Gemeenteblad van Gooise Meren
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gooise Meren | Gemeenteblad 2017, 231613 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gooise Meren | Gemeenteblad 2017, 231613 | Verordeningen |
Huisvestingsverordening Gooise Meren 2018
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
economische binding: de situatie dat de woningzoekende met het oog op de voorziening in het bestaan een redelijk belang heeft zich in de woningmarktregio te vestigen. Hieronder wordt verstaan het duurzaam (tenminste 19 uur per week) verrichten van arbeid binnen of vanuit de woningmarktregio. Er moet eveneens sprake zijn van een duurzame relatie tussen arbeid en betrokken gebied. Het duurzaam volgen van een dagopleiding in de woningmarktregio wordt hiermee gelijk gesteld;
huren onder voorwaarden: een (te sluiten) huurcontract met bijzondere voorwaarden over gedrag, goed huurderschap en/of een zorgcontract ten behoeve van een woningzoekende uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep waarbij het huurcontract in eerste instantie op naam van een zorgaanbieder gesloten kan worden.
maatschappelijke binding: De situatie dat de woningzoekende een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in de woningmarktregio te vestigen. Hieronder wordt in deze verordening verstaan de ingezetene van de woningmarktregio in de zin van deze verordening, de woningzoekende die gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de woningmarktregio en de mantelzorger die conform de definitie uit deze verordening, mantelzorg verleent aan een inwoner van de woningmarktregio.
mantelzorg: intensieve, langdurige zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende in de woningmarktregio, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
onzelfstandige woonruimte: woonruimte welke geen eigen toegang heeft en/of welke niet kan worden bewoond door een huishouden, zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen (zijnde keuken, badkamer en toilet die gemeenschappelijk worden gebruikt). De deur van het privévertrek komt uit op een gemeenschappelijke (verkeers)ruimte buiten die woonruimte;
Voor starters en woningzoekenden van buiten de regio: de inschrijfduur van de woningzoekende tot 29 september 2011.
tweede kans: het aan een huurder van een toegelaten instelling, die met uitzetting wordt bedreigd vanwege omstandigheden in de persoonlijke sfeer van die huurder, bieden van een tweede (meestal laatste) mogelijkheid zich als een goed huurder te gedragen in de huidige woning of een andere woning van dezelfde (of een andere samenwerkende) woningbouwvereniging. Hierbij is verplichte begeleiding een voorwaarde voor de huurder om de problematiek die tot uitzetting van de huurder zou leiden op te lossen of sterk te verminderen
woning: woning conform artikel 7:234 Burgerlijk Wetboek met een eigen toegang welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning, die vallen onder de werkingssfeer van de Huurprijzenwet Woonruimte en bestemd zijn voor verhuur voor onbepaalde tijd;
zorgcontract: een door een gemeente gecontracteerde instelling of door een gemeentelijke Wmo medewerker opgesteld plan voor zorg of behandeling van een persoon uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep ten behoeve van huisvesting voor die persoon, geaccordeerd door zowel de gecontacteerde instelling als de gemeentelijke Wmo medewerker en de persoon uit de bijzondere maatschappelijke doelstelling;
Artikel 1.2 Berekening Zoekwaarde
Voor woningzoekenden die na 1 januari 2011 zijn uitgeschreven als woningzoekende vanwege de acceptatie van een sociale huurwoning van de corporaties in de regio geldt bij nieuwe inschrijving als woningzoekende: 75% van de zoekwaarde die nodig was om de laatste sociale huurwoning te verkrijgen vermeerderd met de duur van die nieuwe inschrijving.
Voor woningzoekende starters of vestigers van buiten de regio die al vóór 29 september 2011 ingeschreven stonden als woningzoekende en niet als huurder of eigenaar een zelfstandige woning in de regio achterlaten geldt: de oude waarde tot 29 september vermeerderd met de inschrijfduur vanaf 29 september 2011.
Artikel 1.3 Inschrijfsysteem van woningzoekenden
Burgemeester en wethouders houden een uniform inschrijfsysteem van woningzoekenden bij.
Zij stellen regels op over de wijze van inschrijving, registratie van gegevens, opschorting en einde van de inschrijving.
De woningzoekende ontvangt een digitaal bewijs van inschrijving.
Inschrijvingen die in een andere gemeente binnen de regio zijn gedaan hebben gelijke gelding als inschrijvingen bij burgemeester en wethouders.
Artikel 2.1 Toekenning urgentie
Artikel 2.2 Randvoorwaarden voor urgentie
Voor de toekenning van urgentie gelden de navolgende randvoorwaarden:
Artikel 2.3 Criteria voor urgentie
Voor de toekenning van urgentie moet de woningzoekende en/of een lid van zijn gezin aan één of meer van navolgende criteria voldoen:
Geweld : geweld of reële bedreiging met geweld die maakt dat de aanvrager redelijkerwijs niet meer in de huidige woning kan blijven. De aanvrager dient aan te tonen dat er geen (tijdelijk) onderdak te verkrijgen is. Het geweld of de bedreiging moet aangetoond kunnen worden, bijvoorbeeld door een rapport van de politie,
Langdurige inwoning van een ouder met minderjarig(e) kind(eren) bij familie, vrienden of kennissen in de woningmarktregio : de inwoning heeft tenminste twee jaar geduurd en de aanvrager toont aan dat in een periode van twee jaar voorafgaand aan de urgentieaanvraag in voldoende mate is gereageerd op passende woningaanbiedingen in de regio.
Artikel 2.7 Inhoud urgentiebeschikking
Het besluit tot toekenning van de urgentie vermeldt in ieder geval:
Artikel 3.1 Gevolgen tweede kans
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om een (potentieel) woningzoekende voor drie jaar uit te sluiten van een huisvestingsvergunning als het een bewoner van een woning van de toegelaten instellingen in de woningmarktregio betreft die door slecht huurderschap met huisuitzetting wordt bedreigd en een tweede kans als gedefinieerd in art. 1. 27 krijgt aangeboden, indien:
HOOFDSTUK 4. De huisvestingsvergunning
Artikel 4.1 Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Het is verboden om in de woonmarktregio woonruimte in eigendom een toegelaten instellingmet een huurprijs beneden de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag voor bewoning in gebruik te nemen of te geven zonder dat daarvoor een huisvestingsvergunning is verleend.
Artikel 4.2 Rangorde woningzoekenden
De rangorde om in aanmerking te komen voor de huisvestingsvergunning wordt als volgt bepaald:
Artikel 4.3 Aanvraag huisvestingsvergunning
Degene die de hoogste rangorde heeft op grond van artikel 4.2, 5.1 of 5.2 vraagt van rechtswege een huisvestingsvergunning aan.
HOOFDSTUK 6 Wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad
Paragraaf 6.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting
Burgemeester en wethouders besluiten dat het verbod als bedoeld in artikel 21 en 22 van de Huisvestingswet 2014 van toepassing op alle woonruimten met inbegrip van woningen en onzelfstandige woonruimtes.
Artikel 6.1.3 Aanvragen van een vergunning
Artikel 6.1.5 Besluitvormingstermijn
Burgemeester en wethouders beslissen binnen 12 weken op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 6.1.3 Zij kunnen hun beslissing eenmaal ten hoogste met 6 weken verdagen.
Artikel 6.1.7 Criteria voor vergunningverlening
Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning als bedoeld in artikel 6.1.3, tenzij:
het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad groter is dan het met het onttrekken aan de bestemming tot woning gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woningvoorraad niet door het stellen van voorwaarden of voorschriften voldoende kan worden gediend; en/of
bij het omzetten van een zelfstandige woning in onzelfstandige woonruimte(n), vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het verlenen van de vergunning leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in het gebouw en/of de omgeving van het gebouw, waarop de aanvraag betrekking heeft. Een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- een leefmilieu wordt in ieder geval geacht aanwezig te zijn indien niet wordt voldaan aan de door burgemeester en wethouders gestelde beleidsregels waarin voorwaarden en voorschriften zijn opgenomen die aan de vergunning zijn verbonden. Het gaat daarbij om voorwaarden en voorschriften op het gebied van brandveiligheid, parkeren, wooncomfort, gezondheid en hygiëne.
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de vergunning zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu van de woonruimte dan wel de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning eveneens weigeren indien de aanvrager niet heeft voldaan aan het aanbieden van compensatie in de vorm van een financiële borgstelling.
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien er strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan en er geen planologische afwijking verleend kan worden, strijd is met de beheersverordening of exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening en zij niet bereid zijn om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te verlenen.
Burgemeester en wethouders verbinden aan het verlenen van een onttrekkingsvergunning de voorwaarde van – naar keuze van vergunninghouder – hetzij het bieden van compensatie door het toevoegen aan de woningvoorraad van (een) andere, vervangende woning(en), welke naar hun oordeel gelijkwaardig is/zijn aan de te onttrekken woning(en), hetzij het bieden van een financiële compensatie, overeenkomstig het bepaalde in lid 2.
Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning intrekken, indien:
één of meer aan de vergunning verbonden voorschriften en voorwaarden niet wordt nagekomen, waaronder begrepen de situatie – bij het omzetten van een zelfstandige woning in onzelfstandige woonruimte(n) – waarin het aantal onzelfstandige woonruimten dat in het in de vergunning bedoelde pand feitelijk aanwezig is, afwijkt van het in de vergunning vermelde aantal;
in geval van het omzetten van een zelfstandige woning in onzelfstandige woonruimte(n): vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat handhaving van de vergunning zou leiden tot een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu in het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft of van de directe omgeving van dat gebouw.
Burgemeester en wethouders gaan niet tot intrekking van de vergunning over, voordat de Vergunninghouder schriftelijk is gewaarschuwd, dat zij de vergunning zullen intrekken, indien niet een te bepalen datum zodanige maatregelen en/of voorzieningen zijn getroffen, die ervoor zorg dragen dat de overlastgevende situatie wordt beëindigd.
Paragraaf 6.2 Splitsing in appartementsrechten
Artikel 6.2.2 Vergunningvereiste
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, aangewezen in artikel 6.2.1 te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 6.2.3 Aanvragen van een splitsingsvergunning
De aanvraag wordt door de aanvrager en, indien dit een ander is, door de opdrachtgever ondertekend. In de laatste situatie dient een verklaring te worden bijgevoegd waaruit blijkt dat de eigenaar de opdrachtgever heeft gemachtigd. De overige bescheiden worden door de aanvrager of opdrachtgever ondertekend dan wel gewaarmerkt.
Artikel 6.2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Artikel 6.2.4.1 Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning weigeren, indien:
het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest, dan wel, indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan en er geen planologische afwijking verleend kan worden, strijd is met het de beheersverordening of exploitatieplan als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening en zij niet bereid zijn om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht te verlenen.
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachte vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van een gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Ar tikel 6.2.4.2. Burgemeester en wethouders kunnen eveneens een splitsingsvergunning weigeren indien:
voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing of leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;
Artikel 6.2.4.3. Burgemeester en wethouders kunnen ten slotte een splitsingsvergunning weigeren, indien:
Van gebreken als bedoeld in artikel 6.2.4.3 is in ieder geval sprake indien:
Artikel 6.2.5 Aanhouding van de splitsingsaanvraag
Indien burgemeester en wethouders de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zij in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen en jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;
Bij wijze van experiment kunnen burgemeester en wethouders besluiten om maximaal 10% van de per kalenderjaar toe te wijzen woningen te verdelen op grond van regels die afwijken van deze verordening. Burgemeester en wethouders besluiten na consultatie van het portefeuillehoudersoverleg.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels voor urgentie indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot niet gerechtvaardigde hardheid. Indien een woningzoekende op basis van dit oordeel de indicatie "urgent" krijgt, dan is deze indicatie uitsluitend geldig in de gemeente waarvan het college van burgemeester en wethouders geoordeeld heeft dat sprake is van een bijzondere hardheid.
Artikel 7.4 Bestuurlijke boete
Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 6.1.3, artikel 6.2.3 juncto artikel 21 en 22 van de wet wordt gestraft met een geldboete als bedoeld in artikel 35 van de wet. De op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, voor overtreding van de verboden, bedoeld in de artikelen 8, tweede lid, 21 of 22, of voor het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26. Voor de hoogte van de boetes wordt verwezen naar de bijlage.
TOELICHTING op de Huisvestingsverordening Gooise Meren 2018
HOOFDSTUK 1.1 Begripsbepalingen.
Artikel 1.1.3 bijzondere maatschappelijke doelgroep,
Artikel 1.1.4 directe bemiddeling,
Artikel 1.1.14 huren onder voorwaarden en
Via directe bemiddeling krijgen woningzoekenden uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep die geen woonruimte meer hebben en vanwege slecht huurderschap geen huurcontract meer kunnen krijgen bij de woningcorporaties, de kans om te wonen. Deze woningzoekenden zoeken niet zelf een woning in WoningNet, maar worden door een aangewezen medewerker rechtstreeks bij de woningcorporaties bemiddeld voor een passende woning. Voorwaarde voor deze directe bemiddeling is een (tripartite) zorgcontract waarin tenminste het opnieuw ontstaan van overlast- en/of financiële problematiek en/of de schuldafbetaling voldoende zijn afgedekt. Daarnaast moet het zorgcontract evaluatiemomenten bevatten en de consequenties aangeven als de woningzoekende zich niet houdt aan de afspraken uit het zorgcontract, in dat geval moet de woningzoekende de woning verlaten. Het huurcontract van de woning wordt daarom gedurende een tot twee jaar afgesloten op naam van de betrokken zorginstantie. Als de woningzoekende heeft aangetoond dat hij/zij zelf in staat is tot goed huurderschap, wordt het huurcontract 'omgeklapt' van zorginstantie naar de woningzoekende.
Het zorgcontract moet voor akkoord worden ondertekend door zowel de woningzoekende als de betrokken gemeente (Wmo) en zorgverlenende insta cntie.
Artikel 1.1.6 economische binding.
Uitzendkrachten zijn economisch gebonden aan het gebied van waaruit hun uitzendorganisatie opereert. Als die uitzendorganisatie niet in een regiogemeente is gevestigd, kan er geen sprake zijn van een economische binding als de uitzendkracht tijdelijk in een regiogemeente werkt. Er is in dat geval geen sprake van een duurzame relatie tussen arbeid en betrokken gebied.
Artikel 1.1.12 huishoudinkomen.
Onder inkomen wordt verstaan datgene wat hierover is vermeld in het EC besluit staatssteun woningcorporaties en gedefinieerd door het Ministerie van Binnenlandse zaken:
Het gezamenlijk verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de bewoners van een woongelegenheid, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens wordt gelezen: ‘huurder’.
Ook de ingezetenen conform de definitie van deze verordening zijn woningzoekenden met een maatschappelijke binding. Op grond van urgentieregeling (artikel 2.2) worden binnen de groep maatschappelijk gebondenen, ingezetenen van niet-ingezetenen onderscheiden. Voor niet-ingezetenen van de woningmarkt regio is voor het verkrijgen van urgentie een aanvullende voorwaarde van toepassing.
Artikel 1.1.18 maatschappelijke binding.
Woningzoekenden met een maatschappelijke binding zijn de woningzoekenden die in het verleden ingezetenen waren van regiogemeenten regio, maar de regio hebben verlaten en elders hun hoofdverblijf hebben gevonden. Onder maatschappelijke binding vallen die woningzoekenden die van de laatste tien jaar, tenminste zes jaar in een regiogemeente hebben gewoond (of in meerdere gemeenten in de regio opgeteld zes jaar) en de woningzoekenden die conform definitie 1.19 mantelzorg aan een inwoner van de regio verlenen. Dat ingezetenen in de regio uiteraard een maatschappelijke binding hebben met de regio is hier niet van belang; zij behoren tot de categorie ingezetenen.
Bij twijfel of er sprake is van mantelzorg zoals gedefinieerd, kunnen burgemeester en wethouders een verklaring van een door hen aangewezen onafhankelijk medisch adviseur vragen.
Artikel 3.1 gevolgen Tweede kans.
De huurders van de woningcorporaties in de regio die een ontruimingsvonnis hebben gekregen kunnen onder voorwaarden voor een tweede en laatste in aanmerking komen in de huidige of een andere woning. Als de betrokken huurders zich niet aan de voorwaarden van de Tweede kans houden, of zich er aan onttrekken, worden zij alsnog ontruimd. Omdat deze tweede ook echt als een laatste kans ingezet wordt, kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat de consequentie voor de huurder bij ontruiming is dat die huurder/potentieel woningzoekende voor een periode van drie jaar niet meer in aanmerking komt voor een huisvestingsvergunning.
Artikel 1.1.35 woningzoekende.
Economische gebondenen en maatschappelijk gebondenen conform de definities uit deze verordening en overige woningzoekenden die zich in de regio vestigen, zich laten inschrijven in de Bpr van een regiogemeente en in deze gemeente het hoofdverblijf hebben, worden na een periode van één jaar aangemerkt als ingezetenen van de regio in de zin van de deze verordening. Voorwaarde is dat uit de Bpr blijkt dat de woningzoekenden gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de urgentieaanvraag of woningtoewijzing geregistreerd zijn als inwoner van een regiogemeente (of meerdere regiogemeenten bij elkaar opgeteld). Het hebben van een zogenoemd ‘post- of briefadres’ in een regiogemeente telt niet mee.
Zoekwaarde is een waarde die de totaal opgebouwde wachttijd bevat en die nodig is voor het bepalen van de rangorde van woningzoekenden bij de woningtoewijzing. De zoekwaarde bevat de (actuele) inschrijftijd in WoningNet, eventueel vermeerderd met een gedeelte van de (oude) waarde die nodig was om in aanmerking te komen voor de huidige sociale huurwoning in een gemeente in de regio.
In het geval van bijvoorbeeld een echtscheiding of een verbroken relatie kan slechts één van de ex-partners aanspraak maken op het deel van de eerder opgebouwde zoekwaarde. Het is aan de ex-partners te bepalen wie de woning ‘ínlevert’ en dus leeg achterlaat en daarom het gedeelte van de eerdere inschrijftijd behoudt.
De zoekwaarde voor woningzoekenden die geen zelfstandige sociale huurwoning (meer) achterlaten en niet-ingezeten woningzoekenden (economisch gebondenen, maatschappelijke gebonden en overige woningzoekenden), bestaat alleen uit de (eigen) inschrijftijd.
Woningzoekenden die in het kader van de Verhuisregeling bij herstructurering in de regio Gooi en Vechtstreek een urgentie hebben toegekend gekregen, behouden de volledige zoekwaarde als zij met de herhuisvestingsurgentie verhuizen ten behoeve van renovatie of sloop van de huidige woning. Ook bij terugkeer van herhuisvestingsurgenten naar de ‘oude’ woonomgeving geldt dat de volledige zoekwaarde behouden blijft.
Woningzoekenden moeten langer zelfstandig blijven wonen in de huidige woning of een beter passende woning. Dat maakt het nodig dat woningen die specifiek bedoeld of toegankelijk zijn voor bijvoorbeeld ouderen, of mensen met een beperking/zorgindicatie met voorrang (en niet uitsluitend) aan die doelgroepen kunnen worden aangeboden. Datzelfde geldt voor woningen met een specifieke zorginfrastructuur. Als er geen woningzoekenden uit de gevraagde doelgroep reageren op de woningaanbieding kan de woning aan de overige woningzoekenden worden aangeboden die gereageerd hebben op de aanbieding.
Dit hoofdstuk maakt het mogelijk dat burgemeester en wethouders aan woningzoekenden een urgentie kunnen toekennen. In dit hoofdstuk worden de procedure voor het indienen van een aanvraag om urgentie, de behandeling van de aanvraag, de uiteindelijke beslissing en de mogelijkheid tot verlenging van de urgentieperiode weergegeven. Daarnaast worden de randvoorwaarden, de urgentiecriteria en bijzondere voorwaarden aangegeven.
Artikel 2.1 Toekenning urgentie.
2.1.1 Woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en woningzoekenden met maatschappelijke binding die mantelzorg ontvangen of verlenen, of,
vergunninghouders (statushouders) als bedoeld in artikel 28 van de wet, hebben op basis van de wet recht op een urgentie. Advies van de urgentiecommissie is voor deze categorieën niet van toepassing, er kan een ‘automatische’ urgentie worden verstrekt. Uitzondering hierop vormen die woningzoekenden binnen de genoemde categorieën die vanwege persoonlijke omstandigheden aangemerkt kunnen worden als een woningzoekende uit de bijzondere maatschappelijke doelgroep en (nog) niet in staat zijn om zelfstandig te huren. Voor deze woningzoekenden kan een urgentie onder voorwaarde van een zorgplan van toepassing zijn, huisvesting volgt (urgent) via directe bemiddeling.
2.2.1 In de regio Gooi en Vechtstreek is al heel veel jaren een ernstige schaarste aan vrijkomende sociale huurwoningen. Gemiddeld komen er jaarlijks 1400-1500 woningen vrij, tegenover meer dan 33.000 geregistreerde woningzoekenden begin 2015. Die schaarste aan vrijkomende sociale huurwoningen is naar verwachting blijvend en zal mogelijk nog verder toenemen. Een woningaanbodsysteem dat in principe toegankelijk is voor iedereen uit de EU landen moet de kansen op een woning zo rechtvaardig mogelijk verdelen. Op grond van persoonlijke omstandigheden is het onder voorwaarden en op grond van daarvoor opgestelde criteria, mogelijk dat er voorrang wordt toegekend aan een woningzoekende. Echter, een dergelijke voorrangspositie moet vanwege de ernstige schaarste aan vrijkomende woningen, wel uiterst beperkt worden toegekend. En op een zodanige manier dat dit verdedigbaar is ten opzichte van andere woningzoekenden.
Een urgentie wordt daarom alleen toegekend als sprake is van een noodsituatie die het (dringend) noodzakelijk maakt dat direct of op zeer korte termijn -uiterlijk binnen drie maanden- een (andere) woning beschikbaar komt. Een en ander ter voorkoming van ernstige schade voor het welzijn van aanvrager, die rechtstreeks het gevolg is van de woonsituatie. Situaties waarin een verhuizing wenselijk, begrijpelijk is of misschien wel nodig, maar niet dringend noodzakelijk is, komen gezien de schaarste en de vele duizenden woningzoekenden, niet in aanmerking voor een voorrangspositie. Daarnaast moet een aanvrager van urgentie aantonen dat er een behoorlijke termijn –op basis van de individuele omstandigheden- is geprobeerd om op eigen kracht een woning toegewezen te krijgen in de gehele regio via WoningNet, gebruik heeft gemaakt van de spoedzoekregeling en/of geprobeerd heeft een tijdelijk onderkomen te vinden.
Een urgentie is niet van toepassing als duidelijk is dat een woningzoekende voor een oplossing van het woonprobleem niet afhankelijk is van een urgentie, als het probleem geen relatie heeft met de woonsituatie of als het probleem niet significant verbeteren zal in een andere woning.
Ook als de woningzoekende voor het indienen van een urgentieaanvraag bij de omstandigheden passende woningen heeft geweigerd, of vanwege woonwensen langer moet wachten dan nodig is, is een urgentie niet van toepassing. Het langer voortduren van een woonprobleem dan nodig is behoort tot de eigen verantwoordelijkheid.
2.2.2 De eigen verantwoordelijkheid van de woningzoekende is belangrijk. Eventueel bij het ontstaan van het probleem en zeker bij het oplossen van het woonprobleem. Die verantwoordelijkheid houdt in dat woningzoekenden vanaf het moment dat duidelijk wordt dat er een woonprobleem kàn ontstaan, alles in het werk moeten stellen om te voorkomen dat dit woonprobleem ook daadwerkelijk ontstaat. Als dat niet lukt dat dan moeten woningzoekenden eerst zelf een (tijdelijke) oplossing (kamers, logeren) zoeken voor het woonprobleem, ook al is dit misschien niet een meest ideale situatie. Daarnaast moeten woningzoekenden, naar het oordeel van de regionale urgentiecommissie, in een redelijke periode voorafgaand aan het woonprobleem, voldoende hebben gereageerd op het woningaanbod om zo te proberen het probleem zelf op te lossen.
2.2.3 Urgentieaanvragers van buiten de regio moeten ook aantonen dat de oplossing van hun woonprobleem uitsluitend in de regio Gooi en Vechtstreek is gelegen. Met andere woorden: niet ingezetenen van de regiogemeenten moeten aantonen dat het woonprobleem werkelijk nergens anders in Nederland opgelost zou kunnen worden.
Het niet voldoen aan de randvoorwaarden betekent in principe dat een urgentie en daarmee ook artikel 2.3 Criteria voor urgentiecriteria niet van toepassing is.
Artikel 2.3 Criteria voor urgentie.
Dit artikel bevat de criteria met bijbehorende voorwaarden waaraan getoetst wordt of sprake is van een noodsituatie die toekenning van een urgentie rechtvaardigt. Die criteria zijn niet uitputtend. De praktijk heeft geleerd dat de criteria over het algemeen toereikend zijn voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een noodsituatie. In uitzonderlijke gevallen is het gegeven kader niet toereikend kan de urgentiecommissie toch adviseren tot verlening van urgentie op basis van de geconstateerde noodsituatie.
Er kunnen ook diverse klachten of problemen zijn die duidelijk een verband hebben met de woonsituatie, zonder dat er sprake hoeft te zijn van een noodsituatie. Een verandering in de woonsituatie zal in deze gevallen in het algemeen leiden tot vermindering van de klachten. Toch zijn deze problemen van een andere orde, omdat hulp op wat langere termijn (dan 3 maanden) geboden kan worden.
Voorbeelden van situaties waarin de praktijk heeft uitgewezen dat toekenning van een urgentie niet gerechtvaardigd is omdat geen sprake is van een noodsituatie zijn onder meer: inwoning/kamerbewoning met of zonder kinderen, de mogelijkheid van tijdelijk onderdak elders, burenruzie of hinder van buren, het werken in onregelmatige diensten, verstoring van relatie of generatieconflicten, bezwaarlijke reisafstand in verband met economische binding, huis te groot of te klein, tuin te bewerkelijk, dichterbij voorzieningen of familie willen wonen, co-ouderschap, problemen met flatbewoning, terugkeer uit het buitenland, het willen laten overkomen van partner en/of kinderen uit het buitenland, heimwee, lang op een woning moeten wachten.
Artikel 2.3.3 Dakloosheid van een ouder met minderjarige kind(eren).
Bij echtscheiding of een verbroken relatie is het uitgangspunt dat de ouder die de dagelijkse zorg van het kind of de kinderen op zich neemt, het gebruik van de voormalige gezamenlijke (sociale huur) woning via de rechter vraagt. Als dat verzoek niet wordt gehonoreerd of de ouder die de kinderen dagelijks verzorgt, kan de huur of hypotheek van de woning aantoonbaar niet zelf (tijdelijk) bekostigen, dan moet in ieder geval het tijdelijk gebruik, dat is zes maanden na inschrijving echtscheidingsvonnis, van de woning gevraagd worden. Er kan in principe geen sprake van dakloosheid van ouders met minderjarige kinderen zijn als één van de ouders beschikt over passende woonruimte om de kinderen (tijdelijk) te huisvesten. Argumenten dat een ouder de kinderen niet kan huisvesten, bijvoorbeeld vanwege een volledige werkweek, doen in het kader van een urgentieaanvraag hieraan niet af. Veel (alleenstaande) werkende ouders zijn immers aangewezen op kinderopvang.
Artikel 2.4 Urgentie onder voorwaarde van een zorgcontract.
Zie ook de gezamenlijke toelichting voor de artikelen 1.1.2, 1.1.3, 1.1.10 en 1.1.39
Een urgentie kan onder voorwaarde van voorwaarde een zorgcontract worden toegekend.
Artikel 2.5 Aanvraag, behandeling en verlening urgentie.
2.5.4 Het beoordelen van aanvragen om urgenties vereist specifieke deskundigheid. Daarom is hier voorgeschreven dat over binnengekomen aanvragen het advies van een onafhankelijke commissie moet worden ingewonnen. De individuele situatie van de aanvrager is uitgangspunt voor de beoordeling van de urgentieaanvraag.
De taak, samenstelling en werkwijze van de commissie worden geregeld in het ‘Reglement op de Regionale urgentiecommissie huisvesting Gooi en Vechtstreek'.
2.5.9 Een urgentie wordt toegekend voor het type woning waarmee naar het oordeel van de urgentiecommissie het woonprobleem kan worden opgelost. Dat type woning is afgestemd op de individuele (medische) problematiek en de samenstelling van de huishouding. Vanwege de schaarste aan vrijkomende woningen en de lange wachttijden die daardoor ontstaan, is een toegekende urgentie uitsluitend bedoeld om de specifieke woonproblematiek van woningzoekenden op te lossen. Het is niet mogelijk om met een toegekende urgentie woonwensen te realiseren of ‘promotie’ te maken in de wooncarrière. Zo geldt bijvoorbeeld dat een urgent woningzoekende, die niet meer over woonruimte beschikt, in principe geholpen is met een flatwoning. Het toegekende woningtype hoeft niet gelijk(waardig) te zijn aan de woningen waarin de woningzoekenden het laatst woonachtig waren. Afhankelijk van het aanbod van vrijkomende woningen kan het toegekende woningtype in soortgelijke omstandigheden verschillen om zodoende de urgent woningzoekenden voldoende kans te bieden om binnen drie maanden een woning te verkrijgen.
HOOFDSTUK 6 Wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad
Beslissen op de aanvraag omzettingsvergunning
Op grond van de Dienstenwet is in principe de lex silencio positivo (paragraaf 4.1.3.3 Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. Alleen indien sprake is van dwingende redenen van algemeen belang, kan deze lex silencio positivo worden uitgesloten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij overwegingen betreffende de volksgezondheid of openbare orde en veiligheid. Voor deze optie is gekozen omdat burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat een omzettingsvergunning invloed kan hebben om de directe leefomgeving van het pand en ook door de aard van het gebruik de openbare orde en veiligheid in het geding kan zijn. Door het uitsluiten van deze paragraaf kan het niet voorkomen dat een omzettingsvergunning van rechtswege is verleend.
Artikel 6.1.2 Vergunningsvereiste onttrekking, samenvoeging en omzetting
Uitgangspunt is dat er een afweging moet plaatsvinden tussen drie belangen. Het aanvragerbelang (het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang) versus het volkshuisvestelijk belang (het belang van behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad) en de leefbaarheid (het belang van het beschermen van de leefbaarheid van het woon-en leefmilieu in een complex, straat of buurt).
Artikel 6.1.7 Criteria voor vergunningverlening
Zelfstandige woonruimten mogen niet zonder vergunning van burgemeester en wethouders worden omgezet in onzelfstandige woonruimten. Een zelfstandige woonruimte is een volledige woonvoorziening, terwijl bij een onzelfstandige woonruimte er gemeenschappelijk gebruik van basisvoorzieningen als toilet etc. bestaat. Kenmerkend voor een onzelfstandige woonruimte is dat het niet over een eigen toegang beschikt. Voor een toelichting over deze begrippen wordt verwezen naar de begrippenlijst.
Net als bij splitsing dienen burgemeester en wethouders het belang dat de aanvrager heeft af te wegen tegen het behoud van de woonruimtevoorraad. Een weigeringsgrond is als er strijd is met het bestemmingsplan. Er mag van de vergunning slechts gebruik gemaakt worden na verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De aanvraag wordt mede aangemerkt als een verzoek om zodanige omgevingsvergunning. Andere weigeringsgronden bij vergunningverlening is mogelijke aantasting van het woon- en leefmilieu in een complex, straat of buurt. Onder woon- en leefmilieu wordt onder andere verstaan, de situatie ten aanzien van gevoelens van (on)veiligheid, onderhoud van woningen en woonomgeving, parkeerdruk, sociale samenhang. Voor jurisprudentie betreffende de aantasting van het woon- en leefmilieu (ontoelaatbare inbreuk) wordt verwezen naar een uitspraak van de raad van state op 22 november 2006 (kenmerk 200600355/1)"
Artikel 6.1.9 Intrekken van een omzettingsvergunning
Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid een al verstrekte vergunning in te trekken. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht zal de houder van de vergunning in een dergelijk geval wel van dit voornemen in kennis gesteld moeten worden en in de gelegenheid te worden gesteld om een zienswijze tegen het voorgenomen besluit kenbaar te maken.
Artikel 6.2.2 Vergunningvereiste splitsing
Op het hele grondgebied van de gemeente is voor gebouwen, waarin gewoond wordt, een splitsingsvergunning voorgeschreven. Geen splitsingsvergunning is vereist voor het splitsen van andere gebouwen. Splitsing is vooral een juridische ingreep. Zo kan bijvoorbeeld het eigendomsrecht van een verhuurder op een appartementsgebouw worden gesplitst in appartementsrechten. Gevolg is dat iedere “flat” juridisch gesproken voorwerp van een appartementsrecht wordt en daardoor zelfstandig verhandelbaar. Op het moment van splitsing gebeurt er fysiek helemaal niets; de oorspronkelijke eigenaar wordt nu rechthebbende op een verzameling appartementsrechten.
Artikel 6 .2.4 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
In dit artikel wordt aangegeven op welke gronden een vergunning kan worden geweigerd. In de eerste plaats zullen burgemeester en wethouders afwegen of het wenselijk is door splitsing de mogelijkheid te scheppen dat woningen aan de huurvoorraad worden onttrokken. Splitsing maakt de verhandeling van losse appartementen mogelijk; daarmee is dan tevens de mogelijkheid gecreëerd om huurwoningen om te zetten in koopwoningen. Een andere belangrijke weigeringsgrond ligt in de staat van onderhoud van het te splitsen gebouw. Een gebouw mag slechts worden gesplitst als het op moment van aanvraag van de vergunning bouwkundig en uit onderhoudsoogpunt aan redelijkerwijs te stellen eisen voldoet. Bovendien is er een andere weigeringsgrond. Een weigeringsgrond is als er strijd is met het bestemmingsplan. Er mag van de vergunning slechts gebruik gemaakt worden na verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De aanvraag wordt mede aangemerkt als een verzoek om zodanige omgevingsvergunning.
Artikel 7. 4 Bestuurlijke boete
Het staat de gemeente vrij de hoogte van de boete te bepalen, mits het wettelijke maximumbedrag van € 18.500,--niet wordt overschreden. De gemeente hanteert dit maximum. De hoogte wordt als volgt bepaald:
Van recedive is sprake wanneer na het opleggen van een bestuurlijke boete voor een overtreding wordt vastgesteld dat de overtreder opnieuw dezelfde overtreding begaat in het hetzelfde of in een ander pand. Als recedivetermijn geldt twee jaar (na de datum van de eerdere overtreding). Een overtreding die na deze termijn wordt herhaald geldt als eerste overtreding.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-231613.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.