitie zelfredzame en verminderd zelfredzame personen vallen.

 

BIJLAGE 2 BRANDVEILIGHEIDSVOORWAARDEN KAMPEERTERREINEN REGIO LIMBURG-NOORD 3 MAART 2009(BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3:8:1 NADERE REGELS A –EVENEMENTEN GEMEENTE MAASGOUW 2017)

 

A. Open ruimte bij en in de omgeving van de inrichting

 

  • 1.

    Vrijhouden van terreingedeelten ten behoeve van de brandweer

    • 1.1

      De bij de inrichting behorende brandkranen en andere bluswaterwinplaatsen moeten worden vrijgehouden en bereikbaar zijn voor blusvoertuigen en wel zodanig dat hiervan onbelemmerd gebruik kan worden gemaakt.

    • 1.2

      Op het bij de inrichting behorende terrein moeten de beplanting, de parkeerplaatsen, de laad- en losplaatsen en de plaatsen waar goederen en afval worden opgeslagen of gedeponeerd, zodanig zijn gesitueerd, dat bij brand het oprijden en opstellen van de voertuigen en andere hulpmiddelen van de brandweer niet worden bemoeilijkt of belemmerd.

    • 1.3

      Voor het verkeer van de hulpverlenende diensten moet een doorgaande route met een breedte van 3,5 en hoogte van 4 meter vrijgehouden worden. Hekwerken en slagbomen die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijk verwijderd kunnen worden.

    • 1.4

      Afhankelijk van de aard en omvang van de camping moet voor het verkeer van de hulpverlenende diensten een tweede ingang aanwezig zijn.

 

B. Indeling en constructie van de inrichting

 

  • 2.

    Inrichting van het terrein

    • 2.1

      De afstand van enig kampeermiddel tot de erf afscheiding moet tenminste 5 meter bedragen.

    • 2.2

      De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) tussen kampeermiddelen op nieuwe of heringerichte jaarplaatsen ongeacht de bebouwde oppervlakte en op bestaande jaarplaatsen met een bebouwde oppervlakte van meer dan 70 m2 dient tenminste 30 minuten te zijn. Hieraan kan voldaan worden indien de onderlinge afstanden tussen kampeermiddelen op jaarplaatsen tenminste 5 meter bedraagt. Het is eveneens mogelijk om door middel van een bouwkundige oplossing hieraan te voldoen.

    • 2.3

      De onderlinge afstanden tussen kampeermiddelen op toeristische en seizoen kampeerplaatsen en bestaande jaarplaatsen met een bebouwde oppervlakte van maximaal 70 m2 moet tenminste 3 meter 1 bedragen.

    • 2.4

      De maximaal te bebouwen oppervlakte van een standplaats bedraagt niet meer dan 50%, met een maximum van 80 m², danwel het in het bestemmingsplan maximaal toegestane bebouwingspercentage en oppervlakte. Als bebouwing wordt aangemerkt: een kampeermiddel, een voortent, een terras (overkapping) en een berging.

    • 2.5

      De terreingedeelten tussen de kampeermiddelen dienen over de in 2.1, 2.2 en 2.3 genoemde afstanden vrij te worden gehouden van aanbouwsels, opbergruimten en opslag.

    • 2.6

      De opstelling van de kampeermiddelen dient zodanig te geschieden, dat de blusvoertuigen altijd een kampeermiddel tot 40 meter kunnen benaderen.

       

  • 3.

    Bluswatervoorziening

    • 3.1

      Op het terrein moet de bluswatervoorziening zodanig zijn dat een kampeermiddel maximaal 100 meter verwijderd ligt van een bluswatervoorziening. Bij een bluswatervoorziening valt te denken aan een brandkraan, een geboorde put, een blusvijver, een zwembad e.d.

 

C. Installaties en overige voorzieningen

 

  • 4.

    Elektrische installatie

    • 4.1

      De elektrische installatie moet voldoen aan het gestelde in het normblad NEN 1010 en aan de voorschriften van het betreffende energiebedrijf waar het kampeerterrein bij is aangesloten.

       

  • 5.

    Gasinstallaties

    • 5.1

      Gasinstallaties moeten voldoen aan het gestelde in de normbladen NEN 1078 : 2004.

    • 5.2

      Het gebruik van LPG-installaties of delen hiervan in of nabij kampeermiddelen is niet toegestaan.

    • 5.3

      Het gebruik van LPG is niet toegestaan.

    • 5.4

      Beheer en onderhoud van gasinstallaties (onder andere propaangas-ringleiding) moet worden uitgevoerd overeenkomstig de praktijkrichtlijn NPR 2578.

 

  • 6.

    Gasflessen

    • 6.1

      Een gasflesseninstallatie moet voldoen aan het bepaalde in het normblad NEN 3324.

    • 6.2

      Een gasfles moet zijn voorzien van een door het Lloyd’s Register Stoomwezen erkend geldig keurmerk.

    • 6.3

      De afsluiter van een gasfles moet een door het Lloyd’s Register Stoomwezen goedgekeurd type zijn.

    • 6.4

      Voor de vaste gasleidingen mogen uitsluitend koperen pijpen worden gebruikt (kwaliteit halfhard, of zacht op rollen te voldoen aan NEN 2200). De leidingen mogen niet achter betimmeringen worden weggewerkt. Bij het aanbrengen van knelkoppelingen moeten altijd steunbussen worden gebruikt om insnoering te voorkomen. Voor het gebruik van slangen dienen altijd de goedgekeurde oranje propaanslangen worden gebruikt die van een jaarmerk zijn voorzien. De slangen mogen niet langer dan 1 meter zijn en niet ouder dan 2 jaar.

    • 6.5

      De afstand tussen de gasflessenopslag en een bouwwerk moet tenminste 5 meter bedragen, behalve als tussen de opslag en dit bouwwerk een WBDBO van tenminste 30 minuten bestaat. Nabij de opslag dient een voor iedereen duidelijk leesbaar bord aanwezig te zijn met opschrift ‘Roken en open vuur verboden’.

 

  • 7.

    Brandmelding- en alarmeringsmiddelen

    • 7.1

      De op de plattegrondtekeningen aangegeven openbare telefoontoestel(len) moet(en) altijd voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn. Op of nabij dit (deze) toestel(len) dient duidelijk het alarmnummer 112 te zijn aangegeven.

    • 7.2

      De alarmeringsvoorziening voor de gasten moet altijd voor onmiddellijk gebruik beschikbaar zijn.

 

  • 8.

    Blusmiddelen

    • 8.1

      De kleine blusmiddelen moeten voor onmiddellijk gebruik gereed, gemakkelijk bereikbaar en goed zichtbaar zijn. Deze blusmiddelen moeten worden aangebracht op de plaatsen zoals voorgeschreven of op tekening aangegeven.

 

D. Gebruiksvoorschriften

 

  • 9.

    Verbod voor open vuur/vuurwerk

     

    • 9.1

      Het is verboden open vuur te maken of te gebruiken, behalve met toestemming van burgemeester en wethouders.

    • 9.2

      Het gebruik van vuurwerk is verboden, met uitzondering van toestemming van burgemeester en wethouders.

       

  • 10.

    Afval

    • 10.1

      Afval moet worden verzameld in veilig opgestelde containers.

       

  • 11.

    Opslag van materialen

    • 11.1

      Het is verboden om voorwerpen of stoffen in de inrichting of in de omgeving daarvan zodanig op te slaan of neer te zetten, dat daardoor het gebruik van telefoons, blusmiddelen, vluchtwegen en toegangswegen, bemoeilijkt worden.

       

  • 12.

    Werkzaamheden, niet behorende tot de normale bedrijfsuitoefening

    • 12.1

      Bij het verrichten of laten verrichten van onderhouds-, herstel-, wijzigings- of sloopwerkzaamheden, waarbij brandgevaarlijke stoffen of gereedschappen worden gebruikt, waarvan het gebruik aanleiding kan geven tot een brandhaard, moeten voldoende maatregelen zijn getroffen tegen het ontstaan van brand.

       

  • 13

    Doorlopend toezicht

    • 13.1

      Gedurende de tijd dat personen in de inrichting aanwezig zijn, moet een voor de naleving van de eisen van de vergunning verantwoordelijk persoon bereikbaar zijn die aanwijzingen van de met de controle belaste ambtenaren op eerste aanzegging uitvoert of doet uitvoeren.

    • 132.

      De vergunninghouder moet er doorlopend op toezien dat:

      • vlucht- en toegangswegen en aanduidingen daarvan, goed zichtbaar zijn;

      • vlucht- en toegangswegen goed bereikbaar zijn;

      • vlucht- en toegangswegen, met de daarbij behorende afsluitingen, niet versperd zijn door obstakels;

      • telefoon(s) en aanduidingen daarvan, goed zichtbaar zijn;

      • telefoon(s) goed bereikbaar zijn;

      • blusmiddelen en aanduidingen daarvan, goed zichtbaar zijn;

      • blusmiddelen goed bereikbaar en bedrijfsgereed zijn.

         

  • 14.

    Periodieke controle

     

    • 14.1

      Tenminste eenmaal per 2 jaar moet door een deskundige het nodige onderhoud worden verricht en een controle worden gehouden op de reinheid en goede werking van, zover van toepassingen zijnde, onderstaande voorzieningen:

      • brandslanghaspels NEN-EN 671-1:2001;

      • draagbare blustoestellen (NEN 2559);

      • brandkranen en andere bluswatervoorzieningen;

      • overige brandbestrijdingsmiddelen.

    • 14.2

      De met de controle belaste functionarissen van de gemeentelijke brandweer kunnen tijdstippen bepalen en de wijze aangegeven waarop een en ander moet worden beproefd.

       

  • 15.

    Brandveiligheidsinstructie

    • 15.1

      De rechthebbende op de inrichting moet binnen een half jaar na de dagtekening van de vergunning een brandveiligheidsinstructie samenstellen voor van het personeel. Deze instructie dient ter goedkeuring worden voorgelegd aan de commandant brandweer.

    • 15.2

      De instructie ‘Hoe te handelen bij brand’ moet op, de door de met controle belaste functionarissen van de brandweer, aan te wijzen plaatsen worden opgehangen.

    • 15.3

      Aan nieuw personeel moet bij indiensttreding de instructie ‘Hoe te handelen bij brand’ worden uitgereikt.

 

  • 16.

    Gedragsregels kampeerders

    • 16.1

      In de overeenkomst voor vaste en seizoenstandplaatshouders dienen gedragsregels opgenomen te worden of dient verwezen naar een huishoudelijk reglement waar die gedragsregels onderdeel van uitmaken. In deze gedragsregels, die ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan de commandant brandweer, dienen in ieder geval de volgende voorwaarden. regels en verwijzingen te worden opgenomen:

      • instructie ‘Hoe te handelen bij brand’;

      • de eisen van het nutsbedrijf voor elektriciteit-, gas- en waterinstallatie;

      • het verbod tot het gebruik van LPG-tanks anders dan bestemd voor de aandrijving van motorvoertuigen en speciaal daartoe ingerichte wisseltanks van hef- en transportvoertuigen;

      • bij gebruik van flessengas (propaan of butaan) in flessen van maximaal 45 liter waterinhoud tot een maximum van twee flessen, leeg of vol;

      • propaan- en butaanflessen mogen niet worden gevuld met LPG;

      • bij olieverwarming dient de opslag van olie, tot maximaal 200 liter, in een vloeistofdichte bak geplaatst te zijn op een afstand van minimaal twee meter van het kampeermiddel;

      • het verbod tot stoken behalve voor koken braden op kooktoestellen;

      • de voorgeschreven ruimte tussen kampeermiddelen vrij houden van opslag en aanbouwsels;

      • het verbod op parkeren op wegen, anders dan de daartoe ingerichte parkeerplaatsen;

      • het is zowel de beheerder van de inrichting evenals de met de controle belaste functionaris van de brandweer toegestaan om het kampeermiddel te betreden ter controle van de deugdelijkheid en veiligheid van de voorzieningen en installaties.

      •  

    • 16.2

      De beheerder van de inrichting dient er op toe te zien dat de voornoemde gedragsregels stipt worden nagekomen.

       

  • 17.

    Ontruimingsplan

    • 17.1

      De rechthebbende op de inrichting moet binnen een jaar na afgifte van de vergunning een door de commandant van de brandweer goedgekeurd ontruimingsplan voor de gebouwen bezitten.

    • 17.2

      Het ontruimingsplan dient minimaal één maal per jaar beoefend te worden.

       

  • 18.

    Bewaking en controle

    • 18.1

      De met de controle belaste functionarissen van de brandweer moeten altijd worden toegelaten tot de inrichting. De aanwijzingen die, in verband met de brandveiligheid, door deze functionarissen worden gegeven moet onmiddellijk worden opgevolgd.

  • 19.

    Algemeen

    • 19.1

      De inrichting dient gebruikt te worden overeenkomstig de gewaarmerkte plattegrondtekening, welke bij de vergunning is gevoegd. Enige wijziging dient te worden aangevraagd bij de daarvoor gerechtigde afdeling binnen de gemeente waarin zich de inrichting bevind, gericht aan het college van burgemeester en wethouders.

 

BIJLAGE 3 MELDFORMULIER A-EVENEMENTEN (behorende bij artikel 1:3 Nadere regels A-evenementen gemeente Maasgouw 2017)

 

Meldformulier A-evenement

 

Met dit formulier dient u een A-evenement te melden dat u in de gemeente Maasgouw wilt organiseren. Of uw evenement kan volstaan met een melding kunt u beoordelen door het invullen van de vragen in het bijgevoegde risicoclassificatie formulier. Als uit dit formulier blijkt dat het om een A-evenement gaat en u kunt voldoen aan de nadere regels voor A- evenementen, dan heeft u geen evenementenvergunning nodig. 2

 

Wij maken u er op attent dat het in sommige gevallen nodig kan zijn om, naast een evenementenmelding, ook nog over andere toestemmingen (zoals vergunningen en ontheffingen) te beschikken. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan een ontheffing van de Drank- en Horecawet om zwak alcoholische dranken te mogen schenken, een ontheffing voor geluidproductie, het nemen van een verkeersmaatregel (voor bijvoorbeeld het afzetten van de weg of het inzetten van een verkeersregelaar), het opstellen van een verkeersplan, melding brandveilig gebruik, ontheffing Zondagswet. Voor nader informatie en de benodigde formulieren verwijzen wij u naar onze productencatalogus op onze website en/of naar www.omgevingsloket.nl.

 

U dient het A-evenement minimaal 8 weken van te voren aan de gemeente te melden via dit formulier. Na ontvangst van het formulier ontvangt u bericht van de gemeente. Vervolgens zal de gemeente uw melding beoordelen. Als het evenement doorgang mag vinden, dan ontvangt u een meldingsbevestiging. Zijn er omstandigheden waarbij u toch een evenementenvergunning nodig heeft, dan wordt u hierover geïnformeerd. Houdt in dat geval rekening met de indieningstermijn die in de Apv 2017 is opgenomen.

 

  • 1. Uw gegevens:

naam aanvrager :……………………………………………………………………………………………………..

bedrijf/stichting/buurtraad

(indien van toepassing) :……………………………………………………………………………………………………..

adres :……………………………………………………………………………………………………..

woonplaats :……………………………………………………………………………………………………..

telefoonnummer :……………………………………………………………………………………………………..

e-mailadres :……………………………………………………………………………………………………..

Kvk-nummer :……………………………………………………………………………………………………..

 

  • 2. Gegevens evenement:

naam evenement :……………………………………………………………………………………………………..

soort evenement :……………………………………………………………………………………………………..

locatie evenement :……………………………………………………………………………………………………..

datum evenement :……………………………………………………………………………………………………..

tijdstip evenement :……………………………………………………………………………………………………..

duur evenement :……………………………………………………………………………………………………..

eventuele programmering :……………………………………………………………………………………………………..

worden er wegen afgesloten? 3   :……………………………………………………………………………………………………..

zo ja, welke wegen en voor :……………………………………………………………………………………………………..

hoelang?

 

wordt er een optocht

gehouden? :……………………………………………………………………………………………………..

 

zo ja, via welke route :……………………………………………………………………………………………………..

 

  • 3. Contactpersoon tijdens evenement:

naam :……………………………………………………………………………………………………..

e-mailadres :……………………………………………………………………………………………………..

mobielnummer :……………………………………………………………………………………………………..

Voeg een situatieschets toe van de te plaatsen opstallen op de in te nemen locatie.

 

  • 4. Evenementenkalender

Op www.gemeentemaasgouw.nl staat een evenementenkalender. Wilt u dat uw evenement opgenomen wordt in deze evenementenkalender?

 □ Nee

 □ ja

Indien ja, geef dan een korte omschrijving van het evenement voor op de website. (omschrijving evenement, locatie, begin- en eindtijd, entreekosten, website, etc.).

…………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………

 

Tip: meld uw evenement ook aan bij VVV Midden-Limburg via de website www.meldeenevenement.vvvmiddenlimburg.nl

 

  • 5.1 Ondertekening

    Ondergetekende doet melding van een A-evenement en verklaart het bovenstaande naar waarheid te hebben ingevuld en de voorschriften in acht te nemen die uit deze melding voortvloeien.

plaats :……………………………………………….. datum :………………………………………………..

handtekening :………………………………………………..

Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met de afdeling Dienstverlening van de gemeente Maasgouw onder het telefoonnummer: (0475) 85 25 00.

 

Categorie: Risicopotentie evenement

Risicopunt

 

1. Risicopotentie evenement algemeen

 

 

Hoog Evenementen met landelijke / sterke regionale uitstraling zoals OLS, Boëtegewoëne Boëtezitting, Zomerparkfeest Venlo, Bevrijdingsfestival Roermond, Kermis Weert, Solar Roermond

3

 

Gemiddeld Beurzen, jaarmarkten / braderieën met muziekpodia, regionale / landelijke sportevenementen, lokale / regionale popconcerten

2

 

Laag Straat- en buurtfeesten, braderieën, lokale sportevenementen, wandelmarsen

1

 

2. Risicopotentie activiteit voor bezoekers en/of deelnemers 

 

 

Hoog Stunts met voertuigen, auto- en motorsportevenementen, "gevaarlijke" sporten, vliegshows, etc.

2

 

Laag Straat- en buurtfeesten, braderieën, lokale sportevenementen, wandelmarsen

0

 

3. Verwijtbaarheid/ relevantie/media geniekheid/ politieke aandacht (pleuris factor)Bijv: Evenementen waar het de vorige keer bij mis is gegaan. Komst van VIPS (koninklijk gezelschap/ bekende artiest) Er spelen tegenstrijdige belangen tussen groeperingen

 

 

Hoog

1

 

Gemiddeld

0,75

 

Laag

0

 

Categorie: Samenstelling publiek

Risicopunt

 

1. Aantal gelijktijdige deelnemers en/of bezoekers

 

 

0 – 5.000

0,2

 

5.000 – 10.000

0,4

 

10.000 – 15.000

0,6

 

15.000 – 20.000

0,8

 

> 20.000

1

 

2. Leeftijdsopbouw (zwaartepunt, max. 1 categorie toewijzen)

 

 

0 – 15 jaar (zonder aanwezigheid ouders)

0,5

 

0 – 15 jaar (met aanwezigheid ouders)

0,25

 

15 – 30 jaar

1

 

30 – 45 jaar

0,5

 

> 45 jaar

0,25

 

Alle leeftijden

0,75

 

3. Conditie / gezondheidstoestand

 

 

Goed

0

 

Redelijk

0,25

 

Matig

0,5

 

Slecht

1

 

4. Gebruik alcohol / drugs

 

 

Niet aanwezig

0

 

Mogelijk aanwezig, maar geen risicoverwachting

0,25

 

Aanwezig met risicoverwachting

1

 

5. Aanwezigheid van publiek

 

 

Als toeschouwer

0,5

 

Als toeschouwer en/of deelnemer

0,75

 

Als deelnemer

1

 

Categorie: Plaats en tijdstip evenement

Risicopunt

 

1. Locatie evenement

 

 

In een gebouw

0,75

 

In een tijdelijk onderkomen (tent, partyboot e.d.)

0,75

 

In open lucht; op locatie die daarvoor is bestemd en ingericht

0,5

 

In open lucht; op locatie die daar niet voor is bestemd en ingericht

0,75

 

Gemeentegrens overstijgend

1

 

2. Toegankelijkheid aan- en afvoerwegen

 

 

Goede aan- en afvoerwegen

0

 

Redelijk ( 1 weg voor aan- en afvoer)

0,5

 

Matig (weg met obstakels)

0,75

 

Slecht (geen toegangsweg)

1

 

3. Seizoen

 

 

Lente of herfst

0,25

 

Zomer of winter

0,5

 

4. Duur evenement

 

 

0 – 3 uur, (maandag t/m donderdag) daguren

0,25

 

0 – 3 uur, (maandag t/m donderdag) avond- / nachturen

0,5

 

0 – 3 uur, (weekend vrijdag t/m zondag) daguren

0,5

 

0 – 3 uur, (weekend vrijdag t/m/ zondag) avond- / nachturen

0,75

 

3 – 12 uur, daguren

0,75

 

3 – 12 uur, avond- / nachturen

1

 

1 dag

1

 

Meerdere dagen

1

 

5. Ondergrond

 

 

Harde ondergrond; steen, asfalt, e.d.

0,25

 

Zachte ondergrond, vochtdoorlatend; zand, gras, e.d.

0,5

 

Zachte ondergrond, drassig; zand, gras, e.d.

0,75

 

Totaal

 

0

Klasse evenement

 

 

C: Hoog risico-evenementen

 

>9

B: Gemiddeld risico-evenementen

 

>6 + <9

A: Laag risico-evenementen

 

<6

 

BIJLAGE 4 GHOR STANDAARDVOORWAARDEN VOOR EVENEMENTEN (behorende bij artikel 5:1 Nadere regels A-evenementen gemeente Maasgouw 2017)  

 

GHOR standaardvoorwaarden voor evenementen

Deze voorwaarden bestaan uit 3 delen:

  • 1.

    Geneeskundige hulpverlening

  • 2.

    Hygiënemaatregelen

  • 3.

    Advies alcohol en drugspreventie (indien van toepassing)

 

1. (Geneeskundige) Hulpverlening

 

Bereikbaarheid ambulancezorg

Het evenemententerrein dient gegarandeerd toegankelijk te zijn voor de aan- en afvoer van ambulances. Een opgeroepen ambulance dient bij de ingang van het evenemententerrein, aan de openbare weg, te worden opgevangen en verder begeleid naar de plaats incident.

 

Aantal in te zetten EHBO

De algemene regel voor inzet van eerste hulpverleners is 1 hulpverlener per 1.000 gelijktijdig aanwezige bezoekers, met een minimum van 2 hulpverleners.

 

 Gelijktijdige bezoekers

BLS/EHBO *

tot 999

Een ondergrens waarbij eerste hulpverleners niet nodig zijn, is niet op voorhand aan te geven. Hiervoor wordt aanspraak gemaakt op het gezond verstand van de evenementenorganisator.

1.000 - 1.999

2

2.000 - 2.999

3

3.000 - 3.999

4

4.000 - 4.999

5

* Basic Life Support / Eerste Hulp bij Ongelukken

Dit betreft het basisniveau van Basic Life Support (BLS), waar traditioneel de reguliere eerste hulpverlener bij ongelukken (EHBO) onder wordt verstaan. De hulpverlener is in staat om generieke basishulp zonder specifieke hulpmiddelen te leveren. Dit houdt in dat de EHBO-er minimaal in het bezit is van:

Bij de inzet van deze hulpverleners moet het kennisniveau aantoonbaar zijn en vastgelegd zijn. Op grond van de huidige praktijk wordt de aanwezigheid van een AED als standaard gezien.

 

Verlichtende factoren

Bij evenementen die zich naar hun aard niet onderscheiden van een reguliere koopzaterdag of die zich in een groter gebied van een binnenstad afspelen, is er sprake van een verlichtende factor (denk aan braderieën, vrijmarkten en carnavalsoptochten). Daardoor is een andere inzet van hulpverleners gerechtvaardigd. Hiervoor wordt aanspraak gemaakt op het gezond verstand van de evenementenorganisator.

 

Verzwarende factoren

Indien er sprake is van verzwarende factoren (o.a. risicoverwachting alcohol- of middelengebruik, hoge fysieke inspanning, ruimtelijke factoren) ontvangt de organisator een maatadvies in plaats van deze standaardvoorwaarden.

 

EHBO-post

Bij inzet van BLS/EHBO dient er minimaal 1 post aanwezig te zijn die voldoet aan:

  • de EHBO-post dient duidelijk herkenbaar te zijn voor het publiek;

  • de ligging van de post is op een centrale plaats en van buitenaf goed bereikbaar voor een ambulance;

  • de EHBO-post beschikt over elektriciteit, stromend water en toiletten. Daarnaast dienen hulpmiddelen zoals EHBO-trommels (conform norm Oranje Kruis: http://www.hetoranjekruis.nl/over-het-oranje-kruis/verbandmiddelen), tafel, stoelen, dekens, plastic bekers, handdoeken, emmer(s), brancard, verlichting, communicatiemiddelen, plattegronden van het terrein en zorgcontact registratiemateriaal direct voorhanden te zijn. Bij sportevenementen: materialen om te koelen;

  • EHBO-leverancier dient na afloop van een evenement een registratie van zorgcontacten tijdens het evenement te overleggen aan de GHOR, via de vergunningverlener van de gemeente;

  • bij de locatiebepaling van de EHBO-post dient rekening gehouden te worden met een rustige omgeving (geluidsluw);

  • bij middelengebruik dient een chill-outruimte ingericht te worden.

 

Overig

  • Er wordt een EHBO coördinator benoemd die de organisatorische leiding op zich neemt.

  • EHBO bestaat uit hulpverlening op BLS-niveau (Basic Life Support): Dit betreft het basisniveau BLS, waar traditioneel de reguliere eerste hulpverlener bij ongelukken (EHBO) onder wordt verstaan. De hulpverlener is in staat om generieke basishulp zonder specifieke hulpmiddelen te leveren. Als vertrekpunt voor de beschrijving van de noodzakelijke expertise wordt gerefereerd aan het Oranje Kruisboekje (zie www.ehbo.nl).

  • Bij de inzet van deze hulpverleners moet het kennisniveau aantoonbaar en vastgelegd zijn. Op grond van de huidige praktijk wordt ook de aanwezigheid van een AED als standaard gezien.

 

2. Hygiënemaatregelen

U als organisator bent verantwoordelijk voor een zo gezond mogelijke omgeving voor zowel de bezoeker als de medewerker van het evenement. Een goede hygiëne beperkt het risico op het oplopen van een infectieziekte en daarmee een uitbraak. De grote van het infectierisico hangt af van verschillende factoren, zoals de doelgroep, het aantal bezoekers en de aard van de voorzieningen.

 

De evenementenorganisatie dient aan álle hygiënemaatregelen beschreven in de standaardvoorwaarden te voldoen.

 

Mocht u vragen hebben over de onderstaande beschreven maatregelen, bel gerust. We staan u graag te woord.

 

U kunt ons bereiken via telefoonnummer: 088-1191200. Vraagt u dan naar een medewerker van de afdeling Technische hygiënezorg of u stuurt een mail naar: hygiene@vrln.nl .

 

Let op: Bij activiteiten als Tatoeëren, Permanente Make-up en Piercen dient 2 maanden voorafgaand aan het evenement een aanvraag voor Vrijstelling voor een vergunning van tatoeëren en piercen ingediend te worden. Verdere informatie staat beschreven onder het kopje Tatoeëren en Piercen. 

 

Onderstaande informatie over hygiënemaatregelen bij evenementen is een samenvatting van de hygiëne richtlijn voor Evenementen (december 2014 met wijzigingen maart 2016) van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu, Ministerie van VWS), aangevuld met regionale aandachtspunten. Zie ook: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/L/Landelijk_Centrum_Hygiene_en_Veiligheid_LCHV/LCHV_Richtlijne n/Evenementen

 

Legionellapreventie

Mensen kunnen ziek worden door het inademen van legionellabacteriën. Deze bacteriën kunnen groeien in waterinstallaties en in de lucht komen als het water wordt verneveld. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren bij douches, sierfonteinen, whirpools en watermistsystemen (bestemd voor het verkoelen van de omgeving).

Onder bepaalde omstandigheden kunnen legionellabacteriën zich vermeerderen.

 

U bent als vergunninghouder eindverantwoordelijk voor de legionellapreventie, of er moet een overeenkomst zijn waarin de verantwoordelijkheid op een andere wijze is vastgelegd.

U als vergunninghouder:

  • voert (of laat uitvoeren) een risicoanalyse en een beheersplan uit;

  • controleert of de legionellapreventie op de juiste wijze plaatsvindt;

  • ziet erop toe dat de geleverde waterinstallatie op de juiste wijze wordt gebruikt.

 

De leverancier of verhuurder van de waterinstallatie:

  • is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het te verhuren of te leveren product. Als de verhuurder de waterinstallatie zelf installeert, is het gebruikelijk dat de verhuurder ook verantwoordelijk is voor de wijze waarop de tijdelijke installatie is aangelegd;

  • kan echter niet verantwoordelijk worden gehouden voor het (verkeerd) gebruik van de waterinstallatie en is ook niet verantwoordelijk voor de kwaliteit van het water dat door de waterinstallatie stroomt;

  • dient minimaal een schematische beschrijving of tekening te realiseren van de geïnstalleerde waterinstallatie zodat een risicoanalyse kan worden opgesteld. Bij voorkeur is de leverancier of installateur betrokken bij het opstellen van de risicoanalyse en het beheersplan.

De meest eenvoudige manier om aan legionellapreventie te doen is om ervoor te zorgen dat er geen verneveling ontstaat. Bijvoorbeeld door het verwijderen van de sproeikop van een douche. Mensen staan dan weliswaar onder een grote straal, maar het nemen van legionellapreventiemaatregelen is dan niet nodig. 

Stel boilers af boven de 60°C en zorg dat er geen toegang tot de boiler is voor medewerkers en bezoekers! 

Laat de douches zo laat mogelijk plaatsen en aansluiten. Zorg dat alle douches dagelijks gebruikt worden. 

Mocht een evenement langer dan 7 dagen duren, dan dient bemonstering op legionella plaats te vinden.  

 

Voor verdere informatie over legionellapreventie zie hoofdstuk 2.3 hygiënerichtlijnen voor evenementen en ISSO Publicatie 55.1 Handleiding legionellapreventie.

(Tijdelijke) drinkwatervoorzieningen

Sommige terreinen hebben bestaande voorzieningen, maar het kan ook voorkomen dat u tijdelijke drinkwatervoorzieningen moet plaatsen die na het evenement weer verwijderd worden.

  • Zorg dat het drinkwater in de waterinstallaties van drinkwaterkwaliteit is.

  • Zorg dat de waterinstallatie voldoet aan de algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties van het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN 1006), en aan de aansluitvoorwaarden van het waterleidingbedrijf. Er is een apart Waterwerkblad (1.4H) voor tijdelijke drinkwaterinstallaties waaraan u moet voldoen. U kunt dit werkblad downloaden via http://www.infodwi.nl/waterwerkbladen.

  • Zorg op de volgende evenementen voor voldoende gratis drinkwater, bijvoorbeeld door tappunten te plaatsen of flesjes drinkwater te verstrekken: dance events, evenementen waar deelnemers hoge inspanning leveren en evenementen waar sprake is van hoge temperatuur (>25 °C).

 

 

Zet een watertank: als u deze gebruikt, uit de zon en dek deze af met donker materiaal (anders treedt algengroei op.

Gebruik aparte slangen (kleur!) voor afvalwater en drinkwater. Houd deze ook bij het opbergen gescheiden.

Breng waarschuwingen of pictogrammen aan bij de handenwasgelegenheid bij de toiletten als dit geen drinkwater is: ‘GEEN DRINKWATER’.

Schakel onmiddellijk over op PET-flessen als het water uit de kranen er ondanks alle voorzorgen toch niet goed uitziet, vreemd ruikt of smaakt.

 

Persoonlijke hygiëne

  • U dient te zorgen voor een handwasgelegenheid met stromend water en vloeibare zeep in een dispenser en eenmalige handdoekjes bij de locaties waar onderstaande handelingen plaatsvinden:

    • -

      na een toiletbezoek

    • -

      voor en na het bereiden van eten en voor uitdelen van eten

    • -

      na contact met dieren

    • -

      na schoonmaakwerkzaamheden

    • -

      na contact met lichaamsvocht

    • -

      na het uittrekken van handschoenen

    • -

      na hoesten, niezen of snuiten van de neus

  • Medewerkers dienen gekleed te zijn in schone werkkleding. Let op bij afwisselend vuile en schone werkzaamheden dat de medewerker beschermende werkkleding draagt (schort).

Voor verdere informatie over persoonlijke hygiëne zie hoofdstuk 2.1 en 6 hygiënerichtlijn voor evenementen.  

 

Tijdelijke eetgelegenheden

Op veel publieksevenementen zijn tijdelijke eetgelegenheden aanwezig. Iedere eetgelegenheid is vanuit het Warenwetbesluit wettelijk verplicht maatregelen te nemen die de kans verkleinen dat medewerkers en bezoekers ziek worden van bedorven eten en drinken. Een overzicht van alle goedgekeurde Hygiënecodes vindt u op de website van de toezichthouder, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit: www.nvwa.nl.

Om medewerkers en vrijwilligers te instrueren over hygiëne kan er gebruik gemaakt worden van het document ‘informatie voor medewerkers die werken met eten en drinken’.

 

   

Laat een of meer medewerkers toezicht houden op de voedselveiligheid en persoonlijke hygiëne.

Instrueer medewerkers goed over persoonlijke hygiëne bij de bereiding en uitgifte van voedsel. Zeker als het gaat om niet-professionals.

Zorg voor voldoende koelcapaciteit, ook voor het opbergen van eventueel meegebrachte lunchpakketten.

Controleer regelmatig de temperaturen van koeling en diepvries (koeling: <7°C, diepvries <18°C).

Gebruik geen producten waarvan de betrouwbaarheid niet is te traceren/garanderen, zoals bv.

rauwe melk, zo van de boer.

 

Voor verdere informatie over tijdelijke eetgelegenheden zie hoofdstuk 4.4 en 6 hygiënerichtlijn voor evenementen.

 

Schoonmaken en desinfecteren van materialen en oppervlakten

  • Zorg voor een goede schoonmaakinstructie voor medewerkers.

  • Stel een schoonmaakschema op en handel daarnaar.

  • Indien desinfectie nodig is, gebruik dan een desinfecterend middel dat door het Ctgb is toegestaan. Controleer in het actueel gebruiksvoorschrift dat het middel geschikt is voor het materiaal dat gedesinfecteerd dient te worden en dat het effectief is tegen de micro organismen die gedood dienen te worden.

Voor verdere informatie over schoonmaken en desinfecteren zie hoofdstuk 3, 6 en 7.2 hygiënerichtlijn voor evenementen.

 

Afvalverwerking

  • Leeg afvalemmers voldoende vaak, maar minstens één keer per dag. Sluit de zakken goed en bewaar ze in gesloten afvalcontainers op een aparte afvalplaats.

  • Houd de opslagplaats schoon, zodat er geen ratten of andere plaagdieren op af komen. Plaats geen afval naast afvalcontainers. Zorg dat het afval wordt opgehaald voordat de (laatste) container overvol is.

  • Verschoon containers voor damesverband dagelijks. Worden de containers geleegd door een leverancier? Spreek dan met hem een geschikte termijn af.

  • Verzamel dierlijke afvalstoffen, zoals mest, gescheiden van het overige afval en zorg dat bezoekers hier niet mee in aanraking komen. 

 

Bestrijding infectieziekten

  • Stel de GGD Limburg-Noord ervan op de hoogte als er onder uw bezoekers of medewerkers een ongewoon aantallen zieken is met:

  • acute maag- en darmaandoeningen;

  • geelzucht;

  • huidaandoeningen; of

  • andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard. Om een infectieziekte te bestrijden heeft de GGD zoveel mogelijk informatie nodig: wanneer en hoe werden de personen ziek, wat zijn de klachten en zijn er nog meer bezoekers of medewerkers die dezelfde klachten hebben? Houd deze gegevens bij. Bepaal samen met de GGD welke maatregelen u moet nemen.

  • De afdeling infectieziektebestrijding is bereikbaar via het algemene nummer: 088-1191200. In het keuzemenu afdeling infectieziekte kiezen waardoor u vervolgens wordt doorverbonden met de dienstdoende arts.

     

Aantal toiletten/douches

Op elk evenement moeten voldoende toiletten met toiletpapier aanwezig zijn. U kunt hierbij in het algemeen uitgaan van 1 toiletvoorziening op 150 bezoekers (op een maximale loopafstand van ca. 150 meter). Voor het specifiek bepalen van het benodigde aantal toiletvoorzieningen zijn de volgende factoren van belang:

  • het aantal te verwachten bezoekers;

  • de samenstelling van het publiek (mannen/vrouwen/jeugd etc.);

  • de gemiddelde verblijfstijd (eendaags evenement of meerdaags evenement);

  • het soort evenement (vanwege het gedragspatroon);

  • het type toiletten (toiletten op waterspoeling of mobiele toiletten) dat wordt gebruikt;

  • de verwachte piekdrukte (bijvoorbeeld showpauzes);

  • het consumptieve gedrag (wordt er veel gedronken?);

  • zorg voor één of meerdere gehandicaptentoiletten inclusief faciliteiten.

 

Bepaal het aantal benodigde toiletten aan de hand van de bovengenoemde factoren. U mag 75% van de herentoiletten vervangen door urinoirs of plaszuilen. Eén plaskruis of plaszuil geldt als vier urinoirs. Ook kunnen plasgoten gebruikt worden. 50 cm plasgoot geldt als één urinoir. Plaats geen of minder urinoirs als u veel kinderen op het evenement verwacht.

 

 

Plaats direct naast de toiletten een wastafel met stromend water, een zeepdispenser en wegwerphanddoekjes.

Plaats een sticker met ‘GEEN DRINKWATER’ (of pictogram) bij de wastafels die niet zijn aangesloten op het drinkwatersysteem.

Plaats een afvalbak in of direct naast de toiletruimten.

Zorg voor voldoende verlichting in de toiletruimten.

Voer het afvalwater van toiletten, douches, wasbakken en andere huishoudelijke activiteiten af via de bestaande riolering of vang dit op in speciaal daarvoor bestemde opslagtanks (die door een gespecialiseerd bedrijf leeggemaakt moeten worden). Het is verboden om zonder vergunning afvalwater te lozen.

Stel bezoekers in de gelegenheid een ernstig vervuild toilet te melden.

Houd een logboek bij waarin u ervaringen en/of problemen met het sanitair noteert. Dit met het oog op een volgend evenement.

 

Als deelnemers ook overnachten op uw evenement is de mogelijkheid om te kunnen douchen of baden noodzakelijk. Hoeveel douches u minimaal moet plaatsen is afhankelijk van het aantal bezoekers of deelnemers. Richtlijn hierbij is: 1 wasgelegenheid per 50 gasten, 1 toilet per 60 gasten en 1 douche per 35 gasten. Factoren die van belang zijn voor de berekening van het benodigde aantal douches en wastafels zijn:

  • het aantal overnachtende personen;

  • de samenstelling van het publiek;

  • de aard van het evenement (bijvoorbeeld festival, sportwedstrijd);

  • de douchetijden, bijvoorbeeld 24 uur per dag open of korte openingstijden (bijvoorbeeld 09.00 – 12.00 uur of direct na een sportwedstrijd).

Als er bezoekers zijn met een camper of caravan zorg dan voor minstens één stortplaats met afgesloten afvoersysteem waar chemische toiletten in geleegd kunnen worden.

 

Lucht en ventileren  

De binnenlucht raakt door aanwezigheid van mensen, dieren en bepaalde materialen vervuild met vocht, geurstoffen en andere vervuilingen zoals ziekteverwekkers. Zowel luchten als ventilatie zijn belangrijk.

  • Zorg voor een goed werkend ventilatiesysteem. Ventileer alle (verblijfs)ruimtes 24 uur per dag.

  • Lucht minstens één keer per dag alle ruimtes.

 

Voor verdere informatie over luchten en ventileren zie hoofdstuk 6 hygiënerichtlijn voor evenementen .

 

Hitte

Besteed extra aandacht aan de hygiëne als uw evenement plaatsvindt onder extreem warme weersomstandigheden.

 

 Zorg voor voldoende drinkwater(punten).

Overweeg drinkwater (gratis) uit te delen / of de mogelijkheid bieden tot hervullen van flesjes.

Zorg voor voldoende schaduwplekken.

Overweeg opschaling EHBO.

Zorg voor een verkoelde EHBO-tent.

Overweeg aanpassing van het tijdstip van het evenement.

Indien het sportactiviteiten betreffen, laat deze niet plaats vinden op het heetst van de dag. Overweeg het evenement af te gelasten dan wel in te korten qua afstand/tijdsduur. Dit is met name van belang bij hoge aantallen ‘amateurs’/onervarenheid onder de deelnemers. Sporters dienen beschikking te hebben over voldoende kraanwater. Sporters wordt geadviseerd om behalve vocht ook zouten in te nemen tijdens het sporten bij warm weer.

Zorg voor aanvullende voorzieningen op de EHBO-post zoals bijvoorbeeld sportdrankjes en ORS (Oral Rehydration Salt) om vochtverlies en tekort aan mineralen tegen te gaan.

Stel voldoende ruimte beschikbaar, spreid het publiek of beperk het aantal bezoekers

Communiceer met bezoeker over hittemaatregelen 

Om de bedreiging van extreme hitte voor de volksgezondheid te minimaliseren, hebben GGDNederland, RIVM, GHOR-Nederland, ActiZ, het Nederlandse Rode Kruis, het KNMI en het ministerie van VWS een Nationaal Hitteplan opgesteld. Dit plan wordt in werking gezet bij een langdurige periode met (extreme) hitte. Voor meer informatie, zie www.rivm.nl/hitte of neem contact op met de GGD afdeling Milieu voor verder advies via telefoonnummer: 088-1191200 of via mail milieu@vrln.nl

 

Dieren

Bij evenementen zoals honden- en kattenshows, maar ook op bijvoorbeeld jaarmarkten op evenementen waar huisdieren zijn toegestaan kunnen grote aantallen dieren op het(kampeer)terrein aanwezig zijn. Besteed vanuit het oogpunt van hygiëne extra aandacht daaraan.

Zijn huisdieren op het (kampeer)terrein toegestaan? Zorg dan dat er geen dierlijke uitwerpselen op het terrein terecht komen.

 

Vermeld dat deze dieren altijd aan de lijn moeten, dat ze niet op het kampeerterrein uitgelaten mogen worden en dat eventuele uitwerpselen direct opgeruimd dienen te worden.

Regel eventueel speciale uitlaatplekken voor de dieren.

 

Worden er dieren gehouden t.b.v. het evenement:

 

houd een logboek bij waarin onder andere de aantallen en soorten dieren staan beschreven, de verkregen vaccinaties, maar ook aan- en afvoer van de dieren met de bijbehorende data en eventuele bijzonderheden met betrekking tot ziekten van de dieren;

zet dieren die ziek zijn of verdacht worden in quarantaine en schakel de dierenarts in. Informeer de bezoekers en stel de medewerkers op de hoogte van de maatregelen. Zorg dat de bezoekers niet in contact kunnen komen met de zieke dieren;

regel voldoende dierenverzorgers die verantwoordelijk zijn voor de schoonmaak en hygiëne van de dierenverblijven. Zorg dat de grond in de binnenverblijven geen vocht kan opnemen en gemakkelijk schoon te maken is. Gebruik absorberend materiaal of stro. Maak de dierverblijven dagelijks schoon en desinfecteer ze na afloop van het evenement met een desinfectiemiddel dat is goedgekeurd door het Ctgb. Vraag hiernaar bij de apotheek. Voer mest, strooisel en voerresten direct af en zorg dat de vacht, veren of haren van de dieren ook schoon zijn;

plaats een wastafel met stromend water, een zeepdispenser, wegwerphanddoekjes en afvalbak in de directe omgeving van de dierverblijven. Hier kunnen verzorgers, eigenaren en bezoekers hun handen wassen na contact met dieren;

hang informatie op over het belang van handenwassen als bezoekers in contact kunnen komen met de dieren;

contact met geiten en schapen kan gevaar opleveren voor zwangere vrouwen, kinderen en mensen met een verminderde weerstand. Waarschuw bezoekers hiervoor en wijs ze op een goede handhygiëne. 

 

In Nederland krijgen mensen regelmatig psittacose na een bezoek aan een vogelevenement. Omdat vogels door stress meer bacteriën kunnen uitscheiden, moet u bij evenementen met vogels maatregelen nemen om het risico op verspreiding van C. psittaci te verkleinen. Zo beschermt u mensen én gezonde vogels.

 

 

 

Specifieke regels voor vogels:

richt vogelverblijven zó in dat ze goed schoon te maken zijn. Zorg voor voldoende ventilatie en vermijd de verspreiding van stof;

zorg dat bezoekers geïnformeerd worden over psittacose. Kijk op www.lchv.nl  voor een voorbeeldfolder;

laat alleen gezonde, schone vogels toe op het evenement. Zonder een zieke vogel meteen af van het publiek. Spreek met de eigenaren van de vogels af dat zij het u melden als bij een vogel kort na het evenement de papegaaienziekte wordt geconstateerd;

wordt er tijdens of kort na het evenement een ongebruikelijk aantal vogels ziek, en passen de verschijnselen bij psittacose? Meld dit dan aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Adviseer de eigenaren contact op te nemen met de dierenarts.

 

Weilanden als evenemententerrein

Maakt u gebruik van een grasveld waar gewoonlijk vee graast? Breng het vee dan minstens twee weken voordat het evenement plaatsvindt ergens anders onder om de kans op besmetting via dierlijke uitwerpselen te verkleinen. Controleer het veld voorafgaand aan het evenement en verwijder nog eventueel aanwezige uitwerpselen.

 

Wateractiviteiten

Sommige evenementen vinden plaats aan het water, aan een meer of plas. Bij evenementen voor kinderen kunnen speelbaden aanwezig zijn. Daar zitten (hygiëne)risico’s aan vast, die aandacht vragen van u als organisator.

(Zwem)baden dieper dan 0,5 meter en met een minimaal wateroppervlak van 2 m2 dienen te voldoen aan de relevante eisen uit de Wet Hygiëne en Veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden (WHVBZ) en het bijbehorende besluit (BHVBZ).

 

 

Zwembaden:

  • o

    zorg dat het bad schoon is voordat het met water wordt gevuld (verwijder ook resten schoonmaakmiddel!) Vul het bad met leidingwater. Ververs het water dagelijks;

  • o

     zorg dat badmaterialen (zoals trapjes, vlonders, drijflijnen en speelgoed) goed schoon te maken zijn en dat gebruikers zich er niet aan kunnen bezeren;

  • o

    blijft het water meerdere dagen in het zwembad staan, dan moet het water worden gechloreerd en het ‘vrij-chloorgehalte’ dagelijks gecontroleerd worden. Dit moet tussen 0,5 en 5 mg/liter liggen. Gebruik alleen een middel dat hiervoor toegelaten is bij het Ctgb. Registreer de meetresultaten in een logboek.

  • o

    indien er kinderen bij het evenement aanwezig zijn, zorg dan voor permanent toezicht.

 

Voor verdere informatie over desinfectiemiddelen die toegelaten zijn door het Ctgb zie hoofdstuk 3.4 en 7 hygiënerichtlijn voor evenementen.

 

Natuurwater

Door de waterkwaliteitsbeheerder worden jaarlijks de officiële zwemlocaties aangewezen. Deze zwemlocaties worden door de waterkwaliteitsbeheerder van uw regio maandelijks (gedurende het zwemseizoen) gecontroleerd op de vastgestelde microbiologische parameters. Het officiële zwemseizoen loopt jaarlijks van 1 mei tot 1 oktober. Actuele gegevens van een zwemlocatie alsook het zwemwaterprofiel zijn via de website www.zwemwater.nl beschikbaar. Voor activiteiten die buiten het vastgestelde zwemseizoen vallen, geldt dat zwemmen in dit water geheel op eigen risico geschiedt.

Voor wat betreft zwemmen in niet aangewezen zwemlocaties adviseert de waterkwaliteitsbeheerder om niet in dit water te zwemmen. De waterkwaliteitsbeheerder kan geen juist oordeel geven over hygiëne en veiligheid van deze locaties. Indien de organisatie kiest voor zwemmen in een niet-officieel (zwem)water of buiten het vastgestelde zwemseizoen dan dient de organisatie de deelnemers/het publiek op de hoogte te stellen dat betreding van het water geschiedt op eigen risico. Denk hierbij aan de volgende adviezen:

  • het water betreden is op eigen risico;

  • Probeer zo weinig mogelijk water in te slikken;

  • douchen/afspoelen na het zwemmen;

  • bij gezondheidsklachten die mogelijk gerelateerd zijn aan het zwemwater (o.a. huidklachten, maagdarmproblemen) melden bij de organisatie;

  • ernstige of aanhoudende klachten melden bij de huisarts. 

 

Geadviseerd wordt om het water op eigen kosten te laten bemonsteren (1 week voor het evenement en op de dag van het evenement). De analysegegevens kunnen desgewenst door het Waterschap worden getoetst.

 

Tevens wordt geadviseerd om vooraf de eigenaar van de zwemlocatie in kennis te stellen/toestemming te vragen of het evenement op de zwemlocaties mag/kan plaatsvinden. 

 

Gehoorschadepreventie

Ieder jaar lopen tienduizenden jongeren in Nederland gehoorschade op door vrijetijdslawaai, ongeveer de helft tijdens het uitgaan. In het “Convenant Preventie Gehoorschade Muzieksector” (2014) is 103 dB(A) het maximum. Een lagere norm vertaalt zich echter direct in een lager risico op gehoorschade.

GGD GHOR Nederland beschouwt voor alle muziek/uitgaanslocaties een maximum van 92.5 dB(A) als gezondheidskundige streefwaarde, behalve als de activiteit vooral gericht is op kinderen jonger dan 16 jaar. Het advies is dan een maximum van 88 dB(A).

 

Bij geluidsniveaus vanaf gemiddeld 92,5 dB(A) (LAeq gemiddelde geluidsniveau gemeten over 15 minuten, op 2 meter boven de vloer, ter hoogte van hoogst blootgestelde bezoeker), neemt het risico op gehoorschade snel toe en moet de organisatie tenminste de volgende maatregelen nemen:

 

 

Bezoekers informeren over (preventie van) gehoorschade.

Bezoekers informeren over actuele geluidsniveaus door decibeldisplays of geluidsplattegrond.

Geluidsboxen tenminste 2 meter rondom/aan voorkant afschermen voor publiek.

Beschikbaar stellen van gehoorbescherming met muziekfilter (>SNR 17*).

 

Inrichten van geluidsluwe ruimtes en /of inlassen van “oor pauzes”.

 

Kleurpoeders

De kleurpoeders die in Nederland tijdens evenementen worden gebruikt, bestaan uit maispoeder en levensmiddelenkleurstoffen. Dat zijn algemeen gebruikte levensmiddelen, waarvan we weten dat ze niet gevaarlijk zijn wanneer ze gegeten worden.

Wanneer ze in de lucht verspreid en ingeademd worden, zijn ze te beschouwen als een stofvormige luchtverontreiniging. Door het verspreiden van de poeders tijdens een kleurpoederevenement creëer je daardoor een tijdelijke smogsituatie.

Het inademen van (kleurpoeder)stof is niet gezond. Mogelijke gezondheidseffecten zijn:

 

  • last van luchtwegklachten, als hoesten, piepen en kortademigheid (dit geldt in het bijzonder voor de mensen met een verhoogde gevoeligheid zoals mensen met chronische longziekten en/of hart- en vaatziekten, ouderen en kinderen);

  • last van geprikkelde/geïrriteerde ogen (in het bijzonder dragers van contactlenzen);

  • allergische reactie na contact met kleurpoeders op basis van maispoeder (dit geldt voor mensen met een allergie voor maïs).

 

 

o

De organisator van het evenement moet de deelnemers en toeschouwers actief over de risico’s voorlichten, waarbij de risicogroepen (mensen met chronische longziekten en/of hart- en vaatziekten) afgeraden wordt om deel te nemen aan een dergelijk evenement.

o

Neem zoveel mogelijk maatregelen waardoor het inademen van kleurpoeders en het contact met de ogen beperkt wordt. Bijvoorbeeld door het dragen van een beschermende bril of een mondkapje.

o

Zorg dat de EHBO zich extra voorbereidt op de mogelijkheid om ogen te kunnen spoelen om zo bezoekers met klachten zo goed mogelijk te kunnen helpen. Daarnaast met worden geadviseerd aan de EHBO zich voor te bereiden op mensen met luchtwegklachten.

o

Tijdens een actief kleurpoederevenement, bijvoorbeeld een Color Run, ademen mensen veel meer. De dosis van de stof die ze inademen is daarmee hoger dan gemiddeld. Hierdoor is de kans op gezondheidsklachten groter en kunnen deze ook ernstiger van aard zijn.

   

 

Extra aandacht dient er te zijn voor de medewerkers die de poederkanonnen gebruiken. Zij hebben mogelijk een veel langere blootstellingsduur dan de bezoekers van het evenement. Op hen is de Arbowet van toepassing en deze medewerkers moeten door de organisator worden voorzien in persoonlijke beschermingsmiddelen.

 

Tatoeëren en piercen

Voor het tatoeëren of piercen op een evenement, zoals een beurs, conventie of markt is een vrijstelling van de vergunningplicht nodig.

 

U dient als organisator van het evenement ten minste twee maanden voor de start van het evenement schriftelijk bij de GGD Limburg Noord melden dat er iemand komt tatoeëren of piercen. Gebruik hiervoor het ‘meldingsformulier evenementen waar getatoeëerd en gepiercet wordt’. Deze kunt u downloaden via: www.lchv.nl  onder het kopje LCHV-richtlijnen of u neemt contact op met de GGD afdeling Technische Hygiënezorg tel. 088-1191200.

 

De vrijstelling van de vergunningsplicht geldt alleen als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de locatie waar getatoeëerd en gepiercet wordt is overdekt en is voorzien van een verhard en afwasbaar vloeroppervlak;

  • het evenement duurt maximaal zeven opeenvolgende dagen;

  • het evenement wordt niet aansluitend op een ander tatoeage- of piercingevenement gegeven;

  • er zitten minimaal zes maanden tussen dit evenement en een ander soortgelijk evenement dat u op dezelfde locatie heeft georganiseerd;

  • u heeft het evenement twee maanden vóór aanvang schriftelijk gemeld bij de GGD;

  • de aanwijzingen van de GGD ter bescherming van de volksgezondheid worden opgevolgd. Als organisator van het evenement dient u te voldoen aan bovenstaande voorwaarden. Tevens dient u ervoor te zorgen dat er gewerkt wordt volgens de Hygiënerichtlijn Tatoeëren, Piercen en/of Permanente Make-up. Zie bovenstaande link.

 

Schuimparty’s

Omdat ziekteverwekkers zich snel kunnen verspreiden in de vochtige laag schuim, zijn er extra eisen verbonden aan dit type feesten.

 

 

  • o

    Maak het bad of de ruimte voor gebruik goed schoon.

  • o

    Maak een schuimbad minimaal dagelijks schoon en desinfecteer het vervolgens met een middel dat hiervoor is goedgekeurd door het Ctgb. Zie paragraaf 3.4 van de hygiënerichtlijnen voor evenementen.

  • o

    Gebruik alleen schuim dat speciaal bedoeld is voor schuimparty’s. Gebruik dus geen (blus)schuim van de brandweer. Dit schuim is gericht op het wegnemen van zuurstof waardoor bezoekers ongezien kunnen stikken als ze onder het schuim terecht komen.

  • o

    Geef bezoekers in ieder geval de volgende informatie:

    • -

      Doe niet mee aan de schuimparty wanneer je een beschadigde huid hebt; –

    • -

      Ga naar de huisarts als je na het bezoek aan de schuimparty last krijgt van huidirritaties. 

 

Seksuele en erotische handelingen

Tijdens seksuele en erotische handelingen is er veel lichamelijk contact. Chlamydia, syfilis, hepatitis B en aids zijn voorbeelden van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) die men hierbij kan oplopen.  

 

Voldoe aan de Hygiënerichtlijn voor seksbedrijven wanneer bezoekers als onderdeel van uw evenement deel kunnen nemen aan seksuele of erotische handelingen. Beoordeel of het geven van voorlichting over SOA gewenst is en op welke manier (bijvoorbeeld via folders, een stand (van SOA-sense), filmpjes of slides).

 

3. Alcohol- en Drugspreventie 

 

De organisatie van een evenement dient contact op te nemen met de afdeling alcohol- en drugspreventie van het Vincent van Gogh bij:

 

  • 1.

    verwacht risico op drugsgebruik;

  • 2.

    en/of verwachte aanwezigheid jongeren tussen 15 jaar en 18 jaar bij een evenement waarbij alcohol geschonken wordt.

  • Regio Horst, Venray, Bergen, Gennep, Mook en Middelaar:  

    • o

      Ellen Honings ehonings@vvgi.nl 06-14393483

  • Regio Venlo, Beesel, Peel en Maas, Leudal:

    • o

      Kelly Sonnenschein ksonnenschein@vvgi.nl 06-14697637

  • Regio Weert en Nederweert:

    • o

      Sarah Verkennis sverkennis@vvgi.nl   06-43541041

  • Regio Roermond, Roerdalen, Echt-Susteren en Maasgouw:  

    • o

      Marleen Creemers  mcreemers@vvgi.nl    06-53978536

 

Voor alle evenementen geldt:  

  • het is niet toegestaan om all-in prijzen te hanteren, omdat dit het risico op overmatig alcoholgebruik verhoogt;

  • De organisatie dient de huisregels zichtbaar ophangen bij de ingang van het evenemententerrein en bij de bar(s). . Huisregels moeten tijdig gecommuniceerd worden. Dit kan via een website en/of sociale mediakanalen, bij het aanschaffen van tickets en/of via briefing die bezoekers een paar dagen voor het evenement krijgen.

 

Voorbeeld huisregels:

  • o

    er wordt geen alcohol geschonken aan jongeren onder de 18 jaar. Bij twijfel over de leeftijd wordt er zonder het vertonen van een geldig legitimatiebewijs geen alcohol geschonken;

  • o

    ij constatering van het in bezit hebben van alcohol door personen onder de 18 jaar volgt een waarschuwing en bij herhaling een verwijdering van het terrein;

  • o

    het is niet toegestaan om alcohol en drugs mee te nemen naar het evenement. Bij constatering wordt u de toegang geweigerd. Drugs worden in beslag genomen en indien nodig wordt de politie ingeschakeld;

  • o

    aan dronken personen (te bepalen door de organisatie) wordt géén alcohol verstrekt;

  • o

    dronken personen of personen onder invloed van drugs worden niet toegelaten tot het evenement;

  • o

    het is als meerderjarige niet toegestaan om alcohol door te geven aan een persoon onder de 18 jaar.

  • Barvrijwilligers zijn + 18 jaar en drinken tijdens de bardiensten zelf geen alcohol. Ze hebben een voorbeeldfunctie. o Barvrijwilligers zijn geschoold door middel van IVA (Instructie Verantwoord Alcoholschenken). Thema’s: Kennis van alcohol en puberhersenen, kennis van de wet, leeftijdscontrole en weigeren van een verzoek. Dit kan Online via: http://www.nocnsf.nl/iva.De IVA kan ook als groepstraining (tijdsbesteding circa 1,5 uur) aangeboden worden onder andere door het Vincent van Gogh. Na het volgen van de IVA krijgt elke deelnemer een certificaat.

  • De organisatie dient te controleren op bezit alcohol -18 jaar, drugsbezit en openlijk drugsgebruik (deze controle kan bijvoorbeeld gedaan worden door het reeds aanwezig personeel/vrijwilligers). Bij constatering van overtreding dient de medewerker/vrijwilliger de persoon te waarschuwen. Tevens dient de overtreder binnen de organisatie bekend gemaakt te worden. Bij herhaling dient de betreffende bezoeker verwijderd te worden van het terrein.

 

  • 1. Voor een evenement waarbij sprake is van verwacht verhoogd risico tot drugsgebruik geldt:  

  • de ingehuurde medische dienst dient geschoold te zijn in Eerste Hulp bij Drank- en Drugsincidenten in het uitgaanscircuit (EHBD-U). Deze cursus kan onder andere aangevraagd worden bij het Vincent van Gogh via preventie@vvgi.nl (tijdsbesteding ongeveer 2 uur; inhoud cursus: Kennis uitgaansmiddelen, signaleren, invloeden op gezondheidsverstoringen, algemene hulpverlening bij alcohol of drugs incidenten, acute beelden. Naast de EHBDU-training kan er ook gebruik worden gemaakt van de scholing Acute Zorg bij Drank- en Drugsincidenten (AZADi). Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Nikta, 068-336990 / info@nikta.nl;

  • de ingehuurde medische dienst mag geen pijnstillers uitdelen tijdens het evenement. De reden hiervoor is dat pijnstillers mogelijk gevraagd worden omwille van hoofdpijn. De hoofdpijn kan een gevolg zijn van uitdroging door alcohol/drug gebruik. Het drinken van water/isotone dranken/frisdrank dient geadviseerd te worden;

  • klimaatbeheersing: luchtvochtigheid en temperatuur. Als de luchtvochtigheid en de omgevingstemperatuur hoog zijn, kan zweet niet goed verdampen en kan het lichaam minder goed warmte kwijt. Als er sprake is van zeer warm weer is het belangrijk dat er afkoelingsmogelijkheden zijn op het evenemententerrein. Op een indoorlocatie of in tenten, waar de luchtvochtigheid vaak hoog is, is natmaken met sponsen mogelijk, dit om hoge temperatuurwisselingen te voorkomen. Neem bij maatregelen wel legionellapreventie en gezondheidsrisico’s van wisselingen in lichaamstemperatuur mee, overleg indien nodig met de GGD-LimburgNoord;

  • toegang tot drinkwater: de beschikbaarheid van gratis kraanwater maakt het risico op gezondheidsincidenten door uitdroging kleiner. Advies:

    • o

      zorg dat er voldoende water van drinkwaterkwaliteit aanwezig is. Indien water (bijvoorbeeld bij toiletten) niet geschikt is om te drinken, is het verplicht om dit te vermelden;

    • o

      zorg bij alle dance-events voor voldoende gratis drinkwater, bijvoorbeeld door drinkwater te verstrekken of tappunten te plaatsen. Als richtlijn kan 1 drinkwaterpunt op 500 bezoekers worden aangehouden, maar houdt wel rekening met het soort evenement en de omstandigheden waarbinnen dit plaatsvindt. Idealiter is er bij deze waterpunten tegelijkertijd aandacht voor voorlichting over waterinname tijdens XTC gebruik, Dit kan middels schriftelijke boodschappen. Meer informatie via preventie@vvgi.nl;

    • o

      zorg voor een chill-outruimte: Rustige, prikkelarme omgeving.

 

  • 2. Voor evenementen met aanwezigheid van jongeren onder de 18 jaar in combinatie met de verwachting tot overmatig alcoholgebruik geldt:

  • de organisatie dient leeftijdscontrole te doen. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van ID swiper. Indien deze niet wordt gebruikt dan dient voor de medewerkers duidelijk te zijn vanaf welke geboortedatum, uitgaande van de datum van het evenement, legaal alcohol verstrekt mag worden aan de bezoeker;

  • de organisatie kan gebruik maken van polsbandjes; voor alleen 18 jaar en ouder of voor beide leeftijdsgroepen. Bij twijfel polsbandjes controleren op doorgeven (aan polsbandje trekken). De polsbandjes kunnen namelijk zijn vastgeplakt;

  • de ingehuurde medische dienst dient geschoold te zijn in Eerste Hulp bij Drank- en Drugsincidenten in het uitgaanscircuit (EHBD-U). Deze cursus kan onder andere aangevraagd worden bij het Vincent van Gogh via preventie@vvgi.nl (tijdsbesteding ongeveer 2 uur; inhoud cursus: Kennis uitgaansmiddelen, signaleren, invloeden op gezondheidsverstoringen, algemene hulpverlening bij alcohol of drugs incidenten, acute beelden. Naast de EHBDU-training kan er ook gebruik worden gemaakt van de scholing Acute Zorg bij Drank- en Drugsincidenten (AZADi). Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Nikta, 068-336990 / info@nikta.nl.

 

Naar boven